• No results found

A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15 · dbnl"

Copied!
710
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederlanden. Deel 15

A.J. van der Aa

bron

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15. J.J. van Brederode, Haarlem 1872

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog18_01/colofon.php

© 2009 dbnl

i.s.m.

(2)

Biographisch woordenboek der Nederlanden.

P.

[Louis Paan of Paen]

PAAN of PAEN (LOUIS), Hollandsch ingenieur uit de 2dehelft der 17deeeuw, die een pennestrijd voerde met C o e h o o r n .

Men vindt van hem vermeld:

Architecture militair, waarby de Versterck. des vyfhoecx van M. van Coehoorn, ...wert verbroken. Leeuw., 1682, m. pl. fol. Hiertegen verscheen M.v. C o e h o o r n , Versterckinge des vyf-hoecks met alle syne buytenwerken, tegens die van den ingenieur L. Paen, 1682, en Wederlegginge des architectura militaris, onlangs uitgegeven door den autheur, sonder naam. Leeuw., 1683.

Verdediging v.d. Archit. milit., Leeuw., 1683. fol.

Den korten weg tot de Nederl. militaire exercitie, twee deelen, met een bijvoegsel overde Architecture militaire, door v a n C o e h o o r n . Leeuw., 1683. fol. met pl.

Volgens A d e l u n g verschenen zijne werken Leeuw., 1684, fol.

Zie A d e l u n g ;Cat. v.d. Bibl. d. Kon. Milit. Academie, bl. 57; Supplem., bl. 24; Cat.

v.h. Magazijn van Radink (Amst., 1867) bl. 121; Bibl. Hulth., N. 3528; C o l l o t d'E s c u r y ,Holl. roem, D. VI. 2. bl. 522.

[Simon Jane Paap]

PAAP (SIMONJANE), dwerg, den 25stenMei 1789 te Zandvoort geboren, en den 2den Dec. 1828 te Dendermonde gestorven. Hij was 76½ Ned. duim lang en woog 14 Ned. Zijne lengte en die van den reus D a n i ë l C a j a n u s wordt aangeduid door twee zwart marmeren steentjes op een pilaar bij den ingang van de Brouwerskapel in de Groote Kerk te Haarlem.

Zijn portret bestaat in steendruk.

ZieKonst- en Letterb. 1828, D. II, bl. 299, 1829, D. I, bl. 384, M u l l e r , Cat. n. portr.

[Gerrit Paape]

PAAPE (GERRIT). Op hetzelfde oogenblik dat het lijk van W i l l e m I V in het vorstelijk graf te 's Hage, (den 4denFebr. 1752) nederdaalde, werd G e r r i t P a a p e uit onbemiddelde lieden te Delft geboren. Zijne ouders waren buiten staat hem naar den wensch van zijn hart, in de teekenkunst te laten onderwijzen, en bestelden hem op 13-jarigen leeftijd in eene plateelbakkerij,

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(3)

om tien jaren later tot den rang van schildersknecht bevorderd te worden. Omtrent dertien of viertien jaar oefende hij dit ambacht uit, doch kocht voor een klein gedeelte van zijn weekgeld, want zijn vader had te bekrompen middelen om hem het geheel te laten behouden, boeken en prenten. Op deze wijze schafte hij zich eenige dichtwerken aan, en begon zelf te rijmen. Hij liet zich door den spot met zijne gebrekkige eerstelingen niet afschrikken, en gaf zelfs in 1774 een bundeltje gedichten, even slordig van uitvoering als van inhoud (Vruchten der Eenzaamheid) in het licht. Dit werkje bragt hem echter in kennis met den tachtigjarigen R o e l a n d v a n S c h i e , een liefhebber der poëzy, met wiens dochter M a r i a , die haar ook beoefende, hij in 1776 in het huwelijk trad. Door toedoen van zijn schoonvader werd hij aankweekeling, en vervolgens lid van het Haagsche dichtgenootschap, welks stichter, de predikant J o a n n e s v a n S p a a n , hem in het werktuigelijke der poëzy onderwees. Van dien tijd af, wijdde hij al den tijd, die hem van zijnen arbeid reste, aan de dichtkunst. ‘Het scheen,’ schreef hij, ‘alsof hij eens een winkel van verzen wilde opzetten.’ Het treurspelGamba of de Martelaar, het zedenspel Edelmoedige liefde, Bijbel- en Zededichten, en een rijmwerk, zonder zijn naam, De vernederde en verheerlijkte Jezus, en andere gedichten, volgden elkander met verbazende snelheid. Een geschil tusschen zijne medearbeiders en zijn meester, waarin hij de zijde der onderdrukte partij koos, bragt hem bij den meester in haat, hij verliet zijn ambacht, en bevond zich zonder kostwinning en geld. Hij begaf zich nu aan het waaijerschilderen en silhoutteren, en daar hem de toegang tot aanzienlijke boekerijen geopend werd, gaf hij zich tevens aan zijn leeslust over. Eene zware ziekte en andere tegenspoeden gaven zijne werkzame pen rust, echter verscheen in 1779 zijnJob, een kinderboekje, waaraan ook zijne vrouw gearbeid had en in 1780de Christen, in negen boeken.

Ondertusschen bevond hij zich steeds in bekrompen omstandigheden, en zijne klagten werden niet verhoord. Eindelijk kreeg hij de post van bediende der Kamer van Caritaten te Delft, die hem wekelijks 36 stuivers, doch een schat van

menschenkennis opbragt, zoo won hij, terwijl hij tevens schilderde, tot 1786 de kost, toen de bekende W i j b o F i j n j e hem den raad gaf, zich op het vertalen van boeken toe te leggen. Hij volgde dien raad, nam vijf lessen in het Hoogduitsch en zette W i e l a n d s Abderieten en een menigte andere Hoogduitsche werken in het Nederlandsch over.

Inmiddels kwam het patriottismus ter bane, en niet slechts werd P a a p e er een vlaggevoerder van, maar in niet minder dan 37 boekdeelen, voor en na de revolutie uitgegeven, legde

(4)

hij zijne gevoelens ernstig en schertsende bloot. In den herfst van 1787 verpligt zijne geboortestad te verlaten, begon hij op eene doodsche achterkamer te Amsterdam, zonder eenige boeken dan een Bijbel met kantaanteekeningen aan zijnSimson te arbeiden. Eindelijk zag hij zich genoodzaakt in andere kleederen vermomd en met een beschilderd aangezigt, naar Brabant de wijk te nemen.

Te Antwerpen en elders in Brabant had hij onderscheidene ontmoetingen en geraakte hij bij velen in haat, wijl hij de dweepzucht van sommige signoors en de dwaasheid der Belgische patriotten bij hunnen opstand tegen keizer J o s e p h I I in zijne schriften bespottelijk had voorgesteld; zijn handschrift van hetLeven van Philips van Bourgondië, werd, bij de plundering van den boekverkooper S p a n o g h e te Antwerpen, als een kettersch boek plegtig verbrand.

In het laatst van Dec. 1789 week hij naar Duinkerken, waar hij zich met het schrijven en vertalen van boeken en tooneelstukken bezig hield; doch op den 17den Thermidor van het 2dejaar der Fransche republiek, werd hij met andere Hollandsche uitgewekenen in requisitie gesteld om het hoofdkwartier van den generaal

D a e n d e l s op diens togt naar Holland te vergezellen. Hij volgde het tot na de inneming van 's Bosch, waar hij een Vaderlandsche Courant schreef. Vervolgens bezocht hij eenige Hollandsche steden en zette zich eindelijk te Dordrecht neder.

Hier werd hij wederom Couranten-schrijver en al aanstonds droeg men hem het lidmaaten voorzitterschap der Societijt op. Vier en twintig uren duurde zijn eerste praesidium. Hij trok aan het hoofd van eenige duizenden burgers naar het raadhuis en verrigtte al wat in een staatkundigen rol van die dagen te pas kwam.

P a a p e scheen in deze onstuimige dagen - hij was o.a. ook lid van de Commissie tot onderzoek van het Politiek en Financiëel gedrag der voorgaande regering1)- een persoon van eenig gewigt, doch viel, in volgende, gematigder, tijden, in zijn

onbeduidendheid terug.

De meeste zijner schriften verdienen de vergetelheid, waarin zij verzonken zijn, het waren kinderen van en voor een oogenblik. Als dichter had hij aanleg, die niet ontwikkeld werd. Zijn sterfjaar is geheel onbekend, zijn portret bestaat. Hij zelf beschreef zijn leven inMijne vrolijke Wijsbegeerte. Republikeinsch speelreisje van Frankryk naar Holland, waaraan W i t s e n G e i j s b e e k hoofdzakelijk zijn artikel over hem, in zijnBiogr. Anth. Crit. Woordenb., D. V, bl. 42 volgg. ontleende.

1) Naf 32,000 gekost te hebben werd deze Commissie den 28sten Junij 1796 door het Provinciaal Bestuur van Holland ontbonden.

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(5)

Hij schreef:

Vrugten der eenzaamheid of proeve der Stigtelijke Mengeldichten. Delft. 2 Deelen.

8o.

Gamba, of de Martelaar, Treursp. Delft, 1776.

De edelmoedige liefde, Zedensp. Delft, 1777.

Bijbel- en Zededichten, Delft, 1779.

Job, in IV Boeken. Delft, 1780. 8o.

Kinderpligten. Gebeden en Samenspraken. Delft, 1779, 2 Stukjes. 8o. De Christen, in IX Boeken. Delft, 1780. 8o.

De Aristocraat en den Burger, in drie Brieven. Rott. 1785.

De vrijheid (of Gervaerts en de Gijselaar), Trsp. Rott. (1786).

De geschiedenis der gewapende burgercorpsen in Nederland. Delft, 1787. Eerste Stuk.

Aanhangsel tot het eerste stuk der Geschiedenis van het schutterlijk Genootschap te Delft, enz.

Geschiedenis van het gelegaliseerde Genootschap van wapenoefening, de Vrijheid te Dordrecht.

Geschiedenis van het exercitie-genootschap der stad Almelo.

De gewapende Burgercorpsen en de Anti-patriottische geestelijken in verscheiden brieven aan een vaderlandsch predikant. Rott., 1786.

Het patriottismus. Rott., 1787.

Sphrodias en Olyhnthia, of het Vaderland en de Liefde, Treursp. Dordr., 1788.

Josephus; of de zegepraal des Bijgeloofs en der Aristocratie, nationaal Treursp.

Duynkerke, bij J e a n H a r d y . Z.j.

Agis, of de Republiek Sparta, Treursp. Antw., 1788.

De dwingelandij, eene vorstelijke Roman, het oorspronkelijke Spaansch vrij gevolgd, door G. v a n A n t w e r p e n , 1788. (Alleen het eerste stukje).

Blijspelen, Amst., 1789. (De ondergang van de Republiek Abdera; of de zegepraal der kikvorschen. - Democritus, of de gebannen Filozoof. - De Boggels) m. pl.

De zegepraal der menschlievendheid over de dweeperij en het bijgeloof, eene Fransche geschiedenis. Dordr., 1790. gr. 8o.

De Hollandsche wijsgeer in Braband. Dordr., 1790. 4 D. gr. 8o. Jacob, in 6 Boeken. Dordr., 1790. gr. 8o.

Simson, in 8 Boeken, 3deDr., met eene plaat. Dordrecht, 1790. gr. 8o. De Hollandsche wijsgeer in Frankrijk. Dordr., 1793. gr. 8o.

Salomon, in 7 Boeken. Dordr., 1792. gr. 8o.

Mijn tegenwoordig Vaderland, of wijsgeerige geschiedenis van Frankrijk. Dordr., 1792. 3 D. gr. 8o.

Mijne vrolijke wijsbegeerte en mijne ballingschap. Dordrecht, 1792. gr. 8o. m.

portr.

(6)

De klugten der gekroonde stervelingen, of de hoogeschool der wijsgeeren. Amst., 1792. 8o.

Twee horologiën en geen geld in de zak. Blijsp., het Hoogd. vrij gevolgd. Dordr., 1792.

Vrijheid; Gelijkheid en Broederschap tot een uitersten gedreven. Vaderl. Kluchtsp.

Amst. en 's Bosch, 1795.

Republikeinsch speelreisje van Frankrijk naar Holland (van wegens den Franschen Volksvertegenwoordiger gerequireerd, om met het Hoofdquartier van den gen.

Daendels mede te trekken). 2 Stukjes. 's Bosch, 1795.

De belegering van 's Hertogenbosch, of Kees t'huis. Republikeinsch Tooneelspel in 3 Bedrijven. 's Bosch, 1795. 8o.

De waare Grondbeginzels der Franschen, opgemaakt uit hunne eigen Decreten en erkende Geschriften; benevens twee Vaderl. Zangstukjes. 's Bosch, 1795. 12o.

De Keezen-societijt; of Weekblad voor den gemeenen Man en Boer, dit is te zeggen voor de nuttigste classe van menschen. - Een Weekblad No. 1-6.Waarin een ieder die het verdiend onbeschroomd de waarheid gezegd wordt. s' Bosch Amst. 1795 gr 8o.

Iets voor de Burgers van Dordrecht, of aanspr. aan de Leden der Volks societ.

onder de spr. tot behoud van vrijheid en gelijkheid te Dordrecht gedaan 18 Sept.

1795 gr. 8o. z.p.

De verwoesting v.d. stad Grave: de verschriklijke uitwerksels der Dwingelandij.

Republikeins Treursp. in een Bedrijf. s' Bosch en Tilburg 1795 8o.

De vlugt van Willem den vijfden, of de zegepraal der Bataafsche vrijheid. Klugtige opera, in 2 bedr. z. pl. 1795.

Het verlost Nederland, of de Nation. conventie, staatkundige Opera. Delft 1796 gr. 8o.

Verzameling van Republikeinsche volksliederen, welke gezongen zijn bij het planten van de vrijheidsboom en andere plegtigheden, bij gelegenheid van het bijeenkomen der Nation. conv. in den Hage. In 's Hage bij J.C. L e e w e s t i j n . 1796 8o.

Republikeinsche klugtspellen. (De slijmgasten. De stille in den lande, of het nut der dagbladen. - De municipaal die niet is zoo als hij behoord te wezen s'Hage.

1796 8o.

De wederkeerende Patriot aan de Burgers van s' Hertogenbosch Dichtstukje. z.

pl. gr. 8o. 1796.

Verantwoording aan zijne committenten, de Burgers van Dordrecht, behelzende de handelingen der gemelde commissie en derzelver ontdekkingen in VII Afd. s'Hage.

1796. gr. 8o.

(Hij noemt zich op den titelLid van de gewezene Commissie tot onderzoek van het politiek en Financieël gedrag der voorgaande Regeering.)

Jezus Christus, de waare wijsgeer, de beste vaderlander en de grootste menschen vriend. 1stestuk s'Hage 1796 gr. 8o.

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(7)

Vrolijke karakterschetsen en satijrieke levensbeschrijvingen van de belangrijkste personaadjen op het tegenwoordig staatstoneel s'Hage 1796 gr. 8o.

De Bataafsche Republiek, zoo als zij behoort te zijn, en zoo als zij wezen kan: of Revolutionaire droom in 1798, wegens toekomstige gebeurtenissen tot 1798. Vrolijk en ernstig. 1798 gr. 8o. z. pl.

Het leven en sterven van een hedendaagsch Aristocraat behelzende veele satijres en waarheden, die het volk weten moet om tot regte kennis van zaken te komen.

Het fransch vrij gevolgd z. pl. gr. 8o.met deszelfs pourtrait in couleuren.

De knorrepot en de menschen vriend of vrolijke wandelingen in en buiten de Bataafsche Republiek. s'Hage 1798 8o.

ZieAstrea, 1855, bl. 173. H u b e r t s , Chron. Lyst., bl. 128; K o b u s en d e R i v e c o u r t ;Navorscher, D. VIII. bl. 353, D. IX. bl. 86. Cat. d. Maatsch. v. Ned.

Letterk., D. I, bl. 163, D. II, bl. 81, D. III, bl. 96; A r r e n b e r g , Naamr., v a n C l e e f , Naamr., M u l l e r , Cat. v. portr.

[Maria Paape]

PAAPE (MARIA) geb. v a n S c h i e , dochter van R o e l a n d v a n S c h i e , te 's Hage. Zij huwde 24 Nov. 1776 G e r r i t P a a p e , beoefende de poëzy, gaf met haren man, in 1779 een Kinderboekje (Kinderpligten, Gebeden en Zamenspraken) in twee stukjes en afzonderlijkRepublikeins gebed van eene Vaderlandsche Vrouw.

Dichtst. 's Bosch 1795. gr. 8o. in het licht.

[Adriaan de Paape]

PAAPE (ADRIAAN DE) of P a p e schilderde kunstig en uitvoerig binnenhuizen in den trant van D o u . K r a m m vermeldt van hem:een bejaard schilder, aan een tafel zittende, geeft aan twee naast hem staande knapen onderwijs in het teekenen, in de Kon. Galerij te Berlijn.

Een kruideniers-winkel gold op de verkooping van E.L. T o l l i n g te Amsterdam, 1768,f 64.

Een Vrouw, die een haan plukt gold op de verkooping van M u l l e r te Amsterdam, 1827,f 490.

Zijn portret, door hem zelven geschilderd, komt voor op den Catal. van S. v a n d e r M a r c k A e g i d z . Amsterd. 1778.

Zie I m m e r z e e l , t.a. pl. bl. 210; K r a m m , t.a. pl. bl. 1242.

[Paats]

PAATS. Zie PAETS.

[Hermannus Paauw]

PAAUW (HERMANNUS). Zie PAUW (HERMANNUS).

[Maria Paauw]

(8)

[Pieter Paauw, Paau, Pau]

PAAUW, PAAU, PAU (PIETER). Zie PAUW (PIETER, REINIER) enz.

[Andreas Paauw]

PAAUW (ANDREAS), Luthersch koopman te Amsterdam, gaf in het licht:

De oogmerken Godts, de instellinge van het ampt des geestes, dat de geregtigheid predikt, voorgedragen in een Kerkreden over de woorden 2 Chron. IV, vs. 6, ter inzegening van een

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(9)

nieuwe predikstoel in de Luthersche Kerk te Zwolle. Amst., 1752. 4o.

Omstandige levensbeschrijving van den grooten Kerken leeraar Martinus Luther.

- Uit de beste schrijvers in een chronologische order bijeen vergadert. Amst., 1731, 1756 4o. met een voorrede verrijkt door C h r i s t o f f e l v a n B r a n t s

H o l t z a p f f e l . Tweede druk. Amst., 1772.

Europa's Lutherdom. Amst., 1743. 4o. Zie A r r e n b e r g ,Naamr.

[Johannes Paauw]

PAAUW (JOHANNES), beroemd Instrumentmaker, zooals van electriseermachines en mikroskopen, perspompen enz. tijdens of voor prof. Petrus van Musschenbroek.

Ook waren er niet weinig kostbare werktuigen van zijne hand in het physisch kabinet van den hoogl. N i e u h o f f , thans in bezit der Gendsche hoogeschool.

Zie B o u m a n ,Gesch. d. Geld. Hooges. D. II, bl. 354. Cat. instrum P.

Musschenbroek. 1762. bl. 10, No. 92, bl. 35, No. 335. en verder.

[Franciscus de Paauw]

PAAUW (FRANCISCUS DE), in 1720 als proponent beroepen te Oudkarspel, in 1724 te Enkhuizen, waar hij 4 Sept. 1750 overleed in den ouderdom van ruim 54 jaren,

gaf in het licht:

Vernieuwt kerkelijk Alphabeth van de namen aller leeraren, die onder het synodus van Noord-Holland sedert de Reformatie van het jaar 1566 tot het eynde van het jaar 1749 den kerkendienst bekleed hebben. Ingestelt door M e l c h i o r V e e r i s . En nu tot het eynde van het jaar 1749 agtervolgt door F r a n c . d e P a a u w . Enkhuizen, 1750.

Zie V e e r i s en P a a u w ,Vern. Kerk. Alphabeth, bl. 1550. Boekz. d. gel. Wereld.

1724, b. bl. 664, 778, 1725, a. bl. 126, 1750, b. bl. 377.

[Pieter van der Breggen Paauw]

PAAUW (PIETER VAN DERBREGGEN). Zie BREGGEN PAAUW (PIETER VAN DER).

[S. van der Paauw]

PAAUW (S.VAN DER) gaf:Iets over de Champignon in houten vloeren en boiseringen, met aanwijzing van eenige middelen tot verdrijving derzelve, in Tijds. ter bevord.

van Nijverheid, 1832. D. I. bl. 260.

[Johan Christiaan Pabst]

PABST (JOHANCHRISTIAAN), te 's Hage geboren, begon op 20-jarigen leeftijd zijn loopbaan als klerk bij het Departement van Binnenlandsche zaken, en eindigde hem 12 Julij 1857 als referendaris. Hij was ridder van den Nederl. leeuw.

ZieRott. Cour. 18 Julij 1857.

(10)

PABST VAN BINGERDEN (mr. baron RUDOLFWILLEMJACOB VAN), werd 20 Maart 1775 te Amsterdam uit een aanzienlijk geslacht geboren. Na zijne studiën

grootendeels onder geleide van den hoogleeraar Cras en later aan de Utrechtsche hoogeschool met lof volbragt te hebben, deed hij onderscheidene buitenlandsche reizen, vooral in het Noor-

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(11)

den, die tot uitbreiding zijner menschen- en wereldkennis niet weinig toebragten.

De omwenteling van 1795, in welk jaar hij de waardigheid van doctor der beide regten verkreeg en met de zijnen naar Duitschland verhuisde, weêrhield hem van alle deelneming van zaken van openbaar bestuur en deed hem zijn tijd grootendeels in de beoefening van letteren en wetenschappen doorbrengen.

De oude letterkunde en de vaderlandsche geschiedenis waren bovenal de geliefdkoosde voorwerpen, met welke zijn onderzoekende geest zich bezig hield.

Het geletterd Neêrland mogt in de vruchten er van deelen door de uitgave van twee door hem getitelde stukken. Het eerste, eeneLofrede op Erasmus, in 1812 door de Hollandsche Maatschappij van fraaije kunsten, het tweede eene verhandelingover den invloed der kruisvaarten op den toestand van de burger maatschappij in ons Vaderland in 1814 door het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van kunsten en wetenschappen bekroond. Veel had hij verzameld tot opheldering der vaderlandsche historie, in 't bijzonder rakende den Thesaurier generaal H o p , aan wien hij, van moeders zijde, verwant was, doch de vele gewigtige bezigheden, waarmede hij tot zijn dood bezet bleef, belette hem, dat uittegeven. Ook is onder zijne papieren voorhanden eene verhandeling over F r e d e r i k H e n d r i k en een onvoltooid opstel over dePacificatie van Gend.

Vroeger van staatkundige bemoeijingen afkeerig, nam hij aan de eerste pogingen tot herstelling van ons volksbestaan in 1813, ijverig deel, en was terstond in de betrekking van griffier bij de Staten-Generaal werkzaam. Later werd hij lid van den raad van staten, welke waardigheid hij tot zijn dood bekleede. De koning benoemde hem tot de gewigtigste staatscommissien, en nam in belangrijke omstandigheden zijn raad in. Hij was commandeur der orde van den Nederl. leeuw, Curator der Utrechtsche hoogeschool, lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van de Maatschappij van Nederl. Letterkunde te Leyden en van het Hist. Genoots. Hij overleed te 's Hage, 1 April 1841. Behalve de genoemde werken, schreef hij nog over hetArchief van het gerigt der Stad Utrecht in de Kron. van het Hist. Genoots.

te Utrecht. D. V. bl. 141.

Zie S i e g e n b e e k , inHandel. der Jaarl. Vergad. v.d. Maats. v. Ned. Letterk. 1841, Programma van het Prov. Utr. Genoots. 1841. Chr. v.h. Hist. Genoots. D. II, bl. 88.

D. VI, bl. 141.

[Paul Pabst]

PABST (PAUL) of P a b s t v a n O h o r n of O h a i n , adelijk Hollander uit de tweede helft der XV eeuw, beoefenaar der schilder- bouw- en beeldhouwkunde, wiens vader te Antwerpen werd vermoord, met verbeurdverklarïng zijner goederen. Te Leipzig, waar hij zich vestigde, maakte hij zich zoo ver-

(12)

maard, dat hij tot burgemeester werd benoemd. Omstreeks 1490 bouwde hij de schoone St. Pieters kerk te Rochlitz en versierde haar ook met zijn schilderwerk.

Hij leefde nog in 1527 te Rochlitz. Zijn broeder Julius noemde zich P a b s t v a n P o l s e n h e i m , volgens H e i n e 'sRochlitz S. 276. aangeh. door K r a m m . t.a.p.

bl. 243.

[Mr. J.M. van Pabst]

PABST (mr. J.M.VAN) schreef eeneDiss. de jure naturalisationis Tr. ad Rh. 1743.

ZieReg. der Acad. Dissert. en Orat. No. 745.

[Quintyn Pabus]

PABUS (QUINTYN), gelegenheidsdichter uit de eerste helft der XVIII eeuw. Zijn bruitoftsgedicht op de echtvereeniging van mr. Pieter Muntinghe en G.G. Kiers, Gron. 1744 wordt bij v a n d e r A a vermeld.

De Maats. van Ned. Letterk. te Leyden bezit van hem:

Poëtische uitbreidinge van den eersten Psalm; beneffens Rijm oeffeninge van den recht van God sprekende Job, door Q u i n t y n v a n P a b u s , 1735, tot eigen stichting geschreven. hands. 123 bladz. in 4o.

Zie v a n d e r A a .B.A.C. Woordenb.; Cat. d. Maats. v. Ned. Letterk. D. II. bl. 80.

[Rud. Pabus]

PABUS (RUD.) te Groningen geboren, in 1736 als propenent te Farmsúm beroepen, overleed 5 Jan. 1769 oud ruim 56 jaren gaf in het licht:

De bedreighde hoogmoedt en hovaardigheidt tot waare zelfsverneederinge, of de waterzugtige tot wegneming van alle geestelyke waterzucht en uyt Lucas XIV vs. 1 tot 12, Gron. 1743. 4o.

Aanleyding tot verdere gedagten over de Menschelijke Droomen en Nachtgezigten zoo natuurlijke en door konst veroorzaakte, als Heydensche of duyvelsche en derzelver oorsprongh. Gron. 1744. 4o.

Zie A b c o u d e ,Aanh. bl. 158. B r u c h e m 's Gedenkb. bl. 62, Boekz. 1769 a. bl.

III.

[Pedro Alvarez Pacheco]

PACHECO (PEDROALVAREZ1)uit het edel geslacht van A l v a r e z , waar ook F e r n a n d o A l v a r e z d e T o l e d o , Hertog van Alva, wiens grootmoeder eene M a r i a P a c h e c o was, sproot, was krijgsoverste2)van A l v a in de Nederlanden, in 1570 gouverneur van Deventer, waar hij zich door zijne

1) Hij wordt verward met P a c i e c o , en dan eens naar zijn voornaam P e d r o , dan eens naar zijn geslachtsnaam A l v a r e z genoemd. A l v a zelf noemt hem H e r n a n d o , M e u r s i u s P a c i o t t o , H o o f t P a c c e c o of P a c i o t t o .

2) S t r a d a noemt hem ‘tribunus’ B o x h o r n ‘overste van een regiment Spanjaarden,’

‘B e n f i v o g l i o een spaansch overste,’ R e i d ‘gouverneur,’ L e P e t i t ‘capitaine Pacheco’

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(13)

snoodheden gehaat maakte. Nadat de Vlissingers den 6 April 1572 het juk ven Alva gelukkig hadden afgeschud, begaf zich Pacheco, die om redenen eenigen tijd bij den Hertog had vertoefd, en door deze aan het hoofd der spaansche bezetting was geplaatst met een Middelburgsch schip van Antwerpen naar Vlissingen, onkundig van hetgeen er was voorgevallen, en in den waan dat zijn krijgsvolk er was binnengekomen. Op den 9denderzelfder maand kwam hij voor de haven der stad, en niettegenstaande de waarschuwing van den schipper, besloot hij er heen te varen. Toen dit door den schipper van een klein gewapend vaartuig, dat bij de haven de wacht hield, gezien was, zond deze een sloep met eenige mannen naar

P a c h e c o , waarmede hij met nog twee Spaansche edellieden, tegen wil en dank, naar de stad werd gebragt. Zoodra hij den voet aan wal heeft gezet, komt hij J a c o b d e R i j c k , de beroemde watergeus, te gemoet, die, P a c h e c o , niets kwaads vermoedende, tegengaat; maar op het eigen oogenblik door eene menigte omsingeld, uit welker blikken hij zich weinig goeds voorspelt, reikt hij, door vrees bevangen, zijn ring aan d e R i j c k over en geeft zich gevangen. Weinig scheelde het, of hij werd door het gemeen, dat hem voor een zoon van A l v a hield, verscheurd, zoo niet d e R i j c k den ring nemende, gezorgd had, dat hij in een burger huis werd opgenomen, waaruit hij kort daarna in de openbare gevangenis werd overgebragt.

Nadat P a c h e c o in den kerker was gebragt, kwam de baljuw C l a u d e om zijne zaak te instrueren. Op het hooren van dit vonnis, 't welk hij niet verwacht had, was P a c h e c o geheel onthutst, en bood een zeer groot losgeld aan, maar T r e s l o n g verzette zich daartegen en drong aan op de volvoering der straf om aldus den dood zijns broeders en van andere edelen te wreken, en het proces tegen hem en denkelijk ook tegen zijne twee medegenooten, voor de regtbank op te maken. Het proces naar behooren door de regters zijnde behandeld, werd het vonnis uitgesproken, waarbij P a c h e c o en de twee Spaansche edelen ter galge werden verwezen.

Ziende dat hij den dood niet ontkomen kon, verzocht P a c h e c o dat hij ter markt met het zwaard mogt worden ter dood gebragt, maar ook dit mogt niet baten: hij werd naar de strafplaats gevoerd, voor de gevangenis waar de galg was opgerigt, waaraan hij, volgens de meesten den 29 April, doch meer waarschijnlijk den 9 Mei met de twee Spaansche edellieden gehangen werd. Voor zijne borst was een papier gehecht, waarop de oorzaak en de reden zijner straf gemeld werden. H o o f t vermeldt nog, dat een gevangen doodslager, liever wilde sterven dan als beul optreden, doch zich

(14)

eindelijk liet bepraten, mits dat het hem vrijstond dood te slaan die het hem mogt verwijten. P a c h e c o 's wapenen worden nog op het stadhuis te Vlissingen bewaard, zijn ring en de duim van Alva's standbeeld waren weleer in het bezit van P.C. H o o f t , A a r n o u d H o o f t , R o b b e r t H o o f t en zijne zuster, Jufvr. H o o f t , en behoorde in 1714 aan den burgemeester J a n v a n d e r P o l l .

Zie N.C. Lambrechtsen,Dissert. Historico-jurisdica, sistens de defens., civitat.

Vlissing. A. 1572 in libertatem se vindicantis. Ultr. 1773; Boxhorn op Reigersb. D, I. bl. 193; R e i d ,Nederl. Oorl. 1 B. bl. 9. 11; T a s s i s in Anal. Belg. bij H o y n c k v a n P a p e n d r e c h t T. III. p. 11, 149; H o o f t ,Nederl. Hist. VI. B. bl. 233, 234, 236; V a n M e t e r e n ,Ned. Hist. 11. B. 716; Antwerpsche Chron. bl. 239. Gentsche gesch. D. I bl. 190. B o r . Ned. Hist. VI. B. f. 268a. M. ab. Isselt. Hist. sui temporis p. 257; B e n t i v o g l i o ,Hist. der Ned. Oorl, bl. 128; A. V a l e r i u s Gedenkklank bl. 37; G a r g o n ,Walch Arcadia D. II bl. 117; M a u r i e r , Mem. de Holl. p. 40;

D'A s t o r g a .Leven van den hertog van Alva, D. II. bl. 353; R e v i i Daventria p.

429, 436, 450; M e n d o c e Guerre de Flandres p 120; K a n t e r , Cronyk van Zierikzee bl. 91. (2e uitg).; S t r a d a , de bello belg. p. 216, 217; L e P e t i t , Chron.

de Holl. Zeel. L. X p. 224, 225; T e W a t e r , Inhuldiging van zijn hoogheid bl. 24;

's G r a v e n z a n d e ,eeuw gedacht. der Middelb. vrijheid bl. 173. 290; Dez. Tweede Eeuwf. bl. 40; W a g e n a a r , Vad. Hist. D. VI. bl. 244, 321, 350; Tegenw. Staat der vereenigde Nederl. D. X. bl. 159; B o s s c h a , Nederl. Heldend. te land. D. I. bl. 178;

Verbet. bl. 6; V a n G r o n i n g e n , Geschied. der Watergeuzen bl. 296 volgg.; Alg.

Konst en Letterk. 1840 No. 35;Navorscher D. V. bl. 64, 183, Bijbl. 1855 bl. CLII. D.

VI. bl. 273, 373. D. VII. bl. 295, D. VIII. bl. 38, 100. B a y l e i.v.; (D u i m v a n A l v a ) H o o f t , B. VI. bl. 226 R. XII. bl. 531Mengelw. bl. 111 bl. 753. Meteren B. 111 bl, 67; H o o g s t r a t e n ,Poezy p. 256; V o n d e l , Poëzy bl. 575 J. de H a a s , Poëzy bl. 527; B u r m a n n i ,Praef. T. I. Anal. Belg. p 41.

[Isidoro Pacheco]

PACHECO (ISIDORO), gouverneur van Goes, die in 1576 door een lanssteek bij het veroveren van Duiveland zijn leven verloor.

ZieNavorscher, D. VIII bl. 42; B a y l e c.v..

[Pacheco]

PACHECO, een Israëliet omtrent 1590 te 's Hage van wegen den keizer van Marocco tot het voeren van onderhandelingen. Hij overleed in 1604.

Zie H a m e l s v e l d ,Geschied. der Joden bl. 333. K o e n e n , Gesch. der Joden blz. 85.

[Franciscus Paciotto]

PACIOTTO (FRANCISCUS) van Urbano, graaf van Montefabri, uitnemend

vestingbouwkundige en in alles wat de belegeringskunst betreft bedreven. De hertog v a n A l v a had hem, toen hij door Italië en Savoye naar Nederland trok, van hertog Emanuel Philibert voor zijne dienst weten te verkrijgen. Hij was de bouwmeester

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(15)
(16)

ting Delfzijl. Meest alle geschiedschrijvers verwarren hem met P a c h e c o en noemen hem aldus.

Zie B a y l e o.h.w; B o s s c h a , t.a.p. D. I bl. 178Bijv. en Verb bl. 6. Navorscher D.

VIII. bl. 42.

[Pachieco]

PACHIECO Zie PACHECO.

[Antony Pacqué]

PACQUÉ (ANTONY) nam als luitenant-kolonel deel aan de beroemde verdediging van Sluis tegen de Franschen in 1794.

Zie B o s s c h a , t.a.p. D. III. bl. 112.

[Rob. Padbrugge]

PADBRUGGE (ROB.), een arts, schreefDe Apoplexia L.B. 1653. 4.

Zie R o t e r m u n d .

[H. Paddenbrugge of Padtbrugge]

PADDENBRUGGE (H) of PADTBRUGGE, bloeide in de tweede helft der 17eeeuw, was een bekwaam teekenaar en graveur en vervaardigde o.a. de prenten voor L.v.d.

B o s c h ,Het leven en de daden der zeehelden. Amst. 1676. in 4o.

Volgens K r a m m , zijn zij geestig geëtst en met de burin opgesneden, in de manier van D e c k e r , soms zwemende naar die van R o m e i j n de H o o g h e , zoo als de titel vanl'Alcoran de Mahomet etc. par le Sieur Du Ryer. La Haye 1683. in 12o.

Te Stockholm graveerde hij gezamentlijk met W i l l e m S n i d d e , de prenten voor deSuecia antiqua et hodierna. Stoekholm 1693-1714 3 vol. fol.

[G.G. van Paddenburg]

PADDENBURG (G.G.VAN),

maakte zich als romanschrijver bekend, door:Het leven van Willem Vlytig, eene familie-geschiedenis, 3 dln. pl. Amst. 1812 en Het leven van een ouden Vrijer 2 dln.

Amst. 1815.

ZieAanh. op Nieuwenhuis; K o b u s en d e R i v e c o u r t ; v a n C l e e f , Naamlijst.

[Paedz of Paidx]

PAEDZ (of PAIDX) was muntmeester in de Dordrechtsche munt ten tijde van hertog Aalbrecht van Beijeren. Zijne geheugenis wordt bewaard door de door hem

vervaardigdegrooten.

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(17)

[Jan Heynrick Paedsen]

PAEDSEN (JANHEYNRICK). Op de Bibl. der hoogeschool te Leyden vindt men een hands. getiteld:

Cronica rerum in Gallia et aliis regionibus gestarum, auctore anne J o h . F r o i s s a r d in Belgicam sermonem translata by Gerrit Potter van der Loo, geschreven bij handen Jan Heynrick Paedssen in jair ons Hen XIIIIoende XXX op ten XXVI dach in Januarij.

ZieCat. Bibl. publ. L.B. p. 324.

[Jan Cornelisz Paeds of Paeds]

PAEDS (JANCORNELISZ) of PAEDS, een der zamenstellers van:

(18)

Verscheijden Bruiloft Dichten ende Liedekens, ghedicht ende ghecomponeerd bij verscheijden Gheesten opghestelt ende by een anderen gheboeckt, tot lust ende vermaeck aller liefhebberen. Tot Leyden bij Jan Paedts Jacobszoon, drucker der universiteyt Anno 1650.

Zie v.d. Aa,N.B.A.O. Woordenb.

[Carel Christiaan Paehlig]

PAEHLIG (CARELCHRISTIAAN) werd 9 October 1754 te Almana in het graafschap Lippe, waar zijn vader J o h a n n e s E r n e s t u s P a e h l i g predikant was, geboren.

Zijne moeder, die hij in het tweede jaar zijns levens verloor, heette A m a l i a R i c h m e y e r . Zes jaren bereikt hebbende, stierf ook zijn vader, en plaatsten zijn voogden hem op het gymnasium te Detmold. Rijp voor de hoogere studiën, werd hij 6 Sept. 1768 student te Groningen. Bij zijne philosophische studiën voegde hij in de eerste jaren de beoefening der godgeleerdheid. Zoodra hij echter besloten had zich aan de regtsstudie te wijden, werd hij een leerling en vriend van v a n d e r M a r c k , op wiens raad hij voor den katheder te Lingen, die hem nog als student werd aangeboden, bedankte. Den 5 Julij 1774 werd hij met den hoogsten lof, na het verdedigen eener dissertatiede Poena Conatus (Gron. 1774) tot J.U.D.

bevorderd, en als advocaat bij de Hooge Justitiekamer van Stad en Lande

ingeschreven. Kort daarna tot regter te Slochteren (1775) en vervolgens (1778) tot Secretaris bij het geregt van Wedde en Westerwolde aangesteld. Tijdens zijn veeljarig verblijf aldaar werd hij, voornamelijk in 't Oldambt, als het orakel beschouwd. Na den dood van C a n n e g i e t e r benoemden hem curatoren der Groninger

Hoogeschool tot zijn plaatsvervanger en den 19 Dec. 1804 hield hij eenInaug. oratio de stùdio jurisprudentiae, ad civitatis rationes et praesent. temporis usum

accommodandi (Gron. 1806). Den 19 Sept. 1814 overleed hij aan eene beroerte.

Zijne tweede echtgenoote S i b e m a J o h a n n a H a y k e n s , was in 1854 nog in leven. Behalve de genoemde geschriften gaf hij nog eene verdediging zijner inaugureleoratio (Gron. 1809) tegen de recensie en den Schouwburg van In- en Uitlandsche Letter- en Huishoudk. 1807 D. 1 bl. 12-19. Zijne belangrijke eigenhandige dictaten, onderscheidene lijvige foliauten uitmakende, berusten op de Bibliotheek te Groningen.

Zie hetProgramma Inaugurale; Levensschets van wijlen den hoogl. C.Ch.P. in Alm.

der Acad. v. Gron. 1815. 1815 bl. 60-71; Konst en Letterb. 1815. D. I, bl. 169-172;

G r a t a m a ,Regtsgel. Magazijn, bl. 241, S a n d b r i n k , de Advocat Juribus p. 134.

N i e u w e n h u i s ,Woordenb. Aanh. K o b u s en de R i v e c o u r t ; M u n t i n g h e , Acta Secul. Gedenkb. der Hoogeschool te Groningen bl. 111, 112.

[Jacob Paelinck]

PAELINCK (JACOB), zag den 1steOctober 1781 het levenslicht te Oostacker bij Gent.

Eenige vermogende kunstvrien-

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(19)

den zijn gelukkigen aanleg ontdekkende, belastten zich met zijne opkweeking in de schilderkust. Hij bezocht de teekenen schilder akademie te Gent, en genoot vervolgens het onderrigt van D a v i d .

Spoedig behaalde hij den eersten prijs bij de academie te Gent met een schilderij Paris voorstellende als regter, door hem buiten weten van zijn meester geordonneerd en geschilderd. Ook schilderde hij te Parijs voor de cathedrale te Gent eeneSt.

Colette uit handen der regering dier stad het diploma ontvangende tot de stichting van haar klooster en het portret der keizerin Josephine. Te Gent teruggekeerd werd hij, op voorspraak van zijn Maecenas, de Loose-Potter, professor bij de schilder academie, welke post hem, die niet scheen doordrongen te zijn van den aard der verpligtingen die hij medebragt, door directeuren weder werd ontnomen. Eene jaarwedde hem van stadswege toegelegd verschafte hem de gelegenheid zich naar Rome te begeven. Hier schilderde hij deverfraaijing van Rome door Augustus voor het Quirinial en dekruisvinding thans in de St. Michels kerk te Gent.

Uit Italië teruggekeerd vervaardigde hij verscheidene portretten o.a. dat van den koning der Nederlanden ten voeten uit, als ook dat der koningin, die hem in 1815 tot haar schilder benoemde, ook beide portretten voor den Haag, Berlijn en Londen, dat van prinses M a r i a n n e ten voeten uit, dat van den Engelschen ambassadeur C l a n c a r t y en anderen, later het portret vankoning Willem in zijn statie gewaad voor Batavia. In 1817 schonk hem de maatschappij van schoone kunsten te Gent voor zijnChristus aan het kruis, voor zijn geboorteplaats geschilderd, een gouden medaille.

Voorst schilderde hij een tafereel van deEmmausgangers, de schoone Anthia zich naar den tempel van Ephese begevende waarvoor hij van de Gentsche Academie den grooten prijs ontving.

Deze schilderij werd verschillend beoordeeld, doch algemeene goedkeuring verwierf zijnToilet van Psyché, thans op het paveljoen te Haarlem. Zij werd in 1819 te Gent in prent gebragt voor den wedstrijd te Amsterdam doch er zijn slechts enkele afdrukken van in de wereld, daar zijn werk de bekrooning niet ten deel vallende, de plaat onmiddelijk vernietigd werd.

Voorts heeft men van hemde aanbidding der Herders, voor het klooster van La Trappe bij Antwerpen, voor de kerk van Opbrakel, bij Audenaarde,het vertrek van Tobias, voor die te Maria-Oudenhove de terugkomst van Tobias, voor die te Wachtebekede aanbidding der herders, voor Roermonde de aanbidding van het Heilig Hart, voor de kerk te Muijsen, bij Mechelen de Hemelvaart van Maria. In 1838 wasde abdicatie van Karel V, het laatste werk dat hij ten toon stelde. Het werd

(20)

aangevallen en gegispt; zijn schildertrant viel niet meer in den smaak, daar de nieuwereschool met hare kracht van koloriet, hare stoudheid van verbeelding, en hare treffende waarheid van uitdrukking, eenen anderen kunstsmaak had doen ontstaan, die algemeen werd bewonderd en toegejuichd. P a e l i n c k was sedert hare oprigting professor aan de koninklijke schilder-academie te Brussel, ridder van de orde van den Nederl. leeuw, lid der IVeklasse van kon. Ned. Inst.. Hij overleed 19 Junij 1839. Zijn eenige zoon bij jonkvrouwe B a r b e J o s e p h i n e M a e l c a m p verwekt, volgde hem spoedig in het graf. Zijn vrouw was reeds vroeger overleden.

Zijn portret bestaat.

Zie L o u i s A l v i n ,Eloge funèbre de J. Paelinck. Brux. 1839 8o. I m m e r z e e l t.a.p.

[Egbert van Paenderen of Panderen]

PAENDEREN of PANDEREN (EGBERT VAN), volgens alle zijne biografisten in 1666 te Haarlem geboren, doch volgens N a g l e r in 1575. H e l l e r wil dat hij in 1606 bloeide, K r a m m gist dat hij dezelfde is met E g b e r t v a n P a e n d e r e n , zoon van W i l l e m , die 2 Aug. 1605 voor het vaderland in de wapenen stierf. Deze E g b e r t werd bij dezelfde gelegenheid, zwaar gewond, tot belooning vaandrig en overleed in 's lands dienst (voor 1628). Zeker is het dat hij graveerder en goed teekenaar was. Hij vervaardigde zinnebeeldige ordonnantiën, alsChristus de medicijnmeester in fo. oblong, zeer franije prenten. K r a m m prijst zijne heerlijke krachtige gravuren naar de schilderij van D a v i d T e n i e r s gesneden, voorstellende de steeniging van Stephanus bij Th. G a l l e uitgegeven en die der graflegging naar A. J a n s s e n s uitmuntend gesneden. Ook worden als zijne werken opgegeven de H. Maagd in onderhoud met Christus over het behoud van het menschdom; de vier Evangelisten en de vier kerkvaders, naar P e t e r de J o d e in fol. de ronde platen Minerva, Juno en Venus, het portret van prins Maurits te paard, met een veldslag op den achtergrond naar Tempesta, vier prentenvan den zieken man en den doctor, naar G o l t z i u s ; eenige groote platen voor deAcademie de l'Espée door T h i b a u t . N a g l e r vermeldt 37 platen in zijn werk.

Zie A m p z i n g ,Beschrijv. van Haarlem bl. 335; I m n e r z e e l t.a.p. K r a m m t.a.p.

[Andries de Paep of Andreas Papius]

PAEP (ANDRIES DE) of PAPIUS (ANDREAS), zoon van N. de P a e p en C o r n e l i a v a n d e r B e k e , zuster van L e v i n u s T o r r e n t i u s , werd omstreeks 1567 te Gend geboren, studeerde onder zijn oom, deels te Keulen, deels te Leuven. Hij en zijn neef J o h a n n e s L e v i n e c u s maakten zulke vorderingen in het Latijn en Grieksch dat C a r o l u s L a n g i u s betuigde hem bijna niets meer te kunnen leeren, vervolgens

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(21)

studeerde hij onder J o h a n n e s W a m e s i u s en P h i l i p p u s S u e r i u s te Leuven in de regten. Na zijne studiën voleindigd te hebben, riep hem zijn oom Torrentius naar Luik, waar deze hem een kanunnikaat bij de kerk van St. Martinus verschafte, doch reeds 15 Julij 1581 verdronk hij in de Maas, wijl hij zich baadde.

Men las ten tijde van P a q u o t zijn grafschrift door W i l l e m F a n n i u s vervaardigd nog in de kerk van St. Martijn.

Men heeft van hem.

Dionysii Alexandrini de situ orbis, liber. Prisciani ejusdem Dionysii interpretatio, notulis illustrata. Et Musaei Carmina de amore Erûs ae Leandri Graecè et latinè.

Antv. 1575. 12o. De twee eerste werken werden herdrukt met den titel:

Dionysii Orbis descriplio cum veterum scholiis et Eustachii commentariis. Accedit Periegesis Prisciani cum notis Andreae Papiae. Oxoniae 1697, 8o. Leidae 1736.

De Consonantiis sive Harnoniis Musicis contra vulgarem opinionem. Antv. 1581 12o.

In Hub. Goltzii Siciliam et Magnam Graeciam in Delic. Poët. Belg. t. III p. 793.

P e e r l k a m p stelt hem zeer hoog als Latijnsch dichter.

Zie S w e e r t i i Bibl. Belg. p. 124; V a l e r i i A n d r e a e Bibl. Belge. p. 52, 53;

F o p p e n s ,Bibl. Belg. M i r a e i Elog. Belg. p. 203, 204. S a n d e r u s , de Gandeavens. p. 16. P a q u o t , Mem. t. XIII, p. 441. Syll, Epist. Burm. t. I, p. 951.

B a r t ,Advers. L. 52, c. 7. H o e u f f t , Parn. Lat. Belg. p. 74. P e e r l k a m p , de Poëtis Neêrl. p. 131-133, G r e g o i r , Biogr. d'Musiciens. Nouv. biogr. génér t. XXXIX, p. 30.Biogr. Univ. t. XIII. p. 228. Bux.

[Nobenus Aegedius Paesmans]

PAESMANS (NOBENUSAEGEDIUS) werd 15 Aug. 1541 te Hasselt bij Luik geboren, legde zich onder A n d r e a s A l e n u s vooral op de muziek toe, en had het voorregt eens in de tegenwoordigheid van K a r e l V blijken zijner ervarenheid in die kunst te geven. Na de meeste landen van Europa doorkruist te hebben, studeerde hij in de Godgeleerdheid te Leuven, werd theol. dr. en bekleedde op verschillende plaatsen de betrekking van pastoor. Eindelijk nam hij den derden regel van H. Franciscus aan, vierde 15 Junij 1621 het jubelfeest van zijn priesterschap en overleed omtrent 1623, weinige jaren later.

Hij schreef:

Tract. Catechisticus de VII Sacramentis.

Elucidatio Catechistica symboli Apostolici, Orationes Dominicae et Salutationes Angelicae.

Conciones XV de passione Dominica.

Brevis defensio pro salve Regina et Ave Maria (in het Nederd.).

Zie V a l . A n d r e a e Bell. Belg. p. 28. S w e e r t i i , Alh. Belg.; J ö c h e r ; A d e l u n g .

(22)

[Adriaan Paets]

PAETS (ADRIAAN), werd omstreeks 1630 te Rotterdam geboren en studeerde te Leyden. Wij ontmoeten hem beurtelings als advocaat, notaris1)en spreker bij de Collegianten. In 1656 practiseerde hij als advokaat te Rotterdam, in 1664 werd hij aldaar schepen, in 1667 ter dagvaart zijnde, werd hij met v a n B e u n i n g e n naar Overijssel gezonden, om de aldaar heerschende twisten te dempen, doch vruchteloos teruggekeerd, gelukte hem zulks eerst in 1671 (hij was toen raad en vroedschap, gecommitteerde ter admiraliteit te Rotterdam). De roem zijner bekwaamheden deed hem in 1670 tot president van den hove van Holland in aanmerking komen, doch de reuk van onregtzinnigheid, waarin hij stond, verhinderde zulks. De Witt zelfs hield hem ‘voor een man, welks ervarendheid in materie van regten en policie, nevens andere uitstekende wetenschappen en qualiteiten hem ten volle bekend waren’2). In Mei 1672 werd hij als gezant naar Spanje gezonden. Hij sloot een belangrijk verbond met dit rijk en bewerkte de oorlogsverklaring tegen Frankrijk. P a e t s bleef tot 1675 te Madrid. Bij zijne terugkomst zag hij zich van zijne vroedschapsplaats te Rotterdam verlaten, doch de prins, die er hem van ontzet had, herstelde hem er wederom kort na zijne terugkomst in.

Hij werd in 1680 op nieuw aangezocht om weder derwaarts te gaan. Bijzonder in de Fransche belangen staande, zou de stadhouder hem gaarne hebben zien vertrekken, ten einde hem van de hand te hebben. Hij geraakte in 1684 bij den vernieuwden twist over de werving en de briefwisseling tusschen Amsterdam en d'Avaux in moeite, daar zijn naam in onderschepte brieven van den laatste vermeld word. Bij de raadplegingen over deze zaak werd hem het bijwonen van de

vergadering der vroedschap ontzegd, doch na zich met moed en waardigheid verdedigd te hebben, verzocht zijn plaats te hernemen. In dit zelfde jaar nam hij deel aan het gezantschap naar Engeland, ter wegneming der geschillen tusschen de twee Oost-Indische Maatschappijen over het gebeurde te Bantam.

Hij stierf den 8stenOctober 1686, en was gehuwd met M a r i a d e L a n g e . P a e t s stond in hooge achting bij zijne tijdgenooten, B a y l e vlecht in zijne brieven een lofspraak op hem, en noemt

1) Testamenten door hem gemaakt vindt men opCat. C. v a n A l k e m a d e en P.v.d.

S c h e l l i n g . Amst. 1849, bl. 49.

2) Deze brief aan N. C l e m e n t , bedienaar des H. Evangeliums tot Rotterdam, 's Hage den 10 Mei 1670, vindt men bij v a n W i j n ,Nalez. en bijvoegsels op Wagenaar, D. XIV, bl. 117, 117. De oorspronkelijke brief was in bezit van J a c . K o n i n g .

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(23)

hem een groot godgeleerde, regtsgeleerde, staatsman en philosooph. W i c q u e f o r t noemde hem, den bekwaamste van het land om een staatshandeling te besturen.

Hij beoefende ook de poëzy, en gaf in 1667 bij het sluiten van den vrede te Breda een gedicht uit met den titel vanVrede en Vrijheid, dat in het levensberigt van O u d a a n ‘zenuwachtig en doordringend’ genoemd werd, en dat O u d a a n aanzette tot het opstellen van een ‘krachtig’ stuk,De vrijheid op den troon gevestigt. Behalve dit gedicht en een ander in denBloemkrans van verschillende gedichten opgenomen, en getiteldVerloste Frederik1)is niets van hem bekend. In het godsdienstige was hij de gevoelens der Remonstranten toegedaan, en bevriend met A l k e m a d e , v a n d e r S c h e l l i n g , v a n A r c k e l , v a n M u i d e n en anderen. Hij was bewindhebber der O.I. Compagnie en ook thesaurier-generaal der admiraliteit voor het kwartier der Maas. J o h . B r a n d t vereerde zijn uitvaart met eenlijkzang, O u d a a n en C a s p e r B r a n d t vervaardigden zijn grafschrift, en de eerste een gedicht onder zijn beeldtenis.

Hij schreef:

Antwoord van een Geref. Hollander op een klaagbrief over onrustige

Rotterdamsche predikanten en voorn. Jac. Borstius Voor de waarheyt beminnenden.

Ao. 1656.

Noodige aanmerkingen op het libel: Vruchteloozen biddagh of vrijmoedigh en ootmoedigh versoeck aen de Christ. overheden der vereenigde Nederlanden in 1655.

Tabula vetus actoris novi, d.i. de oude Paep onder een nieuwe kap ontdeckt in het libel. Vruchtel. biddagh in 1656 (vermeerderde herdruk van het vorige).

Zedig antwoord van N.N., gereformeert Hollander op de lasteringe van A.P.S.R.

(A l e x a n d e r P e t r e i )waar in bewezen werd dat de dwalende als zoodanige niet strafbaar zijn door uiterlijk gewelt. 1655.

Alexandri Petrei Arriaansche ijver of andwoord van N.N. op de bloeddorstige vermaninge van A.P. 1655.

Grondige Aenmerkingen op het seditieus en landverderfelijk libel geïntituleerd vruchtteloozen Biddag. 1655.

Epistola ad Christianum Hartzoekerum de consanguinitatis gradubus in matrimonio vitandis in Epp. praest. viror. fol. p. 614.

Epistola in qua refutantur Quakeri. Ibid. p. 619.

Epistola ad Steph. Curcellaeum. Ibid. 883.

(24)

H(adriani) v(an) P(aets) ad B (B a y l i u m ?) de nuperis Angliae motubus Epistola.

Roterod., 1685. 4o.

In het Fr.Lettres sur les derniers troubles d'Angleterre, où il est parlé de la tolerance de ceux qui ne suivent pas la Religion dominante. Ibid. 1685. 12o., in het Holl. ibid. 1685. 12o.

Remonstrantie van den Heer A.P., Raedt en vroedschap der stadt Rotterdam, gedaen aen haer Ed. Gr. Mogende Heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt.

Anno 1684. 4o.

Missive van den Heer A.P. aen sijn Excell. den heer Graaf d'Avaux, en 't antwoord van S.E. den heer Graaf van d'Avaux aan den Heer P. 1684. 4o.

Copie van een Remonstrantie geschreven door den heer A.P. aen de Ed. Groot Mog. Heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt. Na de copie vert. Rotterd.

1684. 4o.

Nadere Remonstrantie door den heer A.P. aan dezelfde. 4o.

Copie van een nadere Remonstrantie aen de Edel groot Mogende Heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt van den heer A.P.; mitsgaders van een Missive van denzelven heer aen den Ambassadeur d'Avaux en zijn Excell. antwoord op dezelve missive. Rotterd. 1684. 4o.

Adres van rechtsgeleerden op de Remonstrantie van den heer en Mr. A. Paets, mitsgaders twee Resolutiën van haar Ed. Gr. Mogende heeren staten van Hollandt op dat punt. Anno 1684. 4o.

Handschriften.

Verzameling van politijcke en regtsgeleerde schriften va den ambassadeur Paets, eigenh. in fol.

Van crimineele stukken, eigenh. fol.

Annotationes in Instit. Justiniani, eigenh. 4o. Politijke regering der Nederlanden, eigenh. 4o.

Politijke aanteekeningen (1621-1663), hands. van P.v.d. S c h e l l i n g . 4o. Politijcke aanteekeningen. 8o. eigenh.

Oude forma van de regering des Hollanders. 8o. eigenh.

Rekening van ontvangst en uitgaaf die Adr. Paets, door last van Festus Hommius, regent van 't collegie binnen Leyden, als speciale instructie hebbende van Prof.

Petr. Bertius, heeft gehad. Eigenh. geteek. door P a e t s en H o m m i u s . Autogr. A. Paets.

Brief van A. Paets. 1662. Weleer in bezit van C. v a n A l k e m a d e en P.v.d.

S c h e l l i n g .

Virorum eruditorum ad Joh. Naeranum epistolas...scripserunt... Adr. Paets... In bezit der Rem. kerk te Amsterdam.

Originele brief van den raadpensionaris Jan de Witt aan

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15

(25)

den predikant N. Clement te Rotterdam, d.d. 10 Mei 1670, waarbij dezelve wordt uitgenoodigd om vertrouwelijk zijn gevoelen mede te deelen, of Adriaan Paets, vroedschap te Rotterdam, uithoofde zijnen godsdienstige sentimenten wel geschikt zou zijn, om in aanmerking te komen, bij de vervulling van het toen vereerend praesidium van den Heer van Holland. Weleer in bezit van J. K o n i n g .

Vier brieven aan Chr. Hartsoecker Weleer in bezit van de minister v a n M a a n e n . ZieHoll. Merc. 1672, bl. 43, 1684, bl. 19, 24, 266-268, 1685, bl. 150; Tweej.

geschiedenis bl. 717; Negociat. du Comte d'Avaux T. II, p. 121, T. I, p. 47;

W i c q u e f o r t ,l'Arab. Liv. XX, p. 219; W a g e n a a r , Vad. Hist. D. XIII, bl. 349, XIV, bl. 276, 277, XV, bl. 168, 169, 312; v a n W y n ,Aanm. en Bijvoegs. op D. XV, bl. 15;Naalez. bl. 466; S c h e l t e m a , Staatk. Nederl. D. I, bl. 161-163; P a q u o t , Mém. T. IV, p. 64; C a t t e n b u r g h , Bibl. Rem. p. 114, 115; B a y l e , Lettres, T. I, p. 307, T. II. p. 543;Nouv. de la republ. des lettres pour 1685, p. 1082 suiv.; Leven van J. Oudaan, achter D. III zijner Poëzy, bl. 25; L o i s , Chr. v. Rotterd., bl. 221;

Bloemkrans v. versch. ged. bl. 623; B r a n d t , Poëzy, bl. 189; O u d a a n , Poëzy, D. I. bl. 312.Nederd. keurdichten, D I, bl. 100, 101; S a n d b r i n k , de Advocat.

Juribus, p. 76, 90, 112; v a n d e r A a , N.B.A.H. Woordenb.; G l a s i u s , Godgel.

Nederl.; Astrea 1855, bl. 133; Catal. d'une collect. remarq. de Mss. 's Hage 1862, p. 77, 78;Cat. C.v. Alk. en P.v.d. Schell. bl. 3, 4, 5, 6, 7, 61, 62; Cat. der Rem. te Amsterd. bl. 19; Bibl. J. K o n i n g ; Navorscher, D. III, bl. 128, D. IV, bl. 109, D. VI.

bl. 206, D. XI, bl. 364, 365, D. XII, bl. 47, 48, 84, 141;Woordenb. der Zamenlev.

K o b u s en d e R i v e c o u r t ; I ö c h e r ; A d e l u n g ; Rogge,Rem. Geschrift.

[A.J. Paets]

PAETS (A.J.) diende als kapitein in Spanje. Hij bewees gewigtige diensten aan de Fransche dragonders, toen hij, 9 Nov. 1809, bij eene poging om ook het dorp dos Barrios te gaan bezetten, door de voorhoede van het Spaansche leger werden aangegrepen. Hij rende, op T r i p s ' bevel, met een houwitser, die door de

tegenwoordigheid van geest van den wachtmeester O l i v i e r door een diepen stoot werd gesleurd, naar den regtervleugel, en hield door twee gelukkig aangebragte schoten de vijandelijke ruiterij op, welke reeds in den aanrid was. Ook nam hij deel aan den slag bij Ocana.

Zie B o s s c h a ,Neerl. Heldend. te land, D. III, bl. 365, 370.

[Jan Cornelisz Paets of Paedts]

PAETS of PAEDTS (JANCORNELISZ), alias van Z a n d h o r s t , zwager van J a n G e r r i t z B u i t e n w e c h , beide te Leyden, werd in 1567 beschuldigd, ‘als dat hij een autheur was geweest van seeckere oproer en seditie te Leyden, deur zake van de nywe gereformeerde religie, gaende dagelyck ende dickwils openbaerlick als een yegelicken wel kennelicke is met roode linten ofte sluijers omme den hals en met vergulden of gouwen penningen, die men noemde de Geusen, op zijn borst,’

en den 31stenAug. 1568 gebannen. Naderhand werd hij boekverkooper te Leyden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

uitdrukkelijke verklaring hunner edel groot mogenden, dat de stukken hun moesten overgegeven worden, voer de hooge raad met de regtspleging voort en stelde de Haarlemsche regenten

JELGERHUIS (R IENK ) werd den 13 den April 1729 bij Leeuwarden geboren, en overleed te Amsterdam, waar hij op het laatst van zijn leven verblijf hield, den 17 den April

A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden.. Hij kwam alzoo in 1793 te Amsterdam terug en vestigde er zich voor goed, zich bezig houdende met schilderen van

Van dien tijd af was hij in bediening te Moordrecht tot een geruimen tijd over 1652, en werd omstreeks dien tijd te Amersfoort beroepen, doch op klagten uit die gemeente 5

Van zijne bekwaamheid in het eerstgemeld vak gaf hij in 1837 eene proeve, door zijne Verhandeling over de bij Domburg gevonden Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en

METHURST OF MEDHURST (W ALTER H ENRY ), werd in 1796 te Londen geboren en genoot zijne eerste opleiding op de kathedrale school van St. Van zijne jeugd is weinig bekend; met

Zijn huisvrouw op het kantoor komende, meende dat hij dood was, kreeg hem met groote schrik in een andere kamer, en door bekwame hulpmiddelen weder tot zich zelven, doch, ten

Zie Alg. In 1409 echter gaf de graaf als goede man deze uitspraak ‘dat de heer van Egmond het land, daar zijn slot reeds eenige eeuwen opgestaan had en waarover groote twisten