• No results found

Weergave van 'Natuur, met kunst vereent' Historisch onderzoek naar de vroeg 18de-eeuwse situatie van de terrastuin van kasteel Neercanne

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van 'Natuur, met kunst vereent' Historisch onderzoek naar de vroeg 18de-eeuwse situatie van de terrastuin van kasteel Neercanne"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'Natuur, met kunst vereent'

Historisch onderzoek naar de vroeg 18e-eeuwse situatie van de terrastuin van kasteel Neercanne

Klazien Brummel

Afb. 1. 'Perspective du Chateau d'Aigermont et de ses environs situe dans Ie Seigneurie de Nedercan apartenant a son exell. Ie genera/ Baron de Dopff'.

Door Guill. Ie Bruyn, 1715. Afkomstig uit Halma, F., Het kasteel van Aigermont en d'omleggende lantstreeken in de heerlykheit van Nederkan etc.

Inleiding

Maastricht en de omliggende landgoede- renzone waren het onderwerp van onder- zoek dat vanaf 1987 werd uitgevoerd onder auspiciën van de Technische Universiteit Delft, Faculteit der Bouwkunde (Werkgroep Restauratie) en de gemeente Maastricht.

Dit onderzoek maakte deel uit van het His- torische Structuuranalyse Maastricht, waar- in naast genoemde instanties ook de Rijks- dienst voor de Monumentenzorg en de Rijksuniversiteit Groningen participeerden.

De voormalige heerlijkheid Neercanne maakt deel uit van de zogenaamde land- goederenzone rondom Maastricht: het kas-

teel met de siertuin ligt op Nederlands grondgebied en het dorpje Neercanne is na de onafhankelijkheidstrijd in 1839 toegewe- zen aan België.

In 1989 werd onder leiding van ir H. C.

Knook en drs T. Panhuysen een archeolo- gisch veldonderzoek uitgevoerd onder meer vanwege het voornemen van C. Oostwegel, de huidige gebruiker van het kasteel, de volledige terrastuin te laten restaureren. De resultaten van het archeologische onder- zoek zijn zonder meer verrassend.

Ter completering van het onderzoek werd besloten dat de gegevens over de tuin aan- gevuld zouden moeten worden door middel van een onderzoek naar de bouwgeschie- denis van het kasteel en de tuin. Hiervoor

werd een beroep gedaan op de vakgroep architectuurgeschiedenis van de Vrije Uni- versiteit te Amsterdam. Het was drs E. de Jong die de methode voor het historisch on- derzoek aandroeg en schrijver dezes bege- leid heeft.

Het archiefonderzoek ter plaatse werd be- geleid door drs S. E. Minis die nauw betrok- ken is geweest bij de Historische Structuur- analyse Maastricht en drs R. Hakking en drs H. Th. Roosenboom die werkzaam zijn op het Gemeentearchief en het Rijksarchief te Maastricht.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van het verslag dat geschreven werd na een stageperiode van juli tot en met sep- tember 1991.

BULLETIN KNOB 1993-4

(2)

Methode van het historisch onderzoek De meest bekende informatiebron voor het kasteel en de tuin, is het hofdicht van Hal- ma en de daarin opgenomen gravure van De Bruyn. 1

Het huisarchief van Kasteel Neercanne is na een brand en onzorgvuldige behande- ling zeer incompleet achtergebleven.

Slechts een tweetal portefeuilles bleek be- trekking te hebben op de laat 17e en vroeg 18e-eeuwse periode. 2 Gelukkig is wel een groot gedeelte van het archief van de rent- meester Johan Overhoff bewaard geble- ven. 3 Dit archief bood de mogelijkheid om via een indirecte weg meer te weten te ko- men over de bouw van het kasteel en de aanleg van de tuinen. Het Rijksarchief te Hasselt kwam eveneens in aanmerking als mogelijke vindplaats van archivalia. Hier bleken uiteindelijk nog een aantal stukken betreffende Neercanne te berusten. 4

Het 18e-eeuwse Les De/ices du Pais de Liège bevat een beschrijving van het kas- teel dat tot op zekere hoogte een aanvulling is op de informatie uit Halmas hofdicht. 5

De bovenstaande opsomming van bronnen laat zien dat deze tekst is gebaseerd op nogal heterogeen materiaal: een gedicht met gravure en verschillende archivalia. Bo- vendien bleek het topografische kaartmate- riaal weinig licht te werpen op de details van de organisatie van de siertuin. De oud- ste weergave van het kasteel en de tuin is de gravure van De Bruyn. Op het kadaster te Hasselt worden nog een aantal minuut- plans uit circa 1840 bewaard. Hierop is het gehele dorp Neercanne te zien, inclusief het kasteel met de tuinen. Deze kaarten ge- ven een beduidend gedetailleerder beeld van de 19e-eeuwse situatie dan de Neder- landse kadastrale kaart die in dezelfde tijd opgetekend werd. De wegen en weidegron- den zijn op het Belgische kaartmateriaal niet alleen in kaart gebracht, maar worden eveneens met name genoemd. Dit kan van pas komen als bepaald moet worden naar welke onderdelen van de heerlijkheid ver- wezen wordt in de rekeningen uit het rent- meestersarchief.

Het mag dan zo zijn dat iedere bron afzon- derlijk te weinig informatie bevat om harde uitspraken te doen over de vroeg 18e- eeuwse situatie van de siertuin, echter wan- neer alles bij elkaar gevoegd wordt, inclu- sief de opgravingsresultaten, levert dit een completer beeld op dan op voorhand ver- wacht werd.

Van Dopff

Kennismaking met Van Dopff en zijn tijd In de bekende overzichtswerken van de ge- schiedenis van Limburg (Alberts 6 en Batta 7 ) wordt Daniël Wolff van Dopff (ca. 1655- 1718) maar enige malen ten tonele ge- voerd. Meestal is dat naar aanleiding van zijn militair gouverneurschap. Maar zijn naam is ook verbonden aan de theaterge-

(• i '' ï ^^^^H BB! IL

Afb. 2. Kadastrale minuutplan nr. 2 grenskaart van de 'commune de Canne, section A dite Neercanne' 'section B dite Canne', gesigneerd door Jol/y, /'ingenieur verifuateur de cadastre.

Afkomstig uit het kadaster te Hasselt. Schaal 1:10.000.

schiedenis van Maastricht en aan de be- langrijke versterking van Maastricht: het St.

Pietersfort, en aan het lusthof te Neercan- ne. De indruk die achterblijft is dat hij welis- waar deelnam aan het leven van de stede- lijke en militaire elite, maar in de historische overzichtswerken niet wordt gerekend tot de kring van de meer belangrijke families. 8

Wie was deze man die door zijn verdien- sten op militair gebied wist op te klimmen tot de hoogste gelederen van het maat- schappelijke leven in de late 17e en vroege 18e eeuw? Met welke middelen onder- scheidde de toplaag van de samenleving zich zodat duidelijk werd op welke sport van de maatschappelijke ladder men zich be- vond?

Dat Van Dopff een adellijke positie begeer- de moge duidelijk zijn uit het feit dat hij de titel Baron voerde hoewel hij daartoe eigen- lijk niet gerechtigd was. 9 Uit een aantal re-

keningen van boekleveranties blijkt onder- meer dat hij zich boeken aanschafte die de Europese adel en hun etiquette als onder- werp hadden. 10

De militaire gouverneur van Maastricht be- hoorde natuurlijk tot de kern van de boven- laag, maar al voor dat Van Dopff deze func- tie mocht vervullen, kocht hij de heerlijkheid Neercanne en identificeerde hij zich met een aristocratische levensstijl. Daarbij kwam dat hij door zijn staat van dienst in aanraking kwam met de Koning-stadhou- der, Willem III, en zijn kring.

Omdat Maastricht een brandpunt was in het Europese strijdgewoel verzamelden zich hier in korte tijd veel leden van de Europese adel met hun garnizoenen. Het is bijna on- denkbaar dat hieruit geen invloed op het culturele leven is voortgekomen. Daarnaast bleven de regionale gebruiken evenwel ge- handhaafd waarbij de feodale traditie een

90

(3)

eigen omgang met de regio dicteerde. Het land rond de steden werd door zowel de nieuwe als de oude adel bewoond en be- werkt en aan het eind van de 17e, begin 18e eeuw werden in perioden van rust kas- telen verbouwd en het landbezit uitgebreid.

De organisatie van de samenleving op het land bleef in betrekkelijk oude doen, maar de wijze waarop verbouwingen en uitbrei- dingen van landgoederen plaatsvonden, verraden schaalvergroting en smaakbeïn- vloeding van buitenaf.

Het is een bekend gegeven dat gedurende de 17e en 18e eeuw in toenemende mate geïnvesteerd werd in landbezit." De nieuw- bouw van lustoorden en verbouwingen aan reeds bestaande buitenplaatsen vertonen onderling verwantschap in de wijze waarop het landschap werd getransformeerd. Hier- bij zal wel een zekere hiërarchische orde waarneembaar zijn geweest. Door de groot- te en het gebruik van het landgoed is er een onderscheid te maken tussen bijvoor- beeld een buitenplaats aan de Vecht van een stedelijke patriciër, een kasteel in een heerlijkheid en een koninklijke residentie.

Van Dopff heeft zich als kind van zijn tijd een landgoed aangemeten en veel geld en

moeite besteed aan de bouw van het land- huis en de transformatie van het omliggen- de landschap. Omdat het een kasteel bin- nen een heerlijkheid met diverse privileges betrof, plaatste Van Dopff zich binnen een elite waarvan sommige leden op het land een mini-staatje voerden. Zijn buitenplaats werd zodanig vormgegeven dat het tevens een geschikte residentie kon zijn om de ste- delijke elite, en mogelijk koninklijk bezoek, te ontvangen. Zo werd visueel duidelijk ge- maakt welke positie Van Dopff innam en in welke kringen hij verkeerde.

Spiegeling

Voor een tastbaar bewijs van de verworven status, het landgoed, zal Van Dopff zich au- tomatisch hebben gericht op voorbeelden uit het verleden die een bepaalde traditie bevestigen. Hij zal daarbij ook aansluiting hebben gezocht bij de meest eigentijdse vertaling van deze traditie. Zo kende het zo- genaamde 'ideale buitenleven' al een lange geschiedenis.' 2 Het bezit van een villa, een kasteel of een buitenhuis temidden van lan- derijen is terug te voeren op zowel de mid- deleeuwse organisatie van het land als ook op het antieke landleven als cultuurideaal.

Afb. 3. Kadastrale minuutplan Canne, 1843, opgemeten door Hansen. Afkomstig uit het kadaster te Hasselt. Schaal 1:2500 (détail).

Zoals eerder opgemerkt, werd gedurende de 17e en 18e eeuw het land rond de ste- den in toenemende mate in bezit genomen.

Nieuw daarbij was een bewuste grootscha- lige aanwending van de natuur om een lust- oord te creëren waar de bezoeker van es- thetische en zintuiglijke ervaringen kon ge- nieten.

Er bestonden vele manieren om aan inspi- rerende voorbeelden te komen als een po- tentiële bouwheer geïnteresseerd geraakt was in de aanleg van buitenplaatsen en siertuinen. In veel architectuurtraktaten wer- den buitenplaatsen behandeld, maar er be- stonden eveneens gespecialiseerde hand- boeken voor de aanleg en het onderhoud van sier- en nutstuinen. Veelal gaf de eige- naar van een landgoed opdracht om de, bij uitstek vergankelijke, tuincreatie vast te leg- gen in vogelvlucht en liet haar bezingen in een hofdicht.' 3 Meermalen kwam het voor dat dit soort hofdichten en gravures onder een groter publiek bekend raakten doordat zij werden verhandeld.

In reisverslagen behoorde een goed aange- legde tuin of ordelijk vormgegeven stad niet alleen ter sprake te komen, maar tevens vergeleken te worden met de situatie in het thuisland. Om de laatsgenoemde gewoonte te illustreren, staat ons een verslag van C.

Hop ter beschikking. 14 Hop had in de vroege 18e eeuw samen met Van Dopff een reis met diplomatieke doeleinden ondernomen.

Deze reis voerde hen door Duitsland en daar waar Hop het waard vond, werden de geografische situatie, de burchten, de la- nenstelsels, de tuinen en de feesten aan verschillende hoven beschreven. 15 Uit de neerslag van zijn reiservaringen valt op te maken dat goedverzorgde lanen en tuinen, evenals fonteinen, golden als bezienswaar- digheden. Aangezien Hop ook beschrijvin- gen gemaakt heeft van officiële ontvang- sten en feesten waar hij al dan niet in het gezelschap van Van Dopff aanwezig was geweest, biedt zijn verslag de mogelijkheid om iets te proeven van de sfeer aan de vroeg 18e-eeuwse hoven.

Welke regio men in het Europa uit die da- gen ook bereisde, overal sierden kastelen en buitenhuizen het landschap. Elke streek bezat een geografische eigenheid en had zo zijn specifieke kenmerken in de wijze waarop men de bouwkunst uitoefende.

De belangrijkste regionale invloed op Maas- tricht kwam uit het naburige Duitsland en het land rond Luik. Niet alleen vertoont het landschap grote overeenkomsten, ook wer- den veel handwerkslieden, architecten en beeldhouwers uit deze streken onderling uitgewisseld. 18

Tussen 1738-1744 werden de vijf delen van Les Delices du Pais de Liège uitgegeven. 17

Dit is weliswaar bijna 40 jaar nadat Van Dopff Neercanne liet verbouwen, toch is de verzameling gravures en beschrijvingen een waardevolle momentopname van ver- schillende kastelen en buitenplaatsen in de nabijheid van Neercanne. De rijkdom van verschillende landstreken werd vastgelegd in talloze reeksen die verschenen onder de

BULLETIN KNOB 1993-4

(4)

Atb. 4. Chateau Hamal (omg. Tongeren), gravure van R. Ie Loup, afkomstig uit Les Delices du Pais de Liege et de la Comte de Namur, Luik, 1738-1744, Tome IV, part. I.

- ..„.- .,-

-' "

/4/b. 5. Schets van Chateau Hamal door R. Ie Loup, afkomstig uit Inventaris van het cultuurbezit in België, aren. deel 6n2, HE-2.

titel 'Les Delices ...'. Een ander bekend voorbeeld hiervan is Castella et praetoria nobi/ium Brabantiae uit 1696. 18 Hierin ko- men gravures voor die naar alle waarschijn- lijkheid gemaakt zijn door dezelfde De Bruyn die de gravure van Neercanne ge- maakt heeft.

Het is niet zo dat men beoogde met deze publicaties alle landhuizen, met of zonder tuin, zo correct mogelijk in beeld te bren- gen, maar de hierin opgenomen gravures en beschrijvingen waren een wezenlijke bij- drage aan de beeldvorming van een be- paalde landstreek.

De heerlijkheid Neercanne maakte vanzelf- sprekend ook deel uit van een bepaalde

landstreek en de regionale invloeden zijn zeker niet onbelangrijk geweest. Maar ge- zien de positie van Van Dopff mag men aannemen dat hij zich voor de bouw van Neercanne boven-regionaal georiënteerd zal hebben. Alleen al uit het reisverslag van Hop blijkt dat hij bekend moet zijn geweest met belangrijke hofkringen in Europa. Zon- der direct de grote voorbeelden te kopiëren, en met bescheiden middelen, kon Van Dopff zich in de eigen regio groots presen- teren.

In verband met kasteel Neercanne is een bepaalde traditie het vermelden waard. De- ze houdt in dat personen die excelleerden in de krijgskunst vaak in vredestijd grote

buitenplaatsen met formele tuinen lieten aanleggen. Deze traditie laat zich dan ook sterk verbinden met een thematiek die alles te maken heeft met het verschil tussen oor- logstijd en vredestijd.' 9 Ten tijde van oorlog en strijd werd het land meer dan eens door troepen verwoest en geplunderd en in vre- destijd moest dit alles weer opgebouwd worden. De behaalde zege van een suc- cesvolle verdedigingsoorlog werd onder- streept door middel van prachtige buiten- plaatsen en rijk begroeide landerijen. Van een aantal grote strategen is het bekend dat zij op één of andere manier in de icono- grafie van hun buitenplaatsen de thematiek van oorlog en vrede tot uiting hebben laten komen. Voorbeelden hiervan vinden we bij personen als Johann Maurits graaf van Nassau-Siegen, Koning-stadhouder Willem III, John Churchill, hertog van Marlborough en koning Lodewijk XIV. De geschiedenis in die dagen werd nu eenmaal voor een groot gedeelte bepaald door de krijgsgeschiede- nis en ongetwijfeld zullen er veel meer stra- tegen zijn geweest die in vredestijd grote buitenplaatsen lieten aanleggen en de 'tro- fee aan de muur hingen'. 20 Kasteel Neer- canne is hiervan een kleinschalig, maar ze- ker niet onbeduidend voorbeeld. Met de bouw van het kasteel en de aanleg van een nieuwe tuin die klassicistische geometri- sche stijlkenmerken vertoonde, schaarde Van Dopff zich in de trits strategen die zich een adellijke titel hadden verworven en als blijk van hun succes en status een land- goed hadden aangeschaft. Met de midde- len die hem ter beschikking stonden, pre- senteerde de bouwheer zijn positie op re- gionaal en nationaal niveau. Dit gebeurde evenwel zoals gezegd zelden door een voorbeeld direct te kopiëren. Het ontwerp moest immers aangepast worden aan de landschappelijke eigenaardigheden, zodat veel afhing van de inventiviteit van ontwer- per, bouwmeester en opdrachtgever.

Navolging; de aankoop van Neercanne In 1679 kocht Van Dopff de heerlijkheid Neercanne met de bijbehorende rechten en plichten. Neercanne behoorde tot het allodi- aal Hof van Luik en Van Dopff moest dan ook een eed afleggen bij de prinsbisschop van Luik waarbij hij beloofde het katholieke geloof van de inwoners te respecteren. 21

Het dorpje telde ongeveer 280 tot 300 inwo- ners en had een eigen schepenbank dat Luiks recht sprak. In de eerste helft van de 17e eeuw werd in het dorpje een Heilig grafkapel en een kruisweg gebouwd die beiden onder beheer stonden van de ka- nunniken van het H. Graf van Hoogcruts. Zij richtten eveneens een latijns college op en beheerden de kapel die tot een regionaal bedevaartsoord was geworden. 22

De omgeving van Neercanne had tijdens de

belegeringen van Maastricht veel materiële

schade opgelopen en het voormalige kas-

teel was in de loop van de 17e eeuw nage-

noeg tot ruïne vervallen. Dit heeft Van Dopff

de mogelijkheid gegeven een bijna com-

pleet nieuw kasteel te laten bouwen. In de

(5)

nieuwbouw bleef evenwel enig muurwerk van het vorige kasteel bewaard en ook de toegangspoort en de neerhoeve ten zuiden van het kasteel zijn van vroeger datum.

Direct na de aankoop werd een start ge- maakt met de bouwwerkzaamheden aan het huis evenals aan de tuinen en de lande- rijen. De architect van het kasteel en de tuin is niet bekend, hoewel in één van de reke- ningen uit 1698 sprake is van een inspectie en 'het maken van plans tot den bouw van Cann' dat werd uitgevoerd door ene mr.

Schwaben. 23 Het is heel goed mogelijk dat de grote lijnen van het kasteel en de tuin gelijktijdig, als eenheid, ontworpen zijn en dat de invulling van de perken en dergelijke werd overgelaten aan de hovenier.

Het kasteel en de drie bovenste terassen moeten in 1699 voor het grootste gedeelte gebouwd en aangelegd zijn geweest. De muren van de terrassen en het huis evenals het leien dak van het huis, etc. werden in dat jaar opgemeten. 24 Tevens was men toe aan het opstellen van de onderhoudscon- tracten en Van Dopff bestelde de inrichting van het interieur. 25

Uit het rentmeestersarchief is een vrij com- pleet beeld te verkrijgen van het uitgavepa- troon van Van Dopff. In de rekeningen van- af 1700 komen regelmatig betalingen voor aan de Hollandse hovenier Creyn Jannes van Dunk die, na de hofmeester, van de vaste werknemers het hoogste loon ont- ving. 26 Sporadisch zijn er rekeningen te vin- den van de betaling van gereedschap voor de hovenier en het gaat dan om gieters en

plantenborstels. Wat ook blijkt uit de reke- ningen, is dat er op Neercanne wijn en bier werd geproduceerd. 27 Er werden bijenkor- ven aangeschaft, en Van Dopff kocht te- vens jachtartikelen en betaalde regelmatig zijn valkeniers. De heerlijkheid Neercanne functioneerde kortom als een economische eenheid. Hiervoor was een goede infra- structuur van groot belang ten einde het kasteel en de landerijen goed bereikbaar te houden. Van Dopff stelde bijvoorbeeld met de eigenaren van de omliggende landerijen een overeenkomst op waarin men tot een regeling voor het onderhoud van de wegen trachtte te komen. 28

Vanuit Maastricht was de heerlijkheid Neer- canne goed bereikbaar via de Cannerweg en de weg ten oosten van Jeker: de weg naar (Maas)Tricht. Deze laatst genoemde weg vormde een rechtstreekse verbinding van het dorpje Kanne, ten zuiden van Neer- canne, met het St. Pietersfort. Het is niet ondenkbaar dat deze route vanuit Maas- tricht voor Van Dopff van grote betekenis is geweest. Het bood hem de mogelijkheid om op theatrale wijze zijn kasteel en landgoed te benaderen. Gedurende de rit door het dal tussen het Maastrichtse St. Pietersfort en Kanne werd immers een mooi uitzicht geboden op het landschap aan de westzij- de van de Jeker waarin het lustoord de be- langrijkste blikvanger moet zijn geweest.

De aanleg van de siertuin en de boomgaar- den geschiedde in etappes. Zo verkreeg Van Dopff pas in 1705 de weidegrond tus- sen de Cannerweg en de Jeker. Deze dras-

sige grond was voorheen gemeenschappe- lijke weidegrond waar het vee kon grazen.

Om de kasteeltuin uit te kunnen breiden, stond de gemeente Neercanne het ge- bruiksrecht af aan Van Dopff, op voorwaar- de dat de weide ten oosten van de Jeker als graasland in gebruik mocht blijven. 29 Het was niet de eerste keer dat Van Dopff het recht kreeg om moeilijk te bebouwen gemeentegrond te ommuren en te bebou- wen. 30 Vanaf de datum van de aankoop van Neercanne ging Van Dopff gestaag door met de aanschaf van landerijen en lang- zaam werd het landschap getransformeerd naar een geordend geheel, met als apo- theose het kasteel en de siertuin. Toen de heerlijkheid Neercanne een zekere staat van vervolmaking had bereikt, werd het ge- heel naar goede gewoonte in kaart ge- bracht, bezongen in een hofdicht en in een vogelvlucht vastgelegd.

De grote opmetingen van het kasteel en de landerijen begonnen in 1713. Deze onder- neming kan heel goed onder leiding van een militair ingenieur tot stand zijn geko- men. 31 De opmeting van het gehele bezit van Van Dopff was niet alleen belangrijk voor het onderhoud en andere bedrijfsmati- ge doeleinden, maar werd hoogstwaar- schijnlijk ook gebruikt voor een representa- tieve weergave van de heerlijkheid. Zo'n landkaart werd dan op een evenzo repre- sentatieve plaats opgehangen, mogelijk in de hal, zodat bezoekers van het kasteel in één oogopslag een overzicht van het land- goed werd gepresenteerd.

In 1714 nodigde Van Dopff vervolgens F.

ié etpenpectiut dila.-ntainmatptaita.iu.£,pareütMLa^utproau.la-vultde."Sivx."appartenanta, jW.onsiuu'u. CBaren,at. Statie et,

Afb. 6. Kasteel van Laake, G. d. Bruyn de/i., Harrewijn fec/t., afkomstig uit: Roy, J. Ie, Castella etpraetoria nobi/um Brabantiae Antwerpen, 1696.

BULLETIN KNOB 1993-4

(6)

Afb. 7. Kaart met daarop de routes van het Pietersfort naar Kanne.

Lithografie van L.A.

Pau/mier, 1821. Afkomstig uit het Gemeente Archief Maastricht, inv. kaart 1210.

Deze kaart geeft niet de juiste positie van het

kasteel weer, maar is wel illustratief voor de routes van Maastricht naar Neercanne en Kanne en voor de landschappelijke situatie.

C A II T; E.

PI tl T£ 4 1; Jt£ è'

fff M9KV DM A'" rtf/CKNTt

!jFthö|pa;|',ïtL»rr «au f § 2 S '^ »

Fff &. .4

(7)

Halma uit om in dichtvorm hulde te brengen aan de streek, het kasteel, en de daden van de kasteelheer. Halmas eindprodukt bevat dan ook ingrediënten van zowel een hof- dicht als een heldendicht. Het is wellicht een niet onbelangrijk detail dat Halma te- vens de uitgever was van het heldendicht op de Koning-stadhouder dat geschreven was door L. J. Rotgans. 32 Dit kan erop wij- zen dat Van Dopff door middel van zijn me- cenaat de aansluiting van Maastricht bij de Republiek wilde bevestigen. Hij was per slot

Een beeld van de tuin op basis van de diverse bonnen

Op basis van het diverse bronnenmateriaal, zoals genoemd in de inleiding, volgt nu een bespreking van de verschillende terrassen, de omliggende boomgaarden en het sterre- bos. De doorsnede uit de Geïllustreerde Beschrijving (1946) toont de drie bovenste

huis lag de zogenaamde buitenkamer. In het woord buitenkamer ligt al besloten dat het hier een terras betrof waar men het idee had zowel buiten als binnen te zijn. Dit ter- ras is vanwege het intieme karakter als het ware een voortzetting van het kasteel. Deze beslotenheid was een gevolg van de relatief kleine afmetingen en het feit dat dit terras tussen de twee rondelen van de keermuur en de twee hoekpaviljoens van het kasteel gelegen heeft.

Naast de informatie die Halma in zijn hof-

t

U^ V~r £rf-'**^ f "jrï

ffrlf f«.4t •

Afb. 8. Landmeting april 1711, door B. Gleuven. Afkomstig uit het archief Poswick, port. l, Gemeente Archief Maastricht.

van rekening de eerste militair gouverneur van Maastricht geweest die bij het betreden van dit ambt geweigerd had de eed van trouw af te leggen aan de prins-bisschop van Luik. 33

Verder werd de officieuze benoeming van Van Dopff, in 1707, tot militair gouverneur van Maastricht in 1713 omgezet in een offi- ciële aanstelling. Het jaar 1713 was dus een memorabel jaar voor Van Dopff, waarin hij zowel de top van zijn carrière bereikte als zijn landgoed had vervolmaakt.

terrassen en hierop is tevens de toegang tot de tuin via een trap in de rondelen te zien. Hoewel Halma in zijn beschrijving van de tuin het onderste, het vierde, terras als uitgangspunt heeft genomen, is het raad- zaam om dichter bij huis te beginnen. Dit omwille van de chronologie in de aanleg van de tuin, maar ook om vanuit de nu- cleus, het kasteel en het eerste terras, het landgoed te overzien.

Het bovenste .terras

Direct aansluitend op de facade van het

dicht gegeven heeft, zijn er niet veel gege- vens over dit bovenste terras beschikbaar.

Halma vermeldde de hoge fonteinstraal die uit het overigens kleine bassin omhoog spoot. Vanaf dit hoogste terras kon men ge- nieten van het uitzicht over het landgoed en dat werd vanzelfsprekend ook door Halma genoemd. Hij besteedde eveneens aan- dacht aan de voormalige weerbare functie van de keermuur. Het was Van Dopff zelf die hem hierop gewezen had, zodat we mo- gen aannemen dat deze keermuur een be- tekenisvol onderdeel van het geheel was.

BULLETIN KNOB 1993-4

(8)

Afb. 9. Plattegrond van het kasteel Neercanne en doorsnede van de terrassen (1 t/m 3) en plattegrond van één van de hoektorens, opgemeten door H. van Beveren, 1946 en 1947. Afkomstig u/t Nispen tot Sevenaer, E. O. M. van, De monumenten van geschiedenis en kust, in de provincie Limburg, Deel V, 1e stuk:

'De monumenten in de gemeente Maastricht', 5e aflevering, vanwege de Rijkscommissie voorde Monumentenzorg, 'De provincie Limburg', Maastricht, 1953, plaat XXXI.

Op de gravure is te zien dat rond de fontein broderieperken waren aangelegd. Op de hoeken van dit bloemperk stonden boom- pjes opgesteld die in een aantal geometri- sche vormen waren gesnoeid.

Tijdens een wandeling door de tuin kon men zich via de rondelen in de keermuur naar boven of naar beneden, naar het tweede terras, vervoegen.

Het tweede, ondiepe terras voor de keermuur

Vrij diep onder het bovenste terras, aan de voet van de keermuur, ligt het tweede ter-

ras. Halma geeft in het hofdicht een be- schrijving van het latwerk dat begroeid zou zijn geweest met abrikoos, perzik, rode en witte roos en druiven. De gravure geeft te- gen de keermuur inderdaad latwerk te zien.

De diverse fruitsoorten gaven Halma aan- leiding om de prikkeling van de zintuigen te beschrijven, want het rijpe fruit verspreidde zoete geuren en de combinatie van de kleu- ren rood en geel streelden het oog. Veel meer dan het latwerk en de fruitsoorten heeft Halma in zijn hofdicht niet genoemd.

De gravure geeft echter meer te zien. Aan weerszijden stonden twee kabinetjes en op

de rand van het terras waren potten met boompjes neergezet.

De beschrijving van het kasteel in Les Deli-

ces du Pais de Liège biedt hierover aanvul-

lende informatie, hoewel deze enigzins on-

duidelijk is ten aanzien van de positionering

van de diverse tuinornamenten. Volgens de

beschrijving stonden op de keermuur -mis-

schien op de rand van het tweede terras-

vazen en ornamenten. Deze worden 'orne-

mens de stuc' genoemd wat kan betekenen

dat het hier beschilderde decoratie van

steen betrof. Het smalle terras zou tevens

plaats hebben geboden aan twee volières

(9)

/4fe. 10. Landmeting naar alle waarschijnlijkheid behorend tot het geschreven rapport uit april 1710, afkomstig uit het archief Poswick, port. l, Gemeente Archief Maastricht. Meting van 'de gesworen lantmeter der heerlichheyt van vleytingen (...) de beemden ende landerijen gelegen tot neerkan toebehoorende Sijne Exelentie Den Heer Generaell Dopff (...)', 23april 1710.

Afkomstig uit het archief Poswick, port. l. Gemeente Archief Maastricht. De vermelde nummers corresponderen niet altijd met de nummers die op de kaart voorkomen.

BULLETIN KNOB 1993-4 97

(10)

Afb. 11. Plattegrond van Clingendael, gegraveerd door D. Stopendaal ca. 1690. Afkomstig uit: Hunt, J.D., Jong, E. de, 'The Ango-Dutch garden in the age of William and Mary', Journal of Garden H/story, nrs. 2 S 3, 1988, cat.nr. 52a (2) (blz. 181).

die elk een klein fonteintje herbergden. De- ze volières zouden bijvoorbeeld de twee ka- binetjes van de gravure kunnen zijn ge- weest.

In 1710 werden de landerijen van Van Dopff opgemeten, inclusief de gronden in de nabijheid van het kasteel. 34 In de legen- da bij de tekening werd het tweede terras omschreven als het terras met de 'plezier huisjes' die tussen het kasteel en de 'blom- hof' inlag. Hiermee wordt het bestaan van de kabinetjes of volières, met of zonder fon- teintjes, nogmaals bevestigd. Binnen het lij- nenspel van het ontwerp vervulden de kabi- netjes de functie van een hoekoplossing. Zij markeerden zowel de beëindiging van het tweede terras als de voortzetting van de tuin, omdat zij aansloten op de breedte van het derde en vierde terras. De rondelen van de keermuur vervulden een soortgelijke functie in het lijnenspel van het ontwerp,

want deze markeerden de beëindiging van het eerste terras en liggen in het verlengde van de hoekpaviljoens van het huis.

Aangaande de versiering van het tweede terras met voornoemde vazen en stuc-orna- menten zou het heel goed mogelijk kunnen zijn dat hier de versiering van de onderste muur van het tweede terras bedoeld werd.

De gravure van De Bruyn toont hier immers een twintigtal potten met planten. Aan weerszijden van de trap die naar het derde terras leidt zijn op de gravure ook nog twee putti te zien. Een rekening uit 1715 kan ter ondersteuning dienen voor de aanname dat op de rand van het tweede terras tuindeco- ratie heeft gestaan, want hierin werden pre- cies twintig bloempotten en negentien 'pos- tuerkens' vermeld. 35 De verleiding is dus groot te denken dat de rand van het smalle terras opgesierd is geweest met bloempot- ten, afgewisseld door beeldjes. Uit weer

een andere rekening blijkt dat dit ornament, wanneer dat nodig was, opgeschilderd werd. 36

In de potten hebben hoogstwaarschijnlijk kuipplanten gestaan, wat ook te zien is op de gravure. De laurier- en de oranjeboom waren bijvoorbeeld veelvoorkomende boomsoorten in een siertuin. Uit enkele re- keningen blijkt dat in elk geval deze twee boomsoorten voorkwamen in de collectie kuipplanten van Van Dopff. 37 Gedurende de winterperiode moesten de boompjes be- schermd worden in een daarvoor bestemde ruimte: de oranjerie. Hier werden niet alleen planten en boompjes beschermd bij slechte weersomstandigheden, maar de oranjerie functioneerde tevens als kweekplaats voor diverse boompjes, planten en bloemen, voordat zij een plaats in de tuin kregen.

Hoewel de gravure en de beschikbare be- schrijvingen hierover geen uitsluitsel geven,

98

(11)

moet ook bij het kasteel Neercanne een oranjerie gelegen hebben. 38

Het derde terras, de parterre

Dit terras wordt in zijn geheel omsloten door een manshoge muur waarin drie toe- gangshekken zijn aangebracht: één in de oostelijke muur, dit is aan de zijde van de Cannerweg, en één in de zuidelijke en noordelijke muur.

Halma schonk verhoudingsgewijs veel aan- dacht aan dit derde terras waaruit blijkt dat het bloemtapijt, ofwel de parterre, een be- langrijk onderdeel van de tuin moet zijn ge- weest. Volgens zijn beschrijving groeiden tegen de muren muskadellewijn (druif), per- zik, abrikoos en kers. Net zoals op het tweede terras was deze combinatie van zoete geuren en de kleuren rood en geel het vermelden waard. Het is bijna ondenk- baar dat er geen gewassen tegen de hoge muur omhoog groeiden. Net als op het tweede terras is op de gravure te zien dat er latwerk tegen de westelijke muur van het derde terras was aangebracht. De informa- tie van de gravure wordt ondersteund door een aantal rekeningen waarin zowel het werk aan 'espalier' als aan 'palm' vermeld werd. 39 Dit betekent dat er in de tuin leibo- men en buxushaagjes te vinden moeten zijn geweest.

Op de gravure is te zien dat aan weerszij- den van de fontein, op het brede midden- pad, twee beelden stonden opgesteld. Hal- ma heeft echter niet vermeld welke mytho- logische figuren zij voorstelden. Het enige wat hij opschreef was dat de blikken van de beelden gericht waren naar het midden, de fontein, en dat ze omringd werden door taxus. Eén van de twee beelden is op de gravure te identificeren als een Mercurius- beeld. Over het andere beeld kan slechts opgemerkt worden dat het een vrouwelijk personage betreft, misschien Flora. De nis die is aangebracht in de trap tussen het tweede en derde terras, is waarschijnlijk be- doeld voor een derde beeld.

In Les Delices du Pais de Liège wordt slechts de verdeling van de parterre in vier- kanten genoemd. De gravure bevestigt de- ze omschrijving van de indeling, die wat be- treft de structuur overeenkomsten vertoont met andere bekende geometrische tuinen.

Ook is te zien dat op alle hoekpunten van de compartimenten gesnoeide taxus-pira- mideboompjes stonden opgesteld. Rondom het bassin lagen compartimenten met bro- derieperken en op de hoekpunten hiervan stonden boompjes die ingewikkelder vor- men vertoonden. Bij de opgraving is het bassin met een piramidevormig spuitstuk teruggevonden, evenals de fundering van een achthoekig muurtje rondom de fontein, dat ook op de gravure te zien is.

Dit derde terras was in tegenstelling tot de vorige twee terrassen van diverse zijden benaderbaar. Via de trap kon men van bo- venaf de parterre betreden en in de noorde- lijke, de zuidelijke en de oostelijke muur wa- ren toegangen gemaakt met vermoedelijk sierhekwerk. Deze hekwerken werden vol-

gens de gravure geflankeerd door posta- menten waarop vazen stonden. Het is mo- gelijk dat de vuurpotten die er nu nog staan de authentieke ornamenten zijn.

Helaas is er in het beschikbare bronnenma- teriaal geen enkele aanwijzing omtrent het beplantingsschema te vinden. Het derde terras werd weliswaar aangeduid als blom- hof, maar welke bloemen hier gestaan heb- ben blijft onbekend. Wat wel ter sprake kwam in diverse rekeningen was de bemes- ting van taxus en het werk aan taxus bij een gele plaats. 40 Wellicht doelde men met het laatste op een broderieperk waarin gele steenslag of zand tussen de haagjes neer- gelegd was. Dit zou kunnen duiden op een consequent gebruik van de kleur geel. Tij- dens de bouwjaren van het huis werden im- mers gele verf en gele oker aangeschaft.

Het is niet ondenkbaar dat deze kleur el- ders in de tuin terugkwam. Bovendien mag aangenomen worden dat het huis tot op vandaag in de originele kleur is gesausd. 41

Naar aanleiding van de opgravingen zijn verschillende pollen onderzocht op mogelij- ke aanwijzingen ten aanzien van de beplan- ting, maar deze proeven hebben een onbe- vredigend resultaat opgeleverd. Tijdens de opgravingen werden wel de omtrekken van de compartimenten van parterre zichtbaar gemaakt, zodat de gravure in deze een be- trouwbare weergave blijkt te zijn.

Zoals vele tuinen, werd de tuin van Neer- canne in tweeën gedeeld door een openba- re weg, in dit geval de Cannerweg. De am- bitie van Van Dopff om de tuin voor, naast, en achter het oorspronkelijke grondgebied

van het kasteel uit te breiden, stuitte meer- malen op dit soort barrières. De bestaande routes, wegen of rivieren, konden nu een- maal niet worden opgeheven en werden dus in de tuin geïncorporeerd. Van Dopff had pas in 1705 de weidegrond van de Cannerweg tot aan de Jeker verworven en waarschijnlijk kreeg hij toen ook beschik- king over de grond aan de overkant van de Jeker tot aan de weg naar Maastricht. Dit werd de plaats voor het vierde terras. De toegang bevond zich aan de overzijde van de Cannerweg. Via een sierhekwerk was het mogelijk dit terras op de middenas bin- nen te wandelen.

Het vierde terras

Zoals eerder gezegd, nam Halma het vier- de terras als hel beginpunt voor zijn be- schrijving van de tuin. Hij volgde naar zijn zeggen de blik van Neptunus naar boven en maakte het kasteel en het daarachter gelegen bos tot einddoel van de wandeling.

De zeegod Neptunus was een belangrijke blikvanger voor het vierde terras. Midden in de vijver troonde hij op een 'walvisch' en hield daarbij een drietand in de rechter- hand. Het beeld werd omgeven door fon- teinstralen die uit de vis kwamen. Halma noemde deze weliswaar een walvis, maar het ligt meer voor de hand dat het een dol- fijn betrof. 42

Verder beschreef Halma hoge lindebomen en hagen, maar dit had niet zonder meer betrekking op het vierde terras. Toch moe- ten we aannemen dat hij hiermee doelde op de lanenstelsels die naar de Jeker voerden.

Afb. 12. Detail van de parterre van C/ingendael u/t de afbeeldingenreeks van Stopendaal (zie afb. 11).

BULLETIN KNOB 1993-4

(12)

Afb. 13. Jachtkoepel voor de stadhouder-koning op Roosendaal, Marot D., 'Oeuvres', 1712. Afkomstig uit: Hunt, J.D., Jong, E. de, 'The Ango-Dutch garden in the age of William and Mary', Journal of Garden History, nrs. 2 & 3, 1988, cat.nr. 57 (blz. 190).

De gravure toont immers aan weerszijden van het terras twee lanen die in de richting van de Jeker uitliepen en een derde laan op de middenas. Wederom is Halmas beschrij- ving op zichzelf genomen te beknopt om een beeld van het terras te vormen en moet de gravure uitkomst bieden.

De grote spiegelvijver met de Neptunus was het centrale onderdeel van het vierde terras en deze was verdiept aangelegd en omgeven door een walkant. Naast de Nep- tunus lag er volgens de gravure een scheepje in de vijver. Het schip zou kunnen doorgaan voor een tekenvrijheid van de graveur, dit om bijvoorbeeld aan te geven dat het hier een grote vijver betrof die met de zee geassocieerd diende te worden.

Ware het niet dat er een scheepstimmer- man aan te pas moest komen om repara- ties uit te voeren aan een schuitje in de vijver. 43 Er schijnt dus wel degelijk een scheepje gelegen te hebben in dit bassin.

Op de gravure is te zien dat op de midden- as een aantal treden zijn gemaakt die naar de lager gelegen walkant leidden. Wat evenwel niet goed te zien is op de gravure, maar wel is teruggevonden bij de opgravin- gen, zijn de acht treden die het water inleid- den. Deze treden kunnen bestemd zijn ge- weest voor een cascade, maar het is te- vens mogelijk dat deze treden bedoeld waren om makkelijk in een schuitje te stap- pen.

De oostelijke zijde van de vijver werd afge- sloten met een halfrond perk. In deze hemi- cycle was een broderiepatroon aangebracht door middel van geschoren hagen en dito boompjes. Op de hoofdas liep deze in de richting van de Jeker uit in een dubbele laan. In tegenstelling tot het hofdicht van Halma vinden we in Les Delices du Pais de

Liége wel aandacht voor het grote bassin 'acompagne de plusieurs Boulingrins'. Deze omschrijving wijst op een lager gelegen grasparterre die volgens de gravure met een broderiepatroon gedecoreerd was. Het hele ensemble: de vijver, de walkanten, de hemicycle en de lanen, werd volgens de gravure omheind door middel van heggen of houten hekken.

De twee lanen aan weerszijden van het vierde terras konden aan de kant van de Cannerweg ingewandeld worden. Mis- schien stonden aan het eind van deze twee lanen beelden opgesteld; deze gedachte komt op als in een rekening twee 'postu- eren in de allees' van de vijver genoemd worden. 44

Het is op de gravure niet te zien op welke wijze de tuin beëindiging werd, maar de uit- snede is suggestief genoeg om de voortzet- ting van in elk geval de middelste laan in het landschap te verwachten. Deze verlei- delijke gedachte, dat de dubbele laan op de middenas zich voortzet in het landschap, lijkt door de opmeting uit 1710 gerechtvaar- digd te worden. Volgens de tekening en de begeleidende legenda wordt de dreef door- getrokken, mogelijk tot aan de weg naar (Maas)Tricht.

In Les Delices du Pais de Liège wordt de omzoming van het vierde terras met avenu- es genoemd en de laan op de middenas wordt in verband gebracht met een aange- name uitloop in het landschap. Helaas, de gravure van De Bruyn geeft geen uitzicht op de rug van de Sint Pietersberg. Daaren- tegen wel op het meest onzekere gedeelte van de gravure, het sterrebos.

Het sterrebos

Direct achter het kasteel rijst de beboste

heuvelrug op. Het is moeilijk voor te stellen dat, zoals de gravure laat zien, het sterre- bos zich direct achter het kasteel bevonden heeft. Uit de beschrijving van Halma blijkt namelijk dat eerst een gedeelte van de berg beklommen moest worden voordat het la- nenstelsel van het sterrebos zichtbaar werd. Pas na de beschrijving van de grote natuurlijkheid van het bos waarin iepen, beuken en elzen groeiden, kwam de sters- gewijze indeling van het bos ter sprake. Zo- als Halma al aangaf, liepen de wegen van het sterrebos nu eens vlak en dan weer omhoog. De eventuele onregelmatigheid van het terrein zal de bouwheer echter niet hebben verhinderd om zo goed en kwaad als het ging een lanenstelsel aan te leggen, want een sterrebos behoorde tot de stan- daard ingrediënten van een lustoord. Op de kruin van de heuvel bevond zich een speel- huisje dat, zoals het er op de gravure uit- ziet, verwantschap vertoonde met de jacht- koepel op Roosendael. Eenmaal op deze plek aanbeland, kon men weer genieten van het uitzicht over weide- en korenlan- den.

Halma beschreef tevens de afdaling die via dezelfde laan geschiedde als bij de beklim- ming. Deze laan zou met lindebomen be- plant zijn geweest en het kan de laan zijn die op de gravure ten noorden van het kas- teel gelegen heeft.

Tijdens de beklimming van de heuvelrug kwam Halma de hoefbron tegen die vol- gens zijn beschrijving de fonteinen in de tuin voedde. Halma bracht naar voren dat het water door middel van pompen of per- sen, door een buizenstelsel van beneden naar boven werd vervoerd en daar in een reservoir werd opgeslagen. De kennelijk ar- tificiële bron was natuurlijk vermeldens- waardig, gezien de grote moeite die ook el- ders genomen werd om mooie fonteinen en waterpartijen aan te leggen. 45 Uit een aantal rekeningen blijkt dat Van Dopff voor enige jaren iemand in dienst genomen had om in het buitenland een 'pomp en machine' aan te schaffen. In 1707 werd deze machine met behulp van de hovenier op de berg geïnstalleerd. 46 Dat het systeem voor de fonteinen niet gelijk naar wens functioneer- de, blijkt uit de rekeningen van 1704 tot 1707. Regelmatig kwam hierin het werk aan de waterpomp voor, evenals het werk aan de fonteinen en reparaties aan de waterlei- dingen.

In 1715 schafte men loden en koperen pij- pen aan. De koperen pijpjes waren bedoeld voor de spuitstukken van bijvoorbeeld het Neptunusbeeld en de dolfijn. De loden pij- pen waren bestemd voor de leidingen die regelmatig opnieuw gesoldeerd moesten worden. 47

Hoe de watervoorziening technisch precies

geregeld werd, is noch uit de rekeningen,

noch uit de beschrijving van Halma op te

maken. Maar dat er een druk- of perssys-

teem en een machine aan te pas zijn geko-

men om water in een reservoir op de berg

te krijgen is duidelijk.

(13)

fJiMaf J tr/£. ^AW t*fa*^H,

Afb. 14. De oranjerie van Sorgvliet, gravure van J. van de Avelen en N. Visscher.

Afkomstig uit: Hunt, J.D., Jong, E. de, 'The Ango-Dutch garden in the age of William and Mary', Journal of Garden History, nrs. 2 & 3, 1988, cat.nr. 47 (blz. 175).

In het rentmeestersarchief komen veel re- keningen voor die betrekking hebben op werk in 'het bos'. We weten dat Van Doptf gestaag grond bleef aankopen om zijn lan- derijen uit te breiden. In ieder geval één keer komt de koop van grond achter het bos ter sprake. In 1706 kocht Van Dopff bij- voorbeeld grond op de 'kleine heide' achter het bos. 48 Volgens de landmeting uit 1710 bezat Van Dopff behoorlijk wat grond boven het bos tot en met de Susterweg en de landmeter maakte zelfs melding van de aanleg van een nieuwe hof. In 1710 moet het speelhuisje in het bos eveneens afge- bouwd zijn geweest want hiervoor werden 224 'ruiten van fijn glas' geleverd. 49

Regelmatig werden de wegen in het bos schoongeveegd en in 1711 werden langs de wegen in het bos ook nog hagen aange- plant. 50 In een rekening lijkt er zelfs sprake te zijn van een Herculesbeeld dat ergens in het bos opgesteld heeft moeten gestaan. 51

De activiteiten ten aanzien van de aanplant van het sterrebos zullen ongetwijfeld enige tijd in beslag genomen hebben, want nog in

1714 werden tien dagen besteed aan de aanleg van een grote allee in het bos. 5Z

Echte twijfel over het bestaan van een ster- rebos is met al deze gegevens overbodig, maar over de precieze situering en grootte bestaat nog geen duidelijkheid.

Zowel de centraal opgestelde obelisk als het amphitheater, die beide op de gravure voorkomen, worden nergens genoemd en komen niet voor in de rekeningen uit het rentmeestersarchief. Op zich ligt het voor de hand dat in het midden, daar waar de la- nen samenkomen, een architectonisch ac- cent te vinden is geweest. Dit kan een obe- lisk, maar eventueel ook een Herculesbeeld zijn geweest.

Een amphitheater is eveneens een bekend onderdeel van een formele tuin dat uit de Italiaanse tuintraditie is overgenomen. De bergwand achter het kasteel leende zich hier uitstekend voor en aangezien Van Dopff te boek staat als groot theaterliefheb- ber, is het niet ondenkbaar dat een uit de heuvelwand gehakt amphitheater dienst deed als openluchttheater.

Helaas is op het beschikbare topografisch kaartmateriaal geen spoor te zien van de aanleg van een sterrebos en een amphi- theater achter het kasteel. De enige nog bestaande opvallende halfronde uit de berg gehakte ruimte ligt ten zuiden van het kas- teel, direct aangrenzend op het oude poort- gebouw. Gezien de zuidelijke situering kan dit ook de plaats van de oranjerie zijn ge- weest.

Tegenover deze halfronde uitsnede ligt de zuidelijke toegangsweg tot het kasteel. De weide daaraan grenzend is waarschijnlijk een voormalige boomgaarde. De siertuin geniet weliswaar de grootste belangstelling, maar de omliggende boomgaarden zijn eveneens een wezenlijk onderdeel van de historische aanleg. Niet alleen vormden zij de overgang van het meest artificiële ge- deelte van de tuin naar de meer natuurlijke landerijen. Zij waren tevens het toonbeeld van de vruchtbaarheid van het platteland.

BULLETIN KNOB 1993-4

(14)

Afb. 15. Fragment van de kaart 'Maastricht belegerd [door Frederik Hendrik] in het jaar 1632', gemeente- archief Maastricht (neg. nr. HISA-project 2733-14-1; opname TU Delft). Op de kaart zijn de tijdelijke en meer permanente linies en kampementen getekend ten zuiden van de stad. Het dorp Neercanne (Kan) is te vinden midden boven in de afbeelding. Het kasteel is niet weergegeven.

De nutstuinen

Het komt niet vaak voor dat de nutstuinen of de boomgaarden direct op de as van het huis aangelegd werden, maar de aanwezig- heid in de nabijheid completeerde het beeld van het ideale buitenleven. Vandaar dat zo- wel Halma als de schrijver van Les Delices du pais de L/ége aandacht hebben besteed aan de 'in net verband' aangelegde boom- gaarden. Het bedrijven van landbouw en de daaraan verbonden nijverheid gold als we- zenlijk onderdeel van het landleven. De apotheose van het domein werd evenwel gevormd door het kasteel met de siertuin.

In Neercanne lag deze architectonische eenheid op het oosten georiënteerd en was louter bedoeld voor een esthetische erva- ring en genieting van het geordende land- schap. Naar dit centrum werd in gradaties toegewerkt. In de verte waren de landerijen te zien, dichter bij het huis de boomgaarden en de potager, en dan pas de nucleus die dus bestond uit de eenheid van het huis en de siertuin.

Halma vermeldde in zijn hofdicht de boom- gaarden aan weerszijden van het huis. Aan de ene kant lag een boomgaarde die om- schreven werd als een stuk grond 'in net verband met Pomona's gaven' en zal daar- om wel een appelboomgaard zijn geweest.

Aan de andere zijde van het huis zouden vruchtbomen gestaan hebben. Wat nu de situering was, noord of zuid, wordt niet dui- delijk uit de woorden van Halma. Volgens Les Delices du Pais de L/ége lag links van het huis de potager en rechts een ommuurd hof waar volgens de beschrijving 'verschil- lende soorten wilde dieren' werden gehou- den. Op de gravure is rechts, ten noorden

van het huis een ommuurd terras te zien dat aan de straatzijde is onderverdeeld in een aantal vakken.

Er is op de gravure direct aansluitend op de noordelijke gevel van het huis ook nog een aantal kleine terrassen te zien waarover Halma ons niet nader ingelicht heeft. Hoe- wel deze kleine terrassen op het noorden waren gericht en dus niet op de meest ideale plaats lagen, zou dit op een privétuin kunnen duiden. In een onderhoudscontract uit 1700 worden deze kleine terrassen wel genoemd.

De indeling van de boomgaarden ten noor- den van het huis is op het verschillende kaartmateriaal goed te herkennen en komt overeen met de gravure. Ten aanzien van de gaarde die ten zuiden van het huis heeft gelegen, is de gravure echter volstrekt on- betrouwbaar. Op de gravure zien we een grote lap grond met een rechthoekige plat- tegrond wat niet in overeenstemming kon zijn geweest met de reële situatie. De om- trek van deze boomgaarde moest geschikt worden naar de loop van de omliggende wegen en deze was onregelmatig. Dit soort orthogonale verdeling van het land, zoals de gravure weergeeft, bleek dus een niet altijd haalbaar ideaal. Men was evenwel voortdurend bezig met de perfectionering en uitbreiding van het grondgebied. Niet al- leen de siertuin was belangrijk, maar de nutstuinen en het bos achter het kasteel kregen evenveel aandacht. Nog tot ver in 1715 blijkt uit diverse rekeningen dat er nieuwe activiteiten ontplooid werden. Zo werd nog een extra terras aangelegd voor een nieuwe hof, groef men kuilen voor een

nieuwe allee en werden er nieuwe muren om enige weiden gebouwd. 53 De heerlijk- heid Neercanne functioneerde immers als een economische eenheid en dientengevol- ge werden ook grote investeringen gedaan in de aanleg en het onderhoud van de boomgaarden en andere landbouwgronden.

Conclusie

De verschillende bronnen: de gravure, het kaartmateriaal, de archieven, het hofdicht en Les Del/ces du Pais de Liège, leveren elk afzonderlijk een incompleet beeld op van de geschiedenis van de tuinaanleg. Al- leen het huisarchief en met name het rent- meestersarchief bieden vanwege het zake- lijke karakter redelijk betrouwbare informa- tie. De literaire bronnen en de artistieke weergaven kennen zo hun traditie om het een en ander weer te geven en zijn onder- hevig aan idealisering van de situatie.

De opgravingsresultaten geven, hoewel in- compleet, een goed beeld van de structuur van de tuin en bovendien blijkt hieruit dat onder andere de bassins niet moeilijk zijn te restaureren.

Naar aanleiding van de opgraving kan te- vens aangenomen worden dat de gravure voor wat betreft de siertuin een redelijk ge- trouwe weergave biedt. De hier geboden in- tegratie van verschillende bronnen onder- steunt dit beeld van de tuin in grote lijnen.

Er is tevens meer bekend geworden over de geschiedenis van de aanleg van de tuin en hoewel het archiefonderzoek nieuwe kennis opleverde omtrent de invulling en de detaillering van de tuin, blijft deze enigszins omsluierd door vaagheden. Dit omdat de meeste rekeningen slechts een opsomming blijken te zijn van verschillende elementen van de tuin, zonder een preciese omschrij- ving van de situering van ornamenten en hun eigenlijke vormen te geven.

Een van de kenmerken van een 17e/18e- eeuws domein is het doorgaande proces van vergroting, verandering en verbetering.

Het beeld van de tuin veranderde, als de seizoenen, constant. Als de tijden verslech- terden en het land buiten de steden onveilig werd, stopten de investeringen en ging het proces van verandering onverminderd voort, zij het dan in destructieve zin. Als de kasteelheer kwam te overlijden had dat veelal grote gevolgen voor de tuin in zijn geheel. Slechts zelden werden het beleid en de ambities van de stichter na zijn dood voortgezet.

Door alle beschikbare bronnen samen te

voegen is er een duidelijker beeld van de

vroeg 18e-eeuwse situatie voor de geest te

halen. De kennis uit deze diverse, veelal tot

nu toe ongebruikte historische bronnen, kan

wezenlijk bijdragen aan verantwoorde res-

tauratieuitgangspunten.

(15)

De afzonderlijke onderdelen van de siertuin, de vormen en de iconografie

Het huis

Het kasteel werd weliswaar met gebruik van de oude muren gebouwd, het geeft de indruk een totaal nieuw gebouw te zijn. Men heeft gestreefd naar een klassieke regel- maat in de opbouw van de gevel en deze is vergelijkbaar met Franse kastelen en hotels uit de 17e en 18e eeuw. De Franse invloe- den zijn ondermeer ook af te lezen uit de schuiframen, de balkons aan de voorgevel en het feit dat men het kasteel in een kleur heeft gesausd.

Het is duidelijk dat dit huis niet meer de functie van een versterkte woning vervulde, maar bedoeld was om tegen de bergwand te fungeren als blikvanger en als uitgangs- punt voor de siertuin.

De gevel is op het eerste gezicht aan weerszijden van de middenlijn symmetrisch opgebouwd met een middenrisaliet en twee hoekpaviljoens. Er bestaat echter een maatverschil in de breedte van de hoekpa- viljoens en bovendien blijkt de middenrisa- liet in werkelijkheid niet naar voren te sprin- gen. Het risalerende effect werd gereali- seerd door middel van sleuven in het muurvlak. Verder beantwoordde de opbouw van de middenrisaliet aan klassieke voor- beelden. Het fronton, de dubbele trap en het balkon versterken bovendien het risale- rende effect. Er is slechts één balkon over, maar oorspronkelijk zijn er meer balkons aan de gevel bevestigd geweest. De deco- ratie van het fronton met wijnranken is wel bewaard gebleven.

De achtergevel van het kasteel is in verge- lijking met de facade eenvoudig gehouden en nauwelijks gedecoreerd. Boven de en- tree is een gebogen fonton aangebracht dat versierd is met het wapen van Van Dopff en palmtakken. 54 Dit zal elders in dit hoofdstuk uitgelegd worden in verband met de militai- re iconografie.

De combinatie van het lusthuis met in de nabijheid een neerhoeve hangt nauw sa- men met het gebruik van het landgoed als bedrijf. Het poortgebouw en de annexen ten zuiden van het kasteel zijn ouder dan het kasteel zelf en zij vormen een entree met een voorplein. De klassieke 18e-eeuwse si- tuering van de neerhoeve aan de zijkant van het kasteel heeft zo zijn reden. Op de- ze manier werd het zicht op het kasteel en de axiale en perspectivische samenhang van het huis met de tuin niet verstoord. 65

De tuinzaal of buitenzaal

In aansluiting op de fagade was een intieme tuin aangelegd met een klein bassin en bro- derieperken. Vanaf deze plaats genoot men zoals gezegd van het uitzicht over de sier- tuin en was de middenas met de daarop geplaatste blikvangers goed zichtbaar. Zo- als de benaming buitenzaal al deed ver- moeden, is dit terras op te vatten als een voortzetting van het huis. De breedte van

Afb. 16. Het architectonisch schema van het kasteel. Computertekening TU Delft, Werkgroep Restauratie.

Afb. 17. Het kasteel Neercanne vanuit het Jekerdal. Foto TU Delft, Werkgroep Restauratie, 1991.

het terras komt overeen met de breedte van de gevel en de diepte wordt bepaald door de afstand tot de keermuur met de ronde- len. Deze compositorische maateenheid werd voortgezet op de middenas en is be- palend geweest voor de breedte van de broderieperken rond de fontein op het der- de terras, evenals voor de breedte van de vijverrand op het vierde terras. De hemicy- cle ten oosten van de vijver vormde de let- terlijke afronding van deze brede midden- baan en trok de blik via een voortgezette middenas naar het landschap aan de over- zijde van het vierde terras.

De achthoekige tuinhuisjes op de keermuur zijn waarschijnlijk van een latere datum.

Hierdoor werd het bovenste terras verbreed en is een gedeelte afgenomen van het plein ten zuiden evenals van de terrassen ten noorden van het kasteel. Bovendien werd hierdoor de nauwe betrokkenheid van het bovenste terras met het huis opgeheven.

Het tweede terras

De kabinetjes of volières op de hoeken van

het tweede terras markeerden de begren- zing van de volle breedte van de rest van de tuin. Van hier werden zichtassen getrok- ken tot de beëindiging van de lanen aan weerszijden van het vierde terras. Het zeer ondiepe tweede terras fungeerde waar- schijnlijk als wandelgang boven de grote parterre. Vanaf dit hoger gelegen punt kon men op de parterre neerzien, zodat de pa- tronen van de broderie goed gezien en be- wonderd konden worden.

De parterre

De noord-zuid oriëntatie van deze parterre is een logisch gevolg van de gegeven situ- atie. Ook het derde terras is veel breder dan het diep is en hierdoor valt de dwingen- de werking van de middenas minder in het oog ten gunste van de noord-zuid as. Zowel langs de lengte- als langs de breedte-as zijn symmetrisch rechthoekige bloembed- den gerangschikt. Net als op het bovenste terras werd het midden gemarkeerd door een bassin met een fontein. De fontein- stralen, evenals de sculptuur en de taxus-

BULLETINKNOB 1993-4

(16)

Afb. 18. Het kasteel Noercartrie en de terrasfuinen tijdens het bouwhistorisch en a/cheologisch onderzoek in 1939, Foto Til Delft, Werkgroep Restauratie.

boompjes vormden de verticale elementen van de tuin en ontbraken niet op het derde terras.

Het en de omliggende broderieper- ken vormden samen de middenpartij waar- van de breedte overeen kwatn met de af- meting van de eenheid van het kasteel en het bovenste terras. Daarom is dit op te vat- ten als nadrukkelijke voortzetting van het uitgangspunt van tuin: het kasteel.

De afsluiting, het

De grote vijver en de daaraan gelegen he- micycle vormden de beëindiging van de siertuin. De halfronde vorm van een hemi- cycle kon in formele geometrische tuinen voorkomen als entree maar kon tevens als de beëindiging worden toegepast. In het geval van Neercanne voldoet de situering van deze vorm beide mogelijkheden.

Immers, vanuit het landschap tegenover het kasteel lijkt het een mogelijke entree tot de siertuin en vanuit het kasteel gezien is het duidelijk de afsluiting van het geheel. Waar- schijnlijk werd alleen de middenas, die ge- trokken werd vanaf het tot de dubbele laan, aansluitend op de hemicycle, voortgezet in landschap. Het is aannemelijk dat de lanen aan wesrszijden van het vier- de terras werden afgesloten door middel van verticaal element, waarschijnlijk

met beelden.

Vooralsnog lijkt er geen streng maatsys- teem ten grondslag gelegen te hebben aan het ontwerp van de tuin van Neercanne. De lijnen die werden uitgezet in de siertuin hadden een duidelijk begin- en eindpunt en werden onderling verbonden door middel van architectonische elementen. De een- heid van het huis en de siertuin werd met andere woorden vooral visueel waargeno- men door het lijnenspel en de markerings- punten. Er lag een duidelijke middenas die vanaf het huis tot in het landschap doorge- trokken kon worden. Tevens blijkt de breed- te van het huis in de vier terrassen bena- drukt te zijn en hiermee is het huis als het uitgangspunt voor de brede middenas op te vatten.

Op papier bestaat er wel opvallende maatverhouding tussen de afstanden van de bassins onderling. Als de afstanden tus- sen de bassins vanuit het hart worden ge- meten, blijkt dat de tussen het eer- ste fonteintje en het bassin van het derde terras bij benadering 26rn bedraagt, en de afstand tussen het tweede bassin en de vij- ver van het vierde terras SSm is, en tenslot- te is de afstand tussen de vijver en de Je- ker 110 m. Deze onderlinge afstanden ver- houden zich als 1:2:3. Er is dus wel een zekere logica in het ontwerp te ontwaren.

Daardoor vormen het huis en de vier terras- sen een meetkundige eenheid. Ondanks het feit dat de tuin tot kwam in etap- pes en men gedwongen was tot een prag- matische omgang met de gegeven land- situatie, is de essen- tiële en de ideale ingrediënten van een geometrisch formele tuin bij elkaar en met elkaar in verband te brengen.

De

Meestal lag een oranjerie vanwege de be- nodigde temperatuur en beschutting op het zuiden georiënteerd. Zoals al ter sprake kwam, is de halfronde vorm van een amphi- theater vaker in aanmerking gekomen voor een oranjerie. Het is mogelijk dat de half ronde uitsnede uit de berg, ten zuiden van het kasteel, een oranjerie is geweest. Dit zou dan wel betekenen dat dit onderdeel van de tuin niet opgenomen was in het lij- nen- en assenspel van het ontwerp.

Het en

Vooralsnog is niets bekend over een even- tuele aanleg van bosquetten en loofgangen.

De twijfel die in instantie bestond

over het al dan niet bestaan van een sterre-

bos is weggenomen. Uit de rekeningen van

het rentmeesterarchief bleek dat er vol-

doende aanwijzingen zijn om de beschrij-

(17)

Afb. 19. Verklarend schema van de luchtfoto (atb. 18). Tekening F.W. van Voorden.

A - eerste terras met tuinzaal; B - tweede terras; C - derde terras; D - vierde terras; E - locatie oranjerie; F - entree westgevel; G - Cannerweg.

ving van Halma voor waar aan te nemen.

Het sterrebos maakte evenwel geen deel uit van de visuele eenheid die het kasteel en siertuin samen vormden en heeft boven- dien uit het zicht gelegen. Dit afgelegen on- derdeel van het domein kende een eigen geometrische ordening, waarbij het midden werd gemarkeerd door een obelisk, zoals de gravure laat zien, of bijvoorbeeld door een Herculesbeeld. Zoals gebruikelijk, werd op de plaats waar men van het uitzicht kon genieten, een belvédère gemaakt.

De toegangswegen

De ontsluiting van het kasteel en de tuin geeft een driedeling te zien. De drie toe- gangswegen zijn niet speciaal aangelegd, maar maakten deel uit van de gegeven situ- atie waar men zoals vermeld pragmatisch mee om moest gaan. Aan de zuidelijke kant van het kasteel passeerde men eerst de ommuurde boomgaard en het oude poort- gebouw om uiteindelijk uit te komen op een voorplein. Als het kasteel vanuit het noor- den benaderd werd, was men van de Can- nerweg afgeslagen. Via de heuvelrug be- reikte men dan de laan die naar de noorde- lijke toegangspoort leidt. Het is mogelijk dat deze laatstgenoemde route bedoeld was voor officiële ontvangsten en dat de zuidelij-

ke entree werd gebruikt als diensttoegang.

De openbare Cannerweg doorsnijdt de sier- tuin en door middel van hekwerken op de middenas had men toegang tot het derde en vierde terras. Tijdens een wandeling was het dus mogelijk om vanaf de Cannerweg via de terrassen het kasteel te bereiken.

De Cannerweg was en is ook nu nog de be- langrijkste verbinding van Maastricht met het dorpje Neercanne. Parallel hieraan, ten oosten van de Jeker, lag een minder be- langrijke route die waarschijnlijk, in tegen- stelling tot de Cannerweg, nooit bestraat is geweest. Dit pad verbond Maastricht met Kanne en functioneerde als ontsluiting van de daaraangelegen landbouwkavels en veegronden. Het is zoals gezegd verleide- lijk om te denken dat de dubbele laan vanaf de hemicycle tot aan dit pad doorgetrokken is geweest. Hiermee werd dan een een en- tree van de siertuin vanuit het oosten ge- suggereerd, waarvan het dan nog maar de vraag is of deze ook werkelijk als zodanig gefunctioneerd heeft.

De iconografie van de tuin

Het domein in zijn geheel genomen deed dienst als landbouwbedrijf en tegelijk als lustoord. Het kasteel was samen met de siertuin de nucleus van de heerlijkheid en

vormde het feestelijke decor voor de ont- vangst van gasten en feesten. Op het eer- ste gezicht wordt in de tuin geen uitgebreid iconografisch programma gepresenteerd.

Toch zijn er, hoewel subtiel en niet overda- dig, aanwijzingen te vinden om aan te ne- men dat in de samenstelling van de lusthof niet enkel de eigentijdse stijlelementen van belang zijn geweest, maar dat er tevens be- wust betekenisvolle details zijn aange- bracht.

Ten eerste liet de lokatie zich verbinden met een geschiedenis. Volgens de overle- vering had de omgeving van het oude kas- teel een rol gespeeld bij de afweer van de Spanjaarden in 1632. Het welslagen van deze operatie resulteerde in de aansluiting van Maastricht bij de Republiek, onder Fre- derik Hendrik. 56 De keermuur in de tuin van het kasteel was weliswaar onderdeel van de gegeven situatie, maar hij werd niet voor niets in het ontwerp opgenomen. De aan- wezigheid van deze keermuur legde im- mers getuigenis af van dit verleden. Gezien de persoonlijke geschiedenis en belangstel- ling van de bouwheer is het niet verwonder- lijk dat het militaire karakter van de keer- muur een waardevolle bijdrage leverde in de betekenis van de tuin. Aangemoedigd

BULLETIN KNOB 1993-4

(18)

Afb. 20. Het uitzicht vanaf het tweede terras in het Jekerdal. Foto TU Delft, Werkgroep Restauratie.

door Van Dopff, heeft Halma dan ook expli- ciet aandacht geschonken aan de voormali- ge weerbare functie van het kasteel. Er zijn ook elders tuinen bekend waarin bastions speciaal gebouwd werden om het geheel een militaristische betekenis te geven. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de bastions in de tuin van Blenheim die in 1705 onder Marlborough is aangelegd en te Windsor, de Maestricht Garden van Charles II uit on- geveer 1674.'"

Andere en meer kleine verwijzingen naar een militaire iconografie zijn bijvoorbeeld de palmtakken boven de westelijke ingang van het kasteel en de trofee op het plafond in de hal. De palmtak is een bekend embleem voor de zege en de triomf. De trofee op het plafond van de hal is niet alleen op te vat- ten als verwijzing naar de staat van dienst van Van Dopff, maar ook als letterlijke uit- beelding van de woorden uit het helden- dicht van Rotgans: '(•••) Laat uw gescheur- de vaanen met heldenbloed geverft, de blinkende oorlogszaal versieren, met hei- met en pluimen, tot praal gehangen aan de muur (...), (...) dan zal de welvaart groeyen en wortels schieten door 't verwoeste Euro- pe heen (...)'. 5e

De vazen in de vorm van vlammende pot- ten zijn op te vatten als vreugdetekens. Zul- ke vazen komen ondermeer voor in het vierde boek van Rotgans' heldendicht op Willem III. Op de titelpagina van dit vierde boek is een gravure te zien waarop twee wierookpotten voorkomen. In de bijgevoeg- de verklaring van de gravure werden de ro- kende wierookpotten uitgelegd als tekenen van vreugde.'" In de tuin van Blenheim kwa- men eveneens vlammende urnen voor die in verband gebracht kunnen worden met

een militaire iconografie. Het ligt voor de hand om in de keuze voor bepaalde sculptu- ren een bedoeling of betekenis te verwach- ten. Zo was het Neptunusbeeld een veel- voorkomende figuur in 17e en 18e-eeuwse tuinen en met betrekking op de tuin van Neercanne kan de aanwezigheid van een Neptunus in verband gebracht worden met een eerbetoon van Van Dopff aan Willem III.

Deze Koning-stadhouder behaalde zijn gro- te successen overzee en de zeegod werd onder andere door Rotgans gebruikt als ver- wijzing naar de sterke vloot van Willem III. 60

In Hampton Court, Herefordshire, bestond een concreet voorbeeld van zo'n eerbetoon aan de Hollandse Koning-stadhouder. Zijn persoon werd hier verheerlijkt en gesymbo- liseerd door middel van een Neptunus met tritons. De bouwheer, Th. Coningsby, was een trouwe aanhanger van Willem III en had in 1690 meegevochten in de slag bij de Boyne, waarvoor hij twee jaar later een Ier- se adellijke titel ontving. 61 In dit voorbeeld ligt er een duidelijk verband tussen de per- soonlijke geschiedenis van de bouwheer en de iconografie van de tuin. Ook kasteel Neercanne gold niet alleen als bekroning van een succesvolle carrière, maar gaf te- vens uitdrukking aan de rust van de vredes- tijd. In verband met het laatste is bijvoor- beeld ook het beeldenpaar op het derde terras van Neercanne te interpreteren als uitdrukking van de voorspoed in vredestijd.

Het is niet ondenkbaar dat Mercurius en eventueel Flora, temidden van de bloem- perken uitgelegd moeten worden als zoge- naamde Vredes goden' die de welvaart, de handel en het bloemenrijk vertegenwoordig- den. Het lustoord Neercanne functioneerde per slot van rekening ook als bedrijf. Zo spreekt het beeldhouwwerk in het fronton van de wijnbouw. Halma heeft dan ook aan- dacht besteed aan de keur van wijnen die hem aangeboden werd gedurende zijn be- zoek aan de heerlijkheid. Dit uiteraard niet zonder vermanende woorden te besteden aan een eventueel overmatig gebruik van het Bacchusvocht.

In zijn geheel genomen was de heerlijkheid Neercanne op te vatten als een ode aan de 'Santa Agricoltura' en de 'Pia Rusticitas'.

Van Dopff had bewust of onbewust met zijn lustoord, temidden van boomgaarden en landerijen, uitdrukking gegeven aan het concept van het ideale buitenleven. Het kasteel lag als een sieraad en blikvanger tegen de rug van de 'Bacchusheuvel' en werd omringd door de weelde van de vel- den van 'Ceres'. 6?

Conclusie

De samenstelling van het lustoord bestond uit de buitenzaal, de parterre, een water- spiegel, de hemicycle, diverse lanenstel- sels, het sterrebos, een oranjerie en de boomgaarden. Er zijn talloze voorbeelden van dit soort onderdelen vastgelegd in gra- vures en kaartmateriaal van 17e en 18e- eeuwse tuinen. Eveneens bestonden er handboeken voor alle mogelijke stofferin-

gen van een tuin, zoals fonteinen, beelden, hekwerk, kabinetten, etc. Toch is het niet direct mogelijk een eenduidig prototype te vinden voor het ontwerp van de tuin. Zoals gezegd ging de transformatie van het land- schap in alle gevallen gepaard met een pragmatische en inventieve omgang met het ontwerp in samenhang met de gegeven situatie. Deze bestond uit de morfologie van het landschap, de bestaande infrastructuur en de bodemgesteldheid.

Ondanks dat het niet mogelijk is gebleken om een eenduidig voorbeeld voor de tuin van Neercanne vast te stellen, kan men zich aan de hand van diverse handboeken en gravures een idee vormen van de toen- malige smaak en stijlkenmerken. Zo valt te denken aan de mogelijke overeenkomsten tussen de opzet van de parterre van Clin- gendaal en die van Neercanne. Voor die tijd golden de ontwerpen van bijvoorbeeld Da- niël Marot en André Ie Nötre nog steeds als smaakbepalend en aangezien de eerstge- noemde in dienst was geweest van Koning- stadhouder Willem III, is het niet ondenk- baar dat het ontwerp voor Neercanne over- eenkomsten heeft vertoond met zijn stijl.

Men mag er vanuit gaan dat de gravure van Neercanne uit 1713-1714 een weerspiege- ling is van de toenmalige smaak, de moge- lijkheden en de idealen. Voor wat betreft de ligging van het kasteel, tegen de heuvelrug, golden de Italiaanse buitenverblijven als grote voorbeelden. Hierbij vormde het huis veelal het uitgangspunt voor de aanleg van de tuin en gold het tevens als het meest re- presentatieve standpunt voor de bezoeker om overzicht over de zicht-as te verkrijgen.

De verregaande abstrahering van het land- schap door middel van symmetrische ont- werpen en lanenstelsels die ver het land- schap ingrepen, kwam tot bloei gedurende de 16e en 17e eeuw en hierbij heeft Frank- rijk een voortrekkersrol vervuld. 63

Aangezien Van Dopff de mogelijkheid heeft gehad om een nagenoeg nieuw kasteel te bouwen, kon hij het eigentijds klassicisti- sche ideaal proberen te benaderen. Het huis en de tuin moeten tezamen als één ontwerp gezien worden, want ondanks het feit dat de tuin in etappes gereed kwam, is gebleken dat een meetkundige en visuele eenheid werden nagestreefd.

In het eindresultaat zijn eveneens details te

vinden die wijzen op een specifieke militaire

iconografie en in zijn geheel genomen was

de heerlijkheid een uitdrukking van het

ideale buitenleven waar men tijdens de vre-

destijd in alle rust van kon genieten. Hoe-

wel het kasteel en de tuin in de eerste

plaats een representatief lustoord vormden,

werden er bewust of onbewust vormen ge-

bruikt die in een traditie pasten waarbinnen

tuinen een ideële en maatschappelijke be-

tekenis hadden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

»Museum Kempenland Eindhoven, Herdruk kaart Jacob van Deventer, Maquette van de stad Eindhoven in 1560 en in 1583, Maquette van het kasteel van Eindhoven omstreeks 1500. »

Deze kaart bevond zich volgens de literatuur in 1953 in het archief De la Court, maar komt niet voor in het door de familie Van de Mortel aan het Rijksarchief Noord-Brabant in

In dit artikel wordt een indruk gegeven van de kosten gemoeid met het bouwpro- ces van kasteel de Haar in de periode 1891 - 1897, van het begin van de werkzaamheden tot het

Afbeeldingen van het huis in de eerste heft van de 17de eeuw Aelbert Cuyp tekende omstreeks 1640 tijdens een reis door de provincie Utrecht Maarsbergen vanuit het zuiden.. Roelant

De laatste herleving van de rustieke stijl zien we in de tweede helft van de negentiende eeuw, maar voor wat bouwwerken en bouwdecoratie betreft, vaak in een

Terwijl het kasteel een eeuw geleden door de liefhebbers van de vaderlandse oudheden werd bewonderd als een oprechte herleving van middeleeuwse bouwkunst, geniet het gebouw in onze

In september 1891 worden de eerste plannen en tekeningen voor de restauratie van het kasteel en directe omgeving door Cuypers en zijn zoon Joseph, die nauw bij het herstel van De

Tabel 3: Het aantal locaties geselecteerd voor eventuele bemonstering, op basis van gegevens over de ouderdom van het grondwater en de intensiteit van het grondgebruik in