• No results found

Els Moor, Lees je wijs! Hoe bevorderen we leesplezier bij kinderen? · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Els Moor, Lees je wijs! Hoe bevorderen we leesplezier bij kinderen? · dbnl"

Copied!
327
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

kinderen?

Creatieve verwerkingsvormen bij Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur

Els Moor

bron

Els Moor, Lees je wijs! Hoe bevorderen we leesplezier bij kinderen?. Stichting Projekten Christelijk

(2)
(3)

Dit boek is opgedragen aan:

Linda Asin (1944-2006)

Omdat je altijd zo creatief en inventief was...

Met dank aan allen die meelazen, corrigeerden en/of andere hulp boden:

Jan Bongers Thea Doelwijt

Lila Gobardhan-Rambocus Joke van Leeuwen

Hilde Neus Bert Paasman Eva Tol-Verkuyl

(4)

Voorwoord

Na negen kinderboekenfestivals in Paramaribo en in totaal elf maal een

kinderboekenfestival in de distrikten Marowijne (3x), Nickerie (2x), Para, Coronie, Saramacca, Commewijne, Brokopondo en Sipaliwini georganiseerd te hebben, is de Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname ervan overtuigd dat de uitgifte van een boek met creatieve werkvormen, die kunnen worden gebruikt bij het verwerken van Surinaamse kinderliteratuur, een noodzakelijke aanwinst is voor het onderwijsveld in het bijzonder en voor de totale gemeenschap in het algemeen.

‘Lees je wijs!’ is een gids om lezers de weg te wijzen in letterland, te beginnen bij de eigen jeugdliteratuur. Het boek bestaat uit twee delen, te weten een deel met algemene informatie over lezen, over leesvaardigheden, over de Surinaamse kinderliteratuur en over creatieve werkvormen die gebruikt kunnen worden bij leesbevorderingsactiviteiten. Het tweede deel is praktisch: meer dan zestig Surinaamse kinderboeken worden besproken wat de inhoud betreft, waarbij een werkvorm wordt aangegeven die kan worden toegepast om een doelstelling te realiseren.

De hoofdoelstelling van dit boekwerk is leesbevordering op een manier die sterk samenhangt met kindvriendelijk onderwijs. De kindvriendelijke doelstellingen en werkvormen kunnen ook bij alle andere vakken toegepast worden. Hoe dieper het onderwijs binnendringt in de wereld van het kind, hoe beter het is. Samenwerken is een belangrijk aspect binnen kindvriendelijk onderwijs. Samen leren, samenwerkend leren.

Overige doelstellingen van het boek zijn:

• Bekendheid geven aan Surinaamse kinderliteratuur van binnen en buiten Suriname;

• Opvoeders een overzichtelijke opsomming geven van Surinaamse schrijvers, Surinaamse kinderboeken en creatieve werkvormen;

• Leerkrachten, bibliotheekwerkers, ouders en andere opvoeders van kinderen een handreiking bieden om met kinderen creatief bezig te zijn met kinderboeken.

Waarom zijn Surinaamse kinderboeken zo belangrijk?

• Ze bieden kinderen een belevingswereld die voor hen herkenbaar is, een wereld waarin zij namen van figuren, plaatsen, flora en fauna, historische gebeurtenissen, culturele feesten (her)kennen;

(5)

• De manier waarop de boeken geschreven en geïllustreerd zijn, de humor, de zegswijzen, het taalgebruik, de spreekwoorden, uitdrukkingen, odo's zijn de kinderen vertrouwd;

• Kinderen worden gefascineerd door de fantasie, de verbeelding in de boeken, die toch voortkomt uit hun eigen wereld;

• Hun interesse wordt gewekt voor de eigen geschiedenis, de diverse culturen, de feesten, het tropisch regenwoud, onze natuurlijke rijkdommen, en hun blik wordt daardoor verbreed;

• Het lezen van eigen verhalen stimuleert de bewustwording en meningsvorming van onze kinderen;

• Het nadenken en samen praten over de eigen samenleving bevordert een kritische houding.

Vooral voor kinderen die de schooltaal, het Nederlands, niet als thuistaal hebben en voor kinderen die deze taal nog gebrekkig beheersen, is het fijn om boeken, vaak dunne boekjes met veel illustraties, te lezen in een taal die in het eigen land gesproken wordt.

Bij dit boekwerk zijn dvd's uitgegeven, bevattende creatieve werkvormen bij de verwerking van Surinaamse kinderboeken, ingedeeld naar niveaugroepen, te weten één voor de onderbouw, één voor de middenbouw en één voor de bovenbouw. De dvd's geven gebruikers voorbeelden en suggesties met betrekking tot het gebruik van creatieve werkvormen met verschillende doelen. De voorbeelden kunnen zo in de klas gebruikt worden of met variaties worden toegepast.

Het boek is voor meerdere doelgroepen bestemd, met name voor volwassenen die met kinderen omgaan en het lezen bij hen willen bevorderen:

• Ouders;

• Begeleiders in crèches, speelzalen en buurtcentra;

• Medewerkers van bibliotheken, met name van jeugdafdelingen en opleidingen voor bibliotheekmedewerkers;

• Leerkrachten van de kleuterschool tot en met de eerste muloklassen;

• Studenten van kweekscholen en andere instellingen die opleiden om met kinderen

(6)

gesteld om waardevolle Surinaamse kinderboeken te kunnen heruitgeven.

‘Lees je wijs!’ is dus vooral een ‘doeboek’, een gids door het land van de Surinaamse kinderliteratuur. Wie de smaak van creativiteit en inventiviteit eenmaal geproefd heeft, wil meestal meer. En dat is mogelijk als we met z'n allen meer werkvormen gaan bedenken of aanpassen aan eigen situaties. De ontwikkeling van kinderen wordt hiermee verrijkt!

Wij bevelen dit boek van harte bij alle opvoeders aan en hopen dat dit boek zal bijdragen tot vergroting van het leesplezier bij zowel grote als kleine Surinamers.

Paramaribo, mei 2009

Stichting Projekten Christelijk Onderwijs Suriname

(7)

Deel 1

(8)

Over lezen en leesbevordering

‘Ey ta lesi, i ta sabi’, hoe meer je leest, hoe meer je te weten komt. Zo luidt de eerste regel van een inspirerend lied in het Saramaccaans. Het klonk tijdens een driedaags boekenfeest in 2001 in de dorpen langs de Boven-Suriname, dat georganiseerd werd door de Stichting Projekten (SPCOS). Kinderen, leerkrachten, ouders en zelfs grootouders deden enthousiast mee aan de activiteiten en na afloop wilden ze de behandelde boeken zelfs meenemen en lezen. Wie je ook bent en waar je ook woont, lezen verruimt je wereld. De werkelijkheid waarin we leven met haar positieve maar ook negatieve kanten wordt in goede verhalen en boeken verbeeld op een manier waardoor we erover kunnen gaan nadenken. Lezen maakt ons wijzer en is tegelijk ontspannend, want we worden even helemaal meegesleept door de spanning of de emoties van het verhaal.

Mooi allemaal, maar je moet wel kúnnen lezen, je moet de taal beheersen, je moet boeken in je omgeving hebben en je moet in de gelegenheid gesteld worden om te lezen. Aan die voorwaarden ontbreekt het nog wel eens voor onze kinderen. Door allerlei omstandigheden hebben we in Suriname niet een echte ‘leescultuur’. Het lezen van boeken en er samen over praten is vaak geen vanzelfsprekendheid in de opvoeding thuis en op school. Dit boek over jeugdliteratuur moet ertoe bijdragen dat veel meer kinderen en jongeren verleid worden door die ‘lesibakru’ die maakt dat je een liefhebber van lezen wordt.

Waarom lezen belangrijk is

Lezen is dus belangrijk! Lezen werkt ontspannend. Door lezen ga je creatiever denken.

Lezen kan helpen om bepaalde emoties te verwerken. Door lezen kom je meer te weten over allerlei onderwerpen. Lezen ondersteunt een veelzijdige opvoeding. En, tenslotte, door mooie en beeldende taal te lezen, in gedichten, verhalen en boeken ga je van de taal houden. Bovenstaande punten worden in de literatuurwetenschap

‘de functies van lezen’ genoemd. Hieronder lichten we die functies toe met wat voorbeelden.

De ontspannende functie:

Je duikt in een verhaal en wordt erdoor meegezogen. Je kunt niet meer ophouden.

In je bed lees je door, stiekem, met een flashlight. Je wilt weten hoe het verhaal afloopt en je lacht om de gekke dingen die de verhaalfiguren doen of zeggen.

‘Spannend’ moet een boek dus zijn om je te kunnen ‘ontspannen’ en humor maakt het licht. Als mensen ruzie hebben en iemand

(9)

maakt ineens een grap, dan is de spanning gebroken en zo is het ook in een boek.

Een voorbeeld uit de Surinaamse jeugdliteratuur van een spannend én ontspannend boek is ‘Rani en de slangenkoning’ van Effendi N. Ketwaru over een meisje dat bij een gemene heks komt te wonen, verschrikkelijke dingen meemaakt en gelukkig gered wordt... door een slang nog wel, een ‘sneki’. Het boek is spannend en griezelig, maar er zijn ook grappige passages.

De schitterende illustraties van de schrijver zelf nodigen meteen uit tot lezen.

Zo'n boek pak je toch voor je plezier?

Illustratie: ‘Rani en de slangenkoning’

De creatieve functie:

Schrijvers, maar ook vertellers, leren hun lezers of luisteraars om creatief te denken.

Figuren in boeken en verhalen kunnen problemen vaak op een originele manier oplossen. Wie niet sterk is, moet slim zijn, zoals de kleine spin Anansi altijd weer creatief is in het bedenken van oplossingen voor zijn problemen. Hoe kan Anansi een hardloopwedstrijd winnen van Tigri?

Lees het verhaal ‘Spin wedt Tijger te berijden’ er maar op na. Dat staat in de bekende bundel ‘Kri, Kra! Proza van Suriname’ (1972), samengesteld door Thea Doelwijt. Creativiteit, dat hadden bijvoorbeeld de slaven nodig om te kunnen overleven, maar heden ten dage kun je ook niet zonder.

(10)

De jongen in ‘De groene fles’ van Ismene Krishnadath bedenkt dat hij zelf een schaafijskar gaat maken en ijs gaat verkopen om zijn ouders uit de financiële ellende te helpen: hij is creatief. Maar de schrijfster ook, op de manier van de literatuur, met veel fantasie, want zij bedenkt dat die jongen beloond wordt door een oude man die hem een groene fles met heerlijke stroop geeft die nooit op kan raken. Dat kan in de werkelijkheid niet, maar door dat einde tilt ze haar lezers even uit boven de

eentonigheid van het dagelijks leven. Binnen de fantasiewereld is alles mogelijk.

Illustratie: ‘De groene fles’

De emotionele functie:

De emotionele functie van verhalen en boeken is voor veel kinderen erg belangrijk.

Als je een probleem hebt waar je niet over kunt of durft praten en je leest dan dat een kind in een verhaal met net zo'n soort moeilijkheid kampt als jij, kun je misschien een beetje afstand nemen, of je voelt je getroost. Je hebt bijvoorbeeld grote flaporen en de kinderen op school plagen je ermee. Dan lees je het verhaal ‘De flaporen van Amar’ van Ismene Krishnadath in haar gelijknamige bundel. Dat gaat over een baby met grote oren die door de ooievaar naar zijn ouders gebracht wordt, maar onderweg raakt de ooievaar gewond en dan draaien de rollen om: Amar vliegt door zijn grote oren te bewegen! Als ze ondanks alle gevaren veilig aankomen, schrikken de nieuwbakken ouders van de flaporen van hun baby, maar de ooievaar zet hen flink op hun nummer. ‘Kis' en moi’, denk je dan.

(11)

Een jongen van een jaar of zes zal zich heel goed kunnen inleven in de gevoelens van Randy, wiens vader piloot is in het boekje van Soecy Gummels, ‘Randy en zijn vader de piloot’. Als Randy een keer met z'n vader mee mag in een klein vliegtuig denkt hij: ik ben nu net een vogel. Hij zucht van geluk. Het is alsof zijn hart een driedubbele koprol maakt.

Illustratie: ‘Randy en zijn vader de piloot’

De informatieve functie:

Boeken hebben ook een informatieve functie. Je leert dingen erbij. Zo haal je uit het boek van Gerrit Barron, ‘Bij Anoekoe in het dorp’, hoe kinderen in het binnenland leven en oudere kinderen zullen veel over de geschiedenis en de cultuur van de Surinaamse inheemsen te weten komen uit ‘Veren voor de Piai’ van Ismene Krishnadath. Maar in een verhaal gaat het niet in de eerste plaats om het leren van feiten. Dan kun je beter een geschiedenisboek lezen, of een boek over de Surinaamse natuur of de culturen. Een verhaal is altijd voor een groot deel verzonnen. De leerrijke feiten kunnen er op een listige manier in verweven worden. Het gaat om de sfeer van een bepaalde tijd, bijvoorbeeld, of om de emoties die cultuuruitingen met zich mee kunnen brengen, of de schoonheid, maar soms ook de gevaren van het tropisch regenwoud.

(12)

De pedagogische functie:

Hetzelfde geldt voor de pedagogische functie van een boek, het opvoedende aspect.

Als dat er te dik op ligt, is het boek niet leuk. Verhalen mogen niet braaf zijn, de les moet er niet duimendik bovenop liggen. Dat overkomt kinderen al vaak genoeg in hun dagelijkse contacten met opvoeders die steeds weer de waarschuwende vinger opheffen, of dreigen dat het slecht zal aflopen. Door een spannend verhaal over een dappere kleine held wil je zelf ook dapper zijn, door een gruwelijke stommiteit van een verhaalfiguur die afgestraft wordt met tegenslagen, leer je hoe je niet moet doen in bepaalde omstandigheden. Als een meisje in het verhaal ‘De eenzame watramama’

van Idanka in ‘Zoete pennenvruchten/Switi tori. Een Surivlaamse verhalenbundel’

(2004) ondanks het verbod van haar moeder toch alleen in zee gaat zwemmen en bijna verdrinkt - op het nippertje wordt ze gered, en ze wordt wakker in een ziekenhuis - dan moet de schrijver niet eindigen met: dus jongens en meisjes, jullie moeten gehoorzaam zijn. Dat blijkt al duidelijk uit het verhaal!

Illustratie: ‘Popki Patu 1’

De esthetische functie:

En dan de schoonheid van het werk, de esthetische functie in de taal van

literatuurwetenschappers. Je ontdekt die in klankrijkdom, in de keuze van woorden, in de stijl, maar ook in de manier waarop het verhaal in elkaar gezet is. Deze aspecten maken een verhaal, maar vooral ook een gedicht, uniek. Als jonge kinderen een versje van Orlando Emanuels horen, bijvoorbeeld over het ‘blie bla bloe blawki’ dat op een ‘tie ta toe takje’ zit, dan zullen ze mama of de juf vragen het nog eens en nog eens voor te lezen, en flinke kinderen zullen zelf ook zulke grapjes met de taal gaan verzinnen. Het gaat natuurlijk vooral erom dat boeken en verhalen goed geschreven zijn, met mooie en functionele beelden, geen clichés, rijk aan klank, zodat de taal zelf al tot de verbeelding van kinderen spreekt.

(13)

Het klinkt allemaal mooi. Al die functies van het lezen kunnen helpen bij de

opvoeding tot een zelfstandige, creatieve mens met een eigen mening en gevoel voor humor die in staat is met zijn emoties om te gaan. Maar hoe bereiken we dat kinderen inderdaad van lezen gaan houden? Dat gaat niet vanzelf en al helemaal niet in geïsoleerde dorpen in ons binnenland, in de verre districten en zelfs in de stad. Voor veel Surinaamse kinderen is de Nederlandse taal immers moeilijk en/of ze worden thuis niet gestimuleerd tot lezen. Ook op de scholen wordt nog maar mondjesmaat aan leesbevordering gedaan.

Leesbevordering is dus van groot belang. De laatste jaren zijn er kinderboekenfestivals waar steeds meer kinderen in schoolverband komen en waar ze ontdekken dat luisteren naar en creatief bezig zijn met verhalen leuk is. Ze worden er uitgedaagd tot lezen.

En er zijn veel boeken te koop voor een betaalbare prijs. Maar als de activiteiten op school niet overgenomen worden, zakt het enthousiasme weer weg en komen de kinderen toch niet tot lezen.

Kinderboekenfestival 2005 ‘Nickerie’

Ouders en leerkrachten, opa's en oma's, bibliotheek- en buurtwerkers, breng kinderen op kindgerichte, speelse manieren in contact met verhalen en boeken.

Boeiend voorlezen is al belangrijk! Dan levert u een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, en dus van Suriname!

(14)

Onze eigen Surinaamse jeugdliteratuur

Miljoenen kinderen over de hele wereld houden van lezen. Er zijn dan ook heel veel kinderboeken. Ook tegenwoordig komen er elke dag weer nieuwe op de markt. Net zoals er overal kinderen geboren worden, zo verschijnen er op de hele wereld boeken voor kinderen. Alleen al in de Nederlandse taal zijn er honderden en nog eens honderden kinder- en jeugdboeken geschreven! We kunnen die verdelen in

verschillende categorieën. Het grootste deel bestaat uit oorspronkelijk Nederlandse kinder- en jeugdboeken. Die gaan voor een groot deel over Nederlandse kinderen in hun eigen omgeving. Er zijn ook veel boeken uit andere landen, in het Nederlands vertaald uit vreemde talen, en dan is er nog de categorie van kinderboeken uit landen en gebieden buiten Nederland waar wel Nederlands gesproken wordt: boeken voor Vlaamse kinderen, voor Antilliaanse en Arubaanse kinderen, en voor Surinaamse kinderen, geschreven door hun eigen schrijvers. Er is een Surinaamse kinderliteratuur.

Misschien één kast vol, maar we zijn er, we tellen mee in die gigantische wereldkinderliteratuur!

Pas na onze onafhankelijkheid in 1975 kwam de productie van Surinaamse

kinderboeken goed op gang. Het zijn boeken geschreven door Surinaamse schrijvers vanuit de Surinaamse werkelijkheid. Daarvoor lazen de kinderen alleen Hollandse boeken. We waren immers een kolonie van Nederland. Gelukkig groeit onze kinderliteratuur gestaag, maar je kunt haar niet vergelijken met een grote en kwalitatief rijke kinderliteratuur zoals Nederland die heeft. Het hele boeken- en schrijversvak is in Suriname nog in opkomst. Dat komt natuurlijk ook doordat Suriname maar een kleine bevolking heeft met relatief weinig lezers. Er zijn nog niet veel

beroepsschrijvers voor de jeugd, zoals Ismene Krishnadath en Gerrit Barron. Boeken moeten vaak door de schrijvers zelf uitgegeven worden en ze proberen dat zo goedkoop mogelijk te doen. En dan nóg zijn die boekjes voor veel Surinaamse ouders te duur om ze voor hun kinderen te kopen. In Paramaribo zijn er tegenwoordig goed gesorteerde boekwinkels waar je veel Surinaamse kinderboeken kunt vinden. In Nickerie is dat al moeilijker en in de rest van het land kun je boekwinkels vergeten.

Bibliotheken, en vooral schoolbibliotheken zijn dus belangrijk om kinderen toch de gelegenheid te geven om te lezen. Maar ze hebben weinig geld en kunnen dus niet veel boeken zelf kopen. De meeste krijgen ze, van stichtingen die gebruikte of nieuwe boeken verzamelen en sturen vanuit Nederland, Nederlandse boeken.

(15)

Hoe leuk en spannend die ook kunnen zijn, voor veel van onze kinderen op lagere scholen zijn ze te moeilijk. Kinderen die nog moeite hebben met lezen of niet gewend zijn te lezen, kunnen of willen geen dikke boeken lezen en dan ook nog in een ander Nederlands dan ze zelf spreken en over situaties en plaatsen die ze niet herkennen.

Natuurlijk, er zijn heel wat Surinaamse kinderen van wie de ouders het lezen stimuleren en die al vroeg begonnen zijn met voorlezen. Die kinderen kunnen steeds moeilijkere boeken aan en lezen met plezier ook Nederlandse en in het Nederlands vertaalde boeken. De stichting Biblionef doet wat dat betreft goed werk. Ze verspreidt moderne, goede kinderboeken over een groot aantal scholen in heel Suriname. (Zie bijlage 4 voor de gegevens van stichting Biblionef.)

Hoe dan ook, de eigen kinderliteratuur verdient een voorkeursbehandeling! Je maakt je als kind kennis eigen over je eigen land, volk en cultuur door boeken te lezen die er deel van uitmaken.

Er zijn tegenwoordig Surinaamse kinderboeken voor alle kinderen, van de kleinste die nog niet zelf lezen tot en met tieners. Het zijn sprookjes- en avonturenboeken, boeken met oude verhalen en boeken over kinderen van vandaag, boeken die spelen in het binnenland, in de stad en in de districten. Allemaal herkenbare boeken voor Surinaamse kinderen, in een Nederlands dat ze kunnen begrijpen, met grapjes waar ze om kunnen lachen en met tekeningen van Surinaamse kunstenaars die de inhoud verduidelijken.

Hoe is die kinder- en jeugdliteratuur gegroeid?

Daarover gaan we het hebben in dit hoofdstuk.

Een stukje koloniale geschiedenis

Vanaf 1667 is het Nederlands in Suriname de officiële taal en al vanaf 1876, eerder dan in Nederland zelf, bestond er leerplicht. Het onderwijs was op de christelijke leest van de kolonisator geschoeid. In de zeventiende en achttiende eeuw waren er in de kolonie Suriname alleen scholen voor de blanke jeugd en vanaf 1760 ook voor de vrije kleurlingen.

De elementaire vakken waren godsdienst, lezen en schrijven. Rekenen werd niet op

(16)

Het leesonderwijs stond in dienst van het godsdienstonderwijs. Je moet immers kunnen lezen om de bijbel tot je te kunnen nemen en geestelijke liederen uit een

‘singibuku’ mee te kunnen zingen. De kinderen leerden dan ook lezen met behulp van religieuze teksten.

Het ‘onze vader’ was meestal de eerste leestekst.

Slaven mochten niet leren lezen en schrijven. Ze zouden er opstandig door kunnen worden, vonden de meesters. Pas omstreeks 1830 werd het de hernhutter zendelingen toegestaan onderwijs te geven aan slaven. Toen begon het tot de slavenhouders door te dringen dat het wel meeviel met hun schadelijke invloed. Ze leerden de slaven immers te berusten in hun lot en het oog te richten op de eeuwige zaligheid.

Ook de broeders die de slaven en hun kinderen onderrichtten, combineerden leesonderwijs met godsdienstonderwijs. De onderwijstaal voor de slaven was het Sranan.

In 1832 verscheen er een leerboek met de titel ‘A.B.C. boekoe, vo da skolo vo da NINGRE-GEMEENTE na Paramaribo’ en in 1838 zelfs een ‘Pikin A.B.C. Boekoe nanga Wan pikin leri Boekoe’, speciaal gericht op kinderen dus. Na de emancipatie bleef het onderwijs aan de kinderen van ex-slaven in handen van de broedergemeente en van de rooms-katholieke missie.

Na 1876 kon de leerplichtwet niet overal toegepast worden: door een onoverbrugbare taalbarrière of door de grote afstand naar de dichtstbijzijnde school bleven toch nog veel kinderen ongeletterd.

In 1853 gaf de in Suriname werkzame dominee Cornelis van Schaick bij uitgeverij Kruseman in Haarlem een ‘Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd’ uit. In het voorbericht daarvan schrijft hij: ‘... zoo groot de overvloed aan kinderboekjes, proza en poëzie in het Moederland is, zoo arm is Suriname in dat opzicht. Hoe uitnemend b.v. de kindergedichtjes van onzen eenigen Van Alphen zijn, zij zijn voor het meerderdeel hier minder gepast. Zeden, gebruiken, toestanden daarin behandeld zijn hier ten enenmale vreemd’.

De ‘Kleine gedigten voor kinderen’ van Mr. Hiëronymus van Alphen waren in Nederland in 1778 verschenen en stonden sterk onder invloed van de pedagogische ideeën van de verlichtingsdenkers Locke en Rousseau, die pleitten voor een bewuste opvoeding van kinderen, gericht op deugdzaamheid en wijsheid.

(17)

In Nederland waren deze gedichtjes baanbrekend. Sommige zijn tot vandaag bekend gebleven zoals:

De Pruimeboom Ene vertelling

JANTJE zag eens pruimen hangen, o! als eieren zo groot,

't Scheen dat JANTJE wou gaan plukken, schoon zijn vader 't hem verbood.

Hier is, zei hij, noch mijn vader, noch de tuinman die het ziet:

Aan een boom zo volgeladen, mist men vijf zes pruimen niet.

Maar ik wil gehoorzaam wezen en niet plukken: ik loop heen.

Zou ik, om een hand vol pruimen, ongehoorzaam wezen? Neen.

Voort ging JANTJE, maar zijn vader die hem stil beluisterd had,

kwam hem in het lopen tegen vooraan op het middenpad.

Kom, mijn JANTJE, zei de vader, kom, mijn kleine hartedief!

Nu zal ik u pruimen plukken;

nu heeft vader JANTJE lief.

Daarop ging Papa aan 't schudden, JANTJE raapte schielijk op;

JANTJE kreeg zijn hoed vol pruimen en liep heen op een galop.

Tevoren was er nooit iets speciaal voor kinderen geschreven. Hoewel het een braaf verhaaltje is, speelt het in de wereld van het kind en dat was nieuw in die tijd.

(18)

Van Schaick baseerde zich op de verzen van Van Alphen en paste het genre aan de Surinaamse omgeving aan. Onderstaand gedicht zou zo van Van Alphen kunnen zijn, die een bezoek aan Suriname had gebracht:

De Manja

'k Heb mijn themaas alle negen klaar gekregen.

'k Had geen enkele fout erin.

Eerst was ik wel wat verlegen, maar ik dacht: kom aan, begin!

'k Ben - troe! troe! - niet zonder reden, recht tevreden.

Pa noemt mij zijn lieven Jan.

Ma ging daadlijk naar beneden en bood mij twee manjaas aan.

't Waren bazen! O zoo geurig en zoo kleurig!

'k Heb ze nimmer zo gehad.

O zij smaakten mij zoo keurig, 'k weet niet dat ik ze ooit zo at.

Hoor, ik zal er alle dagen zorg voor dragen,

dat ik trouw en vlijtig leer.

'k Wil niet dat mijn ouders klagen, en.., zoo'n manja smaakt naar meer.

Al in 1854 werd het boekje afgekeurd door de Commissie voor het Onderwijs en door onderwijzers omdat er te veel ‘Neger-Engelse’ woorden in voorkwamen.

(19)

In Nederland verschenen er voor de Nederlandse jeugd in de negentiende en twintigste eeuw nogal wat verhalen en boeken die niet voor Suriname geschreven waren, maar wel in Suriname speelden. In de bundel van Elise van Calcar, ‘Uit verre landen en van nabij’ (1850) bijvoorbeeld, staat het verhaal ‘De jonge boschneger’, waarin een Aukaanse bosnegerjongen een christelijke heldenrol speelt bij het bekeringswerk van de hernhutters.

Een ander voorbeeld is het boek ‘Vertellingen van een vogel’ (1864) van de

onderwijzeres Christina van Gogh, die een aantal jaren in Suriname gewoond heeft.

Van Gogh laat een papegaai verslag doen van slavenmeesters die hij ontmoet heeft.

Hij vergat niet hun deugden en ondeugden op te sommen. Die papegaai verwoordt natuurlijk de mening van de schrijfster, niet van de slaven. In haar perspectief hebben die meesters namelijk meer deugden dan ondeugden.

Ook tegen het einde van de negentiende en in de eerste helft van de twintigste eeuw zijn Surinaamse kinderen aangewezen op ‘Hollands’ leesmateriaal. Daarin zien ze soms hun eigen land in de (lach)spiegel. In het overbekende ‘Uit het leven van Dik Trom’ (1891) van Johan C. Kieviet bijvoorbeeld, vat de hoofd- en titelfiguur het plan op, ter verlichting van de armoede van zijn ouders, dienst te nemen in het leger en zich te laten uitzenden naar De West om er een negeroproer te onderdrukken.

Buurtgenoten raden het hem echter af, want: ‘'t is een erg ongezond land. De meeste Hollanders gaan er weg aan de gele koorts’.

In 1937 wordt ‘Jong Suriname op avontuur’ van Hans van Amstel bekroond met de eerste prijs in de ‘Garoeda-prijsvraag 1937’, uitgeschreven door de Raad van Beheer van de Koninklijke Vereniging ‘Koloniaal Instituut’ te Amsterdam. Een dik boek vol avonturen in het westen van Suriname die jongens, Nederlandse en Surinaamse van verschillende bevolkingsgroepen, beleven. Met zwart-wit foto's.

Na de Tweede Wereldoorlog verschijnen de kinderboeken van Anne de Vries, ‘Dagoe de kleine bosneger’ bijvoorbeeld, dat in het binnenland speelt, met zwart-wit tekeningen van Corrie van der Baan.

‘Panokko en de witte mensen’ maakt deel uit van een serie, ‘Kinderen van het oerwoud’.

Panokko, uit een inheems dorp, wordt samen met een paar vrienden meegenomen

(20)

Alles gebeurt op de klok en op bevel. Voor het eten klinkt er een klap met een stokje op tafel en ze staan allemaal achter hun banken, een tweede klap, en ze zitten. Dan moeten ze een geestelijk lied zingen, dat uit is met ‘amen’. Pas als er weer een klap met de stok komt, mogen ze hun brood pakken. Het is goed om een keertje zo'n typisch koloniaal boek te lezen. Je ziet dan dat er nog resten uit het strenge koloniale opvoedingssysteem voortbestaan in onze tijd.

Anne de Vries ‘Panokko en de witte mensen’

Groei van Surinaams bewustzijn

Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog wordt Suriname steeds zelfbewuster. Door de exploitatie van bauxiet is de economische situatie sterker geworden. In 1954 treedt het Statuut in werking waardoor Suriname zelfbestuur heeft. De culturele oriëntatie op Nederland gaat plaatsmaken voor een verkenning en een herwaardering van de eigen culturen. Dit vindt plaats onder invloed van culturele bewegingen in de Caraïbische regio, maar ook in Suriname zelf vanuit een politiek klimaat van verbroedering en steeds meer zelfbeschikking, op weg naar de onafhankelijkheid.

Was aanvankelijk, vooral onder invloed van de creoolse beweging, ‘Wie Eegie Sanie’

(Onze Eigen Zaak), de creools-Afrikaanse cultuur toonaangevend, wat later kreeg ook de hindostaanse inbreng waardering. In dit verband is de verschijning in 1962 van het eerste echt Surinaamse kinderboek, ‘Baccha, het ezeljong; Een Surinaamse vertelling voor kinderen’, een veelbetekenende gebeurtenis. Het werd uitgegeven door het Bureau Volkslectuur, waarin Lou Lichtveld/Albert Helman een belangrijke rol speelde.

Vanaf 1958 publiceerde deze instelling boeken voor het volk over leerrijke onderwerpen.

(21)

‘Baccha, het ezeljong’ is zonder auteursnaam uitgegeven. Het gaat over een hindostaans gezin, twee jongens en hun ouders en twee ezels op het Surinaamse platteland. Een lief verhaaltje met een happy end en een wijze les, in

Nederlands-Nederlands. Surinaams van inhoud en vormgeving en uitgegeven in Suriname door een Surinaamse instelling, was ‘Baccha, het ezeljong’ de eerste stap op de weg van de Surinaamse jeugdliteratuur.

De echte doorbraak van eigen kinderliteratuur begon met Thea Doelwijt. Op 23-jarige leeftijd kwam ze in 1961 vanuit Nederland naar Suriname, het geboorteland van haar vader. Ze had een journalistieke opleiding gevolgd en praktijk opgedaan bij

provinciale kranten, zoals het Zutphens Dagblad, waar ze onder de naam Marianne meewerkte aan een kinderkrant.

‘Die Nederlandse ervaring bracht ik mee en kon ik gebruiken om echte Surinaamse dingen te doen’, zei ze in 2004 in een interview. Dat was nieuw. De Nederlanders hadden tevoren immers steeds ‘hun ding’ gebracht. Doelwijt werkte bij het dagblad Suriname en startte er een jeugdpagina.

Thea Doelwijt, 1961

Thea Doelwijt sloot met haar eerste jeugdboeken aan bij het streven naar waardering van het eigene en naar een kritische instelling ten aanzien van de koloniale sfeer.

Voor ‘Sis en Sas en de ruziestrooiers’ (1975) putte ze uit vertelstof van de creoolse en indiaanse cultuur, maar ze sloeg ook een totaal nieuwe toon aan. In de bomen-, planten- en dierenwereld waarin de twee slangen Sis en Sas - twee glibberige, gemene intriganten - een rol spelen, is de onafhankelijke mensenrepubliek Suriname te herkennen. Die dubbele bodem is niet zozeer voor

(22)

kinderen, maar voor volwassenen een spiegel. Tenslotte heeft bijna iedereen in het verhaal ruzie met iedereen, maar, en ook dat is echt Surinaams, een feest met veel lekker eten brengt verzoening.

‘Kainema de Wreker en de menseneters’ (1977), eveneens ontleend aan de indiaanse orale literatuur, was haar volgende boek. Het gaat over een jongen, Okojo, die, als zijn vader wreed vermoord is door vijanden, verandert in Kainema de Wreker. Net als Sis en Sas en de ruziestrooiers is het geen zachtaardig boekje. De indiaanse mythen zijn ook niet bepaald zoetsappig. Doelwijt haalt een prachtige stunt uit met het perspectief: in de tijd van de Europese ontdekkingsreizigers werden inheemsen beschreven als monsters. In ‘Kainema de Wreker en de menseneters’ zijn het de blanken die door de inheemsen gezien worden als monsters, zelfs gelijkend op die welke door de ontdekkingsreizigers waren getekend.

Thea Doelwijt ‘Kainema de Wreker en de menseneters’

Doelwijt geeft met deze twee boeken, mooi geïllustreerd door opkomende Surinaamse beeldende kunstenaars, een krachtige stoot aan een jeugdliteratuur die gebaseerd is op de eigen orale cultuur.

Vanaf de onafhankelijkheid groeide de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur. Het jaar 1978 bracht een explosie van werk: er verschenen maar liefst tien titels, waaronder het debuut van de schrijfster Mechtelly, ‘Het meisje uit Tapoeripa’. Het is een verhaal over het bosnegermeisje Foki dat vanwege de transmigratie van dorpen in Brokopondo bij de komst van het stuwmeer moet verhuizen. Een heraut komt dat vertellen. In de nieuwe omgeving mist ze

(23)

haar oude vertrouwde dorp. Ze moet ver lopen om naar school te gaan in een ander dorp. En ook hun kostgrond is ver. Maar ze mag een dag met mama met de bus naar haar oma op Brownsweg en daar geniet ze van. Een eenvoudig verhaal over het dagelijks leven van kinderen in het binnenland. Voor veel volwassenen van nu, met name uit het binnenland, is het een stukje herinnering.

Mechtelly ‘het meisje uit Tapoeripa’

Ook Gerrit Barron debuteerde in 1978. Hij zal later de meest productieve kinderboekenschrijver blijken met zijn achttien werken, waarvan een groot deel middels zijn eigen educatieve uitgeverij Sorava, tegenwoordig Afaka International.

Zijn debuut is ‘Een lach en een traan’ (de Volksboekwinkel, 1978), waarin hij het gezinsleven in het district Saramacca schetst met als centrale figuren een paar ondeugende jongens. Het verhaal biedt een stuk herkenbaar Surinaams leven en nog wel in een district. Mechtelly en Barron beschrijven het leven in binnenland en district niet meer vanuit blanke blikken, maar echt van binnen uit. Barron zal hierna een scala van onderwerpen behandelen. Hij vertelt sprookjesachtige verhalen, verhalen over dieren, over sociale en zelfs politieke onderwerpen. Hij neemt zijn lezers mee naar de districten, naar het binnenland en naar de stad. Zeer veelzijdig dus. Zijn werk wordt gelezen door kinderen van alle leeftijden. In ‘De kinderen van Sadoema’ (2003) over het isolement waarin veel kinderen met een beperking, vooral in de districten, leven, werkt hij zelfs taboedoorbrekend.

‘Kon hesi baka’ is de titel van een boek uit 1976 van de Nederlandse schrijver Henk Barnard, met illustraties van Reintje Venema. In 1977 werd het bekroond met de

‘Gouden Griffel’, de

(24)

hoogste onderscheiding in Nederland voor een kinderboek. De schrijver heeft zich intensief verdiept in Suriname en de Surinaamse sfeer wonderlijk goed getroffen.

Het verhaal speelt omstreeks de onafhankelijkheid van Suriname. Veel mensen verlaten hun vaderland en vestigen zich in Nederland. Ook de moeder van het meisje Georgien. Ze laat haar dochter achter bij haar broer die een landbouwperceel heeft in het district Commewijne.

Het begin van het boek laat zien dat de schrijver zich werkelijk verdiept heeft in zijn stof. Zelfs het Sranan heeft hij geleerd:

‘Eén... twee... drie... vier... vijf...

Georgien telt kouseband. Kouseband zijn heel lange prinsessebonen.

Ze maakt stapeltjes van twaalf bonen. Allemaal hoopjes kouseband.

Ze zit op de buitentrap van het nieuwe huis van oom Albert.

Leslie, haar kleine neef, helpt haar. Van de wal in de sloot, maar hij wil zo graag.

Langzaam en nadrukkelijk telt hij.

“Wan... toe... drie... fo... fefi... siksi... sebi... aiti... negi... tin.”

Hij zit een paar traptreden lager dan Georgien. Vragend kijkt hij naar haar op.

Hij weet dat er nog twee getallen moeten komen, maar hij weet niet welke.

Zweetdruppels rollen over zijn zwarte voorhoofd.

Van de warmte, maar ook van de inspanning.

“Erfoe... twarfoe...!” zegt Georgien. “Elf... twaalf...!”’ (p. 7)

Door het boek heen krijgt de jonge lezer een goed beeld van Suriname en Nederland in die tijd. De politiek, de armoede, het onderwijs, het huiselijk leven, het wordt beeldend geschetst. Georgien en haar vriendin bezoeken zelfs een loekoeman, Masra Joesoe, om achter de oorzaak van veel tegenslagen te komen. Uiteindelijk gaan Georgien en haar broertje Herwin naar Holland. Daar moeten ze ook naar school, maar Herwin spijbelt veel en gaat dan naar de Bijlmer waar hij Surinaamse vrienden heeft ontmoet. Het hoofd wil hem afschrijven. Het leven is strak, streng in Holland.

Georgien redt het wel. Toch heeft ze heimwee en als ze een brief van tante uit Commewijne krijgt, schrijft ze huilend dat ze gauw naar Suriname zal terugkeren.

‘Kon hesi baka’ geeft een tijdsbeeld. Gescheurde gezinnen. Suriname en Holland, het begin van de grote golf van emigranten. Het verhaal is ingedeeld in hoofdstukken en voor ieder hoofdstuk staat in cursief een stukje van de Surinaamse geschiedenis.

Er is een hoorspel gemaakt van het verhaal en later ook een film. De

herkenningsmelodie ‘Kon hesi baka’ wordt ook nu nog vaak gezongen. Wie het boek

(25)

Een prachtig Surinaams boek van een Nederlandse schrijver. Dat kan dus wel.

Orlando Emanuels liet in 1986 ‘Popki patu’ 1 en 2 uitkomen, twee bundeltjes met gedichtjes voor jonge kinderen. Die blinken, vooral in deel 1, uit in gerichtheid op het Surinaamse kind en hebben dan ook veel succes bij kleintjes, en bij groteren.

Kinderen die nog moeite hebben met het Nederlands leren via deze versjes spelenderwijs een heleboel woorden.

Francis Vriendwijk heeft met haar korte verhalen in de vorm van prentenboeken, geschreven voor jonge kinderen, veel succes bij ‘jong en oud’. ‘Bigi-bere, Bigi-ede èn Fini-futu’ (1997), ‘Pikin Todo èn Pikin Sneki’ (1998) - over de ongelukkig aflopende vriendschap tussen een kikkertje en een slangetje - en ‘Kopro-Kanoe tan dé’ (1999) - een surinamisering van ‘Assepoester’ - zijn bewerkingen van oude orale vertellingen die de ouderen herinneren aan hun jeugd en kinderen van alle leeftijden aanspreken.

Rappa schreef in ‘Friktie tories’ (1980) verhalen in een sappige jongerentaal, waarin voor Suriname gedurfde onderwerpen zoals seks aan de orde komen.

Ook Frits Wols heeft met zijn jeugdromans succes bij tieners. ‘Het groene labyrint’

(de Volksboekwinkel, 1988) gaat over een jonge onderwijzer die in het oerwoud van Oost-Suriname verdwaalt, moet overleven en een merkwaardig personage ontmoet.

In ‘De leeuwen in gevaar’ (1991) ontdekt een patrouille padvinders in de savanne achter de Surinaamse luchthaven een misdadige bende. Spannende en tegelijkertijd ook heel menselijke boeken zijn het, waarin angst en twijfel een plaats krijgen. De flora en fauna beschrijft Wols op een onnadrukkelijke manier. De lezer krijgt een goed beeld van bos en savanne.

Effendi N. Ketwaru bewerkte op een toegankelijke en artistieke manier verhalen uit de Indiase verhalenschat voor Surinaamse kinderen. Vooral Ketwaru's ‘Rani en de slangenkoning’ (1991) is een prachtig sprookje, aangepast aan de Surinaamse leefwereld. Kinderen identificeren zich snel met het meisje Rani dat bij een heks van een tante woont en bevriend raakt met een slang die haar uit de ellende helpt. Uiteraard blijkt hij later een lieve jongen te zijn!

Uitstekend zijn de jeugdromans van Ismene Krishnadath, winnaar van de eerste Staatsprijs voor Jeugdliteratuur in 1993. Haar ‘Veren voor de piai’ (1992) is een

(26)

een zoektocht naar een goudzuchtig monster. Mythe en werkelijkheid, heden en verleden, lopen door elkaar. Voor veel jongeren is begeleiding vereist, liefst op school, voordat ze deze boeken zelfstandig kunnen lezen. De onderwerpen en de taal zijn niet eenvoudig.

Het zijn uitdagingen waaraan ze moeten wennen.

Ismene Krishnadath debuteerde met een bundel met kinderverhalen, ‘De flaporen van Amar’ (1989), ze schreef moderne Anansitori's (vertellingen rond de spin Anansi) en een serie ‘Lees mee’ voor beginnende lezertjes. In een interview met Effendi N.

Ketwaru (1993) zegt ze dat een goed kinderboek voor haar boeiend, humoristisch en cultureel kleurrijk moet zijn. Aan ‘boodschapperigheid’ heeft ze een hekel. Het is goed als kinderen een stukje ethiek meekrijgen, maar het moet er niet dik bovenop liggen. Nog te vaak in de jonge Surinaamse kinderliteratuur willen schrijvers nogal nadrukkelijk hun eigen nationalistische of pedagogische boodschap doorgeven. Het is een geleidelijk proces om los te komen van de braafheid van de kinderboeken uit de koloniale tijd met de les er dik bovenop. Een goed geschreven boek biedt vanuit zichzelf, vanuit het verhaal, de kinderen stof tot denken. Volwassenen kunnen via vragen en werkvormen dat proces van bewustwording begeleiden. Een opgeheven vingertje met een duidelijke les, slaat altijd dood.

Marylin Simons ‘ANANSI DALA’

Een snel opkomende auteur in de Surinaamse kinderliteratuur is Marylin Simons.

Haar debuut voor kinderen was ‘Anansi dala’ (2004) voor wat oudere kinderen, dat uitkwam op het Kinderboekenfestival 2004 in een uiterst eenvoudige uitgave voor slechts een paar SRD. Zo kwam het in het bezit van veel kinderen. De laatste jaren schrijft ze prachtige verhalen voor jonge kinderen. ‘Edo Eén-Shirt’ en Potje Pindakaas’

(2006), ‘Ballon Blaas’ (2007) en een serie over ‘Klein Meisje’ (2007). Haar werk blinkt uit door haar inlevingsvermogen in jonge kinderen in combinatie met een volkomen vanzelfsprekend samengaan van fantasie en werkelijkheid, zodat er echt

‘een wereld van het kind’ ontstaat. De laatste boekjes zijn samen met een cd

uitgegeven, waarop het verhaal wordt voorgedragen. Kinderen kunnen ernaar luisteren, thuis

(27)

of in de klas, en de illustraties van het boekje geven meerwaarde aan de voordracht.

Ook Monique Pool gaf een boekje met een cd uit, ‘Charlize gaat naar het bos / goes to the forest’ (2005). Prachtige tekeningen van Chad Abdoellah zonder tekst, maar wel met een verhaallijn. Op de cd vertelt Helen Kamperveen het verhaal. Een moderne uitdaging voor kinderen: eerst zelf het verhaal bedenken en vertellen, en dan luisteren naar hoe de schrijfster het heeft gedaan.

Monique Pool

‘Charlize gaat naar het bos/goes to the forest’

Nog steeds komen er boeken van auteurs van Surinaamse afkomst uit Nederland.

Die zijn duurder en perfecter uitgegeven dan de boeken die hier, vaak in eigen beheer, gemaakt zijn. In Nederland zijn er veel uitstekende uitgeverijen voor het kinderboek.

De Surinaamse scholen zouden ook die boeken moeten kunnen aanschaffen. Zoals de twee van Thea Doelwijt, ‘O Sekoer! Help!’ en ‘Stop je hoofd nooit in een spinnenweb’, waarin dezelfde jongen, Martin Plaat, de hoofdfiguur is, die in Europa en in Suriname spannende avonturen beleeft. En ‘Sisa’, de historische jeugdroman van Joyce Pool, over het plantageleven en het leven van de marrons in het begin van de achttiende eeuw. Zulke jeugdromans kunnen ook gebruikt worden bij het

literatuuronderwijs op de muloscholen.

Het bovenstaande is slechts een greep uit de totale kinder- en jeugdliteratuur. Met deze voorbeelden willen we laten zien dat er voor kleuters, jongere en oudere kinderen en jongeren leesstof is van eigen bodem en dat veel verhalen, gedichtjes en boeken voldoen aan de internationale criteria die gelden voor goede jeugdboeken.

(28)

Hieronder staan de punten waaraan goede kinderboeken herkenbaar zijn. Ze hebben betrekking op de inhoud van het verhaal, op het taalgebruik en op de illustraties.

Natuurlijk worden er wat de inhoud betreft accenten gelegd. In het ene boek ligt het accent op de fantasie, in het andere op spanning of emoties. Dat accent kan gebruikt worden bij de keuze van een didactische werkvorm om er in de klas mee te werken.

Punten waaraan je goede kinderboeken herkent:

Wat betreft de inhoud:

• het boek is spannend, zodat de kinderen door willen lezen;

• er komen figuren in voor waaraan je jezelf kunt herkennen (identificatie);

• het verhaal opent nieuwe werelden en is toch herkenbaar;

• je fantasie wordt erdoor geprikkeld;

• je kunt eruit leren wat slecht is en wat goed, moedig en laf, enzovoort;

• er zit humor in het verhaal.

Wat betreft het taalgebruik:

• de taal is begrijpelijk voor kinderen van een bepaalde leeftijd;

• de taal staat dichtbij de kinderen;

• het verhaal is niet overdreven makkelijk, je kunt ook nieuwe woorden leren vanuit de inhoud;

• de taal is dus verrassend, humoristisch en vooral nooit braaf of saai, zoals het gedicht ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ uit de achttiende eeuw.

Wat betreft de illustraties:

• de illustraties passen bij het verhaal;

• ze kloppen met de inhoud;

• ze staan op de juiste plaats;

• ze kunnen ondersteunend werken bij het lezen, vooral voor kinderen die de taal nog niet goed beheersen;

• ze kunnen uitnodigen tot het lezen van het verhaal.

(29)

Alle informatie in deze eerste twee hoofdstukken is gegeven als basis om thuis, in de klas en in de bibliotheek of op andere plaatsen waar kinderen komen, te kunnen werken met verhalen en boeken. Kinderen motiveren, ze plezier laten krijgen in verhalen en boeken, ze het besef geven dat taal mooi en leuk kan zijn, iets waar je van kunt houden, daar gaat het om.

Hoe kinderen gestimuleerd kunnen worden om zelf te gaan lezen, zullen we bekijken in het volgende hoofdstuk.

Bronnen voor dit hoofdstuk:

‘Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur’ (2003) van Michiel van Kempen en ‘Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname, 1651-1975’ (2001) van Lila

Gobardhan-Rambocus.

(30)

Hoe interesseren we kinderen voor boeken

Een leesvriendelijke klas

Op allerlei manieren kunnen we in de klas, in de schoolbibliotheek en andere educatieve ruimtes kinderen in contact brengen met boeken. Als ze vaak de

gelegenheid krijgen om op prettige, speelse manieren met boeken bezig te zijn en er met elkaar over te praten, zullen ze meer gaan lezen, er ook plezier in krijgen.

Hieronder volgt een aantal ideeën om de klas of een andere ruimte leesvriendelijk te maken.

Boekenhoek

Een boekenhoek geeft aan de klas gezelligheid. Boeken op lage tafeltjes of in rekken.

Kussens eromheen waarop de kinderen lekker kunnen zitten lezen of luisteren naar voorlezen of vertellen. Vooral voor de kleintjes is het leuk als de boekjes met cd-rom (van Marylin Simons en Monique Pool) er ook zijn. Dat vergt dan wel de investering van een afspeelapparaat, maar dat moet te versieren zijn. Samen kunnen kinderen met elkaar luisteren naar mooie verhaaltjes en versjes. Dat is toch heel wat beter dan ze te laten ‘overliggen’.

Een gezellige hoek met mooi geëtaleerde boeken

(31)

De kinderen kunnen de ruimte regelmatig versieren met foto's, tekeningen,

eigengemaakte versjes of verhaaltjes, alles naar aanleiding van boeken. In de Ware Tijd Literair, de vaste boekenrubriek op zaterdag, worden vaak nieuwe kinderboeken besproken. Die besprekingen kunnen opgehangen worden, zodat iedereen weet dat die boeken er zijn. Uiteraard is ook een aantal exemplaren van de meest recente

‘Kinderboekenfestivalkrant’ aanwezig. De boekenhoek kan gebruikt worden op vaste tijden voor de hele klas, bijvoorbeeld een half uurtje per dag of per twee dagen, of door kinderen die al klaar zijn met ander werk, in ieder geval zo vaak als het kan.

De boekenhoek is een ideaal instrument voor kindvriendelijk onderwijs. Zo kan een lastig kind een opdrachtje in de boekenhoek krijgen, in plaats van buiten gezet te worden, en het omgekeerde: als beloning voor een goede prestatie een leuke activiteit in de boekenhoek. Ook is het belangrijk de boekenhoek te gebruiken bij

projectonderwijs, om materiaal te verzamelen voor een te behandelen thema, vooral als dat te maken heeft met kennis van onze maatschappij. Ouders kunnen een belangrijke rol spelen: bij de inrichting, maar vooral ook bij het verschaffen van materiaal. Er zijn altijd wel internetliefhebbers onder de ouders die het leuk vinden om passend materiaal te zoeken bij een onderwerp dat in de klas in de belangstelling staat. Zo wordt een boekenhoek een echte ‘leerhoek’ en dat stimuleert de interesse van de kinderen.

Boeiende kinder- en jeugdboeken vinden dus hun plaats in de boekenhoek, aangepast aan de leeftijd, maar vooral aan het leesniveau van de kinderen in de klas. In een hogere klas in een dorp aan de Boven-Suriname zullen de oude Surinaamse verhalen die door Francis Vriendwijk bewerkt zijn, het bijvoorbeeld goed doen bij veel leerlingen die moeite hebben met de schooltaal, terwijl op een school in Paramaribo-Zuid de nieuwste Nederlandse jeugdboeken gelezen worden door gevorderde lezers.

Mocht het wegens dreigende diefstal of andere omstandigheden onmogelijk zijn om permanent een boekenhoek in de klas te hebben, dan kan een vaste tijd gekozen worden, en kinderen die dat leuk vinden kunnen dan in de pauze de hoek inrichten.

Hoe kom je aan de boeken voor de boekenhoek? De klas kan sparen of activiteiten organiseren om af en toe een nieuw boek te kopen. Ouders kunnen helpen en regelmatig boeken van thuis naar de boekenhoek brengen. Als de school een

(32)

De ‘biebjuf’ zorgt er dan voor dat er boeken in de hoek zijn voor die bepaalde leeftijdsgroep en dat er regelmatig leuke activiteiten gedaan worden met boeken.

een eigen hoek in de eigen klas, aangepast aan het eigen onderwijs, is het beste!

Maar nogmaals:

Boek van de maand

Elke maand kan een boek centraal gesteld worden in de klas, en dus in de boekenhoek.

Dat boek kan door de leerkracht gekozen zijn, een nieuw uitgekomen Surinaams kinderboek bijvoorbeeld, maar het is prima als kinderen zelf met een voorstel komen voor de keuze.

‘Klassiekers’ van wereldniveau kunnen ook aan bod komen, zoals ‘Alleen op de wereld’ van Hector Malot of ‘De negerhut van oom Tom’ van Harriet Beecher Stowe.

Ook kan een boek gekozen worden dat te maken heeft met een onderwerp dat bijvoorbeeld bij geschiedenis behandeld wordt. ‘Veren voor de piai’ van Ismene Krishnadath is een boeiende historische jeugdroman.

Met zo'n ‘boek van de maand’ kan van alles gedaan worden: voorlezen, discussies, drama, tekenen, posters maken, en nog veel meer. Ook een bundel met gedichten kan aan de beurt komen, en kinderen kunnen in die maand bijvoorbeeld de uitdaging krijgen om zelf gedichten te schrijven. Daarbij kunnen ze geïnspireerd worden door de gedichtenbundels in de boekenhoek. Trouwens, met enig zoeken naar geschikte gedichten kan ook de ‘Spiegel van de Surinaamse poëzie’ (1995), samengesteld door Michiel van Kempen met medewerking van Jan Bongers, gebruikt worden. Daar staan genoeg gedichten in die ook leuk of boeiend zijn voor wat oudere kinderen.

Vrij lezen

Ervaring wijst uit dat het belangrijk is om kinderen regelmatig vrij te laten lezen. Ze moeten dan wel zelf het boek kiezen. Dus als een zesdeklasser ‘Bigi-bere, Bigi-ede en Fini-futu’ kiest, is dat prima. Als die de smaak te pakken heeft, gaat-ie wel andere boeken lezen.

Het is stimulerend als de leerkracht ook gaat zitten lezen, een pas verschenen kinderboek bijvoorbeeld. Daarover kan dan later, bij een algemene activiteit wat verteld worden.

(33)

Hoe kies je een boek?

Om een boek te kunnen kiezen, moeten kinderen zich kunnen oriënteren. Hoe doe je dat?

Je kiest een boek uit, misschien vanwege het mooie of leuke omslag. Je leest de achterflap, wat voor informatie staat daar over de inhoud? Je bladert het boek door en kijkt naar de titels van de hoofdstukken. Af en toe een klein stukje lezen om te kijken of de stijl je bevalt.

Op grond van die informatie kun je een boek dus kiezen of wegleggen. Dit kan in de klas voorgedaan worden door leerlingen die geïnstrueerd zijn door de leerkracht.

Kinderen zullen sneller overtuigd worden door een medeleerling dan door de juf of meester, om een bepaald boek te lezen.

Boekwinkel spelen: een werkvorm om elkaar enthousiast te maken

We spelen boekwinkel. Een leerling die veel gelezen heeft, is verkoper of verkoopster.

Klanten komen kijken naar de boeken in de winkel. Een klant pakt een boek en vraagt de verkoper of het goed is. De verkoper geeft korte, duidelijke informatie. Ook over enkele andere boeken. Andere klanten komen ook met vragen. De rol van verkoper kan wisselen. Wie wil, kan het proberen.

(34)

Op bezoek gaan

Heel motiverend is het om met de klas een bezoek te brengen aan een plaats waar met boeken gewerkt wordt. Naar het Kinderboekenfestival uiteraard, maar ook een bezoek met de klas aan een grote bibliotheek (bijvoorbeeld CCS) of een drukkerij of boekwinkel kan interessant zijn.

Auteur en/of illustrator in de klas

Een ontmoeting met een schrijver van kinderboeken of een illustrator is voor veel kinderen een belevenis. Ze willen van alles weten over hoe het schrijven of tekenen toegaat.

Onze kinderboekenschrijvers vinden het leuk om klassen te bezoeken. Schroom dus niet om ze uit te nodigen en van tevoren met ze te bespreken wat het programma zal zijn. Kinderen vinden het altijd interessant om zo'n schrijver zelf te interviewen.

Dat moet dan wel vooraf goed voorbereid worden. Later kan er bijvoorbeeld een muurkrant gemaakt worden van het bezoek. Met foto's en natuurlijk met het interview!

Zie Bijlage 3: Schrijverslijst

Een boekendag of -week organiseren

Met een paar scholen in de buurt kun je een boekenweek of -dag organiseren met exposities, activiteiten zoals een voorleesmiddag, voordrachten van schrijvers, een quiz over boeken met boeken als prijzen en verschillende andere wedstrijden, zoals schrijven, dichten, voorlezen en illustreren. Ook workshops voor ouders in vertellen of voorlezen kunnen gegeven worden. Zo'n boekenweek kan op één school gehouden worden met afdelingen voor kleuters, jongere kinderen en oudere, of op verschillende scholen, dicht bij elkaar, een kleuterschool, een lagere school en een mulo. In een plaats als Lelydorp bijvoorbeeld, zou dat goed kunnen.

(35)

Creativiteit en inventiviteit, daar gaat het om!

Om kinderen van boeken te leren houden, is het goed om ze op boeiende en creatieve manieren ermee in aanraking te brengen. Het is dan ook belangrijk om in de klas en de bibliotheek regelmatig samen bezig te zijn met een boek. Dat kan verschillende effecten hebben.

Kinderen die nooit lezen, bijvoorbeeld, ontdekken dat boeken leuk zijn. Kinderen die wel vaak lezen kunnen ingeschakeld worden om anderen te laten delen in hun positieve ervaringen en om te ontdekken dat ze daar veel van leren. Ze zullen ook ontdekken dat boeken ‘leerrijk’ zijn, dat er in sommige boeken op boeiende manieren aanvullingen gegeven worden op hun kennis van geschiedenis, aardrijkskunde, de natuur en het bos, de maatschappij, en ga zo maar door.

Maar houd als opvoeder altijd het doel in de gaten. Wie meespeelt in een

voetbalwedstrijd weet precies waar het om gaat: doelpunten maken en zorgen dat jouw doel leeg blijft! Iedere beweging en spelhandeling is daarop gericht. Zo zijn activiteiten met boeken altijd een middel om een doel te bereiken, en je moet inventief en vindingrijk zijn om de juiste activiteit bij het juiste doel te verzinnen.

Een voorbeeld:

Je ziet als leerkracht dat er nogal wat kinderen zijn die de boeken ruw behandelen.

Ze gooien ermee, vechten erom, krassen erop en slaan de bladzijden ruw om, zodat die kreukels krijgen of zelfs scheuren. De leerkracht bedenkt dan een creatieve werkvorm waardoor kinderen er zich bewust van worden dat ze niet ruw of slordig met de boeken moeten omgaan.

Schreeuwen en dreigen helpt immers niet.

De leerkracht vertelt bijvoorbeeld een verhaal over een koning die zijn bodes de scholen instuurt om te kijken welk kind het allernetste met boeken omgaat: die wordt dan ‘boekenkoning of -koningin van het jaar’ en krijgt een ‘gouden boek’ als prijs.

Dat gaat de klas spelen en de regels komen op het bord onder de kop: ZO GAAN WE MET DE BOEKEN OM.

Aan het eind van het spel wordt er door enkele bodes (kinderen die al netjes omgaan met de boeken) een koning of koningin gekozen. Die krijgt een boekje in een goud papiertje!

(36)

Creativiteit en inventiviteit, dat zijn onontbeerlijke eigenschappen voor de leerkracht.

Een doel voor ogen hebben en daarbij een passende werkvorm bedenken. Dat geldt trouwens niet alleen voor werken met boeken, maar voor álle didactische werkvormen binnen alle vakken.

Verschillende doelstellingen

Bij het werken met kinderboeken kunnen verschillende werkvormen gebruikt worden.

De keuze van zo'n werkvorm is altijd afhankelijk van het doel dat je ermee wilt bereiken.

Die doelstellingen kunnen we indelen in globale categorieën:

• Kiezen: uit een veelheid aan boeken er een kiezen om te gaan lezen, of kopen;

• Motivatie: gemotiveerd worden tot lezen in het algemeen en tot het lezen van een bepaald boek in het bijzonder;

• Hulp bij leesproblemen: op een boeiende manier geholpen worden bij het lezen, bijvoorbeeld voor kinderen die het Nederlands niet voldoende beheersen, of die een leesachterstand hebben;

• Taalkennis: uitbreiding van de woordenschat, inzicht in zinsbouw;

• Begrip: laten zien dat je een boek of verhaal goed begrepen hebt;

• Meningsvorming: nadenken, samen of alleen, over actuele zaken, bijvoorbeeld jeugdproblematiek;

• Communicatie: een probleem dat speelt in de klas of bij een individuele leerling bespreekbaar maken door middel van een verhaal;

• Historisch bewustzijn: interesse krijgen in geschiedenis, of geschiedenis ervaren;

• Vakkenintegratie: op een beeldende en spannende manier verschillende vakken combineren met een verhaal;

• Inzicht in kwaliteit: leren hoe je een boek of een verhaal beoordeelt;

• Veelzijdigheid: creativiteit en inventiviteit bevorderen;

• Fantasie: eigen fantasie de kans geven;

• Samenwerken: kunnen samenwerken met een andere leerling of in een groepje.

(37)

Een greep uit de grote schat aan creatieve werkvormen die als middel gebruikt kunnen worden om veelsoortige doelstellingen te bereiken:

• Na instructie van de leerkracht in groepjes je oriënteren op een boek. Dat wil zeggen: de titel bekijken, de achterflap lezen, doorbladeren en kijken waar de hoofdstukken over gaan, kleine passages lezen met het doel om een indruk te krijgen van het verhaal en of de taal niet te moeilijk is, kortom of je het wilt lezen.

Doel: keuzes leren maken.

• Boekwinkel spelen, met veel uitgestalde boeken, waarbij kinderen die bepaalde boeken al gelezen hebben of die bovenstaande vaardigheid van het oriënteren goed beheersen de verkopers zijn en andere leerlingen kopers die geadviseerd worden.

Doel: informatie kunnen geven aan elkaar.

• Stukjes uit het aan te bevelen boek levendig voorlezen of laten voorlezen.

Doel: kinderen interesseren voor het boek.

• Spannende stukjes laten dramatiseren door kinderen die het boek al gelezen hebben.

Doel: kinderen interesseren voor het boek.

• Illustraties laten zien, die samen bespreken en daarna de betreffende passage laten lezen en moeilijke woorden bespreken.

Doel: hulp bieden bij het concreet maken van leesstof.

• Verhaal of fragment waarin veel geluiden voorkomen, voorlezen en de kinderen de geluiden laten maken die ze in taal horen.

Doel: gericht luisteren.

• Dramatiseren in groepjes van een gelezen of voorgelezen verhaal of passage uit een boek. Een radio- of tv-uitzending erover spelen. Tekeningen maken over bepaalde passages, of een stripverhaal dat in de klas opgehangen kan worden.

De leerkracht kan ook het verhaal navertellen met fouten en de leerlingen die laten ontdekken.

Doel: op een creatieve manier laten zien dat het verhaal begrepen is.

• In groepjes een spel laten maken over een boek, bijvoorbeeld een kwartetspel of memoryspel of een soort ganzenbord.

Doel: integratie met handenarbeid en tekenen, inventiviteit en samenwerking bevorderen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Elk perceel word een paac keer doorgelopen, soortenlijstjes akend waarmee een indruk gekregen werd waar bepaalde soorten overheersten of veel voorkwamen. Binnen een

Mail ze dan naar Aduis (info@aduis.nl) en wij plaatsen deze dan als downlaod op onze web

Spaans wordt in Nederland op meer dan vijftig basis- scholen onderwezen en als je Spaans leert, dan sta je voor de uitdaging iets compleet nieuws te leren.. Do- cent Spaans

Zo zien de aspirant-leraren veel mogelijkheden in de tablets, waar niet alleen de beschikbaarheid van de tool, maar ook de links naar woordverklaringen en naar andere media,

Omdat deze syllabus alleen betrekking heeft op leesvaardigheid, wordt voor meer informatie over de andere vaardigheden verwezen naar de 'Handreiking moderne vreemde talen

Zoals eerder in deze paragraaf beschreven is de beschrijving van het ERK-niveau van tekst en opgaven in de centrale examens moderne vreemde talen gebaseerd op het

Met behulp van de uitkomsten van de koppelingsonderzoeken 17 heeft het College voor Toetsen en Examens (CvTE) tot en met het examenjaar 2015 per taal en schooltype de

Nu moest Hans zijn vader helpen op het land, daarom vergat hij wel eens, als hij vermoeid thuis kwam, voor het paardje te zorgen, toen zijn moeder een tijdje dood was vergat