Taal en Letteren. Jaargang 10
bron
Taal en Letteren. Jaargang 10. Haagsche Boekhandel- en Uitgeversmaatschappij, Den Haag 1900
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_taa006190001_01/colofon.htm
© 2010 dbnl
IX
Register.
Taalkunde.
Bladz.
87 â en aa (verschil van -)
198 a (waarde van -) in Bilderdijk's ‘wareld’
439 aagje en grietje
106 aaltje (van -) zingen)
491 aanstichting: bij Muller
73 aarlanderveens (op z'n -)
65 abberdaan
111 abelardiseren
104 -ade en -age (termen van eigennamen afgeleid, op -)
540 adieu (den langhen -) = de dood
70 adjektief uit substantief
415 adjektieven als ‘bloedbevlekt’
412-413 adjektieven als ‘bereden’, ‘belezen’
111 adoniseren
206 advertensie en advertentsie
198 ae (waarde van -) in ‘waereld’
371 aeloud
67 agaat
97 aglaja
61 agnès
355 accent (wat is 't -)?
111 actaeoniseren
67 albast
108 alcyon
101 aldine
50 alhier, hier, hier in de stad
382 allitterasie, doorlopend, in ons aller
spreken
382 allitterasie (hoe de ‘dichters’ kwàmen op -)
407-408 als en dan (De Vries over -)
106 amerij
62 amersfoort
103 ampère, volt, watt, joule, ohm
61 amphitryon
63 anjelier
70 anjer
70 antimacassar
61 antonomasia
63 appel
99 aqua toffana
71 arabesken
109 araignée
67 arduin
66 armozijn
107 aronskelk
61 assassin
336 atel = as. atol (in 't Westvl.)
61 atlas
61 automedon
62 Baai
224 baas kunnen
228 baatje
62 bacharacher
X
Bladz.
68 bajonet
524 bakboord: de juiste verklaring
304 baker en minne
67 baccarat
65 bakkeljauw
66 baldakijn
194 balk ('n -) door zijn karakter
111 ballhorniseren
109 barême
70 bargoens
205 bastaardwoorden (niet te voortvarend
met de -)
100 batist
70 bedlam
60 begripsontwikkeling (een faktor van -)
531 behandelen: in dubbelen zin gebruikt
110 bekaaid
443, 444 Beckeringh Vinckers en Staring over ee
en e etc.
104 belazerd
413 beleefd
412 belezen
412-413 bereden politie
63 bergamot
67 beril
201, 51-53 beschaafd (de norm van het -)
201 beschaafde (een kenner van 't -)
Nederlands
338 beschaamde (met -) kaken staan: ‘zoals men in Vlaanderen zegt’
304 besje (oud -)
304 besje en bestje
207 (201) best of bes?
304, 305 bestevaar en bestemoer
64 beteunia
355 Betonungslehre (Deutsche -): Walther Reichel
413 bevaren
73 biecht
62 biersoorten
305 bijkans
68 bilbao
105 biljart
109 binette
416 binnenland en buitenland
415 bloedbevlekt e.d.
104 bloomerisme
70 bogger, bugger, bougre
111 boycotten
62 bok (bier)
104 bombarie
104 bombast
70 bommezijn
98 bordeloe
71 bordeloos
71 boston
70 bougie
69 brabander of brusselaar
271 breed
68 brette
109 brocard
410 brokstuk
59 Celadon
442-443 ch (de spelling met -)
98 chapeau claque
63 chartreuse
61 chassepot
103 chauvinisme
106 cicerone
447 cingel en singel
68 Daalder
68, 107 dahlia
103 daguerrotype
69 dalmatike
102 daltonisme
66, 60 damast
109 dame-jeanne
410 damhert, walvis, rendier, diefstal e.d.
73 damiaatjes
407-408 dan en als (de Vries over -)
545 datief (een ongepermitteerd -)?
XI
Bladz.
103 datisme
73 dauphin
101 daviaan
303-304, 485 De Vries en Te Winkel classici
433, 444 De Vries en Te Winkel (karakteristiek v/h.
stelsel:)
492 De Vries en Cobet
109 dédale
412-413 deelwoorden (voltooide -) met aktieve
betekenis
533 delven (het onderspit -)
437-442
‘den’- (kritiek van het -) schrijven
441 den en de (over:) ‘grammamaties juist’
103
‘desalniettemin en evenwel nochtans’
8-9, 56, 394, 396, 429 dialekt ('t begrip -)
396 dialekten (indeling van de -)
220 dialekten (artistieke -)
347, 50 dialektenkennis (middelnederl. -)
noodzakelik
348 dialektstudie voor de filologie noodzakelik
7, 9, 50-51, 54-55, 56 361-386 dichtertaal,
369-371 dichtertaal, (een kenmerkende
eigenschap van -)
8-9 dichters die we niet begrijpen
410 diefstal, rendier, eikenboom e.d.
106 Dietrich, Klaus, Peterchen
380-386 dilettanterij in taalkunde
538 dittografie
68 dogger
103 dolomiet
110 donaat
413 dronken (un homme bu)
101 dukdalf
109 dunce
201
‘Dwaasheid zou het zijn....’
87 ê en ee (verschil van -)
198 e (waarde van -) in Siegenbeeks ‘wereld’
443-445 ee en e (de -) -spelling beoordeeld
219, 220 eenieder
430, 431 eenparigheid (het begrip van spelling -)
198 eenparigheid (Siegenbeeks ondervinding met de -)
448 eenparigheid (bij veel ‘vreemde’ woorden kan noch mag spelling -)
110-111 -eren (werkwoorden op -)
207 ei en ij
371 eigenaardig
59-73, 97-112 eigennamen die gewone woorden
worden
59-60 eigennamen: verzamelingen van zulke
60-61 eigennamen: v. Helten, Paul,
Darmesteter
61 eigennamen: Duitse en Franse
voorbeelden
61 eigennamen: indeling van Nauta
62-73 eigennamen:geografiese namen:
62-63 eigennamen: dranken, wijnen, etc.
63-64 eigennamen: groenten, vruchten,
kaassoorten
66-67, 70 eigennamen: stoffen: zij, papier; tapijten
64 eigennamen: artsenijen, kruiden,
bloemen
65 eigennamen: paarden, varkens, honden, vissen etc.
67-68 eigennamen: aardsoorten, edele
steenen, delfstoffen
67-68 eigennamen: voertuigen, schepen,
wagens
68 eigennamen: wapens
68-69 eigennamen: munten
69-70 eigennamen: kleedingstukken
70-73 eigennamen: allerlei
XII
Bladz 97-112 eigennamen:uit persoonsnamen:
97-98 eigennamen: kleedingstukken, toilet, versierselen
99 eigennamen: dranken, spijzen, lekkernijen
100 eigennamen: sport, spel, wapenen
100-101 eigennamen: stoffen, meubelen, voertuigen
101-103 eigennamen: werktuigen, apparaten, en andere ‘dingen’
102-103 eigennamen: natuurkundige termen
105 eigennamen: munten
107-108 eigennamen: planten, dieren
104-107 eigennamen: allerlei termen
102, 103 eigennamen: termen op -isme
104 eigennamen: termen op -ade, -age
109-110 eigennamen: Franse en Engelse voorbeelden
110-112 eigennamen die werkwoorden opleverden
101 elsevier
250 Engels (Zuid-Afrikaans in 't -)
411
‘enigst’ foutief?
426 erwt, erft, ert
351-354 Erdman, die Bedeutung des Wortes
109 espièegle
109 étrennes
445 etymologie (levende en dode -)
110 euclid
70 eunjer en ungher
103 euphuïsme
98 eva
76 explosief (de l een -)?
101 Faëton
72 fare
67 fayence
65 fazant
63 fenegriek
98 ferronière
101 fiacre
361-365 figuren (gelijke -) bij Jan Alleman en de dichters
106 filippe en filippine
73 filister
90 fine (ten -)
107 fytoen
109 flandrin
110 fleuren
99, 59 flikjes
69 florijn
87, 74 fonetici (Nederlandse -): Gallée, Zwaardemaker,
Eykman, Boeke
408 fonetiek: norm van klankvorming in 't Nederlands
479 fonetiek (moeielikheid om -) te studeren voor de
Nederlander
74-87 fonetiese studiën van Gallée en Zwaardemaker
fonetiese studiën van Gallée: de afbeeldingen 52
75-76 welke punten te
bestuderen zijn met Zw.'s apparaat
77 kwantiteit van de vokalen
76 de l een explosief
76 vokaliese glides
76 explosieve dentaal
76 geminasie en verlenging van konsonanten
77-78 betekenis der kurven;
analyse
78-79 lengte en kortheid van
vokalen
52 onderzoek naar 't
beschaafd van Hollander en Oosterling: kurven daarvan
86 zweigipflige vokalen
86-87 verschil van â aa, ê ee, ô
oo
75, 85-86, 87 fonetiese werktuigen (Zwaardemaker, Rousselot,
Marey)
XIII
Bladz 136 fonetiese (in hoeverre is -) spelling goed en mogelik?
98 fontange
99 fonteinkoek
69 franc
67 francijn
71 frascata
66 fries of vries
37 Friesland (taaltoestanden in Zuid-Afrika en in -)
107 fuchsia
66 Gaas
99 galine
67 galmei: kalamijn, klemijn, klemmer
102 galvanisasie
354 gebrek van: bij Salverda de Grave
73 gehenna = hel
73 generen (zich -): afleiding
154 geheugen
65 genet
69 genevoise
54 gereetsel
236 germanismen (de -) bij ons
545, 546 germanismen (J.W. Muller)
335 geslacht: ‘uit het zadel’
516 geslacht: ‘in zeker zin’
376 geslacht: Gorter gebruikt ‘hij’, ‘hem’ naast ‘haar’
438-439 geslacht: de logiese fout in: ‘van een deur moeten we
spreken metzij’
437-442 geslacht (kritiek van de theorie van 't grammatikale -)
bij ons:
geslacht-kritiek:
438 de termen manlik en
vrouwlik betekenen in 't Latijn heel wat anders als in 't Nederlands
438 onjuistheid van: ‘tafel’ is
‘vrouwlik’ in 't Frans, dus
‘vrouwlik’ in 't Nederlands 438 of een woord ‘manlik’ of
‘vrouwlik’ is: in Latijn en Frans geen
permissiekwestie
439-440 kritiek van onze ouwe
geslachtsregels
440-441 argumenten tegen de
afschaffing van de verloren gegane verbuigingsvormen 441
de ‘den’-vorm blijft waar hij werkelik staat
441-442 Cosijns oordeel
438 onjuistheid van ‘dit woord moet een n hebben, òmdat het manlik is’
208 geslachten (de woord -) in de praktijk
251-252 geslachten (hoe de generasie De Vries en Te Winkel
over de -) oordeelde
73 ghetto
98 gibus
110 godfreid (ge -) worden
25-36, 407-417 grammaire raisonnée
grammaire raisonnée:
25-26 wat het is?
26 geen wetenschap meer
26-27 de wetenschappelike
methode:
26 neemt als eerste objekt de Algemene Taal:
27 die klank is
28-29, 411 nieuwe taalbegrippen en
principes
407-410, 412, 414, 415 specimina van vroegere en
tegenwoordige taalbeschouwing
411
‘quorum numerus est legio’
414 Jonckbloet als antiek
taalkundige
XIV
Bladz.
grammaire raisonnée:
415 werkelik princiep van
taalschepping en nieuwvorming
416 ideaal van de ouderwetse taalkundige: de Vries
417 de taalkundige van nu
29 grammatika (de Latijnse -) beheerst de onze niet meer
319 grammatika (Historiese -) v. 't Nederlands, door
Vercoullie
236 grammatika (een ouderwetse -)
175 grammatika (hoofdstukken nieuwe -)
343-344, 345, 346-347 grammatikale (ongewisheid van de Middelnederl. -)
studie
grammatikale geschiedenis:
224 Sexagius, de Orthographia Lingvae Belgicae
435 Grimm (Jacob -) over onze spelling
68 groenspaan
99 grog
99 grove dirk
68 guano
111 guillocheren
101 guillemets
102 guillotine
68 guinje
61 Haag-aan-veld
73 Haarlemmerdijkjes
431 Halbertsma's taalbegrippen
108 halcyon
107 hannen, hanneke(-maaier)
62 Hans v. den Rijne
101 hansom
97 hanssop
106 hansworst
71 hasard
98 haverkorntje
69 heller
60 Helten (van -), de Faktoren v.d. begripswijziging
69 hermelijn, hermenie, hermine
107 hermeties
69 hes
122 Holland = onland?
71 hollanders
65 hongaar, hongre
69 hongerlijn (= onderzieltje)
344 hoofdletter (de -) in de M.E.
99 hopjes
92 hou: gehouw en getrouw
109 houille
191 houwdegen
545 hybridies (een -) monster
99 hypocras
(201) 203
‘Idiotismen’
445 ie (de -)-spelling
206-207 -ietsie, -iesie: polietsie, poliesie e.d.
445 ieën of iën in 't meervoud?
247-249 immigrasie als faktor in Taalwording
64 indigo
495 individualisme (invloed v.d. denkbeelden over taal -)op de methode v. tekstuitgaaf
374-386, 5-7, 8-9 individualiteit van taal
357 Indogermaans en Semities
268-269 interpretasie (slordige -) van Hooft
197-198 interpunksie (over slechte en goeie -)
197 interpunksie: een komma voor 't relativum altijd?
197 interpunksie: nooit komma voor ‘en’?
175 interpunksie (de-) in 't onderwijs
197-198 interpunksie en ‘stijl’
344, 501 interpunksie (mededelingen over Middeleeuwse -)
XV
Bladz.
104-105 isabel
102, 103 -isme (woorden op -)
353
‘ismen’ (juist begrip over de -)
72 italique
97 Jak
108 Jan van Gent
69 japon en japonse rok
101 jaquemarts
110 jassen
62 jenever
101 jenny
104 jésus
70 jeune France
304 jo en jongen
106 jockey
110 jonassen
414 Jonckbloet als antiek taalkundige
110 judassen
62 jopenbier
65 Kabeljauw
104 calembourg
66 calico
109, 248 calepin
65 kalikoet, kalikoen
65 kalkoen
66 kamerdoek
64 campêche
96 kanapee: betekenisontwikkeling
65 kanarie
60, 71 kannibaal
265 kanonnenvlees
96 canopy
96 canopycouch
63 cantaloep
72 carmagnole
105 carolusgulden
59 carronade
72 karyatiden en persieken
71 casino
64 cassano
114 casus positio
111 catoniseren
72 cauwersijn
106 keizer
262 Kern over dialekt en dichtertaal
63 kers
304, 201 kerstfeest
207 kersmis en kerstmis
205 kiekje
6 kindertaal
54 kindertaal (werken over -)
101 kitlijm
536 claer in mnl.
536 claer maken: wijn, een rekening
377 378 klanknabootsende neus-schöpfung
74-87 klankvorsingen van Gallée en
Zwaardemaker
76 klankvorming (slordige = slappe -)
527 kleezen
108 Klein Jantje
67 klemmer
178 Klinghardt, Artikulations- und
Hörübungen
412 kneppelkoek
109 knickerbocker
56 koesmoes
63 cognac
372 kollewijnen
408 komparatief met ‘gelijk’
407-408 komparatief: geschiedenis vanals en dan
444 konservatieve (de spelling De Vries en Te Winkel: het -) systeem
76 konsonanten (verdubbelde of verlengde -) in Zwaardemakers apparaat
67 koper
66 corduaan
101 corollair
303 kortschrift
XVI
Bladz.
451 etc.
Cosijn over de Vereenvoudiging
437 Cosijn over 't afschaffen van de
‘verbuiging’
28-29 Cosijn over taalrijkdom
446 Cosijn over ertesoep
69 cravatte
63 krent
60, 67 krijt
403 kunsttaal (een -) in Graubunderland
111 kyaniseren
76 L (de -) in Zwaardemakers apparaat een explosief
65 labberdaan
106 labberlotten
392 Ladinies ('t -)
435 Land (Prof. -) over onze spelling
68 landauer
374 landelik
26 Laurillard (de taal van -)
104 lazaret
104 lazarus (op z'n -): laarzenis
67 lazuur
560 Lex Salica: Malbergse glossen etc.
64 likkepot
118-119 Lipsiaanse (de -) glossen
104 lloyd
105 lollarden
72 lommerd
98 Lord Byron
61 louis (d'or)
102 louisette, louison
112 lynchen
106 Maarte
104 maenippee
68 magneet
68 magnesia
67 majolica
545 maker (dichter)
97 mackintosh
107 malchus
228 Maleis-Portugees
62 malvezij
109 mansarde
106 marionet
104 marivaudage
66 marokijn
65, 106 marot
103 marotisme
108 mats en metze
100 mauser
100 maxim
71 meanders
445 meervoudsvorm: ieën of iën?
107 mercuriael
353 metaforen (over -)
126-127 214, 342, 344-348 metodes van oude taal te behandelen
60, 61, 180, 96 metonymia
500 metriese kritiek op Duitse leest
347 middeleeuwse ‘schrijftaal’: hoe de
kwestie te behandelen.
343 middeleeuwse (de studie van het - )
proza
500 middeleeuwse versbouw (waar bij de
Geyter, Inl. Reinaert)
342, 343-344, 345 middelnederlandse (ontoereikendheid
van het bekende materiaal voor de -) taalstudie
552-556 Mittelhochdeutsches Elementarbuch van
Michels
432 model (het ‘waar -) van taal’
63 mokka
104 molik
99 mom (bier)
102 monitor
63 morel
201 mosie = kleine Mozes (Dr. Detmers)
XVII
Bladz 66 mousseline
104 mozaiek
63 muntnamen
433 Multatuli en de taal
311-312 Murray's (uit -) Woorden boeks Inleiding
104 museum
450 N (de -) -bakterie
538 naer
61-73 namen (geografiese -) gewone woorden
geworden
97-110, 110-111 namen (persoons-) gewone woorden
geworden
70 namen (veralgemening van scheld -)
237-238 nasjonaliteitsgevoel (opkomend -) zich
uitend in taalverschijnselen
415
‘natuurboter, en geen natuurvèt’ (iets voor ‘taalkundigen’)
311-312 Nederlands (het -) geen
inventariseerbare hoeveelheid
250 Nederlands (Afrikaans in 't -)
248 Nederlands (het -) in Amerika
230 Nederlands (het -) in West-Indië
238-246 Nederlands (het -) in Zuid-Afrika
246-249 Nederlands (kansen van 't -) in
Zuid-Afrika in de toekomst
243-244, 246, 248 -249 Nederlands en Zuid-Afrikaans in hun
verhouding in Zuid-Afrika
545 Nederlands (alles slecht -)?
480-481 Nederlandse (een -) normaal- ‘uitspraak’
vast te stellen?
214 negentig: tnegentig etc.
99 negus
197-198 Nellie van Kol over de interpunksie
314 ng en nk
314 nk = ng + k
415 neologisme (wezen van het -)
416, 374-378 neologismen
372-374, 374-376 nieuw-vorming in taal
103 nicotine
206 nochtans en altans
59 nonius of vernier
411 numerus (‘quorum -) est legio’: als der duivelen
87 ô en oo (verschil van -)
443-445 o en oo (de -) spelling beoordeeld
448 odeklonje (noot)
357 oerindogermaans (Uhlenbeck over het -)
122 olland (Theutonist) = oland?
201 onbeschaafd (Dr. Detmers autoriteit
omtrent Beschaafd en -): poliesie, besje, ert, kersfeest etc.
533 onderspit ('t -) delven
69 onderzieltje
413 ongheëten = niet gegeten hebbende
377 onomatopoia
128 ontboezemen
542 ook: in 't mnl.
373 opname
545 opvallend
530 opzoekingen: Zuidnederlands
534 orconden
64 orvietaan
101 ottomane
43-129, 209-219 oudnederlandse (de kwestie van de -)
psalmen
545 overeenkomen: niet = overeenstemmen?
526 overscharig
XVIII
Bladz.
68 Palankijn
98 pamela
103 pantagruelisme
59 pantaloni en St.-Pantaleon
230 Papiements ('t -) in West-Indië
373 pasje
104 paskwil
111 pasteuriseren
73 patois
557 Paul en Jespersen
198, 408-410, 412-413, 414, 415 pedantisme (staaltjes van ‘taalkundig’ -)
67 perel
67 perkament en francijn
179 personifikasie
97-112 persoonsnamen gewone woorden
geworden
63 perzik
101 phaëtonë
72 phare
106 philippe en philippine
105 pierrot
105, 69 pietje
98 pickwick
101 pinchbeck
68 pistool
67 platbek
535 poer (zonder -) etc
106 polichinel
228 Portugees-Maleis
372 posten
106 psyche
545 purismen
545 purist (een -)
480
‘Radeloos, redeloos, reddeloos’
66 ras = arras
257 ree!
415 reiziger
153 rekken (naar huys -)
545 reminiscens: een hybridies monster
393-394, 397-398 Retoromaans (het -)
222 rijm (waarde van het -) voor de
grammatiese studie
382 rijm ('t verschijnsel van stafen ander -) in de gewone taal
382 rijm (hoe de dichters kwàmen aan 't -)
526 rijm: rime riche = ‘lettergreeprijm’
417-418 rijm (een beetje werkelikheid omtrent
‘onzuiver’ -)
40 ritmen (de nieuwe -)
382-385, 547-548 ritmen (over de vrije -)
129 ritmen (leer der -) noch verre
191 roede (de drijvende -)
540 roede = kruis?
395 Romaans (de drie hoofdgroepen van 't tegenwoordig -)
395-396 Romaans ('t -) v. West-Europa noch niet
wetenschappelik in te delen
62 rotterdammer (= de gouwenaar, een
diarree)
65 ruin (namen voor -)
392 Rumeens
98 Saksen-Weimar
410 samenstelling (kopulatieve -)
415 samenstelling (geen lokatieve en
instrumentale -) bij ons?
545 samentreffen: als germanisme
69 samoreus
100 sandwiches
65 sardijn
442-443 sch = s (Cosijn over -)
99 schaepmannetje
59 schakellijm
67 scharlaken
111 scharlokeren
70 scheldnamen (veralgemening van -):
sociaal, bougre
XIX
Bladz.
111 schielokeren
198 schoolmeesterij uit het begin v. deze
eeuw
402-403 schoolmeestersjargon en ‘goeie’ taal
271 schor = stroef
347-348 schriftkunde: plan van de Vreese voor
een Bibliotheca neerlandica manuscripta 337 schriftkunde (hulpmiddelen voor de
palaeografiese -)
338, 339, 340 schriftkunde: armoede van de
Nederlandse philologie in dezen
348 schriftwezen’ (plan van een ‘Nederlands -) in de Mideeuwen.’
429-433 schrijftaal (schets van de geschiedenis
van onze -)
553 schrijftaal (de Middelhoogduitse -)
499-500 schrijftaal (een eenparige
middelnederlandse -)?
404-403 schrijftaal (een gesproken aparte -)
396-397 schrijftaal en algemene taal
499-500 schrijftaal: volgens J.W. Muller
55 schrijftaal (de -) en de kunst
196-197
‘schrijftaaltje’ (het ouwe -)
62 sek en kanariese wijn
16 Semper Augustus: altoos vermeerderaar des Rijks
224 Sexagius' De Orthographia Lingvae
Belgicae
62 sherry
433, 444 Siegenbeek en De Vries en Te Winkel
198 Siegenbeek en zijn volgelingen
198 Siegenbeek 's waarschuwing tegen de verbastering van de ‘uitspraak’
447 sigaar en cigaar
106 sijs (grote -) cijs
59 silhouette
105 simonie
447 sìngel en cingel
272-273 sinlijk en sinlijkheid in 't XVIIde eeuws
67 sinopel
63 sjalot
60, 72 slaaf
312 slang
135 slaviese talen (studie van -)
73 slungel (woord voor - ): flandrin
295 smidsvet
107 smous
70 sodomiet
534 so? - in 't middelnederl.?
73 soloecisme
194 spaak (zich -) lopen
495, 426 spelling van nature foneties en onfoneties
(histories)
436, 300-301 spelling als natuurprodukt
434 spelling (kriesis in -)
299 spelling (waarom geen -) voor de
eeuwigheid zijn kan
301 spelling (op twee manieren kan over -) gedacht
436 spelling (is een fonetiese -) goed?
mogelik?
436 spelling (grondslagen van elke -)
208 spelling (konsekwensie in -)?
303-304-305 spelling (het wezenlike in de -) De Vries
en Te Winkel
296 spelling (wat hindert in 't aannemen van een nieuwe -)?
XX
Bladz.
435 spelling (Den Hertog, Grimm en Land
over onze -)
446 spelling van de samenstellingen met en zonder n
447-448 spelling (de -) van de vreemde woorden
448 spelling (de -) van de vreemde woorden een kritiek punt?
446 spelling (de -) van de eigennamen
204-205 spelling ('t nieuwste argument tegen de
‘nieuwe’ -)
198, 431 spelling (de Taal naar de -) verhanselt,
vroeger als nu
203 spelling (de onleerbaarheid v. onze -)
gestaafd
203 spelling (ook Van Eeden kent de -) niet
445 spelling (de -) en de schoolpraktijk
308-310 spelling (de Maatschijtot Nut v. 't
Algemeen en de -)
199 spelling: nog iemand die de
vereenvoudigde ‘lelik’ vindt
199 spelling: iemand met een ‘gezonde’
smaak
200 spelling: ‘enige woorden die zich te
schamen hebben’
200 spelling: iemand die iets niet inziet
200 spelling: iemand die de spelling
konsekwent wil hebben
200-201 spelling: willekeur!
201 spelling: ‘want een woord mag maar op één manier bestaan’
201 spelling: enige obeschaafde woorden:
poliesie, redenasie, ert, besje, kersfeest 201 spelling: ‘dwaasheid zou het zijn’
202-203 spelling: beschouwing over 't onnodige
van Vereenvoudiging
203 (199-203) spelling: iemand met ‘kennis des
onderscheids’
219 (216) spelling (waarde en onwaarde van -), ook
in oudere geschriften, voor de wezenlike grammatiek
198, 431 spellingeen parigheid bederft de
Taal-zelve
433 spellingstelsel (het -) niet iets
onverschilligs
98 spencer
59 spijkerbalsem
63 spinazie
410 spinnekop (kop = spin)
304 sponzen en sponsen
154 sporen (met -) slaan
13 spreekwoord in dubbele zin gebruikt
366, 370 spreekwoord (individuele uitbreiding van
een -): alle gekheid etc.
453 spreekwoorden (de -) in de zogenaamde
‘Beschaving’.
443 Staring en Lulofs over e, ee, o, oo
180 Stoett, Nederl. spreekwoorden
107 stoffel
62-70, 67-68, 99, 100-101 stofnamen (ontstaan van)
410 stofnamen (werkelik geslacht van de -)
100 stradivarius
552 Streitberg en Brugmann
133 studie v. talen die op elkaar lijken
XXI
Bladz 135 studie van de Slaviese talen
411 superlatief van ‘enig’
130-133 Sweet, Practical Study of Languages
175-178 Sweet, New English Grammar
109 syrinx
1-9, 49-58 Taal (over -)
Taal (over -):
1, 53 de term ‘taal’ in 't
algemeen
1, 54 spraak en taal bij
uitnemendheid
2 betrekking v. begrip,
voorstelling, woord?
2; 3 't bewuste en onbewuste
3-4 de individuen vormen
elkaar
4 mensen met meer en
minder kern
4-5 alle taal individueel; zijn
taal = de mens
5 de overeenkomstigheden
5 't verstaan individueel
6, 54 kindertaal
7, 56, 54-55 echte en valse dichtertaal
7-8, 55-56 hoe begrijpt men elkaar
8-9 wie verstaat de dichter
9 dichters die men niet
verstaat
9 kinderen en vijftigers
49 taal bestaat in kringen
50 in hoeverre is er algemene Taal
50-51, 57 dichtertaal en ‘Algemene’
56-57
‘litteratuurtaal’
51-52, 57 Gemeenlandse Taal
52 invloed van de dialekten
52-53 de Gemeenlandse taal
bestaat individualiter
53, 57-58 de norm
361-386 Dichtertaal en Algemene
Dichtertaal en Algemene:
361-365 Jan Allemans en dichters
figuren
369, 365-367 Jan Allemans en dichters
tropen
367-369 personifikasie
369-371 eigenaardig woordgebruik
bij dichters
371-372 dialektinvloed bij dichters
372-374 neu-schöpfung bij Jan
Alleman
374-376 neu-schöpfung bij de
dichters
377-378 klanknabootsende
woorden
378-381 de woordorde
381-382 klankenspel
382 klankbiezonderheid in de gewone taal
382-385 de ritmen
385-386 verklanking van kleur- en
andere indrukken
391-406 taal (de -) van Graubunderland:
392-393 Romaans, Ladinies,
Retoromaans
393-394 de drie departementen van
't Retoromaans
397-398 hedendaagse toestand
398-399 geografiese en taalkundige
indeling van Graubunderland
400-402 de Graubunderlandse
dialekten
402-403 de aparte schrijftaal
403-406 de pogingen van Bühler
404-406 germanisering van
Graubunderland
53-54
‘taal’ (betekenis nu en vroeger van 't woord -)
28 taal (de -) v. 't volk
XXII
Bladz.
432 taal (de oude frase van ‘de -) is gans het volk’
225 taal (een Indiese haven -)
402-403 taal (een gesproken aparte schrijf -)
396-397 taal (ontstaan van een Algemene -)
311-312 taal (hoe ‘een’ -) bestaat
301-303 taal (de dwaling van ‘de -) is in de letter’
301-303 taal (de -) is in de klank
456 taal (de -) kleed van de gedachte?
429 taal (ieders -) individueel
155 taal (echte -) is individueel: gedemonstreerd aan het bastaardwoord bij Hooft
456 taal (‘dood’ en ‘levend’ in -)
403 taal (onregelmatigheid in -)
28 taal verbastert niet
8-9, 56-57, 394-396, 429 taal en dialekt
402-403 taal (schoolmeestersjargon en goede -)
170-171 taal: de spraak, het denken en de fysiologiese
gesteldheid der hersenen
17 taal: de spraak, het denken en de hersenontwikkeling van het kind
557 Taal (Het Leven der -) inzonderheid v. 't Nederlandsch:
door P.J. van Malssen
295-310, 425-452 Taal en Spelling (de verhouding van -):
297 dat de taal in de klank en nooit voor 't oog is
297 schrijven is ‘aanduiden het woord van heden’
297-298, 425 de natuurlike regel is de
fonetiese Taal en Spelling:
298 taal verandert altijd, de
spelling verandert niet mee; de oorzaak
299, 425-426 spelling wordt op den duur
histories, d.i. onfoneties
299 twee krachten werken in spelling tegen elkaar in
300-301 geslachten die streven
naar uniformiteit, en geslachten die anders willen
301-302 de ‘generasie van De Vries
en Te Winkel’
302 geslachten voor wie de
letter de Taal is
306 geslachten voor wie de
Taal in de klank is
302 verderfelike invloed van 't klassicisme
303 voor de classicus is
etymologiese spelling de ware
303 De Vries en Te Winkel
classici
305 De Vries en Te Winkel in den aard konservatieven:
bevestigden 't gebruik
306 spellingvereenvoudiging
bestaat in 't uitbannen van Etymologie, 't erkennen van 't woord van heden
306-307 niet alles op eens te
vereenvoudigen
308-309 vereenvoudiging een
volksbelang
310 vereenvoudiging een eis in goed onderwijs
426-427, 434 de krisis
428-429 't klassicistiese iedee van
't schrijven
429-433 geschiedenis van de
Schrijftaal
430-431 de XVIIIdeeeuw
431-432 de Romantiek
XXIII
Bladz.
Taal en Spelling:
432 Roorda
432, 433 de periode 1860-1880
433 het Middelb. Onderwijs
433, 444 De Vries en Te Winkel
gekarakteriseerd
433 het taalonderw. en de
spelling
434-435 de krisis is dààr
435 Den Hertog, Grimm en
Land over onze spelling
436 een fonetiese spelling?
436 grondslagen van de
spelling
436 vereenvoudiging zaak van onderlinge overeenkomst
437-442 kritiek vanden, dezen,
dien etc.
242-243 de ch
443-445 de dubbele ee en oo
446 de samenstellingen mèt en zondern
447-448 de vreemde woorden
442-443, 437 Cosijn over 't
vereenvoudigen
443, 444 Staring, Lulofs en
Beckering Vinckers
449-450 de oude spelling en het
onderwijs
451 de vereenvoudiging een
Zuid-Afrikaans belang
451 kongres te Kaapstad
451 Leyds te Dordrecht
451 Cosijns slotwoord: ‘Ons
dom en fiernon possumus’
415 taalbegrip ('t juiste -) bij Van Deyssel
54, 56 taalbegrippen (werken over de nieuwere -)
429 taalbegrippen (de nieuwe -): Gids 1896
499-500 taaleenheid (‘tegenwoordige’ -) in Nederl. volgens
Muller
429-433 taalgeschiedenis (een schets van de litteraire -)
302-303 taaliedee (het -) van 't klassicisme
411, 417 taalkunde (de principes der tegenwoordige -) en de
taalkundige van nu
208 taalkundige (een ouwerwetse -) die zijn eigen spelling niet kent (noot)
199-203, 204-208 taalkundige (ook 'n -)!
261 taalkundige (de Griekse en Latijnse grammaticus naar oude trant, geen -)
416 taalkundige (de -) naar 't iedee en naar 't beeld van De Vries
217 taalkundige (de -) van nu
439 taalkundige anecdote: ‘gehakt, Meester!’
409-411 taalkundigen (door on -) afgekeurde taal
228, 229 taalmenging
404-406 taalmenging in Grauwbunderland
433 taalonderwijs (ons slechte -) gekarakteriseerd
431 taalonderwijzende dames van nu (noot)
26-29 taalprincipes en -begrippen (moderne -), die in 't
onderwijs moeten gaan werken
28 taalrijkdom (wat nu -) is
37 taaltoestanden in Zuid-Afrika en Oud-Friesland parallel
402-403 taaltoestanden in 't hedendaagse Graubunderland
319 taalstudie (voor -): Wundt, Völkerpsychologie I
394-395 taalverandering (over -)
497 taalverloop (is het -) nu minder snel dan in de M.E.?
XXIV
Bladz.
415 taalvorming door nieuwschepping uit
drang van de behoefte; dàn analogieformasie
398 taalvorser (het ware objekt van de -)
25-26 taalwetenschap (de ouwerwetse
redenerende -) geen wetenschap meer
251-252 taalwijsheid (ouwe -)
415 taalwording (v. Deyssel over -)
534 talen tot iets
455-456 talige (veel -) vorming iets goeds?
100 tandem
70 tarief
336 tateldage = nooit = te ateldage
71 tattersall
527 tekstkritiek en taalkunde
277-278 Ten Brink aan 't werk geweest in La
Hollande
304 tesamen en tezamen
100 theofile
445 thuis en tans
59 tontine
68 topaas
69 tornoois
414 tot = tot en met, en tot aan
414 tot (vgl. van af)
101 tram
65 trojaanse ('t -) paard en ‘trui’
361-369 tropen en figuren (over -)
65 trui = zeug
66 tulle
68 turk (Huygens, Sneld. B. VI) = pekkrans
110 turken
65 turkey
67 turkoois
543 twee: om te versterken in 't mnl.
153-154 Uitdrukkingen (verkorting van -)
371 uitgeslapen
69 ulster
72 utopia
106 Valentines
65 valk
95-96 vallen = zijn
414 van af
60, 71 Vandaal
71 vaudeville
71 vauxhall
28 verbuiging (talen met -) staanniet hoger.
437-442 verbuiging (krietiek van onze
zogenaamde -)
206 verbuiging (de -) inkonsekwent in de
Vereenvoudiging?
207 Verdam over Kerstavond
451 vereenvoudiging (kongres voor spelling -) te Kaapstad 1897
451 vereenvoudiging (Leyds vraagt op 't
kongres te Dordrecht om -)
436-437 vereenvoudiging (wat is -)?
306 vereenvoudiging (het wezen van -)
436 vereenvoudiging (in hoeverre -) prakties uit te voeren
436,450 vereenvoudiging (in hoeverre -) een
konvensie
437, 442, 451 vereenvoudiging (Cosijn over de -)
451 vereenvoudiging (Cosijns slotwoord over -): ‘ons dom en fier non possumus’
205-206 vereenvoudiging (iemand die verstand
van -) heeft
250 vereenvoudiging (iemand die tegen de -) is, maar 't algemeen gesproken woord wil geschreven hebben
XXV
Bladz.
107 vergilius
16 Vermeerderaar (altoos -) des Rijks
59 vernier of nonius
543 versterkende uitdrukking mettwee in 't mnl
354 vertalen (wetenschappelike ‘vreemde’ termen te -)?
545 vervolgen = nagaan (Germanisme)
505 vinden (oordeel -): bij Muller
229 vingers (op de -) van één hand te tellen
536 vloeken (verzameling en verklaring van -) in Nederl.
en Eng.
86 vokalen (zweigipflige -)
87 vokalen: verschil van â en aa, ê en ee, ô en oo
79, 80-86, 87 vokalen (lengte van de -)
371 volksetymologie
219 voornaamwoord: eenieder (aanéén)
410 voornaamwoord: gebruik vanje en u naast elkaar
414 voorradig: af te keuren?
228 voorwerp (lijdend -) metver in 't Zuid-Afrik.
447-448 vreemde (de spelling van de -) woorden
448 vreemde woorden nu op z'n Hollands, vroeger op z'n vreemds gespeld
210 vrijddag naast vrijdag
63 vruchtnamen
104 vulkaan
113-129, 209-219 Wachtendonkse Psalmen en de Lipsiaanse Glossen
(de kwestie van de -) Wachtendonkse Psalmen:
113 van Helten's hypothese
119 Gombaults hypothesen
114-117 v. H's kritiek op G's eerste
krietiek
118-129 G.'s krietiek van v.H.'s
hypothese en anti-krietiek
209-212 v.H.'s weder-krietiek van
G.
212-219 G.'s weder-krietiek
219 de beginselkwestie in dit geschil
198 waereld, wereld, wareld: klank en spelling
34 waggelmussen
65 wallach = ruin
64, 65 walnoot
410 walvis, damhert, windhond, rendier, struisvogel e.d.
101 wedgewood
64 weichsel
545 wel en hgd. wol: ‘ze zijn wel niet’ e.d.
65 welschhuhn
415 wereldberoemd: onnederland?
206 werktuignamen
366 werkwoord: transitief gebruik van ‘herleven’
373 werkwoord: passief gebruik van ‘leven’
412-413 werkwoord: aktieve deelwoorden als ‘bereden’,
‘belezen’ e.d.
werkwoorden van eigennamen
110-112 werkwoorden gevormd
111-112 werkwoorden (Franse en Duitse -) uit eigennamen.
474-375 werkwoorden (nieuwe -)
386 werkwoordelike (eigenaardige-) vorm
458-462 Weise, Unsere Muttersprache
239 West-Indië (Hollands in -): 't Papiements