MBO
R a a d
President van de Algemene Rekenkamer Drs. S.J. Stuiveling Postbus 20015 2500 EA DEN HAAG
Houttuinlaan 6
3447 GM Woerden Postbus 2051 3440 DB Woerden
Woerden, 27 mei 2015
Onderwerp: Onderwijsmonitor
Geachte mevrouw Stuiveling,
Ons I<enmer1(: GWA/242170/2015 Doorkiesnummer: 0348 - 75 35 70
Uw brief van: 12 mei 2015
T: 0348 - 75 35 00 F: 0348 - 75 35 01 E: info@mboraad.nl
www.mboraad.nl
Wij hebben kennis genomen van uw concept-rapport' Onderwijsmonitor. Ontwikkelingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in beeld' van 11 mei 2015.
In aansluiting op onze eerdere reactie op ambtelijk niveau van 13 april zijn wij nog steeds van mening dat de monitor zoals u die voorstelt, niet herkenbaar en niet werkbaar is voor het mbo. De monitor is opgebouwd vanuit een klassieke, frontale, klasgerichte onderwijssituatie in het po en vo en houdt te weinig rekening met diverse zaken die in het mbo echt anders liggen. Voor het mbo zijn de indicatoren daarom niet herkenbaar. In het mbo staan onderwijsteams centraal. De bevoegdheden van leraren in het mbo liggen anders. Er zijn andere typen onderwijzend personeel: instructeurs,
onderwijsassistenten, zij-instromers. Studenten leren op andere manieren en op andere plaatsen, zoals in de beroepspraktijkvorming, in open leercentra en via digitale media. Groepsgrootte en - samenstelling zijn niet relevant voor het mbo. In het mbo wordt gewerkt met onderzoeken naar medewerkerstevredenheid. Het in hoofdstuk 3 neerzetten van een beeld van "...extra geld in de klas"
is voor het mbo niet correct.
Wij geven u daarom ernstig in overweging deze monitor te beperken tot het po en vo. Voor het mbo zijn er met vooral de Benchmark MBO, MBO Transparant, de openbare jaarverslagen van de
instellingen en openbare gegevens vanuit OCW en Inspectie voldoende voor de Kamer toegankelijke bronnen aanwezig.
Brancheorganisatie voor middetbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Wij nemen tevens afstand van de enigszins negatief gestelde passage op biz. 17 van het rapport over het bestuursakkoord dat de minister van OCW en de mbo-sector in juni 2014 hebben gesloten.
Tenslotte kan er in het rapport geen formulering worden opgenomen dat de set indicatoren in overleg met onder meer de MBO Raad tot stand is gekomen. In overleg duidt op overeenstemming en dat kan niet gelden voor de MBO Raad. Hooguit kan over 'na overleg' worden gesproken.
Hoogachtend,
an Zijl
2/2