• No results found

Inspectierapport BSO Fatima (BSO) Fatimastraat 24b 5021AN Tilburg Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport BSO Fatima (BSO) Fatimastraat 24b 5021AN Tilburg Registratienummer"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

BSO Fatima (BSO) Fatimastraat 24b 5021AN Tilburg

Registratienummer 749594901

Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant

In opdracht van gemeente: Tilburg

Datum inspectie: 28-03-2019

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 30-04-2019

(2)

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Het onderzoek ... 3

Observaties en bevindingen ... 4

Overzicht getoetste inspectie-items ... 9

Gegevens voorziening ... 12

Gegevens toezicht ... 12

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ... 13

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Beschouwing

BSO Fatima maakt deel uit van de brede school Koningshaven. De Buitenschoolse opvang is gevestigd in de hal van basisschool Fatima. In de school is tevens de peuterspeelzaal gevestigd van dezelfde houder. De BSO biedt opvang aan maximaal 40 kinderen en is op dinsdag, donderdag en op ADV dagen geopend.

Inspectiegeschiedenis

• Jaarlijkse inspectie 2016: de houder voldoet aan alle getoetste voorwaarden;

• Jaarlijkse inspectie 2017: de houder voldoet aan alle getoetste voorwaarden;

• Jaarlijkse inspectie 2018: de houder voldoet niet aan alle getoetste voorwaarden. Er is een overtreding geconstateerd binnen het domein Veiligheid en gezondheid.

• Nader onderzoek, 20 september 2018: de geconstateerde overtreding uit het voorgaande onderzoek is hersteld.

Huidig onderzoek

Op 28 maart 2019 heeft er een onaangekondigd onderzoek plaatsgevonden bij BSO Fatima.

Met ingang van 1 januari 2019 zijn een aantal kwaliteitseisen in de Wet kinderopvang gewijzigd op het gebied van de beroepskracht-kindratio, de invoering van de pedagogisch beleidsmedewerker en de meldcode kindermishandeling. Afhankelijk van het soort onderzoek worden deze nieuwe kwaliteitseisen meegenomen en beoordeeld.

De volgende domeinen zijn in dit onderzoek beoordeeld:

• pedagogisch klimaat;

• personeel en groepen;

• veiligheid en gezondheid.

Conclusie

Uit het huidige onderzoek is gebleken dat de houder voldoet aan alle getoetste voorwaarden.

De toelichting op de bevindingen van de toezichthouder kunt u lezen in het vervolg van dit rapport.

Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn beoordeeld.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Binnen het pedagogisch klimaat zijn de volgende onderdelen beoordeeld:

• Pedagogisch beleid;

• Pedagogische praktijk.

Het onderdeel verantwoorde opvang is beoordeeld door middel van een observatie in de praktijk en gesprekken met de beroepskrachten.

Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder en vervolgens wordt een oordeel gegeven op basis van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang.

Pedagogisch beleid

De houder heeft een pedagogisch beleidsplan opgesteld waarin de kenmerkende pedagogische visie is beschreven. Als aanvulling hierop is een pedagogisch werkplan geschreven specifiek voor deze kinderopvanglocatie.

De houder draagt er zorg voor dat de beroepskrachten in de praktijk handelen volgens het pedagogisch beleid. Iedere zes weken vindt een teamoverleg plaats waar onder meer het pedagogisch beleid wordt besproken.

Conclusie

Het kindercentrum voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Pedagogische praktijk

De houder dient zorg te dragen voor verantwoorde kinderopvang. Aan de hand van observaties van de pedagogische praktijk en interviews met beroepskrachten is beoordeeld of verantwoorde opvang wordt geboden.

De observatie van de pedagogische praktijk heeft plaatsgevonden op dinsdag 26 maart 2019 op de volgende momenten:

• fruitmoment;

• buiten spelen;

• kookactiviteit.

Emotionele veiligheid

De beroepskracht heeft oog voor het individuele kind en zorgt voor een emotioneel veilige omgeving. De kinderen maken contact met elkaar en doen nieuwe ervaringen op. De kinderen zoeken de beroepskracht op en zij reageren positief op elkaar.

De beroepskracht kijkt en luistert naar de kinderen. Ze ziet wat een kind leuk vindt en voelt aan wat de stemming in de groep is. Ze heeft oog voor onveilige situaties, zoals pesten, buitensluiten of een negatieve groepssfeer. De beroepskracht heeft respect voor de autonomie van kinderen. De kinderen krijgen de ruimte om actief dingen zelf te proberen met respect voor eigen ideeën en oplossingen.

De beroepskracht zorgt voor een positieve groepssfeer, voorspelbaarheid in het dagritme en duidelijkheid over regels en afspraken. Vaste activiteiten maken onderdeel uit van het programma, zoals een eet- en drinkmoment in de eigen basisgroep, buitenspelen, koken, knutselactiviteiten.

Ten tijde van de inspectie legt de beroepskracht middels de pictogrammen uit wat het middagprogramma zal zijn.

(5)

De beroepskracht biedt structuur en stelt grenzen. Dit gebeurt op een doortastende, consequente en respectvolle manier. Voor kinderen is het duidelijk wat er van hen wordt verwacht en waar zij zich aan moeten houden.

Persoonlijke competentie

De beroepskracht biedt activiteiten aan die kinderen nodig hebben voor hun ontwikkeling. De beroepskracht heeft oog voor de interesses en behoeften van elk individueel kind, stimuleert de kinderen en weet het groepsproces en de activiteiten zo te organiseren dat ieder kind aan bod komt. Kinderen kunnen zich ontwikkelen op gebieden waar hun interesses en talenten liggen.

Kinderen hebben de mogelijkheid om (leer)ervaringen op te doen in de groep. De inrichting van de ruimte en het spelmateriaal sluiten aan bij het ontwikkelingsniveau en de interesses van de kinderen. Voor de kinderen zijn specifieke speelhoeken aanwezig, geschikt voor een specifiek speldoel. Voorbeeld: een loungehoek, poppenkast, tv- gamehoek, verkleedhoek, huishoek, bouwhoek en een leeshoek. Er is een balans tussen georganiseerde activiteiten en vrij spelen.

Daarnaast beschikt het kindercentrum over een buitenruimte waar verschillende activiteiten kunnen plaatsvinden.

Sociale competentie

De beroepskracht begeleidt de kinderen in hun onderlinge interactie. Gerichte activiteiten worden ingezet om kinderen te laten samenspelen. Daarbij leren kinderen om naar elkaar te luisteren, elkaar te helpen, op elkaar te wachten en samen een conflict op te lossen. De beroepskracht grijpt in wanneer de situatie dat vereist. De beroepskracht brengt de kinderen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden bij.

Twee kinderen hebben ruzie om één bal. Kind X geeft aan dat zij de bal eerder had en eist de bal terug van kind Y. De beroepskracht vraagt aan kind X of ze de bal op een aardige manier wil terugvragen in plaats van terug te eisen. Kind X neemt dit over en zegt: mag ik alsjeblieft de bal terug? De beroepskracht complimenteert haar en stelt aan kind Y voor om een andere bal te pakken.

Overdracht van normen en waarden

Kinderen worden gestimuleerd om kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen. Er is aandacht voor verschillende sociale achtergronden, leefstijlen en omgangsvormen.

De beroepskracht hanteert afspraken en omgangsvormen die herkenbaar aanwezig zijn en worden toegepast. Voorbeeld: de kinderen wordt gevraagd of ze eerst kunnen opruimen, voordat ze buiten gaan spelen. Dit doen ze dan ook. Vervolgens doen ze hun jas aan en verzamelen bij de eettafel, zodat ze samen naar buiten kunnen lopen. Verder zijn de volgende afspraken zichtbaar: rekening houden met elkaar en samen delen, elkaar laten uitpraten en niet opstaan als je aan tafel zit.

Kinderen worden aangesproken op hun gedrag. De beroepskracht geeft inzicht, richting en correctie aan het gedrag van kinderen. Zij geeft uitleg wanneer iets niet mag en waarom het niet mag, is zich bewust van haar voorbeeldfunctie en hanteert de algemeen aanvaarde normen en waarden.

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Gebruikte bronnen:

• Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

• Interview

• Observatie(s)

• Pedagogisch werkplan (2019)

• Notulen teamoverleg (13-06-2018, 1-11-2018, 21-02-2019)

(6)

Personeel en groepen

Binnen personeel en groepen worden de volgende onderdelen beoordeeld:

• Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang;

• Opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen;

• Aantal beroepskrachten;

• Stabiliteit van de opvang voor kinderen.

Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder en vervolgens wordt een oordeel gegeven op basis van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

De beoordeling van de verklaring omtrent het gedrag is gebaseerd op een steekproef van de aanwezige beroepskrachten en de invalkrachten. Deze personen zijn ingeschreven in het personenregister kinderopvang met een geldige verklaring omtrent het gedrag en door de houder gekoppeld aan de organisatie.

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Opleidingseisen en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires De beoordeling van de beroepskwalificaties is gebaseerd op een steekproef. De diploma's van de aanwezige beroepskrachten en invalkrachten zijn ingezien. Deze personen beschikken over een passend diploma overeenkomstig de actuele cao kinderopvang.

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Aantal beroepskrachten

Ten tijde van de inspectie worden er vijf kinderen opgevangen met één beroepskracht.

Uit een steekproef van de aanwezigheidslijsten en personeelsroosters van week 12 blijkt dat voldoende beroepskrachten worden ingezet in relatie tot het aantal kinderen (beroepskracht- kindratio).

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Op BSO Fatima worden de kinderen opgevangen in een vaste basisgroep. Het kindercentrum beschikt momenteel over één basisgroep met maximaal 10 kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar oud.

BSO Fatima werkt samen met BSO Panta Rhei. In verband met het lage kindaantal in de vakanties gaan de kinderen van BSO Fatima naar BSO Panta Rhei. Op schoolvrije dagen is BSO Fatima de hele dag open.

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

(7)

Gebruikte bronnen:

• Interview

• Observatie(s)

• Personen Register Kinderopvang

• Diploma(s)/kwalificatie(s) beroepskrachten

• Presentielijsten (week 12)

• Personeelsrooster (week 12)

(8)

Veiligheid en gezondheid

Binnen veiligheid en gezondheid zijn de volgende onderdelen beoordeeld:

• Veiligheids- en gezondheidsbeleid;

• Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder en vervolgens wordt een oordeel gegeven op basis van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder heeft een beleid opgesteld dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

Cyclisch proces

De houder draagt er zorg voor dat de beroepskrachten in de praktijk handelen volgens het veiligheids- en gezondheidsbeleid. Iedere zes weken vindt een teamoverleg plaats waar dit beleid wordt besproken. Op basis van een steekproef uit de praktijk blijkt het beleid actueel te zijn en passende maatregelen worden genomen.

Uit interviews met de beroepskrachten blijkt dat zij op de hoogte zijn van het beleid. De houder zorgt ervoor dat het beleid samen met de beroepskrachten een continu proces is van actualiseren, evalueren en implementeren.

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder heeft een meldcode vastgesteld waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De houder gebruikt het afwegingskader om te beslissen of een melding noodzakelijk is en, vervolgens, bij het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is.

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode en de handelwijze. Dit blijkt uit gesprekken met beroepskrachten en de houder. Door middel van training wordt de kennis vergroot en onderhouden.

Conclusie

De houder voldoet aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Gebruikte bronnen:

• Interview

• Observatie(s)

• EHBO certificaten

• Beleid veiligheid- en gezondheid

• Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (01-01-2019)

• Notulen teamoverleg (13-06-2018, 1-11-2018, 21-02-2019)

(9)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de buitenschoolse opvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 2, 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) Pedagogische praktijk

In het kader van het bieden van verantwoorde buitenschoolse opvang, draagt de houder van een kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt

geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 11 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling met de in artikel 1.50 derde lid van de wet genoemde personen inclusief hemzelf.

(art 1.48d lid 3 Wet kinderopvang)

(10)

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het

personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder van een kindercentrum kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)

Opleidingseisen en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang beschikt daarbij over een bewijsstuk waaruit blijkt dat hij de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader (ERK) voor talen.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 15 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 9a lid 1 en 2 Regeling Wet kinderopvang)

Aantal beroepskrachten

De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b, bij het besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels;

- Indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de basisgroep verlaten, leidt dit niet tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten, ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 16 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang) Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij buitenschoolse opvang vindt de opvang plaats in basisgroepen. Een kind wordt opgevangen in één basisgroep. De maximale grootte van de basisgroep wordt bepaald op grond van tabel 2 in bijlage 1, onderdeel b van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 18 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Veiligheid en gezondheid

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de buitenschoolse opvang conform het veiligheids- en

gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum stelt het veiligheids- en

gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

(art 1.49 lid 1 en art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 13 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

(11)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

De door de houder voor het personeel vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen:

a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;

c. een toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;

d. indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen;

e. specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het door de houder van een kindercentrum in de meldcode vastgestelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen:

a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding;

c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;

d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

e. het beslissen over:

- het doen van een melding, en

- het inzetten van de noodzakelijke hulp.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 14 lid 1 onder a en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang) De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze, dat hij onverwijld in overleg treedt met de vertrouwensinspecteur kinderopvang, indien hem bekend is geworden dat een bij de onderneming werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang. Indien uit het overleg blijkt dat sprake is van een redelijk vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf doet de houder onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar en stelt hij de

vertrouwensinspecteur kinderopvang onverwijld in kennis.

(art 1.51b lid 1, 2 en 5 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ander ten behoeve van die houder werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang, deze persoon de houder van het kindercentrum daarvan onverwijld in kennis stelt.

Indien degene die van het vermoeden op de hoogte moet worden gesteld dezelfde persoon is als degene die zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan dit misdrijf, is artikel 1.51c lid 1 en 2 Wet kinderopvang van toepassing.

(art 1.51b lid 3, 4 en 5 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien een bij de onderneming werkzaam persoon bekend is geworden dat de natuurlijke persoon die tevens houder is zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind dat gebruik maakt van de door de houder geboden

kinderopvang, deze persoon in contact kan treden met de vertrouwensinspecteur kinderopvang en in geval van een redelijk vermoeden onverwijld aangifte doet bij een daartoe aangewezen

(12)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : BSO Fatima

Website : http://www.kinderstadtilburg.nl

Vestigingsnummer KvK : 000031815448

Aantal kindplaatsen : 48

Gegevens houder

Naam houder : KC Panta Rhei B.V.

Adres houder : Postbus 769

Postcode en plaats : 5000AT Tilburg

KvK nummer : 62841750

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hart voor Brabant

Adres : Postbus 3024

Postcode en plaats : 5003DA Tilburg

Telefoonnummer : 088-3686845

Onderzoek uitgevoerd door : E. de Jong-Melhem Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Tilburg

Adres : Postbus 90155

Postcode en plaats : 5000LH TILBURG

Planning

Datum inspectie : 28-03-2019

Opstellen concept inspectierapport : 18-04-2019

Zienswijze houder : 29-04-2019

Vaststelling inspectierapport : 30-04-2019 Verzenden inspectierapport naar houder : 30-04-2019 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 30-04-2019 Openbaar maken inspectierapport : 21-05-2019

(13)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

Het GGD inspectie rapport is een mooie weergave van onze BSO Fatima. We besteden veel aandacht aan het persoonlijke contact met de kinderen, we merken dat de kinderen dit ook heel fijn vinden. We hebben veel ruimte voor activiteiten en daardoor kunnen we goed rekening houden met de wensen van de verschillende kinderen. Wij zien BSO Fatima als een kleinschalige, gezellige en veilige BSO.

Nynke van der Heide

Directeur Fatima kinderopvang

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een