• No results found

Inspectierapport Dagopvang & BSO De Dag Door (KDV) de Raetsingel KC Boxmeer Registratienummer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspectierapport Dagopvang & BSO De Dag Door (KDV) de Raetsingel KC Boxmeer Registratienummer"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inspectierapport

Dagopvang & BSO De Dag Door (KDV) de Raetsingel 5

5831KC Boxmeer

Registratienummer 208708352

Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant

In opdracht van gemeente: Boxmeer

Datum inspectie: 23-09-2019

Type onderzoek : Jaarlijks onderzoek

Status: Definitief

Datum vaststelling inspectierapport: 30-09-2019

(2)

Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE ... 2

HET ONDERZOEK ... 3

ONDERZOEKSOPZET ... 3

BESCHOUWING ... 3

HERSTELAANBOD ... FOUT!BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. ADVIES AAN COLLEGE VAN B&W ... 3

OBSERVATIES EN BEVINDINGEN ... 4

PEDAGOGISCH KLIMAAT ... 4

PERSONEEL EN GROEPEN ... 6

VEILIGHEID EN GEZONDHEID ... 8

OVERZICHT GETOETSTE INSPECTIE-ITEMS ... 10

PEDAGOGISCH KLIMAAT ... 10

PERSONEEL EN GROEPEN ... 10

VEILIGHEID EN GEZONDHEID ... 11

GEGEVENS VOORZIENING ... 14

OPVANGGEGEVENS ... 14

GEGEVENS HOUDER ... 14

GEGEVENS TOEZICHT ... 14

GEGEVENS TOEZICHTHOUDER (GGD) ... 14

GEGEVENS OPDRACHTGEVER (GEMEENTE) ... 14

PLANNING ... 14

BIJLAGE: ZIENSWIJZE HOUDER KINDERCENTRUM ... 15

(3)

Het onderzoek

Onderzoeksopzet

Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.

Beschouwing

Kinderdagverblijf (kdv) en buitenschoolse opvang (bso) De Dag Door is gehuisvest in ruimtes van een voormalige school.

Er zijn twee stamgroepen:

- een verticale groep; ruimte voor maximaal 16 kinderen - een verticale groep; ruimte voor maximaal 8 kinderen.

In totaal mogen er maximaal 21 kinderen van 0 – 4 jaar gelijktijdig worden opgevangen.

Daarnaast nog maximaal 3 kinderen van 4 - 12 jaar. In deze groep worden namelijk ook kinderen van de buitenschoolse opvang (bso) opgevangen. Dit is op woensdag- en vrijdagmiddag en incidenteel ook op andere dagen. (bijvoorbeeld met een studiedag van school) Op deze momenten zijn er maximaal 24 kinderen van 0 -12 jaar. Er zijn twee groepsruimtes, bij beide is een

slaapkamer aangrenzend en tussen de beide groepen is de toiletgroep. Er is een ruim, natuurlijk aangelegd, buitenterrein aanwezig.

Het kdv staat niet aangemerkt als gesubsidieerde voorschoolse (VE) locatie, maar op de peutergroep wordt wel gewerkt met de VE methode Uk&Puk.

Recente inspectiegeschiedenis

2016 - 2017 - 2018; Tijdens de jaarlijks onderzoeken zijn er geen overtredingen geconstateerd.

Huidig onderzoek

Op maandag 23 september 2019 heeft er een onaangekondigd onderzoek plaatsgevonden bij De Dag Door

Met ingang van 1 januari 2019 zijn een aantal kwaliteitseisen in de Wet kinderopvang gewijzigd op het gebied van de beroepskracht-kindratio, de invoering van de pedagogisch beleidsmedewerker en de meldcode kindermishandeling. Afhankelijk van het soort onderzoek worden deze nieuwe kwaliteitseisen meegenomen en beoordeeld.

De volgende onderdelen zijn in dit onderzoek beoordeeld:

• pedagogisch klimaat;

• personeel en groepen;

• veiligheid en gezondheid.

Bevindingen

Er heeft een observatie op de groep plaatsgevonden, er is met de houder en beroepskrachten gesproken. Een aantal documenten zijn ter plaatse ingezien, andere documenten zijn opgestuurd en daarna beoordeeld. Tijdens het inspectie-moment werden er 9 BSO kinderen

voorschool opgevangen. Om deze reden is dit een gecombineerde inspectie KDV & BSO geworden.

Het rapport zal dan ook aan BSO De Dag Door worden gekoppeld.

Tijdens het jaarlijks onderzoek zijn de volgende overtreding geconstateerd:

1. stabiliteit van de opvang in groepen;

2. beleid veiligheid en gezondheid.

Herstelaanbod

Er is een herstelaanbod gedaan voor de overtredingen. Na afloop van de hersteltermijn is gebleken dat de overtredingen zijn hersteld.

In het rapport wordt dit verder toegelicht onder het betreffende domein.

Conclusie

Uit het huidige onderzoek is gebleken dat de houder voldoet aan alle getoetste voorwaarden.

De toelichting op de bevindingen van de toezichthouder kunt u lezen in het vervolg van dit rapport.

Aan het einde van dit rapport treft u een overzicht aan van de inspectie-items die zijn beoordeeld.

Advies aan College van B&W Geen handhaving.

(4)

Observaties en bevindingen

Pedagogisch klimaat

Binnen het pedagogisch klimaat zijn de volgende onderdelen beoordeeld:

• pedagogisch beleid;

• pedagogische praktijk.

Het onderdeel verantwoorde opvang is beoordeeld door middel van een observatie in de praktijk en gesprekken met de beroepskrachten.

Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder.

Conclusie

Aan de getoetste voorwaarden wordt voldaan.

Pedagogisch beleid

Kinderopvang de Dag Door heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de kenmerkende pedagogische visie is beschreven.

De houder draagt er zorg voor dat de beroepskrachten in de praktijk handelen volgens het pedagogisch beleid. Iedere drie maanden vindt een teamoverleg plaats waar onder meer het pedagogisch beleid wordt besproken.

Pedagogische praktijk

De houder dient zorg te dragen voor verantwoorde kinderopvang. Aan de hand van observaties van de pedagogische praktijk en interviews met beroepskrachten is beoordeeld of verantwoorde

opvang wordt geboden.

De observatie van de pedagogische praktijk heeft plaatsgevonden op maandag 23 september 2019 op de volgende momenten:

- binnenkomst kinderen;

- vrij spel;

- kringmoment;

- fruit eten.

Emotionele veiligheid

De beroepskrachten verwelkomen zowel de ouders als het kind op persoonlijke wijze.

Beroepskrachten nemen desgewenst actief informatie in ontvangst bij het brengen. Bijvoorbeeld:

beroepskrachten informeren bij de ouders hoe het met het kind gaat en of er bijzonderheden zijn.

De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op. Bijvoorbeeld: een kind zit verdrietig aan tafel. De beroepskracht gaat naar het kind toe en vraagt waarom er traantjes zijn. Hierdoor ontstaat er een gesprekje en wat later is het kind weer aan het spelen.

De beroepskrachten verwoorden in veel situaties hun gedrag. Bijvoorbeeld: de beroepskrachten benoemen veel handelingen die ze doen naar de kinderen toe. Zij passen daarbij hun

lichaamshouding aan (op ooghoogte praten) en praten met taal (zinsbouw, woordkeuze) die past bij de leeftijdsgroep.

(5)

Persoonlijke competentie

De beroepskrachten hebben een herkenbare dagindeling met programmaonderdelen, waarbij ruimte gemaakt kan worden voor nieuwe/leuke/spannende situaties die kansen bieden voor gesprek en leermomenten. Bijvoorbeeld: tijdens het kringmoment wordt het ritme van de dag besproken met de peuters, vervolgens worden de dagritmekaarten met de peuters samen opgehangen zodat het gedurende de dag inzichtelijk is.

De beroepskrachten sluiten aan bij het ontwikkelingstempo en –niveau van een kind. Ze bieden spelmateriaal en activiteiten aan die uitdagend en spannend zijn, zonder het kind te overvragen of te onderschatten. Bijvoorbeeld: een kind wil een puzzel maken. De beroepskracht vraagt of het kind een makkelijke of een moeilijke puzzel wil. Het kind geeft aan dat het een moeilijke puzzel wil, de beroepskracht pakt vervolgens een puzzel en vraagt aan het kind of deze puzzel moeilijk

genoeg is. Het kind geeft aan dat ze de puzzel moeilijk genoeg vindt en gaat deze vervolgens maken.

Sociale competentie

De beroepskrachten begeleiden ook de positieve interacties tussen kinderen. Zij helpen de kinderen actief om sociale vaardigheden met leeftijds- en/of groepsgenootjes te ontwikkelen.

Bijvoorbeeld: naar elkaar luisteren en wachten op elkaar met fruit eten.

De beroepskrachten zetten gerichte activiteiten en materialen in om kinderen te laten

samenspelen. Bijvoorbeeld: de beroepskracht vraagt aan de kinderen of ze met de trein willen spelen. Een van de kinderen reageert hierop bevestigend.

De beroepskracht gaat met het kind op de grond zitten en pakt de trein. Wat later komt een ander kind erbij zitten en wordt uitgenodigd om mee te gaan spelen.

De beroepskrachten betrekken groepsgenootjes bij de baby's, en andersom. Bijvoorbeeld: tijdens het fruit eten wordt een baby in de kinderstoel erbij gezet en even later als de kinderen aan het spelen zijn zit de baby er op ooghoogte bij.

Overdracht van waarden en normen

Kinderen worden gestimuleerd om kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving. Beroepskrachten hanteren afspraken en omgangsvormen die

herkenbaar aanwezig zijn en worden toegepast. Bijvoorbeeld: samen opruimen en elkaar uit laten praten.

Gebruikte bronnen

• Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

• Interview (de beroepskrachten)

• Observatie(s) (23 september 2019 8.00-11.15, 30 september 8.20-9.20)

• Pedagogisch beleidsplan

(6)

Personeel en groepen

Binnen personeel en groepen worden de volgende onderdelen beoordeeld:

• verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang;

• opleidingseisen en eisen aan de inzet van leerlingen;

• aantal beroepskrachten;

• stabiliteit van de opvang voor kinderen.

Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder.

Conclusie

De houder voldoet na herstelaanbod aan de getoetste kwaliteitseisen die binnen dit onderdeel van toepassing zijn.

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

De beroepskrachten, vrijwilligers en stagiaires van deze locatie, zijn allen ingeschreven in het personenregister kinderopvang met een geldige verklaring omtrent het gedrag en door de houder gekoppeld aan de organisatie.

Opleidingseisen

De diploma’s van de beroepskrachten en invalkrachten van deze locatie zijn ingezien of bij een eerdere inspectie ingezien.

Zij beschikken over een passend diploma overeenkomstig de actuele cao kinderopvang.

Eén van de houders is aangesteld als pedagogisch beleidsmedewerker/coach en is voor 1 januari 2019 ingeschreven voor een erkende opleiding voor pedagogisch beleidsmedewerker/ coach.

Hiervoor geldt een overgangsregeling, het diploma moet voor 1 januari 2021 worden behaald.

Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

Er is een steekproef van de aanwezigheidslijsten en personeelsroosters van week 37 en 38 genomen.

Op de dag van de inspectie zijn er 11 kinderen: 2 van 0 jaar, 1 van 1 jaar, 4 van 2 jaar en 5 kinderen van 3 jaar. Er zijn 2 beroepskrachten.

Uit bovenstaande blijkt dat voldoende beroepskrachten worden ingezet in relatie tot het aantal kinderen (beroepskracht-kindratio).

Stabiliteit van de opvang voor kinderen Er zijn twee stamgroepen:

- een verticale groep; maximaal 16 kinderen in de leeftijd van 0 - 4 jaar - een verticale groep; maximaal 8 kinderen in de leeftijd van 0 - 4 jaar.

Op de dag van de inspectie zijn er 11 kinderen van het kdv aanwezig en er zijn 9 kinderen van de voorschoolse opvang aanwezig. Er zijn op dit moment 20 kinderen aanwezig.

De maximale toegestane groepsgrootte bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar is 16 kinderen, er wordt niet voldaan aan deze voorwaarde.

(7)

Herstelaanbod

Op bovenstaande overtreding is herstelaanbod aangeboden. Houder geeft aan dat in principe de voorschoolse kinderen naar de locatie van de bso gaan, echter op de dag van inspectie is dit niet gebeurt.

Bevindingen na de hersteltermijn

Na afloop van de hersteltermijn is het kdv opnieuw bezocht op 30 september 2019. De eerder benoemde voorwaarde is opnieuw beoordeeld.

De kinderen van de voorschoolse opvang zijn vanaf half 8 opgevangen bij bso De Weijerwereld. Bij kdv De Dag Door zijn er in totaal 10 kinderen. Er wordt, na herstelaanbod, voldaan aan deze voorwaarde.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde na herstelaanbod, is voldaan:

Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen. Een kind wordt opgevangen in één

stamgroep. De maximale groepsgrootte wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1, onderdeel a van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Gebruikte bronnen

• Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

• Interview (de beroepskrachten)

• Observatie(s) (23 september 2019 8.00-11.15, 30 september 8.20-9.20)

• Personen Register Kinderopvang

• Presentielijsten

• Personeelsrooster

(8)

Veiligheid en gezondheid

Binnen veiligheid en gezondheid zijn de volgende onderdelen beoordeeld:

• beleid veiligheid en gezondheid;

• de meldcode

Per onderdeel volgt een beschrijving van de bevindingen van de toezichthouder.

Conclusie

Aan de getoetste voorwaarden wordt na herstelaanbod voldaan.

Veiligheids- en gezondheidsbeleid Cyclisch proces

Iedere twee maanden vindt een teamoverleg plaats waar onder andere dit beleid wordt besproken.

De notulen zijn hiervan ingezien.

De houder heeft het beleid samen met de beroepskrachten geëvalueerd en geactualiseerd. Uit de notulen van het laatste teamoverleg blijkt dat het risico verhitting is besproken. Dit risico is toegevoegd aan het beleidsplan veiligheid en gezondheid.

De houder draagt er onvoldoende zorg voor dat de beroepskrachten in de praktijk handelen volgens het beleidsplan veiligheid en gezondheid.

De volgende situaties zijn gezien in de praktijk:

- kokend heet water wordt voor op het aanrecht gezet, de kinderen kunnen hierbij. Hierdoor ontstaat het gevaar van verbranding: in het beleid staat dat hete drank buiten bereik van de kinderen wordt weggezet.

- de beroepskrachten moeten na het verschonen hun handen wassen in het keukenblok van de groepsruimte. Dit is echter ook de plek waar men eten en drinken bereidt, men dient deze handelingen strikt van elkaar te scheiden: risico op besmetting van ziektekiemen in eten en drinken via de kraan.

Herstelaanbod

De toezichthouder heeft de houder naar aanleiding van bovenbeschreven bevindingen een herstelaanbod gedaan waardoor de overtredingen binnen de looptijd van dit onderzoek hersteld kunnen worden.

Bevindingen na de hersteltermijn

Na afloop van de hersteltermijn is het kdv opnieuw bezocht op 30 september 2019. De eerder benoemde voorwaarde is opnieuw beoordeeld.

Op locatie is zichtbaar dat de beroepskrachten, na het verschonen, de handen reinigen met desinfecterende handgel in plaats van de handen te wassen in het keukenblok. De koffie wordt op een plek gezet waar kinderen niet bij kunnen.

De houders hebben tevens het beleid veiligheid en gezondheid aangescherpt op bovenstaande punten.

Hieruit is gebleken dat de overtreding hersteld is.

Uit bovenstaande constatering(en) / bevindingen blijkt dat aan de volgende voorwaarde na herstelaanbod, is voldaan:

De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de dagopvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

(9)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder heeft een meldcode vastgesteld waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden. De houder gebruikt het

afwegingskader om te beslissen of een melding noodzakelijk is en, vervolgens, bij het beslissen of het zelf bieden of organiseren van hulp mogelijk is.

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode en de handelwijze. Dit blijkt uit gesprekken met beroepskrachten en de houder. Door middel van een cursus voor alle

beroepskrachten is de kennis vergroot en onderhouden.

Gebruikte bronnen

• Interview houder en/of locatieverantwoordelijke

• Interview (de beroepskrachten)

• Observatie(s) (23 september 2019 8.00-11.15, 30 september 8.20-9.20)

• Beleid veiligheid- en gezondheid (september 2019)

• Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (januari 2019)

• Notulen teamoverleg (16 april 2019, 27 augustus 2019)

(10)

Overzicht getoetste inspectie-items

Pedagogisch klimaat

Pedagogisch beleid

Het kindercentrum beschikt over een pedagogisch beleidsplan. De houder van een kindercentrum draagt er zorg voor dat in de dagopvang conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 3 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Pedagogische praktijk

In het kader van het bieden van verantwoorde dagopvang, draagt de houder van een

kindercentrum er in ieder geval zorg voor dat, rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden:

a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt

geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en

vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden;

d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

(art 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Personeel en groepen

Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een

uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen;

e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

Voor zover het natuurlijke personen betreft is eenieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

(art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang)

(11)

De houder van een kindercentrum draagt zorg voor koppeling met de in artikel 1.50 derde lid van de wet genoemde personen inclusief hemzelf.

(art 1.48d lid 3 Wet kinderopvang)

Na inschrijving van een persoon als bedoeld in artikel 1.50 derde lid van de wet in het personenregister kinderopvang en na koppeling met de houder kan de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

(art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang)

Opleidingseisen

Beroepskrachten beschikken over een passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 6 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 7 lid 1 Regeling Wet kinderopvang)

Pedagogisch beleidsmedewerkers beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao Kinderopvang en cao Sociaal Werk.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 6 lid 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang; art 7 lid 2 Regeling Wet kinderopvang)

Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires

De houder van een kindercentrum zet voldoende beroepskrachten in voor het aantal kinderen dat wordt opgevangen, met dien verstande dat:

- de verhouding tussen het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten en het aantal aanwezige kinderen in een stamgroep wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1, onderdeel a, bij het besluit kwaliteit kinderopvang en de daarbij behorende rekenregels;

- indien kinderen bij een activiteit zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan de stamgroep verlaten, dit niet leidt tot een verlaging van het totaalaantal minimaal op of, indien de activiteit buiten het kindercentrum plaatsvindt, vanuit het kindercentrum in te zetten beroepskrachten ten opzichte van de situatie direct voorafgaand aan de activiteit;

- in afwijking hiervan op tijdstippen genoemd in het pedagogisch beleidsplan minder beroepskrachten kunnen zijn ingezet, met een maximum van drie uur.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 7 lid 1, 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Bij dagopvang vindt de opvang plaats in stamgroepen. Een kind wordt opgevangen in één

stamgroep. De maximale groepsgrootte wordt bepaald op grond van tabel 1 in bijlage 1, onderdeel a van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

(art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 9 lid 1, 2, 7, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Veiligheid en gezondheid

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

De houder van een kindercentrum heeft voor elk kindercentrum een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder draagt er zorg voor dat er in de dagopvang conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

(12)

De houder of voorgenomen houder van een kindercentrum stelt het veiligheids- en

gezondheidsbeleid schriftelijk vast en verstrekt dit bij de aanvraag tot exploitatie. De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum. Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

De houder van een kindercentrum stelt voor het personeel een meldcode vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt omgegaan en die er redelijkerwijs aan bijdraagt dat zo snel en adequaat mogelijk hulp kan worden geboden.

De door de houder voor het personeel vast te stellen meldcode bevat ten minste de volgende elementen:

a. een stappenplan, inhoudende een omschrijving van de stappen voor het omgaan door het personeel met signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. een afwegingskader op basis waarvan het personeel het risico op en de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling weegt en dat het personeel in staat stelt te beoordelen of sprake is van dusdanig ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dan wel van een vermoeden daarvan, dat een melding is aangewezen;

c. een toebedeling van verantwoordelijkheden aan de diverse personeelsleden bij de stappen van het stappenplan, inclusief vermelding van de functie van degene die eindverantwoordelijk is voor de beslissing over het al dan niet doen van een melding;

d. indien van toepassing, specifieke aandacht voor bijzondere vormen van geweld, die speciale kennis en vaardigheden van personeel vereisen;

e. specifieke aandacht voor de wijze waarop het personeel omgaat met gegevens waarvan zij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden.

(art 1.51a lid 1, 2 3 en 5 Wet kinderopvang; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang)

Het door de houder van een kindercentrum in de meldcode vastgestelde stappenplan bevat ten minste de volgende stappen:

a. het in kaart brengen van de signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling;

b. collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis) of een deskundige op het gebied van letselduiding;

c. een gesprek met de ouders en, indien mogelijk, het kind;

d. het toepassen van het afwegingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

het beslissen over:

- het doen van een melding, en

- het inzetten van de noodzakelijke hulp.

(art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang; art 5 lid 1 onder a en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang)

De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode.

(art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze, dat hij onverwijld in overleg treedt met de vertrouwensinspecteur kinderopvang. indien hem bekend is geworden dat een bij de onderneming werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang. Indien uit het overleg blijkt dat sprake is van een redelijk vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een dergelijk misdrijf doet de houder onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar en stelt hij de

vertrouwensinspecteur kinderopvang onverwijld in kennis.

(art 1.51b lid 1, 2 en 5 Wet kinderopvang)

(13)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een ander ten behoeve van die houder werkzaam persoon zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind van een ouder die gebruik maakt van de door hem geboden kinderopvang, deze persoon de houder daarvan

onverwijld in kennis stelt. Indien degene die van het vermoeden op de hoogte moet worden gesteld dezelfde persoon is als degene die zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan dit misdrijf, is artikel 1.51c lid 1 en 2 Wet kinderopvang van toepassing.

(art 1.51b lid 3, 4 en 5 Wet kinderopvang)

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien een bij de onderneming werkzaam persoon bekend is geworden dat de natuurlijke persoon die tevens houder is zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling jegens een kind dat gebruik maakt van de door de houder geboden

kinderopvang, deze persoon in contact kan treden met de vertrouwensinspecteur kinderopvang en in geval van een redelijk vermoeden onverwijld aangifte doet bij een daartoe aangewezen

opsporingsambtenaar.

(art 1.51c Wet kinderopvang)

(14)

Gegevens voorziening

Opvanggegevens

Naam voorziening : Dagopvang & BSO De Dag Door

Website : http://www.dedagdoor.nl

Vestigingsnummer KvK : 000000103594

Aantal kindplaatsen : 21

Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee

Gegevens houder

Naam houder : V.O.F. De dag door

Adres houder : de Raetsingel 5

Postcode en plaats : 5831KC Boxmeer

KvK nummer : 50392832

Aansluiting geschillencommissie : Ja

Gegevens toezicht

Gegevens toezichthouder (GGD)

Naam GGD : GGD Hart voor Brabant

Adres : Postbus 3024

Postcode en plaats : 5003DA Tilburg

Telefoonnummer : 088-3686845

Onderzoek uitgevoerd door : B. van der Lee

Gegevens opdrachtgever (gemeente)

Naam gemeente : Boxmeer

Adres : Postbus 450

Postcode en plaats : 5830AL BOXMEER

Planning

Datum inspectie : 23-09-2019

Opstellen concept inspectierapport : 30-09-2019

Zienswijze houder : Niet van toepassing

Vaststelling inspectierapport : 30-09-2019 Verzenden inspectierapport naar houder : 30-09-2019 Verzenden inspectierapport naar

gemeente

: 30-09-2019 Openbaar maken inspectierapport : 21-10-2019

(15)

Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum

De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.

De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

(art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang; art 4 lid 3 onder b Besluit kwaliteit kinderopvang) Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat een plan van aanpak waarin

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een

De houder van een kindercentrum bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze dat, indien het een bij de houder werkzaam persoon op enigerlei wijze bekend is geworden dat een