ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 574
NOTA
Fietssnelweg E40
Zaventem Fase 2 (Vlaams- Brabant)
Programma van Maatregelen:
Proefsleuvenonderzoek Metaaldetectie
KATRIEN VAN DEN BERGHE JANSSENS DAVID
KATRIEN VAN DEN BERGHE
Colofon
Uitgever ADEDE bvba
Jaar van uitgave 2020 Plaats van uitgave Gent
Redactie David Janssens
ISSN 2033-6810
Omslagfoto ADEDE bvba
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ADEDE bvba.
Pagina - 3 -
1 Gemotiveerd advies
In opdracht van De Werkvennootschap heeft ADEDE in april/mei 2020 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te Zaventem. Het onderzoek werd uitgevoerd naar aanleiding van de aanleg van een fietssnelweg langs de E40. Dit zal gepaard gaan met een groot volume aan afgravingen en ook enkele ophogingen. In 2018 werd binnen het plangebied een bureauonderzoek en landschappelijk booronderzoek uitgevoerd waarbij op basis van de resultaten van dit onderzoek vervolgonderzoek met ingreep in de bodem in de vorm van proefsleuven geadviseerd werd, met extra aandacht voor metaaldetectie, ten einde het archeologische potentieel van de site te waarderen en te verfijnen.
Aangezien het westelijke uiteinde van het projectgebied ontoegankelijk was op het moment van het eerste proefsleuvenonderzoek, Werd dit gebied onderzocht eind mei ten einde een volledig beeld van het onderzoeksgebied te verkrijgen.
Het archeologisch vooronderzoek van fase 2 met ingreep in de bodem door middel van proefsleuven heeft duidelijkheid verschaft omtrent de aan- en/of afwezigheid van archeologische sporen binnen het onderzoeksgebied. Er is voldoende kennis verzameld wat betreft dit onderzoeksgebied om tot gefundeerde uitspraken te kunnen komen.
De resultaten van het uitgevoerde veldwerk tonen dat de bodemopbouw in het westelijke deel van het projectgebied geroerd en afgetopt is, hier werden dan ook geen archeologische sporen aangetroffen. Ook uit de metaaldetectie kwam geen relevant archeologisch materiaal naar voren, het betrof hier enkel recent afval- en bouwmateriaal.
Gelet op de hoge graad van verstoring van het terrein en het ontbreken van antropogene sporen, lijkt verder archeologisch onderzoek binnen fase 2 weinig opportuun en zal dit niet leiden tot enige kennisvermeerdering. Verder onderzoek zou zodus geen archeologische meerwaarde kennen en ook vanuit kostenbatenperspectief niet te verantwoorden zijn. Bijgevolg acht ADEDE bvba voor dit onderzoeksgebied verder onderzoek niet noodzakelijk en wordt een vrijgave geadviseerd voor de zone van fase 2 en bijgevolg het volledige projectgebied1.
Binnen het verslag van resultaten en in bovenstaand gemotiveerd advies werd aangetoond dat het potentieel op waardevolle kenniswinst ontbreekt bij de uitvoer van verder archeologische vervolgonderzoek. Volgens artikel 5.2 van de Code van Goede Praktijk is verder (voor)onderzoek dan ook niet aangewezen. Verdere maatregelen inzake archeologisch onderzoek worden dan ook –
1 Vrijgave werd reeds geadviseerd voor fase 1
Pagina - 4 -
conform de Code van Goede Praktijk – niet voorgesteld. Een programma van maatregelen is bijgevolg niet van toepassing.
Dit advies ontslaat de opdrachtgever, noch de aannemer van de geplande werken, niet van zijn verplichting om tijdens het uitvoeren van de geplande werken steeds rekening te houden met de wettelijke archeologische meldingsplicht. Eventuele toevalvondsten dienen steeds gemeld te worden aan het agentschap Onroerend Erfgoed.
Pagina - 3 -
1. Programma van Maatregelen
Aangezien verder onderzoek als niet noodzakelijk geacht wordt is een Programma van Maatregelen niet van toepassing.
Bovenstaand advies ontslaat de opdrachtgever, noch de aannemer van de geplande werken, niet van zijn verplichting om tijdens het uitvoeren van de geplande werken steeds rekening te houden met de wettelijke archeologische meldingsplicht. Eventuele toevalvondsten dienen steeds gemeld te worden aan het agentschap Onroerend Erfgoed.