• No results found

Het godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete · dbnl"

Copied!
275
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

te Gent, bijgenaamd de Leugemeete

Oorkonden

editie J.-B.C.F. Béthune de Villers en Alfons van Werveke

bron

J.-B.C.F. Béthune de Villers en Alfons van Werveke (eds.),Het godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete. Oorkonden. Annoot-Braeckman, Gent 1902

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_god003gods01_01/colofon.htm

© 2009 dbnl

(2)

Voorbericht.

Den 4 Maart 1884 besloot deMaatschappij der Vlaamsche Bibliophilen, op voorstel van den heer Ferdinand van der Haeghen, door den heer baron Johan Bethune te laten uitgeven ‘het Cartularium van het Godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel, anders gezegdDe Leugemeete’, waarvan het handschrift in het Archief van het bestuur der Gentsche Burgerlijke Godshuizen berust.

Twee jaar nadien, namelijk in 1886, werd door de Maatschappij de vraag

meermaals besproken om, ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan derVlaamsche Bibliophilen, een feestuitgave te laten verschijnen. Uit het verslag der zitting van 25 Februari 1887 blijkt, dat alsdan ‘met algemeene stemmen werd besloten tot het uitgeven der platen van de Leugemeete alhier, waaraan zal voorafgaan eene archeologische nota met stukken en inlichtingen over de daarin voorkomende neringen en gilden. Deze uitgave zal door den heer Baron Bethune verzorgd worden.’

Sedert dien hebben allerhande moeilijkheden het verschijnen der feestuitgave belemmerd, bij zoo ver dat ze niet alleenlijk in het jubeljaar 1889 onmogelijk kon verschijnen, maar thans nog niet vaardig is.

(3)

Het namaken in kleurendruk van de aftrekken der oude muurschilderingen, welke de heer Baron Bethuned'Ydewalle met behulp der heeren Bressers en Boulanger in 1860 nam, heeft aanleiding gegeven tot menige mislukte poging en tot zware geschillen. Daar deze gekleurde platen de goedkeuring niet verwierven van een daartoe door deVlaamsche Bibliophilen aangestelde bijzondere commissie, werd besloten den lichtdruk van de aftrekken, welke thans in het Museum van Oudheden der stad Gent bewaard worden, uit te geven.

Intusschen rees een vinnige pennestrijd op nopens de echtheid van de

muurschilderingen derLeugemeete. De Vlaamsche Bibliophilen achtten het buiten hunne bevoegdheid rechtstreeks aan deze betwisting deel te nemen; daarom werd de voortzetting van het op het touw gezette werk verschoven, tot wanneer de zaak derLeugemeete met meer bedaardheid kon behandeld worden.

Het drukken van hetCartularium en andere stukken, in het Archief van de Burgerlijke Godshuizen berustende, was gedaan door den heer Baron J. Bethune, toen dezes ambtsbezigheden hem uit Gent verwijderden, en in de onmogelijkhheid stelden de aanvaarde taak tot een goed einde te brengen. Er bleef immers nog een belangrijk werk te ondernemen: het excerpeeren van al de rekeningen van het Godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel; daartoe verklaarde ondergeteekende zich in 1897 bereid. De uittreksels van die rekeningen dienden, benevens andere stukken, in het Stadsarchief bewaard, met het eigenlijkCartularium in het licht gegeven te worden.

Daar het niet mogelijk is met de geschiedkundige bronnen thans ook het plaatwerk uit te geven, zoo heeft

(4)

deMaatschappij der Vlaamsche Bibliophilen besloten zonder verder uitstel het sedert lange jaren beloofde deel aan hare leden te laten geworden.

***

Bovenstaande zal doen begrijpen en, wij hopen het, ook door den goedwilligen lezer doen verschoonen, hoe deze bundel geschiedkundige bronnen, door twee

verschillende handen en op verschillende tijdstippen samengegaard, niet teenemaal aan de vereischten der diplomatiek beantwoordt. Men gelieve op dit werk, de leus derVlaamsche Bibliophilen toe te passen: Na dit, een beter.

Gent, Juli 1902.

A. VANWERVEKE.

(5)

Inleiding.

Den 9 Maart 1316 verklaren de Schepenen der stad Gent, dat vele poorters ‘een huus hebben begonnen stichten an de Waelbrugghe’. Zij geven aan die instelling een officieele bekrachtiging, door de verordeningen van het godshuis als wettelijk te erkennen (blz. 1).

Acht jaar later verkrijgen de Voogden een voorloopige toelating om in het Godshuis de mis te laten lezen (blz. 4).

Met de nieuwe instelling moet het in den beginne niet al te best zijn gegaan, want in 1333 komen de Voogden weer vóór de Schepenen om een nieuwe bekrachtiging van hunne stichting en van hare standregelen te vragen (blz. 2), en eerst in 1334 wordt de eerste regelmatige kapelaansplaats gesticht (blz. 7). Opmerkenswaardig is het daarbij, dat de officieele aanmoediging nog veertien jaar achterwege blijft.

Immners, wij treffen slechts in de Rekeningen van de stad Gent van 15 Augustus 1346 - 15 Augustus 1347 een eerste geschenk van 6 pond payements aan; eerst vanaf 1354-1355 krijgt het Godshuis een aalmoes in vorm van een mand haring (blz. 136), en enkel te beginnen van 1357-1358 een toezending van turf (blz. 137).

***

Van den beginne af is het liefdadig werk der weldoe-

(6)

ners van de stichting tweeledig: men geeft er huisvesting aan oude vrouwen en voorziet gedeeltelijk in hun levensonderhoud; - men schenkt er nachtverblijf aan arme vreemdelingen. De naam (gods)huis slaat op het eerste, het woord hospitaal op het tweede. Zoo zegt men in 1316 (blz. 1), 1396 (blz. 27), 1437 (blz. 31), 1459 (blz. 28), 1462 (blz. 36) en 1464 (blz. 37)huis alleen, in 1430 (blz. 58), 1469 (blz.

60), 1472 (blz. 61), 1491 (blz. 11) en 1507 (blz. 75)godshuis alleen, in 1324 (blz.

4), 1334 (blz. 7), 1387 (blz. 24), 1464 (blz. 60), 1485 (blz. 70)hospitaal. In 1343 (blz. 20), 1385 (blz. 44), 1388 (blz. 24), 1404 (blz. 46 en 47), 1475 (blz. 40), 1491 (blz. 17) en 1507 (blz. 75) wordt de dubbele liefdadige instelling door den naam godshuis en hospitaal uitgedrukt.

De stichting zelf wordt in 1316 (blz. 1) aan den H. Jan den Evangelist gewijd, maar reeds in 1334 (blz. 7) wordt ook de naam van den H. Pauwel er bijgevoegd, welke evenwel veel later nog kortheidshalve wordt weggelaten: zoo in 1464 (blz.

37)Sinte Jans ter Waelbrugghen. De aanduiding van de plaats, ter Waelbrugghen, ter Waelpoorten (blz. 11 en 27), later bij de Brugsche Poort (blz. 6 en 7), ontbreekt bijna nooit, om het Godshuis te onderscheiden van een ander, hetSint-Janshuis aan den Houtbriel of op de Veemarkt.

In de XVIIdeeeuw kwam een geheel andere naam den voorgaanden in den volksmond vervangen. Ten jare 1606 werd op den toren van de kapel een uurwerk met klok, dus een uurklok geplaatst. Daar ze bijna nooit het juiste uur aanwees, gaf het volk haar weldra den bijnaamLeugemeete (leugenaarster). Zoo vertelt de politiemeester Justo Billet in 1663: ‘Daer zijn oock binnen dese stede zeven publijcque staende orologien, als...Ende de

(7)

seuenste ende leste horologie is die van StJan ende Pauwele geseit de leugenmete ande Brugsche poorte(1)’.

***

Godshuis en Hospitaal stonden onder de opperste leiding van de Schepenen van der Keure. Deze gaven volmacht aan Voogden, met het bestuur gelast (blz. 48, 19, 63).

De Voogden dragen verschillende namen:provisores in 1324 (blz. 5), gouverneurs ende (of) beleeders in 1333 (blz. 2) en 1400 (blz. 17), proviserers ende (of) beleeders in 1396 (blz. 27),proviserers ende (of) vooghden in 1404 (blz. 46), vooghde ende (of)regierders in 1464 (blz. 60), 1468 (blz. 35 en 39), 1485 (blz. 70) en 1507 (blz.

75),gouvernement hebbende vanden godshuuse in 1469 (blz. 60), toezienders ende (of) besorghers in 1462 (blz. 36), vooghden ende (of) huusmeesters in 1475 (blz. 40),vooghden ende gouverneurs in 1486 (blz. 71) en 1491 (blz. 17), vooghden ende (of) administratuers in 1606 (blz. 83). Ze worden benoemd door de Schepenen van der Keure, vóór wie ze den eed afleggen (blz. 99, 100, 101), en hunne

beslissingen in gewichtige gevallen moeten door de Schepenen van der Keure als Oppervoogden worden bekrachtigd (blz. 19, 48, 63).

In 1333 zijn er 6 Voogden (blz. 2), in 1371 vindt men er 4 (blz. 18), maar reeds in 1400 treft men er slechts 2 aan (blz. 17), een getal, dat tot het einde der XVIIIde eeuw bestendig blijft.

(1) Stadsarchief te Gent.Politiebouck, dl V, fo151. Deze oorkonde ontbreekt op blz. 203 van dit boek, daar wij ze slechts na het afdrukken vonden.

(8)

In den beginne houdt een der Voogden de rekeningen (blz. 140 en 120), maar in de XVIIdeeeuw wordt dit werk toevertrouwd aan een ontvanger, door de Voogden benoemd(1). Het nazicht van de rekening geschiedt eerst jaarlijks, eenige dagen vóór dat der algemeene rekening van de stad. In de XVIdeeeuw wordt dit slechts na twee, drie of vier jaar gedaan (blz. 190). Twee Schepenen van der Keure komen daartoe in het Godshuis, en de rekening van ontvangsten en uitgaven wordt luidop gelezen in tegenwoordigheid van de Voogden en de vrouwen in het Godshuis verblijvende. Deze hebben het recht opmerkingen te maken en hunne goed- of afkeuring uit te spreken over het bestuur van het Godshuis (blz. 165).

***

Wij zeiden reeds, dat men in het Sint-Janshuis aan arme pelgrims (blz. 32) of kinderen, dit in den zin van knechten (blz. 154 en idem), nachtverblijf verschafte.

Daartoe was een groote slaapkamer op het gelijkvloers ingericht (blz. 13), waar twaalf bedden gedekt waren (blz. 171). In een daartoe bestemde keuken werd door een meid (blz. 12) een avondmaal van soep en boonen gereedgemaakt (blz. 20, 21 en 27) voor de gasten (blz. 32), en daar ook mochten deze zich 's winters aan een turfvuur warmen (blz. 32). Op Sint-Martens- en op Dertienavond verdeelde men onder hen de som van 4 grooten (blz. 12).

De gasterij werd tusschen 1534 en 1536 afgeschaft (blz. 170).

(1) Zie in het Stadsarchief te Gent de benoeming van ontvangers van de jaren 1638, 1645 en 1670, in de doosSint-Jan en Sint-PauweI.

(9)

***

Na 1534-1536 bleef alleen het Godshuis bestaan. Acht vrouwen genoten er een prebende, hun verleend door de weldoeners van het gesticht of hunne

afstammelingen of door hen zelven gekocht (blz. 46, 47-48, 80). Slechts één geval is ons bekend, dat een man, en dat nog nevens zijne vrouw en waarschijnlijk alleen daarom, een prebende in het Godshuis koopt(1). Al het goed, dat de acht

proveniersters bezaten bij hun intreden, behoorde aan het Godshuis na hunnen dood en ook wanneer zij het verlieten (blz. 1). De vrouwen verdienden gewoonlijk met spinnen, wat hun door het Godshuis voor hun onderhoud niet verschaft werd (blz. 137). Buiten vrije woning, elk in een afzonderlijke kamer, werd aan de proveniersters wekelijks een achtelink (6,70 liter) tarwebrood gegeven; op

Kerstavond, Dertienavond, Paschen en Sinksen 2 grooten voor wijn- of drinkgeld, op Sint-Jan den Evangelist 1 groote en op den dag van Sint-Lieven, patroon der stad, 1 groote. Als een provenierster overleed, kregen de vrouwen 6 grooten te verdeelen; trad een nieuwe provenierster in het Godshuis, dan moest ze aan elk der andere 6 grooten geven. Bovendien kreeg elke provenierster te Kerstavond en op Sint-Jansmis 5 schellingen grooten pensioen en te Baafmis 2 schellingen 6 deniers grooten (blz. 11). Op de vier hoogtijden aten ze samen en kregen bij hun maal een kan Rijnschen wijn (blz. 156). Vanaf 1673 werden die verschillende giften in den vorm van geld uitgereikt (blz. 115).

Een van de acht proveniersters werd tot meesteres aangesteld, om het dagelijksch bestuur van het Godshuis

(1) Stadsarchief te Gent.Jaarregister 1440-1441, fo33v.

(10)

waar te nemen. Ze waakte op de naleving van den regel des gestichts (blz. 164), zorgde voor het onderhoud van het huis, regelde het werk van de meid en genoot als belooning eenige voordeelen (blz. 12, 116, 126, 12).

***

Het Godshuis van Sint-Jan en Sint-Pauwel heeft, als de andere Godshuizen, de Fransche omwenteling overleefd. In de eerste helft van de XIXeeeuw werd de stichting met andere van dien aard door het Bestuur van de Godshuizen versmolten en al de gebouwen zijn ten jare 1844 openbaar verkocht (blz. 199).

(11)

Verbetering

Blz. 213, 5denregel van onder: De Boute vervangen door De Bonte

Bijvoegingen.

Blz. 16, onder regel 8: (Archief van de Godshuizen).

Blz. 103, onder regel 5: (Archief van de Godshuizen).

Blz. 112, onder regel 22: (Archief van de Godshuizen).

Blz. 178. Bij het stuk van 1501-2 voegen:

Bovenstaande slaat als volgt vermeld in de Rekening van ontvangsten 1501-2, fo28, van de kerk van Ekkergem:

Jtem ontfaen vander ved' van sente janshuus ter waelbrugghe van een alf cruus leteijl VJ grooten van eender calomme IJ schellijnghen ende van eender autine cassijne VIIJ grooten comt IIJ sch. IJ d.

(Archief van de kerk).

Blz. 205, al onder bijvoegen:

In het Archief van het Bisdom. (Série monumentale, carton f no187) bewaart men:

Handt boucxken van vuijtgheuen jeghens den ontfanck van het godtshuijs van SteJan ende StePauwels binnen ghent ter causen van den jncoop vande taeruwe mutsaert reparatien ende andere nootsaeckelicke dijnghe ten behoeve van het voornoumde godtshuijs,....(1645-1677).

(12)

1. 1316 (1315, o. st.). - De schepenen der stad Gent stemmen toe in de stichting van het godshuis.

Wij scepenen van der stede van Ghend, maken cont ende kenlic allen den ghenen die dese jeghewordeghe lettren sullen sien ofte horen lesen, dat wij, bi den neresten versouke ende beden van vele goeden lieden onsen porteren, bi voersienecheden wel gemouvert in Onsen Here, die in de heere ende in de werdechede vanden groeten sente Janne ewangheliste, een huus hebben begonnen stichten an de Waelbrugghe, binnen den scependoeme van Ghend, daer toe gheven onse consent ende doen onse vrihen wille dat dat ghestichte vulcome naer dordenanche van den ghenen ghemeenlike die principale siin van den ghestichte voerseit; dat es te verstaene, so wie so int voerseide huus wille comen ende hi werde ontfaen naer de voerseide ordinanche omme persoenlike residentie daer in te doene, so wat goede dat hi der in brincht ofte den voerseiden huus bewiist, siint katele, have ofte herve, alwildi namaels der ute trecken, dat dat voerseide goet bliven sal gheheellike ende al den voerseiden huuse, onghemindert ende sonder last, in hulpen ende sustinanchen den huus voerseit. Ende ware

(13)

dat sake dat hymene dullike, bi quaden rade, dese ordenanche wilde breken ofte daer jeghen steken bi eneghen engiene, in so wat maniren dat ware, dien soude men corrigieren ende bedwingen bi den gouvernerres van den huuse voerseit ende bi den rade ende hulpen van ons, up dat siit an ons versochten, alse verre alse ment ons kenlich mochte maken ende ons toebehoeren soude; behouden allen goeden poincte, die men noch der toe mach doen ende maken ten proufiite van den voerseiden huuse ende bi den rade van ons ende onsen nacommers scepenen van Ghend; ende omme dat wij scepenen voerseit, willen dat alle dese voerseide dinghen bliven vast, seker ende ghestade, so hebben wij dese lettren beseghelt metten seghele van der stede van Ghend voerseit; die waren ghemacht ende gheheven int jaer Ons Heren doe men screef dertien hondert ende viiftiene, den neghenden dach van inghanch van maerte.

Onder den volgenden vidimus. - Ook bij DIERICX,Mémoires sur la ville de Gand, t. II, p. 595.

1bis. 1333 (1332 o. st.) - Bevestiging van de stichting.

An alle de ghene die dese lettren sullen sien ende horen lesen, scepenen van der stede van Ghend salut in Onsen Here met kennessen der wareden. Alse voer ons siin comen in propren personen der Boudin van Lederne, pape, Philips van Calkine, der Hughe de Plonghere, Lieviin Baraet, Willem van Oesterzele ende Gillis de Scheene, onse porteren, gouvernerres ende beleeders van den huus an de Waelbrugghe, dat ghesticht es in

(14)

de here van sente Janne ewanghelisth, alsoe sii seiden ende alsoe het schiint in eenen chartere die sii ons tochden gans ende gheheel, de welke hier naer volghet:

(Zie nr1).

‘....Ende hebben nerestelike beghert dat dat huus voerseit ghemaecht sii, ghesticht ende staende blive tallen daghen, in de heere ende in de werdechede van sente Janne voerseit ende van sente Pauwelse apostele, ende ons versocht dat wii dit willen kennen, consenteren ende loven ende confermeren alle dese dinghen ende elc voerseit; weten alle dat wii, ten versouke ende beden van den gouvernerres ende beleeders voerseit, de constructie ende machele van den huus voerseit, ghesticht in de heere van sente Janne ende van sente Pauwelse apostelen voerseit, ende alle de dinghen ghehouden in den chartere voerseit ende elc, loven,

approuveren ende confermeren gheliich sii ghemaecht siin ende ghescreven, met orconscepen van desen lettren, beseghelt, huuthanghende metten seghele van der stede van Ghend voerseit; die waren ghemaecht ende ghegheven tsaterdachs naer aschdach, int jaer Ons Heren alsmen screef dusentech drie hondert ende twee ende dertech.

J. CLERC.

Oorspr. op perkament, zegel afgevallen (Stadsarchief van Gent, nr288, inv. van de charters.) - Ook bij DIERICX, p. 596.

1ter. 1427. - De schepenen bevestigen de vroegere brieven der stichting.

Allen den ghonen die deze presente lettren zullen sien ofte hooren lesen, scepenen van beede den bancken van-

(15)

der stede van Ghendt, saluijt met kennessen der waerheden. Wij doen te wetene dat up den dach van heden, wij hebben ghesien ende ghevisitert zekere opene lettre, goet, gans, gave ende gheheel in seghele ende scrifture, zonder eenighe vitie fraude ofte rasuere, ghegheven ende gheseghelt in dobbelen steerte van parchemijne ende groenen wasse daer anhanghende, metten grooten seghele van sent Janne van deser stede; van welcker lettre de teneurehiernaer volghet van woorde te woorde: (Zie nr1). Item zo hebben wij noch ghesien ende ghevisiteert een vidimus in alder manieren ende conditien ende metten zelven seghele hierboven verclaerst; van welcken vidimusse de teneure hiernaer volghet van woorde te woorde:

(Zie nr1bis). In kennessen van ziene, so hebben wij, scepenen voorscreven, deze presente lettren bij manieren van vidimus ghedaen seghelen metten seghele van zaken der voorseijde stede van Ghendt, den derden dach in meije int jaer Ons Heeren dusentich vierhondert twintich ende zevene. Up den ploy gheteeckent: J.

BOELE; gheseghelt in groenen wasse up dobbelen steerte van parchemijne.

Stadsarchief van Gent, Register LL, blad 285vo. - Ook bij DIERICX, Mémoires sur la ville de Gand, t. II, p. 595.

2. 1324. - Voorloopige toelating om de goddelijke diensten in het hospitaal te verrichten.

Extractum ex registro perantiquo, in pergameno conscripto, quod servatur in archiviis ecclesiae parochialis StiMartini de Eckerghem.

Universis praesentes literas inspecturis, E. decanus

(16)

Xpitianitatis Gandensis, salutem in Domino sempiternam. Universitati vestrae tenore praesentium significamus quod in nostra praesentia propter hoc personaliter constituti, provisores hospitalis StiJoannis evangelistae iuxta Waelbrugghe recognoverunt expresse coram nobis quod pro eo quod discreti et providi viri, presbyteri curati ecclesiae StiMichaëlis Gandensis consenserunt quod in dicto hospitali usque in festum nativitatis beati Joannis Baptistae proxime et immédiate sequentis, missae celebrentur et hoc ex gratia speciali; quod ipsi provisores cappellauum qui in dicto hospitali celebrabit, ante omnia dictis curatis, in quorum parochia consistit dictum hospitale, praesentabunt et ipsorum curatorum super hoc requirent consensum pariter et assensum et, ipso capeilano ab ipsis curatis ad hoc admisso, idem capellanus dictis curatis iuramentum fidelitatis et obedientiae facere et praestare debebit; et quod omnes oblationes pecuniarias et alias quascumque, undecumque et qualitercumque provenientis ad altare dicti hospitalis, integraliter pertinebunt absque fraude ad dictos curatos, eo modo quo oblationes in dicta ecclesia StiMichaëlis ad ipsos curatos pertinent. Et cum hoc etiam promiserunt dicti provisores dictis curatis quod exequias confratrum dicti hospitalis decedentium, quas hactenus fieri faciebant in ecclesia fratrum Predicatorum Gandensium, de cetero fieri facient fideliter in suo hospitali praedicto. Voluerunt etiam et in hoc expresse consenserunt provisores praedicti quod si ipsi provisores in aliquo praemissorum defecerint, quod absit, quod ex tune dicti curati gratiam et consensum dictis provisoribus de

permittendo celebrari divina(1)in dicto hospitali, libere poterunt

(1) Dit woord is bijna teenemaal verdwenen.

(17)

revocare. In testimonium praemissorum et muniment, sigillum decanatus xpitianitatis Gandensis una cum sigillo dicti hospitalis, praesentibus literis duximus apponendum.

Datum anno Domini MCCC vicesimo quarto, dominica ante nativitatem beate Mariae.

Afschrift (der zeventiende eeuw) op papier, ingebonden in eene

verzameling met naam:Copyen van oude Charters, 1152 à 1296, op het archief der Burgerlijke Godshuizen van Gent berustende.

2bis. 1633. - Wegens de zondagsche mis.

Op eene vlaamsche vertaling van voorgaande stuk, in 't begin der XVIIeeeuw uitgeschreven, staan de volgende getuigenissen aangeteekend, die waarschijnlijk betrekking hebben op eenige moeilijkheden nopens de jura pastoralia ontstaan:

Ik, Gaspar Rigo, presbyter, getuige naer het verzoek van den heer pastoor in Ekkerghem, dat ik rond een jaer misse gelezen hebbe de zondagen in de kapel van St-Jans en Pauwels godshuis, by de Brugsche poort, tot dat men my voorzien heeft eene provene in St-Michiels, over omtrent negen maenden, en dat ik nooit in gezeide kapel eenige publicatien van feestdagen of vastendagen hebbe gedaen. In

verzekering van 't voorschrevene hebbe ik onderteekend, den achtsten juny van 't jaer duyzend zes honderd dry en dertig.

GASPARRIGO, pbr.

Vertaeld uit het latyn.

(18)

Ik onderschreven, Andreas Denys, priester, attestere en verclaere mids dezes ten verzoeke van mynheere den pastor van Ekkergem, dat ik omtrent achtien jaren bedient en ghedaan hebbe de sondaegsche misse in de capelle van het godshuys van Sint-Jans by de Brugsche poorte, boven noch eenige missen in de weke; in het celebreren van voors. sondaegsche misse ghecontinueert hebbe tot ontrent over een jaer en half; en dat ik in al dien tyt nooit ghepubliceert of vercondigd en hebbe de feestdaghen ofte ook de vastendagen die binnen de weke voorkomen. In teeken der waerheid hebbe dit onderteekend, bereyd zynde voorder te verclaeren dus versogt zynde, desen seventhiensten juny zesthien honderd dry en dertig.

ANDRIESDENYS, presbyter.

Afschrift op papier, in handen van den heer Vander Haeghen, huidigen eigenaar derLeugemeete.

3. 1334. - Stichting eener kapelrij door Jacob van der Hasselt.

Ic Jacop van der Hasselt, chastelain van Ruplemonde ende proviseerre van Sente Janse wangelists ende van Sente Pauwels hospitale in Ghend, staende bi der Waelbrugghen, doe te wetene ende maeke kenlic allen den gheenen die dese lettren zien zullen ende horen lesen, dat ic hebbe ghegheven ende gheve, mijnsdancs ende bi minen propren wille, omme Gode ende in aelmoessenen, den here Willemme van Coudenbrouc, den heere Heinrike van der Dormen, den heere Janne van Wijendike ende Symoene van Bursbeke, die onse ghezellen waeren int vors. hospi-

(19)

tail te dien tiden, eene somme van ghelde die ic gaf den vorseiden personen, omme te coepene sesse pond parisise siaers euwelike staende teere cappelrien bouf ende ten outaere die ic ghesticht hebbe ende ghefundeert int vors. hospitail, staende bi den core; de welke ic hebbe ghegheven ende upghedreghen omme Gode in in (sic) aelmoessenen, in presencen van mijn here den deken van den kerstenhede in Ghend, in dien tiden, minen lieven vriend, den here Boudine van Lederne, den caplaen, omme te verdienne over de ziele van minen lieven vriend te sinen live; van den welken sesse ponden parisisen de vors. persone ghecocht hebben drie pond ende een half pond parisise siaers ter cappelrien bouf vors. jeghen Janne ser Brandijns van Colenghem, die hem verstorven van meester Janne van Colenghem, sinen oem was, die gheleghen sijn int heersceep van Zomerghem, ghelijc dat se de gheene ghelden jaerlijx die de drie ponden ende een half pond paris. siaers sculdech sijn; vort moeten de proviseerres van den hospitale vors., die nu sijn, ende hier na wesen zullen, gheven ende ghelden den heere Boudine vors. vijftich schelghe paris. siaers, tote den drien ponden ende een half ponden paris. siaers, toter wilen dat de sesse pond parisise siaers al (ghe)cocht sijn ende beset. In orconscepen ende in kenlijcheden der waerheid so hebbic, Jacob van der Ha(sselt, c)hastelain ende proviseerre vors. in dien tiden, dese lettren gheseghelt met minen seghele ute (hanghende.)Ende omme de meerre sekerhede, so biddic neerentstelike mijn here den deken vors. dat hij (...) wille hanghen sinen seghel metten minen in kenlijcheden der waerheid. Ende omme de neerentste bede (van) den castelain ende van den proviseerre vors., so hebbic, Jacob, deken van den kerstenhede van Ghend, vorseid, dese

(20)

lettren gheseghelt met minen seghele vtehanghende met scastelains ende sprouiseerres vors. seghele, in kennessen der waerheid.

Ghegheuen ende ghedaen int jaer ons heren alse men screef M.CCC. viere ende derttich, sdijssendaeghs na de feeste van der Triniteit.

(Op den rug; geschrift van de XIVdeeeuw) Lr̄e de quibusdā legatis ad fūdatōem capellā nūc applicatis ad capellaniā dudū fūdatā in hospitali sc̄i jōhis.

Oorspronklijk stuk op perkament; de twee zegels in rauw was, aan dubbele staarten gehecht, zijn teenemaal gebroken. (Staatsarchief te Gent. Abdij van St-Baafs. Fonds Van Lokeren.)

Bij DIERICX,Mémoires, t. II, p. 597; VANLOKEREN,Chartes et documents de l'Abbaye de Saint-Bavon, p. 59.

4. 1444. - Gedenksteen van liefdadige giften.

Op eenen baksteen, vroeger in den muur der kapel geplaatst(1),leest men het volgende:

Te wetene es dat Ian valke Frāsois sone en̄ willē soldermā als voegdē vā desē gods huus belouē over hem en̄ harē naer com̄ers mids sekren (som̄en) van pen̄ighen die si ōtfaē hebben vā diuerschē p̄soenen en̄ ghebuerē dier deuocie thoe ghat hebben en̄ dit om de aerme die hier gheherbercht werdē j̄

dit voers' gods huus keersē mede te coepene dē aermē sauōts met te lichtene elx jaers vāder tijt vā aller eleghē messe toet alf maerte beghīnēde en̄

(1) Deze steen, hoog 61 cm, breed 44 cm en 1,5 cm à 2 cm dik, is thans in het bezit van Juffrouw Vander Haeghen, Brugsche-Poortstraat, 19, Gent.

(21)

ingaēde te allereleghē messe īt jaer xiiijcen̄ xliiii en̄ hiex toe hebbē de voers̄

voegden gheloeft te gheuene vā dē gods huus goede de sōme van ij. sc. vi.

de. grō elx jaers ēn de voers'. ij. sc. vi. de. grō sal de meesterichghe vā desē vors' godshuse hīnē ēn ōtfaē vā dē ghereests goede dat van dē vors' gods huse incōmē en̄ verscenē sal wesē dies sullē die aerme p'soene' dier daghelix jnt voers' godshuus comen slapē etc alle auōdē lesē. iij. pater nr̄ en̄ aue marien ouer die ghene die (haer) lieder deuocie en̄ caritate om de mīne vā gode ghed(aen) hebbē ēn doē sullē. Item voert soe sulde wetē dat kateline vā ghijse heeft ghegheuen...eruelic en̄ versekert op grōt v...gro. sjaers om daer mede te coepene...rue tuervē daer hē die aerme mede waermē sullen in de kuekene die jn dit voers' gods huus om de mīne van gode gheherbercht werdē ende dese sakē voernōt beset ende versek't op grōt van eruē ghelijc dat blijct bij zekren op draghene en̄ letters dier of sijn dit was ghedaē den xxvsten dach j̄

maerte jnt jaer xiiijcen̄ xliij.

Zcaubrake.

(22)

Registre omme tgodshuus van S

t

Jan evangelisten ende Sinte Pauwels bijder

Waelbrugghen of Waelpoorten, vernieut anno 1491. Ghecotteert B.

I.

Dit es de ordinanchie vanden godshuuse ende hospitale van sente Jans ende sente Pauwels ter Waelbrugghen, uutgetrocken uute den hauden registre des vors. godshuus, int jaer XIIIIeende XCI.

Eerst elcker provengierigghe eenen achteliinc taeruwins broots de weke; ende den joncwive(1)in tsghelijcx.

II gr.

Item te Kerssavonde, elcker

provengierigghe voor hare pittancie van wiine

II gr.

Item up den Dertienavont

II gr.

Item up den Paeschdach

II gr.

Item up den Siincxendach

I gr.

Item up sente Jans ewangelisten dach

VIII gr.

Item up sente Lievins dach, den provengierigghen int ghemeene

(1) De dienstmeid.

(23)

VI gr.

Item als eeneghe provengierigghe deser weerelt overlijt, so heeft elcke

provengierigghe, ende joncwijf ooc

VIII gr.

Item ten overlijdene van eenegher provengierigghe, den vooghden ende der meesterigghe, elcken

VI gr.

Item so wanneer eeneghe nieuwe provengierigghe int godshuus comt ende haert broot ghegheven es, so moet die nieuwe provengierigghe te haren incommene ende te haren coste gheven elcker provengierigghe, ende ooc den joncwive

VIII gr.

Ende den vooghden ende der meesterigghe, elcken

Item elcker provengierigghe te

Kerssavonde, voor haer pencioen, V s.

gr.; ende tsente Jans messe, elcker Vs.

gr.; ende te Bamesse, elcker II s. VI d.

gr.

IIII gr.

Item den aermen die int voors. godshuus commen ter herberghen om slapen, up sente Martins avont, int ghemeene

IIII gr.

Ende up den Dertienavont

XXVIII s. III d. gr.

Item der meesterigghe over

tonderhauden vander capelle ende vander cuekene

IIII s. gr.

Item der selver meesterigghe, telcken alf ougste, over olie ende keerssen

II s. VI d. gr.

Item den joncwive voor haer bier, ende datte voor tgheel jaer

XV s. gr.

Item den selven joncwive voor hare huere, ter causen van haren dienste, voor tgheel jaer

VI s. gr.

Item over tpencioen vanden secretaris van scepenen, up den dach vander rekeniinghe, met diere meer ancleven.

(24)

II.

Hier volghen de juweelen ende catteilen den vors. godshuuse toebehorende anno XCI(1).

Eerst eenen keelct zelverin verguldt, met eender patene, ooc zelverin, ende eenen lepele; weeght(2).

Item een zelverin monstrancie ofte seyndere; weeght(2). Item een zelverin scale.

Item eenen zelverin lepele; weeght(2).

Item andere juweelen ende huus raet, der capellen ende huuse ender cuekene anclevende, rustende onder de meesterigghe, naer thuutwijsen van eende cyrographien.

III.

Dit siin de huusen binnen Ghend den vors. godshuuse toebehorende anno XCI(3).

Eerst drie huusen, deen neven dandere, ande Waelpoorte, commende achtere op dwatere.

Item een huus naest den godshuuse,ijn den goshuse toegheleijt int tiaer anno XVcom daermede beneden ende boven de camere om een provengierijgghe(3).

Item een camere boven der aermer camere ant godshuus.

(Item de heelft vander herbeerghe ghenaemt De Roose, biider Waelpoorte, met allen den toebehoorten)(4).Vercocht

(1) 1491.

(2) Het gewicht is niet aangeduid.

(2) Het gewicht is niet aangeduid.

(2) Het gewicht is niet aangeduid.

(3) Door eene latere hand bijgeschreven.

(3) Door eene latere hand bijgeschreven.

(4) Doorgehaald als nietig.

(25)

de selve heelft uuter vergrootinghe van herven achter tghoshuus, ghelijct dat blijct bij eender copije ghepassert XIIIIcXCV ende eene copije vanden ghesceede ghepassert XXIIII in hoest XIIIIC XCVIII, int scependom jonker Luenis van Massemen(1).

(Item een huus up dYperstrate)(2).

Vercocht et tselve huus Lauwereinse van Herfdaele, int tyaer āo XCVI, ghelijct dat blijct bijder rekeninghe int tjar XCIIX, int IXste blat vander weerbetalinghe(1).

(Item zesse huusekins, deen neven dandere, staende achter dAubuerch inde Coniincstrate.Vercocht dese IV husekiins om de somme van XX s. gr., tsyaers erfelic te lossene, ghelijct dat blijct bij eender copije ghepassert in tscependom H.

Claeijs vander Moere, den XXstenin sporkele XIIIIcXCVII, vanden selven jare fo LXIII, ende gheregisterheert in desen regijstere int LXXtichsteblat(1).

Item buten der Waelpoorte, daerment heedt te Vaernewijc, een onbehuusde hofstede metter erven daer toebehorende.

IV.

Dit naervolgende es den lantcheyns die thospitael jaerlicx sculdich es, āo XCI(1).

XVII gr.

Eerst der kerken van Eckerghem, up de hofstede te Vaernewijc, te Bamesse

II d. 1/2 gr.

(Item den Heleghen Gheest van Sente Lijsbetten, van eenen huus bachten der Haudebuerch, te Bamesse(2)

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(26)

Nu ten laste van den coepere van de VI voerst.achter dAuborcht)(1)(2).

V gr.

(Item der fermerien van Sente Lijsbetten, van eenen huusekin daer neven, te Bamesse(2)

Nu ten laste van den copere vande VI voerst.achter dAuborcht)(1)(2).

Item meester Matthijs den Grootheere, over de rente vanden godshuuse met tween huusen daer neven, de penniinc rente te Bamesse ende de cappoen rente te Kerssavonde.

(Item den selven meester Matthijs over de heelft vander Roose(3); de penniinc rente te Bamesse, de cappoenen te Kerssavonde.)

V s. VI d. gr.

Item van drien huusekins ande

Waelpoorte der stede van Ghent, telcken Bamesse

II gr.

(Item den Heleghen Gheest van Sente Michiels, van eenen huusekin staende achter de Haudebuerch, een houc huus wesende, commende van Katheliinen van der Oustiinen, sente Matthys daghe;

nu ten laste vanden coepere vanden VI woensten achter dAuborcht)(1)(2).

XII gr.

(Item den selven Heleghen Gheest, over de selve Katheliine, up een huusekin daer neven, telcken sente Marien Magdaleenen daghe;nu ten laste vanden coepere vande VI voerstachter de Auborcht)(1)(2)

II gr.

(Item den selven Heleghen Gheest, over de selve, up een huus daer neven, telcken sente Marien Magdaleenen

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(2) Doorgehaald als nietig.

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(3) Eene herberg bij de Walpoort. - Zie bl. 13.

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(27)

(1) Door eene latere hand bijgeschreven.

(2) Doorgehaald als nietig.

(28)

VIII gr.

(Item van eenen huus up dYperstrate, der Biloken, te(1)

(Te weten dese rente, uuter dat huus vercocht es, āo XCVI, nu ten laste vanden copere)(2)(3).

III d. 1/2 gr.

Item vander meersch te Vinderhaute, Janne van Brouhaenen, te(1)

Item van transepoorte vander meersch te Vinderhaute ende(1)...

(1) Niet volgeschreven.

(2) Door eene latere hand bijgeschreven.

(3) Doorgehaald als nietig.

(1) Niet volgeschreven.

(1) Niet volgeschreven.

(29)

Dit naervolghende es den registre ende secreet toebehorende den hospitale ende godshuuse van Sente Jan ewangelisten ende Sente Pauwels ter Waelbrugghen, binnen der stede van Ghent, ghemact ende gheregistreert bijden vooghden ende gouverneurs des zelve godshuus, te wetene Symoen van Leeuwe ende Jacob de Mil, int jaer veerteenhondert een ende neghentich.

V.

+FoI.

+1400. - Chaertre van xi halstere rogs, ghentscher maten, ligghende binnen Calkene, vallende telcken kerssavonde.

Verkocht ‘(Pieter Volkaerde ende Alaerde den Clerc, alse proviserers ende beleeders vanden godshuuse’door ‘Pieter Keghel ende joncfrouwe Adelise Noothaex, ziin wettelic wijf,’en bezet ‘up haerlieder stede gheleghen inde Keghelstrate’. - ‘Dit was ghedaen den XXIXstendach in hoymaent int iaer Ons Heeren alsmen screef vertienhondert’voor ‘Everaert dHoude, baliu...Gillis de Man, Pieter de Meester, Willem Pauwels, Pieter van Oordeghem, Jan vanden Zijpe, Jan de Houde ende Jan de Vijlre, scepenen miins her Zeghers van Calckine in der vierscare van Calckine’.

(30)

VI.

+FoII vo.

+1371. - Chaertre van vijf viertalen rogs, up lant ligghende Over Brouc, ghegheven in ervelicken cheynse, vallende te Bamesse.

Voor ‘Jacop Symoens, baliu ende wettelic maenre mire joncfrauwen Lysanen van Vuerhoute, als van haren heerscepe dat so heeft ligghende binnen der prochien van Eckerghem,...Jan van Oodonc, Arent de Cooman ende Jan Godevaerts, late mire joncf. vors.’verkennen ‘her Jan van Duerme, her Fransoys van Ansbeke, Heynric van Hijfte ende Jan Dierman, alse proviserers...mids gaders Mergrieten tsMaerscalcx, Gillis dochtere, diere haer consent toe dede, dat zij hebben ghegheven in eenen ervelicken ende eeuwelicken cheynse, Pietren Symoens een plecke van erven, hondert roeden groot,...toebehorende den aermen vanden hospitale vors., ligghende Over Brouc, tusschen der Heynricke van Putthem, priestere, ane deen zide, ende joncf. Lysanen van Vuerhoute, ane dander zide....Dit was ghedaen int iaer Ons Heeren alsmen screef dusentich drie hondert een ende tseventich, den zesten dach van septembre.’

VII.

+FoIII vo.

+1441. - Copie van ellef halster rogs ende vijf achteliinghe, up zekeren gront van erven Over Brouc, vallende te Bamesse.

‘Hector van Vuerhaute’kent ‘voor schepenen van der Kuere in Ghendt...dat hij heeft vercocht wel ende redelic

(31)

meester Philipse vander Duust ende Gillise vander Duust, voochde van sente Janshuuse ter Waelbrugghen ende sgodshuus bouf vors., bij consente van scepenen vander Kuere als overvooghde vanden godshuuse vornt, ellef halster ende vijf achteliinghen rogs tsiaers, erfelicker renten, vallende telcken sente Bamesse, versekert ende bewijst up zekere partcheele van ervachticheden, gheleghen buter Waelpoorten inde prochie van Eckerghem of daer ontrent, die de naervolghende persoone in desen tijt sculdich ziin: te wetene es: Jan van Nueville...Jan

Zoetemond...de fermerye van Sente Lysbetten...Jacop Goetkint...Andries Symoens...Pieter Symoens...Jan Godeverts sone...Berthelmeeus Sloc...Dit was ghedaen den XXVIIIstendach in decembre, int iaer XIIIIcende XLI...’

(Onderteekend:) W. ZADELEERE(1).

VIII.

+FoIV vo.

+1343. - Chaertre van drie pont paris. om mede te coopene een mudde boonen, bewijst up den Steencautere te Velseke, vallende tsente Marien Magdaleenen daghe.

‘Jan Temmer, van Velseke,....heeft vercocht wel ende wettelicke den heere Salemoen vanden Wiingaerde, prochipape te Sente Michiels in de stede van Ghendt, der Janne Brems, priestere, ende den heere Heynricke van der Dormen, alse den testamentuers van Ghijselbrechte vanden Hecke, daer God de ziele af hebben moete, drie

(1) Op den rand staat aangeteekend dat deze rent, in 1618, doorGheeraerdt de Noockere is gelost geweest.

(32)

pont parisise tsiaers, ervelicker renten....ten hospitale behouf van Sente Jans huus evvangelisten ende Sente Pauwels in de stede van Ghend, bij der Waelbrugghen, omme den gouvernuerers vanden vors. hospitale daer mede te coopene een mudde boonen, te deelne den aermen van den vors. hospitale ende diere inne zullen herberghen...Ende dese vors. ervelicke rente tsiaers heeft Jan Temmer vors. besedt, gheassigneert ende bewijst wel ende wettelicke up vive dachwant ende up een alf buunre lands, ligghende in de prochie van Velseke, up de Steincautere...dwelke land men al haudende es van Willemme van Coolem...’Er is verder besproken dat in geval van achterstel in de betaling ‘so moghen de vors. gouvernuerers daer omme senden, elcke weke eene waerf, toter tijt dat sij vergolden ziin, ende so sal de bode hebben up tvors. bewijs, ouer ziine teere, drie scele paris. sdaechs, also menichwaerf als menre omme comt ofte sendt. Ware ooc dat sake dat de vors rente, achterstellen, costen ende teeren vors. niet vergolden en waren ende deen payment dander achterhaelde, so moghen de gouvernuerers van den vors. hospitale gheven den heere vanden lande twintich scele parisise up tvorseide bewijs; ende mids desen salse de heere vors. moeten doen wettelicke ten vors. lande gheel ende al, alse tharen propren goede, sonder eenich letten ende wederseggen van yemende, behauden aeldinghers rechte....Dit was ghedaen int iaer Ons Heeren doemen screef dusentich drie hondert drie ende veertich, svriendaeghs naer sente Marien

Magdaleenen dach....voor Gillis Pandelaert, baliu, Jan de Clerc van Riddershove, Arnout Pandelaert, Arnout vander Laecmeert ende Gheeraert van Gansbeke, scepenen svors. Willems van Coolem....

(33)

IX.

+FoV vo.

+1359. - Chaertre van zesse halstere boonen, besedt up den Heleghen Gheest van Sente Michiels, vallende tusschen Alre Heleghen messe ende Kersavonde.

‘Wij, Sanders van Lede, Jan de Crane, Gillis van Ponteraken(1), ende Jan de Hont, buten Torre, proviserers der tafelen sHelichs Gheests inde kerke tSente Michiels in Ghend,....hebben ontfaen van Lijsbetten Broukaerds achte pont groote tornoyse, welc ghelt wij hebben gheleit an ervelike rente, met anderen ghelde, an de

Veebrugghe, naest der capellen, ghecocht ieghen Zegheren Sloove, viere pont parisise tsiaers erveliker rente, eeuwelicke staende. Omme welke achte pont groote tornoyse, wij proviseres vors. hebben vercocht eeuwelike ende ervelike den hospitale van Sente Jans huuse ter Waelbrugghen in Ghend, zesse halstere boonen, lovelic goet, binnen zesse penniinghen parisise, de beste die ten Coornaerde commen elc tsiaers, ende die te leverne ten Coornaerde, tusschen Alre Heleghen messe ende Kersavonde....Dit was ghedaen int iaer ons Heeren alsmen screef dusentich driehondert vijftich ende neghene, in groote vastelavonde...’

(1) Moet waarschijnlijk zijn:van Ponteraven, een aloud Genlsch geslacht.

(34)

X.

+FoVI vo.

+1345. - Vidimus van eenen chaertre rustende onder den heleghen Gheest van Sente Jans, mencioen makende van xii par. tsiaers, besedt up diveersche partcheelen van erven ligghende in de prochie van Nasarette ende Sente Denijs; van welcker rente den godshuuse comt jaerlicx achte ende dertich groote ende twee inghelsche...

‘Wij, Hughe vanden Hove, baliu miins heeren sproosts van Sente Pieters, Jacop de Meyere van Maelte, als wettelike maenre miins heeren sproosts vors., Michiel Passavant, Jan Wuelin ende Jan vander Beke, scepenen’kennen dat ‘joncf.

Margriete Parijs, Jacops wijf was van Over twater, haer wettelicke man, met Janne van Quatham, die hem beeden wettelike te voghede ghegheven was in dese sake, kenden ende verlijdden dat sij vercocht hebben wel ende wettelicke Willemme Betten, ser Asschericx Bet sone was, twalef pont parisise tsiaers ervelicker ende eeuelicker renten..., besedt up haer goet dat sij ligghende ende staende hebben inde prochien van Nasarette ende van Sente Denijs...; tgoet twee ende twintich buunre, lettel min of meer.., dats te wetene: up Cleempit, de Wulfbeulc,...de Vijf Buunre,...de Hooghe Asselt, de Neder Asselt, de Moer Crof, tVennekin, den Scilt, de Torfbrouc, terden deel van den Quaden Driessche, terden deel vanden

Sprietelscote, tderden deel van den buunre bachten Diedericx van Leyns was,...een ghemet in Lettelbrouc ende al in Scoefmersch; dit lant legher al int scependom van Over Meersch....Dit

(35)

vors. beset goet...droughen de vors. joncf. Mergriete ende Jacop van Over twater, haer man, met haeren wettelicken voghet, up, den heere in handen ende worpens ende ghiinghens hute; ende de heere droucht voort uppe den vors. Willemme Betten ende joncf. Katheliinen, siinen wive, ende eerfdese inde vors. twalef pont paris.

tsiaers up tvors. besedte goet; ende Willem Bette endejoncf. Katheliine, zijn wijf, droughen dit vors. goet weder uppe der vors. joncf. Mergrieten ende Jacoppe, haren man, te besittene ende te notene ende te plotene, also langhe als sij wel redene daden vander vors. renten....Dit was ghedaen int jaer Ons Heeren alsmen screef dusentich driehondert vive ende veertich, den anderen dach van maerte....Ende wij, Jacop van Ravescoete, Symoen vander Zickelen, Jacop Bette ende Jan vanden Kerchove, Helich Gheest heeren van Sente Jans, kennen ende lijden dat Katheliine van Lede, Jans weduwe van Woelputte, heeft up desen vors. pant eeuwelic ende ervelicke jaerlicx te renten acht ende dertich groote ende twee inghelsche, up dat de pant een pont groote jaerlicx ghelt, ende gholde hij min dan een pont groote, dat Katheliine vors. min hebben saude naer ghelangde...Dit was ghedaen int iaer Ons Heeren alsmen screef dusentich driehondert vive ende tachtentich, up den twalefsten dach van maerte.’

Xbis.

+FoVIII.

+1387. - Copie als up draght vanden vors. vidimus des chaerters rustende onder den heleghen Gheest van Sente-Jans.

‘...Vors. XXXVIII grō. ende II inghelsche tsiaers ervelic,’heeft ‘Katheliine van Lede vornt. overgheghe-

(36)

ven in aelmoessenen ende omme Gode, Mergrieten sMaerscalcx, meesterigghe int hospitael tSente Jans ter Waelbrugghen, ende tshospitael bouf eeuwelic te heffene...Dit was ghedaen den XXV dach in septembre, int iaer dusentich driehondert tachtentich ende zevene...Aldus staet in scepenen bouc vanden selven jare, folio nono.’

(Geteekend:) THOLVIN.

XI.

+FoVIII vo.

+1388. - Chaertre van zesse scelle par. tsiaers, die de Heleghe Gheest van Sente Pieters in Ghendt gheldt.

‘Wij, Gillis van Crombrugghe, Lievin van Waes, Willem de Roede ende Wauter van Pittem, proviserers vanden Heleghen Gheest in Onser Vrauwen kercke te

Sente-Pieters bij Ghend, ende Jan van Waes, priestere, ontfanghere van sHelich Gheests goede vors., doen te wetene...dat wij vanden achtien scelle paris. ervelicker renten tsiaers, welcke ons joncf. Avezoete van Oostersele up ghedreghen heeft voor scepenen vander Kuere in Ghend, besedt te Adeghem, up eene hofstede daer wijlen Godin de Witte up woende, hebben ghelooft ende gheloven te ghevene zesse scelle paris. tsiaers vander vors. ervelicker renten den hospitale van Sente Jans huus ter Waelbrugghen...Dit was ghedaen int iaer Ons Heeren dusentich driehondert achte ende tachtentich, den XXstendach van sporkele.’

(37)

XII.

+FoIX.

+1389. - Chaertre van twee ende veertich scelle ende viere penniinghe parisise, vallende telken Kerssavonde, ligghende Over Brouc.

‘Wij, Jacop Symoens, baliu ende wettelic maenre miinre vrauwen der abdessen vanden nieuwen cloostere anden Groenen Briele, ende Gheerom (sic) Borluuts, up harer beeder heerscepe buten der Waelpoorte, in de prochie van Eckerghem..., Rogier van Brakele, Joos Diedericx ende Jan vanden Walle, alse late up beede de vors. heerscepe, ten selven tijden, doen te wetene....dat....joncf. Mergriete uten Ramen, Pieters weduwe van Rijhaghen, heeft verkent ende verlijdt dat so heeft vercocht wel ende redenlike Pieter Volkaerde twee ende veertich scelliinghen ende viere penniinghen paris. tsiaers erveliker ende eeuwelicker renten. De welke ervelike rente vors. es gheieghen Over Brouc, ande strate neven Jan Lusscaerts stede, ande zijde te Kerstiaen Baerts stede waert, up een stic erven groot wesende hondert achte ende twintich bedden, lichtelic min of meer; de welke erve toebehoorde, in tijden voorleden, Lijsbetten vander Muelen ende, up den tijt van nu, toebehoort Willemme vanden Plassche....Ende dese vors. ervelike rente die was gheboden metter erven vors. ter kercken met drien sondaechs kercgheboden, also men erve sculdich es te ghebiedene naer costume ende usage vanden vors. heerscepen;

ende daer naer so quam joncfr. Mergriete vors. ende begheerde hare te onthutene ende te onthervene van deser vors. erveliker renten; en daer so wart haer ghegheven een diinghelic voocht te harer begheerten ende dien bij wette, also daer toe behoorde,

(38)

mids dien dat hare voocht behoufde in dese sake; ende doe maende de baliu vors.

de vornomde late ofte zij dese vors. ervelike rente kenden gheboden ter kerken, also voorscreven es, ende de laten die berieden(1)hem; ende daer naer, uter kennessen die zij hadden van manlinc anderen, so kenden zij dese vors. ervelike rente gheboden ter kercken, also voorscreven es, ende sonder calaenge uter kercke commen; ende doe drouch joncfr. Mergriete vors. dese vors. ervelike rente den heere in handen, met haren diingheliken voocht, metten alme ende met sprekende monde, scoopers bouf of diese sculdich ware te hebbene metten rechte en die der ghiften weerdich ware; ende daer naer so warpere joncfr. Mergriete vors. ende haer diinghelike voocht, ende dat al bij maniinghen ende bij vonnessen die daer toe behoorden; ende Pieter vors. die wartter toe ghedaen alse te ziinen propren ende gherechten coopgoede, also daar toe behoorde...int iaer Ons Heeren.., dusentich drie hondert viere waerven twintich ende neghene, den dertienden dach in meye..’

XIII.

+FoX.

+1396. - Chaertre van X. s. gr. ervelicker renten, vallende: de zesse scelle groote tsente Martins messe, ende II s. gr. te Paesschen, ende II s.

gr. te Siincxenen; ghecocht ieghen tgasthuus ter lazerien binnen Ghend, besedt up den spijkere neffens tVleeschuus.

‘Wij, zustere Katheliine sGruters, meesterigghe vander Lazerien in Ghend, in desen tijt, ende brcederen ende

(1) Beraadden.

(39)

zusteren vander selver Lazerien..doen te wetene...dat wij...vercocht hebben Mergrieten sMaerscalcx tiene scelliinghe groote torn. tsiaers...Welke vors. ervelike rente Mergriete vors. hebben, heffen sal ende ontfaen haer leven lanc duerende;

ende wille voort ende begheert dat die vors. ervelike rente, ter doot van hare, commen sal ende versterven Sente Jans huuse ter Waelpoorten; ende in manieren dat de proviserers ende beleeders van dien vors. huus gheloven sullen...dat zii die vors. ervelike rente jaerlicx bekeeren sullen in deser manieren, dats te wetene: de zesse schellinghe groote die jaerlicx vallen sullen te sente Martins messe, ten pottage vanden vors. huus; de twee schelliinghe groote die te Paesschen vallen sullen, in wiine te pittanchien den provengiers vanden vors. huus; ende al diere ghelijcke de twee schelliinghe groote vallende te Siincxenen...’De rent wordt bezet ‘up een huus datmen heedt den Spijkere, staende binnen Ghend, tusschen den Vleeschuuse ende der Veebrugghen...Dit was ghedaen int iaer...dusentich driehondert zesse ende neghentich, up den neghen ende twintichsten dach van hoymaent’(1)(ende een copije ghepaseert den XIstenin april XIIIIcXCIX.)

XIV.

+FoXII.

+1401. - Chaertre van drie pont XII s. paris. ervelicke rente tsiaers, ligghende in Assenede ambocht, besedt up eenen reep lants van V ghemeten...

Voor ‘Godefroot Tradauwe, als scautheete ende wettelic maenre miins heeren mer Jan Vileyns in Asseneden

(1) De volgende woorden werden later bijgevoegd.

(40)

ambocht, ende Jan Prijsbier, Wauter Brecht vander Miese, Pieter de Moer ende Diederic Gheerolf, als scepenen.., Jan Maertin ende Lisbette, Jan Callins dochtere, ziin wettelic wijf, kennen ende verlyen dat zij hebben vercocht...Jacop den Vlascopere drie pond ende twalef scelle parisise renten tsiaers’na de gewone ‘wettelike dachvaert...Dit was ghedaen int iaer Ons Heeren als men screef dusentich vierhondert ende een, den achsten dach van meye.’

XIVbis.

+FoXIII vo.

+1459. - Chaertre van afwinnijnghen sprekende up den vors. tsaertre.

‘Wij, Jacop Hildebrant, als scoutheete ende wettelic maendre miins heeren mer Colaerts Vilayns in Assenede ambocht,...Anthonis Triest, Joos Diedolf ende Joos vanden Haudenvoorde, scepenen...doen te wetene...dat...Jan Baes ende Heynderic Smaud, als voochden ende machtich over Sente Jans huus ter Waelbrugghen binnen Gend, kenden ende lijeden dat zij hadden daen doen drie tsondaechs wettelike keregheboden ter vierscaren van Assenede ambacht, an eenen reep lants, ligghende binnen der prochien van Assenede up den waterganc, groot ziinde vijf ghemeten, lettel min of meer, met alden ghelaghen die daer up ziin ende toebehoren, daer Jan Martin ende ziin wijf up plaghen te wonene, naer thinhauden van eenen wettelicken tsaertre...An welken vorn. gront ende lant waren ghedaen drie tsondaechs wettelike kercgebode ter vierscaren van Assenede ambacht...; al daer so camen de vorn. Jan Baes ende Heyndric Smaud, inden name als boven, daden toghen ende segghen hoe dat, tanderen daghen

(41)

ende tijden, Jacop de Vlascoopere ghecocht hadde ieghen den vorn. Jan Martin ende Lijsbette, Jan Callins dochtere, ziinen wetteliken wive, drie pont twalef scelle paris. tsiaers erveliker renten, te betalene te sulcken daghe ende met sulker ghij eltheere ende ghifte alsden tsaertere mencioen maect, duer den welken desen ghesteken ende gheinfixeert es; versochte den vorn. gront ghewijst te hebbene in hueren handen. Ende wij, scepenen vorn., ghemaent ziinde vanden scautheete boven ghenomt, ende naer tblijken vanden vorn. tsaertere, wijsden den vors. gront inden handen vanden vorn. voochden, svorn. godshuus behouf, tot ander stont dat yement quame die upleide alle achterstellen, wettelike costen, ende voort bleve staende inde toecommende rente. Omme dieswille dat de vorn. voochden niet en wisten wel ende te wat plaetsen de vorn. gront gheleghen was, mids der haudheden vanden vorn. tsaertere, begheerden anden scautheete te hebbene een wettelic besouc up den vorn. gront, te sulken daghe als scepenen redelic diincken zoude;

wij, scepenen boven ghenomt, vanden scautheete ghemaent ziinde, wijsden den scautheete ende ons scepenen up tstic, teenen competenten daghe; ten welken daghe, quamen de voorn. voochden, daden tooghen ende segghen dat de vorn.

rente ghiinc ende sculdich was te gane uuten daervorn. reepe lants..., daer of vermet legghende inden vorn. tsaertere ende andere notabele oorconden; waer up wij scepenen ghevisenteert hebben den tsaertere ende ghehoort hebben de vorn.

oorconden toot achte notabele persoonen; ghemaent ende ghelast ziinde vanden scautheete, alsoot behoorde, wijsden den vorn. voochden, inden name als boven, te hebbene ende te behaudene de vorn, rente jaerlicx up den vorn. reep....Dit was ghedaen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een gebeuren gefilmd als gephotografeerd tooneel (drama in plaatjes) of als prentenboek (vertelling in plaatjes) 1) - ik schakel de wetenschappelijke film hier uit - is als opname

En een groote Ruste daer deur rijsen, Uoor alle Landen, dit zijn mijn auijsen, Waermen yet vinden mocht voor alle saken, Dat can in Rusten houden wil ick bewijsen De Landen hier aff

Alzoe dat wy met desen weder of clammen desen trapen ende procederden totdat wy quaemen ten eynde van desen braery straete die altemael overwelft was, ende slogen die rechterhant

Na dat Valuas nu onder de Sablones ofte soo genoemde Santenaers eene vaste woonplaetse voor syne Familie ende onderdaanen besorgt hadde, soo heeft hy sich oock in de Oorlogen tegens

Hebb’ ick oock niet aenhoort zijn kermen, en zijn suchten, Als hy voor Saul moest dagh ende nacht gaen vluchten.. Soo langh’: tot dat ick brack zijn lasterigh ghemoedt, En dat hy

SIet van een saeyken cleen wast eenen grooten boom, Daer menich vogel wilt op nestelt sonder schroom, Want door sijn groote hoocht en mach haer niemãt crinckẽ, Den tijt die hy

Lourens Penning, De watervloed. Een verhaal van den Sint-Elizabethsvloed.. Terwijl de zwarte Wouter voort roeide naar Almstein, worstelden de opvarenden der gekantelde boot met

Onse here meer dar hi mi sal Want redene ende verstannesse Heeft di ghegeuen ghod onse here Wlmaecten sijn ghedinkenesse 10 Ende oec te leuene embermeere. Dar du sculdech wars mede