• No results found

ARCHEOLOGISCHE EVALUATIE VAN HET BODEMARCHIEF AAN DE BELGICASTRAAT TE ZAVENTEM (VLAAMS-BRABANT)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ARCHEOLOGISCHE EVALUATIE VAN HET BODEMARCHIEF AAN DE BELGICASTRAAT TE ZAVENTEM (VLAAMS-BRABANT)"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rapport opgemaakt door: Veerle Caelen

Kontichsesteenweg 38 2630 Aartselaar

september - oktober 2017 Dossiernr. 22662.R.01

A RCHEOLOGISCHE E VALUATIE VAN HET

B ODEMARCHIEF AAN DE B ELGICASTRAAT TE

Z AVENTEM (V LAAMS - BRABANT )

V ERSLAG VAN RESULTATEN

ABO Archeologische Rapporten 528

(2)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 2

C OLOFON

Titel

ARCHEOLOGISCHE EVALUATIE VAN HET BODEMARCHIEF AAN DE BELGICASTRAAT TE ZAVENTEM (VLAAMS-BRABANT)

Auteurs

Veerle Caelen Projectnummer

- 22662 (intern)

- 2017I275 (Agentschap Onroerend Erfgoed) Plaats en Datum

Aartselaar, september - oktober2017 Reeks en nummer

ABO archeologische rapporten 528 ISSN 2406-3940

(3)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 3

R APPORTFICHE

Template

Versies

Versie Datum Status

v0 02/10/2017 Interne draft

v1 03/10/2017 Externe draft / definitieve versie

v2 05/10/2017 Definitieve versie

Projectteam

Functie Naam

Projectleider Anouk Van der Kelen

Business Unit Manager Toon Moeskops

Kwaliteitscontrole Anouk Van der Kelen

Director Didier Reyns / Patrick Hambach

(4)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 4

I NHOUD

DEEL 2 Verslag van Resultaten ...7

1 Inleiding (beschrijvend gedeelte) ...7

1.1 Thesaurus ...7

1.2 Administratieve gegevens ...7

1.3 Doel van het onderzoek ...7

1.4 Aanleiding van het onderzoek ...8

1.5 Afbakening onderzoeksgebied ...8

1.6 Onderzoeksstrategie ... 10

2 Aard van de bedreiging ... 11

2.1 Huidige situatie ... 11

2.2 Toekomstige situatie ... 14

3 Assessmentrapport: Landschappelijke analyse ... 22

3.1 Topografische situering ... 22

3.2 Bodemkundige situering ... 26

4 Assessmentrapport: archeologische voorkennis ... 31

4.1 Historische situering ... 32

4.2 Inventarissen onroerend erfgoed ... 33

4.3 Cartografische bronnen ... 38

Recente landschapsveranderingen ... 44

5 Besluit ... 47

5.1 Interpretatie en datering... 47

5.2 Inschatting potentieel tot kennisvermeerdering ... 47

5.3 Samenvatting ... 49

6 Kwaliteitscontrole en ondertekening ... 51

7 Bibliografie ... 51

7.1 Literaire bronnen ... 51

(5)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 5

L IJST VAN FIGUREN

Figuur 1: Luchtfoto (middenschalige winteropnamen, kleur, 2016) met aanduiding van het

onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)... 9

Figuur 2: GRB met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 9

Figuur 3: Kadasterplan met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: CadGIS 2017) ... 10

Figuur 4: Orthofoto (Kleinschalige zomeropnamen, kleur, 1979-1990). ... 11

Figuur 5: orthofoto (middenschalige winteropnamen, kleur, 2000-2003) met de aangevoerde gronden op het noordelijke deel van het onderzoeksgebied (bron: Geopunt 2017). ... 12

Figuur 6: Orthofotomozaiek (middenschalige winteropnamen, kleur, 2017) met aanduiding van het onderzoeksgebied (bron: Geopunt 2017). ... 12

Figuur 7: Foto genomen vanaf de westzijde van het onderzoeksgebied. Er is een duidelijke overgang tussen de opgehoogde gronden in het noorden (links op de foto) en de lager gelegen gronden (rechts op de foto) zichtbaar (bron: ABO, Veerle Caelen 29/9/2017)... 13

Figuur 8: Inplantingsplan met aanduiding van de nieuwe bebouwing en verhardingen (bron: Opdrachtgever 2017). ... 15

Figuur 9: Grondplan van het gelijkvloers van de geplande bebouwing (bron: Opdrachtgever 2017) ... 17

Figuur 10: Grondplan verdieping -1 (bron: Opdrachtgever 2017). ... 18

Figuur 11: Grondplan verdieping -2 (bron: Opdrachtgever 2017). ... 19

Figuur 12: Doorsnede W-O (bron: Opdrachtgever 2017). ... 20

Figuur 13: Doorsnede N-Z (bron: Opdrachtgever 2017). ... 20

Figuur 14: Bestaande en nieuwe terreinprofiel (bron: Opdrachtgever 2017). ... 20

Figuur 15: Uittreksel van de topografische kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: NGI 2017). ... 22

Figuur 16: Orthofoto 2016 (middenschalige winteropnamen, kleur) met aanduiding van het onderzoeksgebied, hoogteprofielen en de locatie van de hoogteprofielen (bron: Geopunt 2017). ... 23

Figuur 17: Orthofoto uit 2000-2003 met een zichtbare ophoging die correspondeerd met een plotse reliëfwijziging in het hoogteprofiel (bron: Geopunt 2017). ... 24

Figuur 18: DTM (1m) met aanduiding van het tracé en terrein voor grondverbetering (blauw): overzicht (boven) en detail (onder). (Bron: Geopunt 2017) ... 25

Figuur 19: Hillshade (5m) met aanduiding van het tracé (blauw) (bron: Geopunt 2017) ... 25

Figuur 20: Gedigitaliseerde bodemkaart (1:20.000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 26

Figuur 21: Gedigitaliseerde Quartairgeologische kaart (1:50.000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: DOV 2017) ... 27

Figuur 22: Gedigitaliseerde Tertairgeologische kaart (1:50.000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)... 28

Figuur 23: Bodemerosiekaart op perceelsniveau met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 29

Figuur 24: Bodemgebruikskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 30

Figuur 25: Tabel met geraadpleegde bronnen voor hoofdstuk 4. ... 31

Figuur 26: Overzichtskaart Inventarissen Onroerend Erfgoed met aanduiding van het onderzoeksgebied (donkerblauw). (Bron: Geoportaal 2017) ... 33

(6)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 6 Figuur 27: Domein van Guillaume Lambert in 2013 (bron: Inventaris Onroerend Erfgoed 2017:

215265). ... 34 Figuur 28: Dorpswoning van Guillaume Lambert in 1972 (bron: Inventaris Onroerend Erfgoed 2017: 40892). ... 34 Figuur 29: Stockmansmolen, 13de eeuwse molen die tot papiermolen werd omgevormd (bron:

Inventaris Onroerend Erfgoed 2017: 40879). ... 35 Figuur 30: Stockmansmolen in 2010 (bron: Molenecho's 2017: Stockmansmolen). ... 37 Figuur 31: Kleine Molen in 1929 (bron: Molenecho's 2017: Kleine Molen). ... 37 Figuur 32: Fricxkaart met aanduiding van de gegeorefereerde locatie van het

onderzoeksgebied (blauw) en de werkelijke locatie van het onderzoeksgebied (rood). (Bron:

Geopunt 2017) ... 38 Figuur 33: Villaretkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 39 Figuur 34: Ferrariskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 40 Figuur 35: Atlas der Buurtwegen met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron:

Geopunt 2017) ... 41 Figuur 36: Vandermaelenkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron:

Geopunt 2017) ... 42 Figuur 37: Popp-kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw) (Geopunt 2017). ... 43 Figuur 38: Orthofotomozaïek uit 1947-1954 (kleinschalige opnamen, zwart-wit) met

aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 44 Figuur 39: Orthofotomozaïek uit 1971 (kleinschalige zomeropnamen, zwart-wit) met

aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 45 Figuur 40: Orthofotomozaïek uit 1979-1990 (kleinschalige zomeropnamen, kleur) met

aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 45 Figuur 41: Orthofotomozaïek uit 2000-2003 (middenschalige winteropnamen, kleur) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 46 Figuur 42: Orthofotomozaïek uit 2017 (middenschalige winteropnamen, kleur) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) ... 46 Figuur 43: GRB met aanduiding van de zone voor vrijgave en de zone voor verder onderzoek (bron: Geopunt 2017). ... 49

(7)

DEEL 2 V ERSLAG VAN R ESULTATEN

1 I NLEIDING ( BESCHRIJVEND GEDEELTE )

1.1 T

HESAURUS

Bureauonderzoek, Zaventem, de Woluwe, gedeeltelijke vrijgave

1.2 A

DMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectcode Onroerend Erfgoed: 2017I275

ISSN-nummer 2406-3940

Erkend Archeoloog ABO NV

Erkenningsnummer OE/ERK/Archeoloog/2017/00167 Naam + adres studiegebied Belgicastraat Zaventem

- straat + nr.: Belgicastraat zn.

postcode : 1930

fusiegemeente : Zaventem

land : België

Lambertcoördinaten (EPSG:31370)

Min 4.458,50.8765 Max 4.45953,50.8785 Kadaster

Gemeente : Zaventem

- Afdeling 1

- Sectie D

- Percelen 29T en 29V

Onderzoekstermijn september - oktober2017

Thesauri Bureauonderzoek, Zaventem, de Woluwe, gedeeltelijke vrijgave

1.3 D

OEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van de archeologienota is nagaan welke archeologische erfgoedwaarden er ter hoogte van het onderzoeksgebied te verwachten zijn en in welke mate deze bedreigd worden door een nakende ingreep in de bodem. Het onderzoek heeft drie objectieven: Er wordt een inschatting gemaakt van het archeologisch potentieel van de site. Daarnaast wordt nagegaan welke bewaring we kunnen

(8)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 8 verwachten van deze archeologische resten. En tot slot wordt nagegaan wat de impact van de geplande ingreep in de bodem zal zijn op deze resten.

De gegevens voor deze analyse worden gehaald uit bestaande en ontsloten landschappelijke, bouwkundige en archeologische inventarissen en kaarten in combinatie met de plannen geleverd door de opdrachtgever. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal een advies worden geformuleerd voor eventueel archeologisch vervolgonderzoek, in situ bewaring of vrijgave van het terrein.

1.4 A

ANLEIDING VAN HET ONDERZOEK

Deze archeologienota kwam tot stand naar aanleiding van de realisatie van een hotel met ondergrondse parkeergelegenheid. Er wordt voorzien in de aanleg van een gebouw dat over de volledige oppervlakte onderkelderd wordt en een bijhorende bovengrondse parking. De beoogde bouwwerken en de bijhorende graafwerken worden beschouwd als een ingreep in de bodem. Het onderzoeksgebied ligt grotendeels in gebied voor luchthaven gerelateerde kantoren en diensten en deels in bufferzones. De oppervlakte van de percelen waarop deze ingreep betrekking heeft bedraagt ca. 1,5ha waarbij de bodemingrepen ca. 6.150m² in beslag nemen.

Aangezien de oppervlakte van de bodemingrepen de 5.000m² overschrijdt moet er, in het kader van het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet, voorafgaand aan een bouwvergunning, een archeologienota worden opgemaakt om het archeologisch potentieel te evalueren (art. 5.4.1. Onroerend Erfgoeddecreet). Het bureauonderzoek moet uitwijzen of een onderzoek met ingreep in de bodem mogelijk en wenselijk is voor deze percelen. Het onderzoeksgebied is momenteel niet toegankelijk voor verder archeologisch onderzoek omwille van de dichte begroeiing en omwille van juridische redenen. Bijgevolg dient eventueel vervolgonderzoek binnen een uitgesteld traject opgenomen te worden.

1.5 A

FBAKENING ONDERZOEKSGEBIED

Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de Belgicastraat in de gemeente Zaventem (Vlaams-Brabant).

Het omvat de percelen 29T en 29V. in het noorden grenst het terrein aan een reeks kantoorgebouwen van het bedrijventerrein ‘Drie Linden’ dat ten noorden en noordwesten van het onderzoeksgebied ligt.

In het oosten wordt het terrein begrensd door de Woluwedal (R22), een verkeersader die van noord naar zuid loopt. In het zuiden loopt het onderzoeksgebied tot aan het rond punt met de Belgicastraat en de Zaventemsebaan. Vanaf het rond punt loopt de Belgicastraat verder in noordelijke en zuidelijke richting. Deze straat vormt de westelijke grens van het onderzoeksgebied.

(9)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 9 Figuur 1: Luchtfoto (middenschalige winteropnamen, kleur, 2016) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

Figuur 2: GRB met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

(10)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 10 Figuur 3: Kadasterplan met aanduiding van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: CadGIS 2017)

1.6 O

NDERZOEKSSTRATEGIE

Volgende twee stappen worden ondernomen om een archeologisch verwachtingsprofiel op te stellen:

1) Een analyse van de bestaande en ontsloten landschappelijke gegevens plaatst het studiegebied in een breder landschappelijk kader (hfst. 3). Hiertoe werden zowel kaartmateriaal als literaire bronnen geconsulteerd.

2) Een analyse van de bestaande en ontsloten historische en archeologische gegevens geeft inzicht in het archeologisch potentieel van het studiegebied (hfst 4). Hierbij werden voornamelijk inventarissen onroerend erfgoed en historische kaarten geraadpleegd.

Het archeologisch verwachtingsprofiel wordt vervolgens geconfronteerd met de aard van de geplande werken teneinde de impact van deze werken te bepalen en een advies te formuleren.

(11)

2 A ARD VAN DE BEDREIGING

2.1 H

UIDIGE SITUATIE

Het onderzoeksgebied bestaat uit twee braakliggende percelen langs de Belgicastraat. Beide percelen zijn onbebouwd, maar er bevinden zich wel reeds een aantal verhardingen op het terrein. Langs de westzijde van het terrein lopen twee wegen: in het noorden ligt er een toegangsweg uit straatstenen die vanaf het rond punt met de Belgicastraat naar de kantoorgebouwen ten noorden en noordoosten van het onderzoeksgebied loopt. Verder naar het zuiden ligt er een brandweg uit asfalt die vanaf het rond punt naar het zuiden toe loopt. Tot slot is er nog een zone met grindverharding in de noordoostelijke hoek van het terrein. De rest van het onderzoeksgebied bestaat uit grasland met wilde begroeiing en bomen.

Op het noordelijke deel van het onderzoeksgebied is een ophogingspakket van ca. 1m – 1,5m dik aanwezig (cfr. 3.1.2). Bij de aanleg van de kantoorgebouwen net ten noorden van het onderzoeksgebied werden de uitgegraven gronden op het onderzoeksgebied gestockeerd. Dit is duidelijk zichtbaar op de orthofoto’s uit 1979-1990 en 2000-2003 (. Op de opnames uit 1979-1990 is het volledige gebied nog onbebouwd. Het onderzoeksgebied is in dat geval deels in gebruik als landbouwgebied. Op de opnames uit 2000-2003 is de bebouwing sterk toegenomen. De kantoorgebouwen in het noorden zijn reeds aanwezig en op het noordelijke deel van het onderzoeksgebied heeft er een zichtbare aanvoer van gronden plaatsgevonden.

Figuur 4: Orthofoto (Kleinschalige zomeropnamen, kleur, 1979-1990).

(12)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 12 Figuur 5: orthofoto (middenschalige winteropnamen, kleur, 2000-2003) met de aangevoerde gronden op

het noordelijke deel van het onderzoeksgebied (bron: Geopunt 2017).

Figuur 6: Orthofotomozaiek (middenschalige winteropnamen, kleur, 2017) met aanduiding van het onderzoeksgebied (bron: Geopunt 2017).

(13)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 13 Figuur 7: Foto genomen vanaf de westzijde van het onderzoeksgebied. Er is een duidelijke overgang tussen de opgehoogde gronden in het noorden (links op de foto) en de lager gelegen gronden (rechts op

de foto) zichtbaar (bron: ABO, Veerle Caelen 29/9/2017).

(14)

2.2 T

OEKOMSTIGE SITUATIE

Er wordt voorzien in de aanleg van een hotelgebouw met een boven- en (deels) ondergrondse parkeergelegenheid. Het hotel zelf bestaat uit twee fasen die via een doorgang met elkaar verbonden worden. Het gebouw wordt volledig onderkelderd door een halfondergrondse parkeerverdieping.

Onder deel van het gebouw zal eveneens een volledig ondergrondse verdieping -2 worden aangelegd.

De plannen in dit hoofdstuk werden aangeleverd door de opdrachtgever. Om de leesbaarheid ervan te kunnen garanderen, worden deze plannen ook als bijlage bij deze nota gevoegd.

(15)

Figuur 8: Inplantingsplan met aanduiding van de nieuwe bebouwing en verhardingen (bron: Opdrachtgever 2017).

(16)

2.2.1 H

OTELGEBOUW

Het geplande gebouw bestaat uit twee fasen: een Longstay zone en een hotelzone. De Longstay is een zone met studio’s en appartementen die dienen voor langere verblijfsperiodes terwijl de hotelzone voor kortere verblijven bestemd is. Beide fasen bestaan uit 6 bovengrondse bouwlagen en worden met elkaar verbonden via een doorgang op het gelijkvloers en via de gedeelde parkeergarage op - 1.Deze parkeergarage bevindt zich deels ondergronds en strekt zich uit onder de volledige oppervlakte van het gebouw. Onder de hotelzone wordt er nog een verdieping -2 voorzien. Deze ligt onder de parkeergarage en bevindt zich volledig ondergronds.

Onder de Longstay zone meet verdieping -1 ca. 42m x 56m. Onder de hotelzone meet de verdieping ca. 26m x 54m. Rekening houdende met de voorziene inritten, beslaat verdieping -1 een totale oppervlakte van ca. 3.770m². Aangezien het onderzoeksgebied een sterk hellend terrein heeft, ligt verdieping -1 slechts gedeeltelijk ondergronds. Hierdoor zit de onderzijde van verdieping -1 op een wisselende diepte tussen 0m en 3,2m –MV. De noordelijke inrit ligt nagenoeg volledig in het ophogingspakket. Onder de hotelzone bevindt zich nog verdieping -2. Deze verdieping meet ca. 15;6m x 26,2 m en heeft een totale oppervlakte van ca. 408m². Verdieping -2 is volledig ondergronds. De onderzijde van deze verdieping bevindt zich op ca. 6.5m-MV. Voor het gebouw wordt er bijgevolg een oppervlakte van ca. 3.360m afgegraven tot een diepte tussen 0m en 3.20m-MV. Bijkomend wordt er een zone van 408m² afgegraven tot een diepte van 6,5m-MV.

(17)

Figuur 9: Grondplan van het gelijkvloers van de geplande bebouwing (bron: Opdrachtgever 2017)

(18)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 18 Figuur 10: Grondplan verdieping -1 (bron: Opdrachtgever 2017).

(19)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 19 Figuur 11: Grondplan verdieping -2 (bron: Opdrachtgever 2017).

(20)

Figuur 12: Doorsnede W-O (bron: Opdrachtgever 2017).

Figuur 13: Doorsnede N-Z (bron: Opdrachtgever 2017).

Figuur 14: Bestaande en nieuwe terreinprofiel (bron: Opdrachtgever 2017).

(21)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 21

2.2.2 N

UTSVOORZIENINGEN

Er worden twee aansluitingen op het lokale rioleringsstelsel voorzien aan de westzijde van het gebouw.

Deze lopen vanaf verdieping -1 richting de brandweg die net ten westen van het geplande gebouw ligt.

Een derde leiding vertrekt vanaf de oostzijde van het gebouw. Deze leidingen hebben een diameter van 125mm. Het regenwater wordt opgevangen in twee regenwaterputten met een capaciteit van 10.000L . De eerste put ligt net ten westen van het gebouw. De bovenzijde van deze put ligt ter hoogte van verdieping -1. De tweede put ligt net ten noorden van verdieping -2. Deze put ligt onder verdieping -1 en de bovenzijde ervan ligt ter hoogte van verdieping -2. De exacte afmetingen van deze waterputten zijn nog niet gekend. Het zal hier echter gaan om een diepgaande verstoring met een beperkte omvang.

Naast de regenwaterputten worden er eveneens 8 zinkputten met een capaciteit van 10.000L voorzien. Deze zinkputten bevinden zich net ten oosten van de hotelfase. De bovenzijde van deze zinkputten bevindt zich ter hoogte van verdieping -1. De exacte afmetingen van deze putten zijn nog niet gekend. Ze bevinden zich relatief dicht bij elkaar op een oppervlakte van ca. 80m². Er kan bijgevolg gesteld worden dat er een diepgaande verstoring over een oppervlakte van ca. 80m² zal plaatsvinden.

Al deze nutsvoorzieningen staan aangeduid op fig. 7 en 8.

2.2.3 V

ERHARDINGEN

De bestaande brandweg in asfalt die zich net ten westen van het geplande gebouw bevindt, blijft behouden. Daarnaast worden er een aantal bijkomende verhardingen gerealiseerd. Aan weerszijden van de brandweg wordt een smalle verharde strook uit grasdallen aangelegd. Deze grasdallen hebben een dikte van max. 10cm waardoor het hier om een ondiepe verstoring over een kleine oppervlakte gaat.

Aan de noordzijde van het gebouw wordt een bovengrondse parking voorzien. Deze heeft een oppervlakte van ca. 1500m². De parkeerplaatsen worden uitgevoerd in grasdallen, de doorgangen tussen de parkeerplaatsen worden uitgevoerd in een waterdoorlatende verharding. Toegang tot de parking wordt voorzien via de aanleg van een nieuwe verharde weg vanaf de Belgicastraat. De bodem zal over de volledige oppervlakte verstoord worden tot een diepte van 10cm – 30cm. Deze verhardingen staan aangegeven op het inplantingsplan (fig. 5)

2.2.4 O

MGEVINGSAANLEG

Zoals eerder werd aangehaald zullen de Longstay zone en de hotelzone met elkaar verbonden worden via een doorgang. Ten westen van deze doorgang wordt een toegang tot het gebouw voorzien, aan de oostzijde zal een kleine binnentuin aangelegd worden. De toegang en de binnentuin bevinden zich volledig boven verdieping -1 en vormen bijgevolg geen bijkomende bodemverstoring. Aan de oostzijde van de hotelzone worden een terras en een monumentale trap in verschillende niveaus voorzien. Het terras bevindt zich volledig boven verdieping -1 en vormt bijgevolg geen bijkomend bodemverstoring.

De trap volgt grotendeels het natuurlijke afhellende reliëf van het terrein. Bovendien ligt de trap deels boven de geplande zinkputten. Bijgevolg vormt de trap slechts een beperkte bijkomende bodemverstoring (cfr. fig6-9).

(22)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 22

3 A SSESSMENTRAPPORT : L ANDSCHAPPELIJKE ANALYSE 3.1 T

OPOGRAFISCHE SITUERING

3.1.1 T

OPOGRAFIE

Het onderzoeksgebied bevindt zich tussen de Belgicastraat en de Woluwedal te Zaventem (Vlaams- Brabant). Het onderzoeksgebied wordt grotendeels ingenomen door hooiland dat zich ten westen van het terrein nog verder uitstrekt. In het noorden en het noordoosten grenst het terrein aan kantoorgebouwen. In het oosten liggen de Woluwedal en de E40. Tussen beide wegen bevindt zich de rivier de Woluwe. Grenzend aan deze wegen zijn verschillende zones met een begroeiing van struikgewas. Ten zuiden van het onderzoeksgebied bevindt zich de dorpskern van Rijmelgem. Op basis van de hoogtelijnen is duidelijk te zien dat het onderzoeksgebied zich op de westelijke flank van de riviervallei van de Woluwe bevindt. Er is immers een relatief sterk hoogteverloop zichtbaar aan weerszijden van de rivier.

Figuur 15: Uittreksel van de topografische kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw).

(Bron: NGI 2017).

(23)

3.1.2 H

OOGTEVERLOOP

Het hoogteverschil binnen het onderzoeksgebied is relatief groot. Het reliëf loopt vanaf het noorden af in zuidelijke richting. In het noorden liggen de waarden rond 42,5m – 44m TAW. Van daaruit daalt het reliëf gestaag tot 36.5m in het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied. Hierdoor is er een hoogteverschil van ca. 7,5m over een afstand van ca. 215m. Van west naar oost verloopt het hoogteverschil in de vorm van een aantal terrassen. Helemaal in het westen liggen de hoogtewaarden tussen 44,6m en 42,5m TAW. Op de volgende trede van het terras liggen de waarden tussen de 41,2m en 37,6m TAW. Vervolgens is er een abrupte daling naar het volgende terras. Op dit laatste terras liggen de waarden rond de 33,4m TAW. Hierdoor is er een hoogteverschil van ca. 11,2m over een afstand van 95m waar te nemen.

Figuur 16: Orthofoto 2016 (middenschalige winteropnamen, kleur) met aanduiding van het onderzoeksgebied, hoogteprofielen en de locatie van de hoogteprofielen (bron: Geopunt 2017).

(24)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 24 Zoals onder hoofdstuk 2.1 reeds werd aangegeven, werd het noordelijke deel van het terrein opgehoogd. Dit is duidelijk zichtbaar wanneer de orthofoto uit 2000-2003 vergeleken wordt met het N-Z hoogteprofiel. Hieruit blijkt dat de zone waar de ophoging zich bevindt ca. 1m – 1,5m hoger ligt dan het omliggende gebied.

Figuur 17: Orthofoto uit 2000-2003 met een zichtbare ophoging die correspondeerd met een plotse reliëfwijziging in het hoogteprofiel (bron: Geopunt 2017).

Het reliëf is in de vorm van een Digitaal Hoogtemodel-kaart (DHM, 1m) en Hillshade (afgeleid van DTM, 5m) weergegeven. Hierop is te zien dat het onderzoeksgebied zich op de oostelijke flank van de vallei van de Woluwe bevindt. Deze rivier stroomt in noordelijke richting vanaf het hoger terrein ten zuiden van het onderzoeksgebied. Ten noorden van het onderzoeksgebied buigt de Woluwe af naar het westen. Aan weerszijde van de rivier zijn de relatief steile flanken van de riviervallei te zien. De hoogteprofielen, DTM en Hillshade geven aan dat het onderzoeksgebied zich op een noordelijke uitloper van een hoger gelegen rug bevindt. Het reliëf loopt af richting de rivier waardoor het hoogste punt van het onderzoeksgebied in het noordwesten ligt.

(25)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 25 Figuur 18: DTM (1m) met aanduiding van het tracé en terrein voor grondverbetering (blauw): overzicht

(boven) en detail (onder). (Bron: Geopunt 2017)

Figuur 19: Hillshade (5m) met aanduiding van het tracé (blauw) (bron: Geopunt 2017)

(26)

3.2 B

ODEMKUNDIGE SITUERING

Het onderzoeksgebied behoort tot de zandleemstreek. Het doorloopt van noord naar zuid drie verschillende bodemtypes: LAx, Aba en AGp. Er is een duidelijke overgang zichtbaar tussen de hoger gelegen drogere bodems op de flank van de riviervallei, en de natte AGp bodems die in de riviervallei voorkomen.

Figuur 20: Gedigitaliseerde bodemkaart (1:20.000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw).

(Bron: Geopunt 2017)

LAx: Deze bodems zijn zeer droge tot matig natte zandleemgronden met een niet bepaalde profielontwikkeling. Het zijn uitgeloogde bodems die over een dun zandleemdek beschikken. Het oppervlakkige zandleemdek werd sterk verstoord waardoor de profielontwikkeling weinig herkenbaar is. Deze bodems hebben een sterk wisselende waterhuishouding waardoor ze vaak zeer droog zijn, maar tegelijk ook vatbaar voor snelle wateroverlast. De sLAx variant die op het noordelijke deel van het onderzoeksgebied voorkomt, beschikt over een zandsubstraat. De sLAx (o) variant die iets verder naar het zuiden voorkomt bevindt zich op een zandsubstraat en heeft een sterke antropogene invloed ondergaan (Van Ranst en Sys 2000: 230 en 266)

Aba: Deze bodems zijn droge leemgronden die over een textuur B horizont beschikken. Deze bodems ontwikkelden zich in het Pleistocene loessdek. De bouwvoor heeft een donkerbruine kleur en bestaat uit homogeen, humushoudend leem. Onder de A horizong bevindt zich een met klei en sesquioxiden aangereikte textuur B horizont. Deze bodems hebben een gunstige waterhuishouding door hun goede drainage en hoog waterbergend vermogen. Bij de Aba 1 variant die op het zuidelijke deel van het onderzoeksgebied voorkomt is er een dunne humeuze bovengrond aanwezig (Van Ranst en Sys 2000:

231, 275 en 299).

(27)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 27 AGp:Dit zijn gereduceerde leemgronden. Ze beschikken over een reductiehorizont maar tonen verder geen profielontwikkeling. Dit zijn zeer slecht gedraineerde grondwatergronden die over een verveende humuslaag beschikken. De bovenlaag rust meteen bovenop de reductiehorizont. Deze la atse heeft een grijze tot blauwgrijze reductiehorizont. Deze bodems staan het grootste deel van het jaar onder water en komt dan ook voornamelijk voor in lage kommen in beekvalleien en als moerassige vlekken rond bronniveaus. Ter hoogte van het onderzoeksgebied komen deze gronden voor in de riviervallei van de Woluwe (Van Ranst en Sys 2000: 278 en 306).

3.2.1 Q

UARTAIRGEOLOGISCHE KAART

Figuur 21: Gedigitaliseerde Quartairgeologische kaart (1:50.000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: DOV 2017)

Het onderzoeksgebied bevindt zich op de linker flank van de vallei van de Woluwe. Deze rivier watert ten noordwesten van het onderzoeksgebied af in de Zenne. Het onderzoeksgebied en zijn omgeving bevinden zich bijgevolg in het gebied ten oosten van de rechterflank van de Zennevallei. Dit is een gebied dat gekenmerkt wordt door een sterk versneden reliëf waarbij het reliëf vanaf Sint-Genesis- Rode (139m TAW) daalt in noordelijke richting tot aan Zaventem (25m TAW). Binnen dit gebied is er een dik loesspakket aanwezig waardoor de lokale reliëfverschillen sterk zijn afgezwakt (Schroyen et al.

2003:4).

Het onderzoeksgebied bevindt zich grotendeels op een pre-Quartair marien substraat. Het ontbreken van Quartaire afzettingen is mogelijk te wijten aan erosie aangezien het onderzoeksgebied zich op een helling bevindt. In de riviervallei ligt een pre-Quartair marien substraat onder een opeenvolging van quartaire afzettingen die door hellingsprocessen, fluviatiele processen en eolische processen werden afgezet.

(28)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 28 Tabel 1: Quartaire opeenvolging ter hoogte van het onderzoeksgebied (bron: Schroyen et al. 2003: 13).

profieltype opeenvolging

0 $: pre-Quartair substraat van mariene oorsprong

7a j: Holoceen colluvium, afgezet door continentale hellingsprocessen.

N: Weichseliaan zand-leem pakket, afgezet door eolische werking.

n1: Weichseliaan homogeen leem, afgezet door eolische werking.

n2: Weichseliaan gestratificeerd zandig en venig leem, afgezet door eolische werking.

F1: Weichseliaan zand faciës, afgezet door fluviatiele werking.

f: Weichseliaan leem faciës, afgezet door fluviatiele werking.

F2: Weichseliaan zand en grind faciës, afgezet door fluviatiele werking.

Y: pre-Saliaan zand en grind facies, afgezet door fluviatiele werking.

h: Diachroon klei en leem facië, afgezet door hellingsprocessen.

H: Diachroon zandfaciës, afgezet door hellingsprocessen.

$: pre-Quartair substraat van mariene oorsprong.

3.2.2 T

ERTIAIR GEOLOGISCHE KAART

Figuur 22: Gedigitaliseerde Tertairgeologische kaart (1:50.000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

Volgens de Tertiairgeologische kaart bevindt het onderzoeksgebied en zijn omgeving zich volledig op de Formatie van Brussel. Deze formatie komt voornamelijk ten oosten van de Zenne voor. Aan de basis van de formatie ligt een geulvormig patroon waardoor de dikte van de formatie op relatief korte afstanden sterk kan fluctueren. De afzetting is heterogeen en bestraat uit een afwisseling van kalkrijke en kalkarme zandpakketten. Aangezien er geen Quartaire afzettingen aanwezig zijn op het pre- Quartair marien substraat ter hoogte van het onderzoeksgebied, is er een zeer reële kans dat de

Tertiaire formaties

(29)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 29 afzettingen van de Formatie van Brussel worden aangesneden bij de geplande bodemingrepen (Buffel en Matthijs, 2009: 22).

3.2.3 B

ODEMEROSIEKAART

Zoals eerder reeds werd aangehaald, ligt het onderzoeksgebied op een zandrug die de linkerflank van het de riviervallei van de Woluwe vormt. Hoewel er voor het onderzoeksgebied geen informatie over potentiële bodemerosie is, geeft de kaart aan dat de linker en rechterflanken van de riviervallei een sterke impact van erosie kennen. Verder naar het westen, bovenop de heuvelrug en aan de andere zijde van de rug, is de impact van erosie lager. Waarschijnlijk is het onderzoeksgebied ook sterk onderhevig aan de impact van erosie, hetgeen zou verklaren waarom er geen Quartaire afzettingen voorkomen terwijl deze in de riviervallei zijn afgezet onder invloed van hellingsprocessen.

Figuur 23: Bodemerosiekaart op perceelsniveau met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw).

(Bron: Geopunt 2017)

Potentiële bodemerosie (2017)

(30)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 30

3.2.4 B

ODEMGEBRUIKSKAART

Figuur 24: Bodemgebruikskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) Het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van lage begroeiing (gras en struiken) en bomen. In het noorden en het zuiden is een uitgebreid netwerk van wegen met dense bebouwing aanwezig. Ten oosten van het onderzoeksgebied liggen twee belangrijke verkeersaders (E40 en R22) die het landschap van noord naar zuid doorsnijden. Tussen de wegen en bebouwing zijn nog een reeks uitgestrekte zones aanwezig die als akkerland, grasland of bos in gebruik zijn.

Bodembedekking (2012)

(31)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 31

4 A SSESSMENTRAPPORT : ARCHEOLOGISCHE VOORKENNIS

Geraadpleegde bronnen hoofdstuk 4 met betrekking tot archeologische voorkennis

Toelichting

Inventarissen

Inventaris archeologische zone Buiten archeologische zone

Landschapsatlas Geen relicten in de buurt (<1km)

Inventaris bouwkundig erfgoed Relevant, cf. 4.2.1

Beschermde stads- en dorpsgezichten Geen relicten in de buurt (<1km) Centraal Archeologische Inventaris Relevant, cf. 4.2.2

Inventaris gebieden waar geen archeologie te verwachten valt (GGA)

Buiten de GGA

Wereldoorlog relicten Geen relicten in de buurt (<1km) Belgisch (verdwenen) molenbestand Relevant, cf. 4.2.3

Cartografische bronnen

Frickxkaart (ca. 1712) Onvoldoende gedetailleerd maar wel vermeld, cf. 4.3.1

Ferrariskaart (ca. 1771-1778) Relevant, cf. 4.3.2 Atlas der Buurtwegen (ca. 1841) Relevant, cf. 4.3.3 Vandermaelen kaarten (1846- 1854) Relevant, cf. 4.3.4

Popp kaarten (1842-1879) Relevant, cf. 4.3.5

Kaart van België 1873 Relevant, cf. 4.3.6

Kaart van België 1904 Relevant, cf. 4.3.7

Ortholuchtfoto’s

Kleinschalige opname 1947-1954 Relevant, cf. 4.4 Kleinschalige zomeropnamen, zwart-wit, 1971 Relevant, cf. 4.4 Kleinschalige zomeropnamen, kleur, 1979-1990 Relevant, cf. 4.4 Grootschalige winteropnamen, kleur, 2013-2015 Relevant, cf. 4.4

Figuur 25: Tabel met geraadpleegde bronnen voor hoofdstuk 4.

(32)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 32

4.1 H

ISTORISCHE SITUERING

De oudste gekende archeologische artefacten die in Zaventem werden aangetroffen duiden op een menselijke aanwezigheid vanaf het neolithicum. Tussen de 16de en 19de eeuw werden resten uit de Romeinse periode aangetroffen: een tumulus, een haard en een reeks andere sporen. Deze duiden op een Romeinse aanwezigheid in het gebied, maar de aard en omvang hiervan is niet duidelijk. Het ontstaan van een nederzetting te Zaventem is vermoedelijk te linken aan de aanwezigheid van de Woluwe en de Kleine Beek en de vruchtbare gronden uit zand, rivierslib en leem die uitermate geschikt zijn voor landbouw. De enige uitzondering hierop zijn de gronden direct aan de Woluwe aangelegd aangezien hier enkel gedraineerde leemalluvia voorkomen (Zaventem 2017 en Inventaris Onroerend Erfgoed 2017: 121536).

De dorpskern van Zaventem ontwikkelde zich rond de kerk nabij de Kleinebeek, op een kruispunt van de verbindingswegen tussen Vilvoorde – Tervuren en Brussel – Erps aangelegd. Van hieruit breidde de bewoning zich verder uit. Rond de 10de eeuw viel Zaventem onder het beheer van de abdij van Nijvel.

Op de Woluwe, die de gemeente van noord naar zuid doorkruiste, werden vanaf de 13de eeuw verschillende watermolens. Verscheidene van deze molens werden later omgevormd tot papierfabrieken. Vanaf de 12de eeuw tot aan de Franse Revolutie was Zaventem in handen van leken en wisselde het verscheidene keren van handen. In de 18de eeuw had Zaventem zich ontwikkeld tot een langgerekte woonkern rond de kerk, met een noord-oost oriëntatie. In het oosten had zich reeds een tweede, kleinere woonkern ontwikkeld op het Imbroek (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017:

121536).

Vanaf de 18de eeuw kende Zaventem een evolutie van landbouwgemeente naar industriële gemeente.

Dit is enerzijds te wijten door de aanwezigheid van de papiermolens Lediaanse zandsteenontginning in het gebied, en anderzijds door de aanwezigheid van een rechtstreekse verbinding tussen Leuven en Brussel die omstreeks 1705-1710 werd aangelegd. Vanaf 1850 vormde de ontwikkeling van stoommachines een sterke boost voor de industrialisering van de gemeente. Het toenemend belang van de industrie maakte dat het belang van landbouw begon af te nemen waardoor de pachthoven in de gemeente vanaf de 19de eeuw plaats moeten ruimen voor arbeiderswoningen en luxueuze directeurswoningen (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017: 121536).

Na de Tweede Wereldoorlog kende de ontwikkeling van Zaventem een terugval. Verscheidene grote fabrieken moesten hun deuren sluiten omwille van een gebrek aan kapitaal voor verdere ontwikkeling en onder druk van de toenemende concurrentie uit het buitenland. Deze terugval werd opgevangen door de oprichting van de luchthaven van Zaventem in 1958. Deze zorgde immers voor een sterke uitbreiding van de werkgelegenheid in de omgeving. De aanwezigheid van de luchthaven en de ontwikkeling van een uitgebreide wegeninfrastructuur zorgde ervoor dat veel bedrijven besloten zich nabij Zaventem te vestigen vanaf 1960. Hierdoor ontwikkelde de gemeente zich tot een belangrijke economische entiteit (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017: 121536).

(33)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 33

4.2 I

NVENTARISSEN ONROEREND ERFGOED

Figuur 26: Overzichtskaart Inventarissen Onroerend Erfgoed met aanduiding van het onderzoeksgebied (donkerblauw). (Bron: Geoportaal 2017)

De overzichtskaart van het Geoportaal Onroerend Erfgoed geeft voor het gebied onmiddellijk grenzend aan of binnen een straal van 1km rondom het onderzoeksgebied geen melding van archeologische zones, landschapsrelicten, beschermde stads- en dorpsgezichten, beschermde archeologische sites of wereldoorlog relicten. Er zijn wel een groot aantal bouwkundige relicten en een bouwkundig geheel aanwezig. Deze liggen echter op een aanzienlijke afstand van het onderzoeksgebied. Daarnaast zijn er binnen een straal van 1km nog enkele CAI-locaties aanwezig. Het onderzoeksgebied ligt volledig buiten de GGA’s.

4.2.1 I

NVENTARIS BOUWKUNDIG ERFGOED

Er bevinden zicht een aantal bouwkundige relicten binnen een straal van 1km rondom het onderzoeksgebied. De dichtstbijzijnde relicten bevinden zich echter op ca. 415m van het onderzoeksgebied waardoor hun relevantie voor deze bureaustudie eerder gering is. Daarom worden de relicten hier niet in detail beschreven en volgt hier slechts een korte samenvatting van de aard en datering van de relicten in de omgeving.

Relicten:

40877, 40878, 40879, 40891, 40892, 215265, 215266, 215753, 215759, 216204, 216209, 216210, 216211, 216215, 216216, 216231, 216245, 216246, 216247, 216452

Bijna alle relicten dateren uit de 19de en 20ste eeuw en zijn te linken aan de ontwikkeling van Zaventem tot een industriegemeente. Verschillende fabrieken gaan terug op oudere watermolens op de Woluwe zoals: de Stockmansmolen die tot papiermolen werd omgebouwd, een rubberfabriek die teruggaat op

(34)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 34 een oudere slag- of smoutmolen, en een 18de eeuwse molen die tot de papierfabriek Grellingen werd omgebouwd (40789, 216247, 216209). Er bevinden zich eveneens nog gebouwen van een leerlooierij uit de vroege 20ste eeuw (216210, 216211). Daarnaast zijn er eveneens een groot aantal woningen die waarschijnlijk te linken zijn aan de bevolkingstoename die gepaard ging met de toenemende industrialisatie vanaf de 18de eeuw. Opvallend is de rol van Gaullaume Lambert hierin. Deze laatste was één van de ontdekkers van het Kempens steenkoolbekken. Lambert woonde in een landhuis met omliggend park (215265) en had daarnaast nog verscheidene buitenverblijven en eigendommen in Zaventem (40892, 215266).

Figuur 27: Domein van Guillaume Lambert in 2013 (bron: Inventaris Onroerend Erfgoed 2017: 215265).

Figuur 28: Dorpswoning van Guillaume Lambert in 1972 (bron: Inventaris Onroerend Erfgoed 2017:

40892).

(35)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 35 Figuur 29: Stockmansmolen, 13de eeuwse molen die tot papiermolen werd omgevormd (bron: Inventaris

Onroerend Erfgoed 2017: 40879).

4.2.2 C

ENTRALE

A

RCHEOLOGISCHE

I

NVENTARIS

(CAI)

De overzichtskaart geeft alle CAI-meldingen binnen een straal van 1km weer binnen het onderzoeksgebied. Binnen deze zone zijn in totaal 13 CAI-locaties gekend. Deze locaties worden in de onderstaande tabel kort omschreven. Zes van de locaties bestaan uit laat middeleeuwse watermolens die op de Woluwe lagen (cfr. 4.2.1 en 4.2.3). Daarnaast zijn er eveneens twee hoeves uit de late middeleeuwen aanwezig. De meest recente CAI-locatie wordt gevormd door een site met walgracht uit de 18de eeuw.

Binnen het onderzoeksgebied zijn er geen CAI-locaties gekend. Ondanks de grote hoeveelheid watermolens in de directe omgeving, is de kans op het aantreffen van sporen van een oude watermolen binnen het onderzoeksgebied klein. Het onderzoeksgebied grenst immers niet direct aan de Woluwe en heeft een relatief sterk stijgend reliëf. Het valt niet uit te sluiten dat er andere sporen van menselijke aanwezigheid binnen het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Hier zijn tot nog toe echter geen sporen van teruggevonden. Indien er binnen het onderzoeksgebied bebouwing aanwezig was, dan moet deze reeds vóór het midden van de 18de eeuw verdwenen zijn aangezien het onderzoeksgebied onbebouwd is op de Villaret en Ferrariskaarten (cfr. 4.3).Sinds de 18de eeuw is het terrein steeds onbebouwd gebleven.

Tabel 2: Overzichtstabel met CAI-locaties.

CAI Locatie Omschrijving Datering Afstand

3946 Woluweweg Prinsenmolen: laat middeleeuwse molen late middeleeuwen 130m 3947 Josef Van

Damstraat

Hof te Rijmelgem: laat middeleeuwse hoeve late middeleeuwen 185m

3945 Frans

Smoldersstraat

’s Hertogen Molen/ Mandemolen/

Snuifmolen: laat middeleeuwse molen

late middeleeuwen 280m

3949 Ter Wilgen Fobertshof: alleenstaande hoeve uit de volle middeleeuwen (mogelijk al Karolingische periode).

late middeleeuwen 375m

(36)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 36

CAI Locatie Omschrijving Datering Afstand

3859 Hoogstraat Borgmolens: laat middeleeuwse dubbelmolen op de Woluwe: smout en papiermolen.

late middeleeuwen 430m

163454 Frans

Smoldersstraat

18de eeuwse site met walgracht Nieuwe Tijd 430m

3860 Hector Hennaulaan

Kleine Molen: laat middeleeuwse watermolen

late middeleeuwen 600m

3861 Hector Hennaulaan

Hof ter Beke / Stockmansmolen: laat middeleeuwse molen.

late middeleeuwen 640m

3899 Hector Hennaulaan

Motte uit de volle middeleeuwen (walgrachtsite in de 18de eeuw).

volle middeleeuwen 700m

3858 Maalbeekweg Gestel Molen: laat middeleeuwse molen die omgevormd werd tot papierfabriek

Grellingen. Momenteel in gebruik als opslagplaats.

late middeleeuwen 735m

3862 Hector Hennaulaan

laat middeleeuwse molen: dorpsmolen, slijpmolen.

late middeleeuwen 820m

3921 Kleine Kerkstraat

laat middeleeuwse molen op de vroegere loop van de Woluwe (verlegd in 1932).

late middeleeuwen 930m

3918 Sint-

Stefaanstraat

parochiekerk en vlakgraven uit de late middeleeuwen .

late middeleeuwen 940m

4.2.3 M

OLENECHO

S

Zoals eerder reeds werd aangehaald waren er verscheidene watermolens aanwezig op de Woluwe.

Binnen een straal van 1km rondom het onderzoeksgebied zijn bijgevolg 9 molens gekend waarvan er één –de Stockmansmolen- bewaard is gebleven. Deze molens staan in de onderstaande tabel kort beschreven.

Tabel 3: Verdwenen molens in een straal van ca. 1km rondom het onderzoeksgebied (bron: Molenecho's 2017).

Naam Locatie Beschrijving Datering

Stockmansmolen Hector

Hennaustraat 164

Bewaarde middenslag watermolen. Reeds aanwezig in de 13de eeuw. Oorspronkelijk een korenmolen, maar vanaf de 19de eeuw ook in gebruik als papiermolen.

13de eeuw

Rijmelgemmolen Molen van Kortenberg Hertogenmolen

Mandemolen Snuifmolen

Grote Kloosterstraat

Watermolen voor koren van vóor 1415. In de 18de eeuw in gebruik als papiermolen, later opnieuw in gebruik als korenmolen en later vals snuifmolen voor snuiftabak.

Heropgebouwd in 1896 na een brand en vervolgens in 1923 omgebouwd tot een leerlooierij.

15de eeuw

Molen van Erps

’s Princenmolen Prinsenmolen

Kwadestraat Watermolen van vóór 1403. Oliemolen en vervolgens een banmolen voor het malen van graan voor Erps en Quarebbe. Deels afgebroken en omgebouwd tot woonhuis in 1909/

14 – 15de eeuw

kleine Molen De Losser Vaddersmolen Neermolen

Hector Hennaustraat

Watermolen van vóór 1486. Aanvankelijk een korenmolen. Vanaf de 19de eeuw werd er papoier vervaardigd. In 1902 werd de molen een melkerij en vervolgens een caoutchoucfabriek (rubberfabriek).

15de eeuw

Borgmolen Dobbelmolen Wattenkot

Hoogstraat 189 Watermolen van vóór 1387.Deel van het Neerhof van het Hof ter Borg. De molen werd in de 19de eeuw achtereenvolgens gebruikt als papiermolen,

14de eeuw

(37)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 37

Naam Locatie Beschrijving Datering

zeepziederij, waterzandmolen, kiezelwitfabriek, en een wattefabriek.

Gestelmolen Gestselsemolen Gravenmolen

Fabriekstraat Watermolen van vóór 1400. Oorspronkelijk een korenmolen maar rond 1800 in gebruik als

papiermolen. Vanaf 1873 werd de molen gebruikt als opslagruimte van de papierfabriek die zich errond had ontwikkeld.

14de eeuw

Rattenmolen Smoutmolen Poedermolen Papierfabrieken van Zaventem

Fabriekstraat 19 Watermolen van vóór 1376. Eerst in gebruik als graanmolen. Vanaf de 17de eeuw was het een

poedermolen en vervolgens een smoutmolen. Vanaf de 18de eeuw werd er smout en papier vervaardigd. Vanaf 1883 werd de molen omgevormd tot een papiermolen op stoomkracht.

14de eeuw

Heilige Geestmolen Nederwoluwe Watermolen van vóór 1366. Aanvankelijk een graamolen, maar vanaf de 17de eeuw in gebruik als poedermolen. Deze poederfabriek ontplofte in 1750 en werd niet heropgebouwd.

14de eeuw

Martelarenmolen Nederwoluwe Watermolen van vóór 1563. Deze korenmolen werd in 1584 reeds verwoest door soldaten die ook Vilvoorde en Zaventem hebben platgebrand.

16de eeuw

Figuur 30: Stockmansmolen in 2010 (bron: Molenecho's 2017: Stockmansmolen).

Figuur 31: Kleine Molen in 1929 (bron: Molenecho's 2017: Kleine Molen).

(38)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 38

4.3 C

ARTOGRAFISCHE BRONNEN

4.3.1 F

RICXKAART

(

CA

. 1712)

Figuur 32: Fricxkaart met aanduiding van de gegeorefereerde locatie van het onderzoeksgebied (blauw) en de werkelijke locatie van het onderzoeksgebied (rood). (Bron: Geopunt 2017)

Op de Frickxkaart is te zien dat het onderzoeksgebied den noordoosten van Dieghem (Diegem) ligt. Dit is omwille van de problemen die opduiken bij het georefereren van deze kaart. In werkelijkheid ligt het onderzoeksgebied verder naar het zuidwesten, ten westen van Zaventem en de Woluwe. De directe omgeving van het onderzoeksgebied lijkt gekenmerkt te worden door waterpartijen en/of natte gebieden zoals vennen of broeken. In het noorden staan Diegem en het kasteel Beaulieu aangegeven.

Direct ten oosten van het onderzoeksgebied liggen de Woluwe en de woonkern van Saventhem (Zaventem). In het zuiden bevinden zich Sint-Stevens-Woluwe en een weg die een rechtstreekst verbinding tussen Brussel en Leuven vormt. Ten westen van het onderzoeksgebied staat “Halienhuijs ou les 3. Tillieux”. Dit verwijst mogelijk naar een hallenhuis nabij de 3 linden. Op de loop van de Woluwe bevinden zich meerdere molens waaronder de M. a Poudre of Poedermolen die met naam staat aangegeven.

(39)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 39

4.3.2 V

ILLARETKAART

(

CA

. 1745-1748)

Figuur 33: Villaretkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) Op de Villaretkaart is het onderzoeksgebied volledig onbebouwd. Het ligt op de rand van de Vallei van de Woluwe die de kaart van zuid naar noord doorsnijdt. Langsheen de rivier liggen enkele bossen en waterpartijen. Deze waterpartijen komen mogelijk overeen met de gearceerde zones die op de Frickxkaart te zien zijn. Ter hoogte van de woonkern van Saventhem zijn een reeks gebouwen en waterpartijen te zien. Ook op deze kaart staan een reeks molens op de Woluwe aangegeven.

(40)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 40

4.3.3 F

ERRARISKAART

(

CA

. 1771- 1778)

Figuur 34: Ferrariskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) De kaart van Ferraris toont dat het onderzoeksgebied zich ook in de tweede helft van de 18de eeuw nog onbebouwd was. Het onderzoeksgebied en de directe omgeving bestaan grotendeels uit zones akker- en weiland. De riviervallei van de Woluwe wordt gekenmerkt door stroken nat grasland met een reeks waterpartijen. De rivier zelf staat als de ‘Voluwe’ aangegeven. Het merendeel van de bebouwing in het gebied concentreert zich ter hoogte van de woonkern van Saventhem. De rest van het landschap wordt doorsneden door een netwerk van wegen, maar de bebouwing langs deze wegen is eerder schaars.

Aan de Woluwe, ter hoogte van Zaventem, staat een ‘papetrie’ aangegeven. Dit verwijst hoogst waarschijnlijk naar een watermolen die ingeschakeld werd voor de productie van papier. Mogelijk gaat het hier om één van de vele oudere watermolens die vanaf de 18de eeuw werden omgebouwd tot papiermolens. De grote verbindingsweg tussen Brussel en Leuven staat nu als ‘Chaussée’ aangegeven op de kaart.

(41)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 41

4.3.4 A

TLAS

D

ER

B

UURTWEGEN

(

CA

. 1841)

Figuur 35: Atlas der Buurtwegen met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

De Atlas der Buurtwegen geeft een zeer gelijkaardige situatie als de Ferrariskaart weer. Het onderzoeksgebied is nog steeds onbebouwd en de bebouwing in het gebied centreert zich nog steeds ter hoogte van de woonkern van Zaventem. Het wegennet heeft enkele wijzigingen ondergaan en heeft daardoor op de Atlas der Buurtwegen een vorm die nauwer aansluit met het huidige wegennet.

De rivier staat aangegeven als ‘Riviére La Woluwe’, maar er staan geen watermolens op de rivier aangegeven. Dit wil echter niet zeggen dat er geen molens aanwezig waren. Aangezien de meeste gekende watermolens in de omgeving (cfr. 4.2.3) tot zeker in de tweede helft van de 19de eeuw in gebruik waren, is het waarschijnlijk dat deze niet op de Atlas der Buurtwegen werden aangeduid.

(42)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 42

4.3.5 V

ANDERMAELENKAART

(

CA

. 1846-1854)

Figuur 36: Vandermaelenkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017) De Vandermaelenkaart toont weinig verandering in het gebied. Het onderzoeksgebied is nog steeds onbebouwd en de bebouwing in de omgeving bevindt zich voornamelijk ter hoogte van Saventhem.

De kaart geeft aan dat er nog verscheidene watermolens in gebruik op de Woluwe. Dit bevestigd de eerdere aanname dat watermolens gewoonweg niet vermeld werden op de Atlas der Buurtwegen. Op de Vandermaelenkaart wordt melding gemaakt van: Moulin d’Hasschoen (?), twee oliemolens (Moulin d’Huile), drie papiermolens (Moulin à papier), en een meelmolen (Moulin a Farine).

(43)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 43

4.3.6 P

OPPKAART

(

CA

. 1842-1879)

Figuur 37: Popp-kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw) (Geopunt 2017).

Ook op de Popp-kaart zijn weinig wijzigingen aan het landschap te zien. Het onderzoeksgebied is nog steeds onbebouwd en nagenoeg alle bebouwing is gecentreerd ter hoogte van Zaventem. De weg waaraan het onderzoeksgebied in het zuidoosten grenst staat aangegeven met de naam ‘Eversche baan’. Er wordt slechts melding gemaakt van één molen op de Woluwe: de Moulin de Flasschoen. Het is niet duidelijk of de meeste molens reeds verdwenen waren bij de opmaak van deze kaart, of dat deze gewoonweg niet vermeld werden.

(44)

4.4 R

ECENTE LANDSCHAPSVERANDERINGEN

De opnames uit 1947-1954 en 1971 tonen aan dat het onderzoeksgebied en zijn ruimere omgeving hun rurale karakter lang behouden hebben. De bebouwing centreert zich nog steeds ter hoogte van de woonkern van Zaventem terwijl de rest van het gebied voornamelijk uit landbouwgebied bestaat.

De omvang van de woonkern van Zaventem is echter sterk toegenomen richting het zuiden . Op de opnames uit 1971 is te zien dat een kleinere woonkern zicht ten zuidwesten van het onderzoeksgebied heeft ontwikkeld.

Op de opnames uit 1979-1990 een sterke toename van de bebouwing zichtbaar. De woonkern van Zaventem heeft zich nog verder naar het zuiden uitgebreid. Ook de kleinere woonkern ten zuiden van het onderzoeksgebied is in omvang toegenomen. De meest opvallende veranderingen zijn de aanleg van de R22 en E40, en de grote zone van bebouwing ten noorden en ten noordwesten van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied is op deze opnames onbebouwd en in gebruik als landbouwgrond. Op de opnames uit 2000-20003 is de bebouwing nog in beperkte mate toegenomen.

Op het onderzoeksgebied is nu een laag aangevoerde grond zichtbaar. Deze is waarschijnlijk afkomstig van de aanlegsite van de kantoorgebouwen net ten noorden ervan. Op de opnames uit 2017 is deze ophoging niet meer zichtbaar omwille van de begroeiing op het terrein.

Figuur 38: Orthofotomozaïek uit 1947-1954 (kleinschalige opnamen, zwart-wit) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

(45)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 45 Figuur 39: Orthofotomozaïek uit 1971 (kleinschalige zomeropnamen, zwart-wit) met aanduiding van het

onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

Figuur 40: Orthofotomozaïek uit 1979-1990 (kleinschalige zomeropnamen, kleur) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

(46)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 46 Figuur 41: Orthofotomozaïek uit 2000-2003 (middenschalige winteropnamen, kleur) met aanduiding van

het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

Figuur 42: Orthofotomozaïek uit 2017 (middenschalige winteropnamen, kleur) met aanduiding van het onderzoeksgebied (blauw). (Bron: Geopunt 2017)

(47)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 47

5 B ESLUIT

5.1 I

NTERPRETATIE EN DATERING

Op basis van de landschappelijke, archeologische en historische gegevens kan een inschatting gemaakt worden van de aard en ouderdom van eventuele archeologische vindplaatsen ter hoogte van het studiegebied.

Het onderzoeksgebied bevindt zich ten op de westelijke flank van de riviervallei van de Woluwe, ten zuidwesten van Zaventem. Het terrein bevindt zich op een relatief steile helling waar enkel nog pre- quartaire afzettingen aanwezig zijn. Waarschijnlijk is dit te wijten aan hellingsprocessen waarbij sedimenten geërodeerd zijn en vervolgens in de riviervallei zijn afgezet. De bodems kennen een overgang van eerder droge zandleembodems hoger op de helling naar natte bodems onderaan de helling.

De oudste gekende archeologische resten in de omgeving duiden op een menselijke aanwezigheid te Zaventem in het neolithicum. Ook voor de Romeinse periode zijn er enkele vindplaatsen gekend, waaronder een tumulus. Deze vindplaatsen situeren zich echter in en nabij de woonkern van Zaventem. Ter hoogte van het onderzoeksgebied en de directe omgeving zijn er geen vindplaatsen uit de neolitische of Romeinse perioden gekend. Vanaf de middeleeuwen is er een nederzetting aanwezig in Zaventem. Deze ontwikkelde zich doorheen de eeuwen rondom de kerk. Het onderzoeksgebied lag echter ver buiten de woonkern waardoor de ontwikkelingen binnen de woonkern er slechts weinig impact op uitoefende. Desalniettemin lagen er nabij het onderzoeksgebied vanaf de late middeleeuwen verschillende watermolens op de Woluwe. Deze bleven vaak in gebruik tot in de 19de eeuw en werden in sommige gevallen omgebouwd tot papiermolens.

De cartografische bronnen geven aan dat het onderzoeksgebied zeker sinds de 18de eeuw onbebouwd is gebleven. Op de orthofoto’s is te zien dat het onderzoeksgebied zeker tot 1990 als landbouwgebied in gebruik was. Tussen 1990 en 2003 is het terrein deels in gebruik genomen als stockageplaats voor gronden die afgegraven werden bij de bouw van een reeks nabijgelegen kantoorgebouwen. Deze gestockeerde gronden zijn nog steeds aanwezig en vormen een ophogingspakket van ca. 1m – 1;5m dik over nagenoeg het volledige noordelijke deel van het onderzoeksgebied. Dit ophogingspakket is duidelijk zichtbaar in de hoogteprofielen (cfr. 3.1.2)

5.2 I

NSCHATTING POTENTIEEL TOT KENNISVERMEERDERING

Het potentieel tot kennisvermeerdering bestaat hier vooral uit het aantreffen van archeologische resten uit de steentijd, Romeinse periode en de middeleeuwen.

De vraag die gesteld moet worden is in welke mate eventuele aanwezige archeologische resten bewaard zijn gebleven ter hoogte van het onderzoeksgebied, en hoe groot de kans op het aansnijden van archeologische resten tijdens de geplande bodemingrepen is.

1. Het onderzoeksgebied ligt geologisch gezien nagenoeg volledig op pre-Quartaire afzettingen en bevindt zich op helling. Onderaan de helling werden afzettingen aangetroffen die door hellingsprocessen zijn afgezet. Er is bijgevolg een reële kans dat het bodemarchief een sterke invloed van hellingserosie geeft ondergaan waardoor eventueel aanwezige archeologische resten mogelijk aangetast of verdwenen zijn.

2. Op het noordelijke deel van het onderzoeksgebied ligt een ophogingspakker van ca. 1m – 1,5m. De geplande bodemingrepen voor de bovengrondse parkeerzone en asfaltverhardingen

(48)

2017I275/ 22662.R.01 (intern) Archeologienota 48 zijn ondiep (max. 30cm) en beperken zich bijgevolg volledig tot de ophogingslaag. Het deel van verdieping -1 dat zich onder de Longstayzone bevindt ligt nagenoeg volledig ter hoogte van de ophogingslaag. Verdieping -1 is hier deels bovengronds waardoor de bodemingreep ter hoogte van de Longstay zone slechts 1,77m diep gaat. Het is niet geheel duidelijk hoe diep het archeologisch niveau onder het ophogingspakker ligt.

3. Ter hoogte van de hotelzone is verdieping -1 grotendeels bovengronds. Hier is echter geen ophogingspakket aanwezig.

4. Verdieping -2 ligt volledig ondergronds en vormt bijgevolg een diepgaande bodemingreep.

5. Het onderzoeksgebied is zeker sinds de 18de eeuw onbebouwd gebleven hetgeen bevorderlijk is voor de goede bewaring van eventueel aanwezige archeologische resten.

6. Er zijn weinig archeologische vindplaatsen in de directe omgeving van het onderzoeksgebied gekend. Het is echter onduidelijk of dit te wijten is aan een gebrek aan menselijke aanwezigheid in het verleden, of aan een hiaat in het tot nog toe gevoerde onderzoek.

7. Het onderzoeksgebied ligt op een helling nabij water. Dergelijke zones vormden een aantrekkingspool voor menselijke occupatie vanaf de steentijd. Er zijn echter nog geen vindplaatsen uit de steentijd gekend voor het onderzoeksgebied en de directe omgeving.

Op basis van de bovenstaande argumenten kan besloten worden dat het potentieel tot kennisvermeerdering onvoldoende ingeschat kan worden. Er zijn slechts een beperkt aantal vindplaatsen gekend in de omgeving, maar het is niet duidelijk of het gebied onbewoond is gebleven.

Het ontbreken van archeologische gegevens kan immers ook het gevolg zijn van een hiaat in het tot nog toe gevoerde onderzoek. Bovendien is de impact van erosie op het onderzoeksgebied nog onvoldoende duidelijk. Aangezien de geplande bodemingrepen de ondergrond sterk zullen verstoren is vervolgonderzoek noodzakelijk. Aangezien de bovengrondse parkeerzone en de noordelijke inrit naar verdiep -1 zich nagenoeg volledig tot het ophogingspakket beperken, wordt er vrijgave voor deze zone voorgesteld. Voor de zone waar verdieping -1, de regenputten en de zinkputten worden aangelegd wordt verder onderzoek in de vorm van landschappelijke boringen voorgesteld. Deze kunnen, indien nodig, gevolgd worden door archeologische boringen en/of proefsleuven. Deze maatregelen worden verder toegelicht in het programma van maatregelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

Voor de bepaling van locaties waar door kustlijnzorg toekomstige veiligheidsproblemen voorkomen kunnen worden is uitgegaan van de zogenaamde aandachtslocaties uit het

In het rapport van de RVZ wordt een verschuiving gesignaleerd van paternalistische zorg (de arts vertelt wat de zorgvrager moet doen), via informed consent (de arts

x Er bestaat geen éénduidige betekenis van het concept „„feedback‰‰ in de literatuur. Dit leidt tot conceptuele onduidelijkheid. Hetzelfde begrip verwijst naar uiteenlopende

Bedrijven moeten om onder het nieuwe mestbeleid meer dierlijke mest van graasdieren (250 kg in plaats van 170 stikstof per hectare) op het eigen bedrijf te kunnen plaatsen