• No results found

DEPARTEMENT OMGEVING. Dossiernummer : OMV_ DE AANVRAAG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DEPARTEMENT OMGEVING. Dossiernummer : OMV_ DE AANVRAAG"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DEPARTEMENT OMGEVING

Vlaamse overheid

Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -Projecten Dirk Boutsgebouw

Diestsepoort 6 bus 91 3000 LEUVEN T 016 66 60 40

www.omgeving.vlaanderen.be

BESLUIT VAN DE GEWESTELIJK OMGEVINGSAMBTENAAR TOT VERLENING VAN EEN OMGEVINGSVERGUNNING VOOR DE AANLEG VAN TURBOROTONDES OP HET KRUISPUNT X21/N26/27GELEGEN TE KAMPENHOUT

Dossiernummer : OMV_2020158147 DE AANVRAAG

De aanvraag ingediend door Kenneth Vanhoenacker namens het Agentschap Wegen en Verkeer met als adres Diestsepoort 6 bus 81 te 3000 Leuven en werd per beveiligde zending verzonden op 08/12/2020.

Deze aanvraag werd ontvangen op 08/12/2020.

De aanvraag werd onderzocht, rekening houdend met de terzake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (hierna VCRO) en hun uitvoeringsbesluiten.

De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 14/12/2020.

De aanvraag heeft betrekking op een openbaar domein, gesitueerd op het loket als volgt:

(2)

De aanvraag voorziet de aanleg van turborotondes op beide kruispunten; op het omgevingsloket aangegeven als volgt:

Planaanduiding Stedenbouwkundige

handeling (+ type) Beknopte beschrijving Verbouwen / Wijzigen

Infrastructuur Infrastructuur

Infrastructuur verharding gewestweg

De aanvraag valt onder punt 1 van de lijst van de Vlaamse projecten vastgesteld in toepassing van artikel 2 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning: “1° aanvragen door of in opdracht van publiekrechtelijke rechtspersonen met betrekking tot autosnelwegen en gewestwegen, met inbegrip van bruggen over en tunnels onder die wegen, met uitzondering van : a) aanvragen die louter strekken tot het vellen van bomen langs die wegen;

b) aanvragen die louter betrekking hebben op dienstenzones langs autosnelwegen;”

DE PLANOLOGISCHE LIGGING EN DE BESCHRIJVING VAN DE OMGEVING

Basisgegevens uit de plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen met betrekking tot de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

Ligging volgens de plannen van aanleg + bijhorende voorschriften

De aanvraag, volledig gelegen binnen het openbaar domein in beheer van AWV, is volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (KB 07/03/1977) gelegen in bestaande hoofdverkeerswegen

Art. 4.8.3.1 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing

(3)

van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen geeft hieromtrent geen nadere stedenbouwkundige voorschriften.

Ligging volgens het uitvoeringsplan + bijhorende voorschriften

Een deel van de aanvraag is gelegen binnen het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) “Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas”, goedgekeurd bij MB van 22/09/2015 in “indicatieve openbare wegenis”

Artikel 4 van de stedenbouwkundige voorschriften van dit PRUP bepaalt:

§1 Bestemming De tracés zijn bestemd voor de aanleg en onderhoud van openbare wegenis. Deze wegen moeten op de aangeduide assen ingeplant worden met een maximaal mogelijke afwijking van 10 m langs weerzijden van de as. De breedte van de te ontwerpen verkeersinfrastructuur (nieuwe rooilijn tot nieuwe rooilijn) moet minimaal 6 m bedragen.

§2 Inrichting en beheer Toegelaten handelingen en activiteiten zijn: aanleggen of herstellen van openbare wegenis, aanhorigheden, nutsvoorzieningen, groenaanleg, wateropvang en straatmeubilair.y

Er zijn geen andere ruimtelijke uitvoeringsplannen van toepassing.

Ligging volgens verkaveling

De aanvraag is niet gelegen binnen een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling.

Bepaling van het plan dat van toepassing is op de aanvraag

Art. 7.4.5. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening stelt dat de voorschriften van de ruimtelijke uitvoeringsplannen, voor het grondgebied waarop ze betrekking hebben, de voorschriften van de plannen van aanleg vervangen, tenzij het ruimtelijk uitvoeringsplan het uitdrukkelijk anders bepaalt.

(4)

De aanvraag dient bijgevolg beoordeeld te worden aan de hand van de stedenbouwkundige voorschriften van:

- het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoeringsplan “Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas” voor de delen van de aanvraag die hierin gelegen zijn,

- voor het overige aan het gewestplan.

De aanvraag is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften.

Afwijkingen van stedenbouwkundige voorschriften Niet van toepassing.

VOORSCHRIFTENDIE VOLGEN UIT VERORDENINGEN

De volgende verordeningen zijn van toepassing:

- de gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater dd. 5/7/2013;

- de provinciale verordening mbt. de verhardingen dd. 12/9/2014.

De aanvraag voldoet aan deze verordeningen.

ANDERE ZONERINGSGEGEVENS

De aanvraag is niet gelegen binnen of grenst niet aan Habitatrichtlijngebied, Vogelrichtlijngebied of VEN- gebied.

De aanvraag is gelegen nabij het Kanaal Leuven-Dijle.:

De aanvraag is gelegen boven het beschermd stads- of dorpsgezicht: “sluis, sluiswachterswoning en omgeving” dd. 19-03-1997:

(5)

OPENBAAR ONDERZOEK/RAADPLEGING AANPALENDE EIGENAAR

Deze aanvraag wordt behandeld overeenkomstig de vereenvoudigde procedure in toepassing van artikel 13 van het omgevingsbesluit is er geen openbaar onderzoek nodig.

ADVIEZEN

Op 14/12/2020 heb ik advies gevraagd aan:

- het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Kampenhout;

- de vlaamse waterweg - onroerend erfgoed.

Er werden geen adviezen op het omgevingsloket opgeladen.

Artikel 26 van het decreet betreffende de omgevingsvergunning bepaalt dat “Als geen advies wordt uitgebracht binnen de vastgestelde termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.”

Archeologienota

Gelet dat het decreet betreffende het onroerend erfgoed van 12 juli 2013 als volgt bepaalt dat een archeologienota dient toegevoegd te worden bij aanvragen tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.

Artikel 5.4.1.

Voorafgaand aan het aanvragen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen moet een archeologienota zoals vermeld in artikel 5.4.8 en artikel 5.4.12 opgesteld engemeld worden in volgende situaties:

1° aanvragen met betrekking tot percelen die gelegen zijn in een voorlopig of definitief beschermde archeologische site;

2° aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de vergunningsplichtigeingreep in de bodem 100 m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 300 m² of meer bedraagt en waarbij de betrokken percelen

(6)

geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones;

3° aanvragen waarbij de totale oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem 1000 m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de vergunning betrekking heeft 3000 m² of meer bedraagt en waarbij de percelen volledig gelegen zijn buiten archeologische zones, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones.

Voor de toepassing van dit artikel op terreinen zonder kadastraal nummer geldt de totale oppervlakte van de hele werf van het te vergunnen werk.

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt van die verplichting vrijgesteld:

1° indien de aanvraag volledig betrekking heeft op een gebied waar geen archeologisch erfgoed te verwachten valt, zoals vastgesteld door de Vlaamse Regering;

2° indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden aan bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden binnen een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones, waarbij de oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem buiten het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden minder dan 100 m² beslaat;

3° indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden aan bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden buiten een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones en buiten een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, waarbij de oppervlakte van de vergunningsplichtigeingreep in de bodem buiten het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden minder dan 1000 m² beslaat, wanneer de lijninfrastructuur waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd meer dan 1000 meter bedraagt;

4° indien de aanvrager een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon is, de totale oppervlakte van de vergunningsplichtige ingreep in de bodem minder dan 5000 m² beslaat, en de betrokken percelen volledig gelegen zijn buiten woongebied of recreatiegebied en buiten archeologische zones opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones en buiten beschermde archeologische sites;

5° indien de handelingen louter betrekking hebben op verbouwingswerken of vernieuwbouw, zonder bijkomende vergunningsplichtige ingreep in de bodem;

6° indien de handelingen louter betrekking hebben op de regularisatie van vergunningsplichtige projecten, overeenkomstig artikel 81 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en alle vergunningsplichtige ingrepen in de bodem al zijn uitgevoerd;

7° indien de stedenbouwkundige aanvraag kadert in verbeterd bodembeheer en uitsluitend betrekking heeft op een reliëfwijziging in agrarisch gebied, niet gelegen in een archeologische zone zoals opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones of een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, als gevolg van een afgraving van teelaarde tot 40 cm en de latere toevoeging met dezelfde teelaarde.

8° indien de aanvraag betrekking heeft op werkzaamheden binnen het gabarit van bestaande lijninfrastructuur en haar aanhorigheden;

9° indien de aanvraag geheel betrekking heeft op percelen binnen het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente waarvoor de gemeenteraad in een gemeentelijk reglement een vrijstelling heeft voorzien en de aanvraag geen betrekking heeft op beschermde goederen of op percelen die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in een archeologische zone, opgenomen in de vastgestelde inventaris van archeologische zones. De vrijstellingen in het gemeentelijk reglement zijn gebaseerd op onderzoek naar de archeologische situatie in de betrokken gemeente door een erkende archeoloog in dienst van de erkende

(7)

onroerenderfgoedgemeente en hebben betrekking op percelen met een oppervlakte van 5000 m² of minder.

De Vlaamse Regering kan de nadere regels voor deze vrijstellingen bepalen.

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen kan een archeologienota waarvan al akte is genomen indienen als de aanvraag betrekking heeft op hetzelfde perceel of dezelfde percelen en als de ingreep in de bodem van de te vergunnen werken overeenkomt met de ingreep in de bodem van de vergunningsplichtigewerkzaamheden die in dearcheologienota waarvan akte is genomenzijn omschreven. Als er in de archeologienota een archeologische opgraving werd opgelegd, moet deze zijn uitgevoerd en moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd. In het geval dat er gebruik is gemaakt van onderafdeling 7 van deze afdeling, moet de nota waarvan akte is genomen zijn uitgevoerd. Als er in de nota een archeologische opgraving wordt opgelegd, moet daarover een archeologierapport aan het agentschap zijn bezorgd.

Artikel 5.4.4.

De verlener van de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen of voor het verkavelen van gronden neemt, behoudens in de gevallen omschreven in artikel 5.4.1, derde lid, enartikel 5.4.2, vierde en vijfde lid, het naleven van de archeologienota waarvan akte is genomen en van dit decreet op als voorwaarde in de vergunning. De werken in de archeologienota waarvan akte is genomen overeenkomstig artikel 5.4.9 en in de nota waarvan akte is genomen overeenkomstig artikel 5.4.17 worden geacht te zijn vergund.

Doordat het project valt binnen het gabarit van de bestaande lijninfrastructuur is er geen archeologienota nodig.

VERPLICHTINGEN VANUIT EUROPESE REGELGEVING Milieueffectrapportage

De aanvraag heeft betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III van het project- m.e.r.-besluit, meer bepaald: “categorie 10 e) - aanleg van wegen” .

Bijgevolg moet een project-m.e.r.-screening gebeuren. Deze screening is opgenomen in de aanvraag.

De aanvraag werd daarom op datum 14 december 2020 getoetst aan de criteria van bijlage II van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM) als volgt:

Effecten mobiliteit:

Het betreft een omvorming van twee tweevaksrotondes naar turborotondes. Hierdoor wordt een meer optimale verkeersafwikkeling worden bekomen. Door deze aanpassing wordt geen bijkomend verkeer verwacht.

Bijkomend zullen potentiële conflictpunten op de rotondes sterk verminderen doordat voertuigen niet meer dienen te wisselen op de rotonde zoals ook vermeld in de CROW. Wat leidt tot een betere verkeersveiligheid.

Bij een tweevaksrotonde wordt momenteel de capaciteit onderbenut doordat mensen dit tweede baanvak meestal onbenut laten. Door een turbo rotonde aan te leggen, zal het verkeer beter verdeeld worden over de twee baanvakken

Effecten op het watersysteem:

(8)

Het betreft een lokale aanpassing van de bovenbouw van de weg waarbij netto 115 m² extra verharding wordt gecreëerd. Deze toevoeging is gering ten opzichte van de 5515,0 m² dat reeds de dag van vandaag aanwezig is.

Effect luchtkwaliteit:

Zoals eerder vermeld zal zoveel mogelijk worden ingezet op modern materieel tijdens de aanlegfase om zoveel mogelijk uitstoot en geurhinder van de werf te verminderen.

Voor de exploitatiefase wordt geen aanzienlijke verandering verwacht in het

verkeersintensiteiten. Echter door de betere capaciteitsbenutting, zullen de wachttijden voor de rotonde afnemen, deze verkorting van de wachttijd heeft mogelijk ook een positief effect op de luchtkwaliteit in de omgeving.

Effect geluid en trillingen:

Het mogelijke geluid en trillingen tijdens aanlegfase zijn eerder van tijdelijke aard. Hierbij zal ook zoals eerder aangehaald zoveel mogelijk worden ingezet op modern materieel.

Tijdens exploitatiefase wordt geen verandering van verkeer verwacht waardoor geen bijkomende extra geluid of trillingshinder zal ontstaan.

Effect licht of straling:

De effecten tijdens aanlegfase zijn eerder van tijdelijke aard. Aangezien er reeds de dag van vandaag verlichting aanwezig is wordt geen bijkomende invloed op fauna en flora verwacht.

Er werd geoordeeld dat in het licht van de kenmerken van het project, de plaatselijke omstandigheden en de kenmerken van zijn potentiële effecten er geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zijn zodat bijgevolg het project niet MER-plichtig is.

Decretale beoordelingsgronden zoals opgenomen in de artikels 4.3.1 tot en met 4.3.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

Watertoets

Overeenkomstig artikel 1.3.1.1 van het decreet van 18 juli 2003 gecoördineerd op 15 juni 2018 betreffende het integraal waterbeleid dient de aanvraag onderworpen te worden aan de watertoets. Het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 (BS 31 oktober 2006) en latere wijzigingen stelt nadere regels vast voor de toepassing van de watertoets.

De aanvraag heeft beperkte plaatselijke ingrepen aan de bestaande infrastructuur op openbaar domein.

Er worden geen ondergrondse werken aan de rotonde complexen. Inzake verhardingen:

- Turborotonde Mechelen (Noordelijk): het verschil tussen de bestaande verharde oppervlakte ( 2.920 m²) en de ontworpen verharde oppervlakte ( 2.965 m²) betekent een toename van ongeveer 45 m² - Turborotonde Leuven (Zuidelijk): het verschil tussen de bestaande verharde oppervlakte ( 2.595 m²)

en de ontworpen verharde oppervlakte ( 2.665 m²) betekent een toename van ongeveer 70 m².

In bestaande toestand ligt er reeds een verharding van ongeveer 5515 m². In de ontworpen toestand ligt een verharding van ongeveer 5630 m². Netto komt dit echter neer op een bijkomende verharding van ongeveer 115 m².

Rekening houdend met deze gegevens en er wordt redelijkerwijze geoordeeld dat de ingrepen aan de bestaande infrastructuur beperkt zijn en geen bijkomende buffering vereisen mede ook doordat het verharding op de openbare weg betreft. 7

(9)

De vlaamse waterweg bracht een (stilzwijgend) gunstig advies uit. Bovendien zijn de werken gelegen boven het waterpeil van het kanaal Leuven-Dijle. Bovendien voldoet de aanvraag aan de gewestelijke en provinciale verordeningen.

De aanvraag werd getoetst aan het watersysteem, aan de doelstellingen van artikel 1.2.2 van het decreet integraal waterbeleid, en aan de bindende bepalingen van het bekkenbeheerplan. Hieruit besluitend kan gesteld worden dat de aanvraag de watertoets doorstaat.

Decretale beoordelingselementen zoals opgenomen in de artikels 4.3.5 tot en met 4.3.8 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

De aanvraag werd getoetst aan de decretale beoordelingselementen van artikel 4.3.5. tot en met artikel 4.3.8.van deVCRO. Hieruit volgt dat deze artikels geen weigeringsgrond vormen.

Beoordeling van de goede ruimtelijke ordening

De beoordeling van de goede ruimtelijke ordening– als uitvoering van art. 1.1.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening gericht op een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en met oog voor de ruimtelijke draagkracht, de gevolgen voor het leefmilieu en de culturele, economische, esthetische en sociale gevolgen.

Bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag van een omgevingsvergunning met de goede plaatselijke ordening dient in de eerste plaats rekening te worden gehouden met de ordening in de onmiddellijke omgeving. Al naar gelang de aard en de omvang van de ontworpen constructie kan ook rekening worden gehouden met de ordening in de ruimere omgeving. Die laatste is daarbij uiteraard minder doorslaggevend en mag er alleszins niet toe leiden dat de ordening in de onmiddellijke omgeving, die de plaatselijke aanleg het meest bepaalt, buiten beschouwing wordt gelaten.

De opvatting over de goede ruimtelijke ordening van een gebied moet een zekere continuïteit vertonen;

het is derhalve dan ook van belang rekening te houden met voordien gegeven vergunningen of weigeringen en de vergunningverlenende overheid mag deze niet als onbestaande beschouwen. Om de rechtszekerheid te waarborgen is het opportuun de reeds jaren gehanteerde visie te handhaven.

Ruimtelijke afweging aan de hand van de criteria:

- functionele inpasbaarheid:

Het huidig project omvat het heraanleggen van de twee bestaande rotondes binnen bestaand openbaar domein.

(10)

De aanvraag voorziet een omzetting van deze twee rotondes in turborotondes om zo een meer efficiënte en een veiligere verkeersafwikkeling te krijgen van het doorgaand verkeer. De veiligere verkeersafwikkeling wordt bekomen doordat op de rotonde geen wisseling meer nodig is van rijvak.

Bijhorend wordt de cvapaciteit bij een tweevaksrotonde vaak onderbenut. Door het omzetten naar een turborotonde zal deze capaciteit beter benut worden.

De aanvraag is bijgevolg functioneel inpasbaar.

- schaal, ruimtegebruik en bouwdichtheid:

Zoals hoger aangegeven wordt er netto een bijkomende verharding voorzien van ongeveer 115 m²:

in bestaande toestand ligt er reeds een verharding van ongeveer 5515 m². In de ontworpen toestand ligt een verharding van ongeveer 5630 m².

Er zijn aan het project geen ondergrondse werken.

De bestaande fiets- en voetgangersinfrastructuur langsheen het gewestdomein blijft ongewijzigd.

- visueel-vormelijke elementen, landschappelijke inpassing:

Er wordt voor beide kruispunten eenzelfde vormgeving (turborotonde) voorgesteld. De turborotondes worden aangelegd in asfalt, een materiaal aansluitend bij de omliggende wegeninfrastructuur.

- cultuurhistorische aspecten:

Door de ligging en de aard van de werken wordt geen schade toegebracht aan het beschermd stads- of dorpsgezicht: “sluis, sluiswachterswoning en omgeving”

- bodemreliëf

er worden geen aanmerkelijke reliëfwijzigingen voorzien.

ALGEMENE CONCLUSIE

De aanvraag is verenigbaar met de stedenbouwkundige voorschriften en de goede ruimtelijke ordening;

(11)

BESLUIT

Art 1. §1 Aan Kenneth Vanhoenacker namens het Agentschap Wegen en Verkeer, met als adres Diestsepoort 6 bus 81 te 3000 Leuven, wordt de vergunning verleend voor de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen voor de bouw van turborotondes gelegen X21/N26/27 te Kampenhout, gesitueerd op het loket als volgt:

en omvattende volgend planelement:

Planaanduiding Stedenbouwkundige

handeling (+ type) Beknopte beschrijving Verbouwen / Wijzigen

Infrastructuur Infrastructuur

Infrastructuur verharding gewestweg

Art. 2 De plannen en het aanvraagdossier waarop dit besluit gebaseerd zijn, maken er integraal deel van uit.

Art. 3 De omgevingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur.

Art. 4 De omgevingsvergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden:

Nihil.

Art.5 § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

(12)

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen drie jaar na de aanvang van de vergunde stedenbouwkundige handelingen;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee of drie jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase.

Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan.

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Art. 6 De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 5, worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 5, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 5, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50,

§ 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee of drie jaar, vermeld in artikel 5, worden geschorst zolang een bekrachtigd

(13)

bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Art 7 U kan tegen deze beslissing een verzoekschrift tot schorsing en/of vernietiging indienen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen op het volgende adres:

Raad voor Vergunningsbetwistingen p/a Dienst van de Bestuursrechtscolleges Koning Albert II-laan 35 bus 81

1030 Brussel

U doet dit op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending (dit is per aangetekende brief of door neerlegging ter griffie) binnen een vervaltermijn van 45 dagen die ingaat de dag na de betekening van deze beslissing.

Het verzoekschrift wordt in vijfvoud ingediend, namelijk één origineel en vier afschriften (fotokopies of een digitale kopie). Gelijktijdig met de indiening van het verzoekschrift stuurt u een afschrift van het verzoekschrift ter informatie aan de verwerende partij (dit is de overheid die de beslissing genomen heeft).

U bent een rolrecht verschuldigd van

- 200 euro bij het indienen van een verzoekschrift tot vernietiging

- 100 euro bij het indienen van een verzoekschrift tot schorsing of tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid.

U betaalt het rolrecht binnen een termijn van 15 dagen, die ingaat de dag na deze van de betekening van het verzoek daartoe door de griffier van de Raad. Als het bedrag niet binnen de termijn van 15 dagen is gestort wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Meer info

De procedure voor de Raad van Vergunningsbetwistingen wordt geregeld in

het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse Bestuursrechtscolleges.

Meer info vindt u op de website van de Raad voor Vergunningbetwistingen.()

Een afschrift van dit besluit wordt gezonden aan:

- het college van burgemeester en schepenen van Kampenhout, - De Vlaamse Waterweg nv

- Onroerend Erfgoed - Leuven

De gewestelijke omgevingsambtenaar,

Roland Nackaerts (Signature)

Digitaal ondertekend door Roland

Nackaerts (Signature) Datum: 2021.01.22 13:56:51 +01'00'

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat

De volgende uitgangspunten moeten in het PvE worden vastgelegd:. a) het doel van de brandmeldinstallatie;. b) de omvang van de brandmeldinstallatie;. c) de prestatie-eis voor

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een

Als de overnemer nog niet erkend is als mestvoerder, moet hij het formulier Eerste aanvraag van de erkenning als mestvoerder indienen bij de

Als u vragen hebt over de manier waarop we uw gegevens verwerken en waarop u uw rechten kunt uitoefenen, kunt u contact opnemen met de functionaris voor gegevensbescherming van de

9° indien de aanvraag geheel betrekking heeft op percelen binnen het grondgebied van een erkende onroerenderfgoedgemeente waarvoor de gemeenteraad in een gemeentelijk reglement

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een

Overwegende dat geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van de verbinding van installaties gelegen achter verschillende toegangspunten, dat de rechten van de afnemer