'Natuur, met kunst vereent'
Historisch onderzoek naar de vroeg 18e-eeuwse situatie van de terrastuin van kasteel Neercanne
Klazien Brummel
Afb. 1. 'Perspective du Chateau d'Aigermont et de ses environs situe dans Ie Seigneurie de Nedercan apartenant a son exell. Ie genera/ Baron de Dopff'.
Door Guill. Ie Bruyn, 1715. Afkomstig uit Halma, F., Het kasteel van Aigermont en d'omleggende lantstreeken in de heerlykheit van Nederkan etc.
Inleiding
Maastricht en de omliggende landgoede- renzone waren het onderwerp van onder- zoek dat vanaf 1987 werd uitgevoerd onder auspiciën van de Technische Universiteit Delft, Faculteit der Bouwkunde (Werkgroep Restauratie) en de gemeente Maastricht.
Dit onderzoek maakte deel uit van het His- torische Structuuranalyse Maastricht, waar- in naast genoemde instanties ook de Rijks- dienst voor de Monumentenzorg en de Rijksuniversiteit Groningen participeerden.
De voormalige heerlijkheid Neercanne maakt deel uit van de zogenaamde land- goederenzone rondom Maastricht: het kas-
teel met de siertuin ligt op Nederlands grondgebied en het dorpje Neercanne is na de onafhankelijkheidstrijd in 1839 toegewe- zen aan België.
In 1989 werd onder leiding van ir H. C.
Knook en drs T. Panhuysen een archeolo- gisch veldonderzoek uitgevoerd onder meer vanwege het voornemen van C. Oostwegel, de huidige gebruiker van het kasteel, de volledige terrastuin te laten restaureren. De resultaten van het archeologische onder- zoek zijn zonder meer verrassend.
Ter completering van het onderzoek werd besloten dat de gegevens over de tuin aan- gevuld zouden moeten worden door middel van een onderzoek naar de bouwgeschie- denis van het kasteel en de tuin. Hiervoor
werd een beroep gedaan op de vakgroep architectuurgeschiedenis van de Vrije Uni- versiteit te Amsterdam. Het was drs E. de Jong die de methode voor het historisch on- derzoek aandroeg en schrijver dezes bege- leid heeft.
Het archiefonderzoek ter plaatse werd be- geleid door drs S. E. Minis die nauw betrok- ken is geweest bij de Historische Structuur- analyse Maastricht en drs R. Hakking en drs H. Th. Roosenboom die werkzaam zijn op het Gemeentearchief en het Rijksarchief te Maastricht.
Deze tekst is tot stand gekomen op basis van het verslag dat geschreven werd na een stageperiode van juli tot en met sep- tember 1991.
BULLETIN KNOB 1993-4
Methode van het historisch onderzoek De meest bekende informatiebron voor het kasteel en de tuin, is het hofdicht van Hal- ma en de daarin opgenomen gravure van De Bruyn. 1
Het huisarchief van Kasteel Neercanne is na een brand en onzorgvuldige behande- ling zeer incompleet achtergebleven.
Slechts een tweetal portefeuilles bleek be- trekking te hebben op de laat 17e en vroeg 18e-eeuwse periode. 2 Gelukkig is wel een groot gedeelte van het archief van de rent- meester Johan Overhoff bewaard geble- ven. 3 Dit archief bood de mogelijkheid om via een indirecte weg meer te weten te ko- men over de bouw van het kasteel en de aanleg van de tuinen. Het Rijksarchief te Hasselt kwam eveneens in aanmerking als mogelijke vindplaats van archivalia. Hier bleken uiteindelijk nog een aantal stukken betreffende Neercanne te berusten. 4
Het 18e-eeuwse Les De/ices du Pais de Liège bevat een beschrijving van het kas- teel dat tot op zekere hoogte een aanvulling is op de informatie uit Halmas hofdicht. 5
De bovenstaande opsomming van bronnen laat zien dat deze tekst is gebaseerd op nogal heterogeen materiaal: een gedicht met gravure en verschillende archivalia. Bo- vendien bleek het topografische kaartmate- riaal weinig licht te werpen op de details van de organisatie van de siertuin. De oud- ste weergave van het kasteel en de tuin is de gravure van De Bruyn. Op het kadaster te Hasselt worden nog een aantal minuut- plans uit circa 1840 bewaard. Hierop is het gehele dorp Neercanne te zien, inclusief het kasteel met de tuinen. Deze kaarten ge- ven een beduidend gedetailleerder beeld van de 19e-eeuwse situatie dan de Neder- landse kadastrale kaart die in dezelfde tijd opgetekend werd. De wegen en weidegron- den zijn op het Belgische kaartmateriaal niet alleen in kaart gebracht, maar worden eveneens met name genoemd. Dit kan van pas komen als bepaald moet worden naar welke onderdelen van de heerlijkheid ver- wezen wordt in de rekeningen uit het rent- meestersarchief.
Het mag dan zo zijn dat iedere bron afzon- derlijk te weinig informatie bevat om harde uitspraken te doen over de vroeg 18e- eeuwse situatie van de siertuin, echter wan- neer alles bij elkaar gevoegd wordt, inclu- sief de opgravingsresultaten, levert dit een completer beeld op dan op voorhand ver- wacht werd.
Van Dopff
Kennismaking met Van Dopff en zijn tijd In de bekende overzichtswerken van de ge- schiedenis van Limburg (Alberts 6 en Batta 7 ) wordt Daniël Wolff van Dopff (ca. 1655- 1718) maar enige malen ten tonele ge- voerd. Meestal is dat naar aanleiding van zijn militair gouverneurschap. Maar zijn naam is ook verbonden aan de theaterge-
(• i '' ï ^^^^H BB! IL
Afb. 2. Kadastrale minuutplan nr. 2 grenskaart van de 'commune de Canne, section A dite Neercanne' 'section B dite Canne', gesigneerd door Jol/y, /'ingenieur verifuateur de cadastre.
Afkomstig uit het kadaster te Hasselt. Schaal 1:10.000.
schiedenis van Maastricht en aan de be- langrijke versterking van Maastricht: het St.
Pietersfort, en aan het lusthof te Neercan- ne. De indruk die achterblijft is dat hij welis- waar deelnam aan het leven van de stede- lijke en militaire elite, maar in de historische overzichtswerken niet wordt gerekend tot de kring van de meer belangrijke families. 8
Wie was deze man die door zijn verdien- sten op militair gebied wist op te klimmen tot de hoogste gelederen van het maat- schappelijke leven in de late 17e en vroege 18e eeuw? Met welke middelen onder- scheidde de toplaag van de samenleving zich zodat duidelijk werd op welke sport van de maatschappelijke ladder men zich be- vond?
Dat Van Dopff een adellijke positie begeer- de moge duidelijk zijn uit het feit dat hij de titel Baron voerde hoewel hij daartoe eigen- lijk niet gerechtigd was. 9 Uit een aantal re-
keningen van boekleveranties blijkt onder- meer dat hij zich boeken aanschafte die de Europese adel en hun etiquette als onder- werp hadden. 10
De militaire gouverneur van Maastricht be- hoorde natuurlijk tot de kern van de boven- laag, maar al voor dat Van Dopff deze func- tie mocht vervullen, kocht hij de heerlijkheid Neercanne en identificeerde hij zich met een aristocratische levensstijl. Daarbij kwam dat hij door zijn staat van dienst in aanraking kwam met de Koning-stadhou- der, Willem III, en zijn kring.
Omdat Maastricht een brandpunt was in het Europese strijdgewoel verzamelden zich hier in korte tijd veel leden van de Europese adel met hun garnizoenen. Het is bijna on- denkbaar dat hieruit geen invloed op het culturele leven is voortgekomen. Daarnaast bleven de regionale gebruiken evenwel ge- handhaafd waarbij de feodale traditie een
90
eigen omgang met de regio dicteerde. Het land rond de steden werd door zowel de nieuwe als de oude adel bewoond en be- werkt en aan het eind van de 17e, begin 18e eeuw werden in perioden van rust kas- telen verbouwd en het landbezit uitgebreid.
De organisatie van de samenleving op het land bleef in betrekkelijk oude doen, maar de wijze waarop verbouwingen en uitbrei- dingen van landgoederen plaatsvonden, verraden schaalvergroting en smaakbeïn- vloeding van buitenaf.
Het is een bekend gegeven dat gedurende de 17e en 18e eeuw in toenemende mate geïnvesteerd werd in landbezit." De nieuw- bouw van lustoorden en verbouwingen aan reeds bestaande buitenplaatsen vertonen onderling verwantschap in de wijze waarop het landschap werd getransformeerd. Hier- bij zal wel een zekere hiërarchische orde waarneembaar zijn geweest. Door de groot- te en het gebruik van het landgoed is er een onderscheid te maken tussen bijvoor- beeld een buitenplaats aan de Vecht van een stedelijke patriciër, een kasteel in een heerlijkheid en een koninklijke residentie.
Van Dopff heeft zich als kind van zijn tijd een landgoed aangemeten en veel geld en
moeite besteed aan de bouw van het land- huis en de transformatie van het omliggen- de landschap. Omdat het een kasteel bin- nen een heerlijkheid met diverse privileges betrof, plaatste Van Dopff zich binnen een elite waarvan sommige leden op het land een mini-staatje voerden. Zijn buitenplaats werd zodanig vormgegeven dat het tevens een geschikte residentie kon zijn om de ste- delijke elite, en mogelijk koninklijk bezoek, te ontvangen. Zo werd visueel duidelijk ge- maakt welke positie Van Dopff innam en in welke kringen hij verkeerde.
Spiegeling
Voor een tastbaar bewijs van de verworven status, het landgoed, zal Van Dopff zich au- tomatisch hebben gericht op voorbeelden uit het verleden die een bepaalde traditie bevestigen. Hij zal daarbij ook aansluiting hebben gezocht bij de meest eigentijdse vertaling van deze traditie. Zo kende het zo- genaamde 'ideale buitenleven' al een lange geschiedenis.' 2 Het bezit van een villa, een kasteel of een buitenhuis temidden van lan- derijen is terug te voeren op zowel de mid- deleeuwse organisatie van het land als ook op het antieke landleven als cultuurideaal.
Afb. 3. Kadastrale minuutplan Canne, 1843, opgemeten door Hansen. Afkomstig uit het kadaster te Hasselt. Schaal 1:2500 (détail).
Zoals eerder opgemerkt, werd gedurende de 17e en 18e eeuw het land rond de ste- den in toenemende mate in bezit genomen.
Nieuw daarbij was een bewuste grootscha- lige aanwending van de natuur om een lust- oord te creëren waar de bezoeker van es- thetische en zintuiglijke ervaringen kon ge- nieten.
Er bestonden vele manieren om aan inspi- rerende voorbeelden te komen als een po- tentiële bouwheer geïnteresseerd geraakt was in de aanleg van buitenplaatsen en siertuinen. In veel architectuurtraktaten wer- den buitenplaatsen behandeld, maar er be- stonden eveneens gespecialiseerde hand- boeken voor de aanleg en het onderhoud van sier- en nutstuinen. Veelal gaf de eige- naar van een landgoed opdracht om de, bij uitstek vergankelijke, tuincreatie vast te leg- gen in vogelvlucht en liet haar bezingen in een hofdicht.' 3 Meermalen kwam het voor dat dit soort hofdichten en gravures onder een groter publiek bekend raakten doordat zij werden verhandeld.
In reisverslagen behoorde een goed aange- legde tuin of ordelijk vormgegeven stad niet alleen ter sprake te komen, maar tevens vergeleken te worden met de situatie in het thuisland. Om de laatsgenoemde gewoonte te illustreren, staat ons een verslag van C.
Hop ter beschikking. 14 Hop had in de vroege 18e eeuw samen met Van Dopff een reis met diplomatieke doeleinden ondernomen.
Deze reis voerde hen door Duitsland en daar waar Hop het waard vond, werden de geografische situatie, de burchten, de la- nenstelsels, de tuinen en de feesten aan verschillende hoven beschreven. 15 Uit de neerslag van zijn reiservaringen valt op te maken dat goedverzorgde lanen en tuinen, evenals fonteinen, golden als bezienswaar- digheden. Aangezien Hop ook beschrijvin- gen gemaakt heeft van officiële ontvang- sten en feesten waar hij al dan niet in het gezelschap van Van Dopff aanwezig was geweest, biedt zijn verslag de mogelijkheid om iets te proeven van de sfeer aan de vroeg 18e-eeuwse hoven.
Welke regio men in het Europa uit die da- gen ook bereisde, overal sierden kastelen en buitenhuizen het landschap. Elke streek bezat een geografische eigenheid en had zo zijn specifieke kenmerken in de wijze waarop men de bouwkunst uitoefende.
De belangrijkste regionale invloed op Maas- tricht kwam uit het naburige Duitsland en het land rond Luik. Niet alleen vertoont het landschap grote overeenkomsten, ook wer- den veel handwerkslieden, architecten en beeldhouwers uit deze streken onderling uitgewisseld. 18
Tussen 1738-1744 werden de vijf delen van Les Delices du Pais de Liège uitgegeven. 17
Dit is weliswaar bijna 40 jaar nadat Van Dopff Neercanne liet verbouwen, toch is de verzameling gravures en beschrijvingen een waardevolle momentopname van ver- schillende kastelen en buitenplaatsen in de nabijheid van Neercanne. De rijkdom van verschillende landstreken werd vastgelegd in talloze reeksen die verschenen onder de
BULLETIN KNOB 1993-4
Atb. 4. Chateau Hamal (omg. Tongeren), gravure van R. Ie Loup, afkomstig uit Les Delices du Pais de Liege et de la Comte de Namur, Luik, 1738-1744, Tome IV, part. I.
- ..„.- .,-
-' "
/4/b. 5. Schets van Chateau Hamal door R. Ie Loup, afkomstig uit Inventaris van het cultuurbezit in België, aren. deel 6n2, HE-2.
titel 'Les Delices ...'. Een ander bekend voorbeeld hiervan is Castella et praetoria nobi/ium Brabantiae uit 1696. 18 Hierin ko- men gravures voor die naar alle waarschijn- lijkheid gemaakt zijn door dezelfde De Bruyn die de gravure van Neercanne ge- maakt heeft.
Het is niet zo dat men beoogde met deze publicaties alle landhuizen, met of zonder tuin, zo correct mogelijk in beeld te bren- gen, maar de hierin opgenomen gravures en beschrijvingen waren een wezenlijke bij- drage aan de beeldvorming van een be- paalde landstreek.
De heerlijkheid Neercanne maakte vanzelf- sprekend ook deel uit van een bepaalde
landstreek en de regionale invloeden zijn zeker niet onbelangrijk geweest. Maar ge- zien de positie van Van Dopff mag men aannemen dat hij zich voor de bouw van Neercanne boven-regionaal georiënteerd zal hebben. Alleen al uit het reisverslag van Hop blijkt dat hij bekend moet zijn geweest met belangrijke hofkringen in Europa. Zon- der direct de grote voorbeelden te kopiëren, en met bescheiden middelen, kon Van Dopff zich in de eigen regio groots presen- teren.
In verband met kasteel Neercanne is een bepaalde traditie het vermelden waard. De- ze houdt in dat personen die excelleerden in de krijgskunst vaak in vredestijd grote
buitenplaatsen met formele tuinen lieten aanleggen. Deze traditie laat zich dan ook sterk verbinden met een thematiek die alles te maken heeft met het verschil tussen oor- logstijd en vredestijd.' 9 Ten tijde van oorlog en strijd werd het land meer dan eens door troepen verwoest en geplunderd en in vre- destijd moest dit alles weer opgebouwd worden. De behaalde zege van een suc- cesvolle verdedigingsoorlog werd onder- streept door middel van prachtige buiten- plaatsen en rijk begroeide landerijen. Van een aantal grote strategen is het bekend dat zij op één of andere manier in de icono- grafie van hun buitenplaatsen de thematiek van oorlog en vrede tot uiting hebben laten komen. Voorbeelden hiervan vinden we bij personen als Johann Maurits graaf van Nassau-Siegen, Koning-stadhouder Willem III, John Churchill, hertog van Marlborough en koning Lodewijk XIV. De geschiedenis in die dagen werd nu eenmaal voor een groot gedeelte bepaald door de krijgsgeschiede- nis en ongetwijfeld zullen er veel meer stra- tegen zijn geweest die in vredestijd grote buitenplaatsen lieten aanleggen en de 'tro- fee aan de muur hingen'. 20 Kasteel Neer- canne is hiervan een kleinschalig, maar ze- ker niet onbeduidend voorbeeld. Met de bouw van het kasteel en de aanleg van een nieuwe tuin die klassicistische geometri- sche stijlkenmerken vertoonde, schaarde Van Dopff zich in de trits strategen die zich een adellijke titel hadden verworven en als blijk van hun succes en status een land- goed hadden aangeschaft. Met de midde- len die hem ter beschikking stonden, pre- senteerde de bouwheer zijn positie op re- gionaal en nationaal niveau. Dit gebeurde evenwel zoals gezegd zelden door een voorbeeld direct te kopiëren. Het ontwerp moest immers aangepast worden aan de landschappelijke eigenaardigheden, zodat veel afhing van de inventiviteit van ontwer- per, bouwmeester en opdrachtgever.
Navolging; de aankoop van Neercanne In 1679 kocht Van Dopff de heerlijkheid Neercanne met de bijbehorende rechten en plichten. Neercanne behoorde tot het allodi- aal Hof van Luik en Van Dopff moest dan ook een eed afleggen bij de prinsbisschop van Luik waarbij hij beloofde het katholieke geloof van de inwoners te respecteren. 21
Het dorpje telde ongeveer 280 tot 300 inwo- ners en had een eigen schepenbank dat Luiks recht sprak. In de eerste helft van de 17e eeuw werd in het dorpje een Heilig grafkapel en een kruisweg gebouwd die beiden onder beheer stonden van de ka- nunniken van het H. Graf van Hoogcruts. Zij richtten eveneens een latijns college op en beheerden de kapel die tot een regionaal bedevaartsoord was geworden. 22
De omgeving van Neercanne had tijdens de
belegeringen van Maastricht veel materiële
schade opgelopen en het voormalige kas-
teel was in de loop van de 17e eeuw nage-
noeg tot ruïne vervallen. Dit heeft Van Dopff
de mogelijkheid gegeven een bijna com-
pleet nieuw kasteel te laten bouwen. In de
nieuwbouw bleef evenwel enig muurwerk van het vorige kasteel bewaard en ook de toegangspoort en de neerhoeve ten zuiden van het kasteel zijn van vroeger datum.
Direct na de aankoop werd een start ge- maakt met de bouwwerkzaamheden aan het huis evenals aan de tuinen en de lande- rijen. De architect van het kasteel en de tuin is niet bekend, hoewel in één van de reke- ningen uit 1698 sprake is van een inspectie en 'het maken van plans tot den bouw van Cann' dat werd uitgevoerd door ene mr.
Schwaben. 23 Het is heel goed mogelijk dat de grote lijnen van het kasteel en de tuin gelijktijdig, als eenheid, ontworpen zijn en dat de invulling van de perken en dergelijke werd overgelaten aan de hovenier.
Het kasteel en de drie bovenste terassen moeten in 1699 voor het grootste gedeelte gebouwd en aangelegd zijn geweest. De muren van de terrassen en het huis evenals het leien dak van het huis, etc. werden in dat jaar opgemeten. 24 Tevens was men toe aan het opstellen van de onderhoudscon- tracten en Van Dopff bestelde de inrichting van het interieur. 25
Uit het rentmeestersarchief is een vrij com- pleet beeld te verkrijgen van het uitgavepa- troon van Van Dopff. In de rekeningen van- af 1700 komen regelmatig betalingen voor aan de Hollandse hovenier Creyn Jannes van Dunk die, na de hofmeester, van de vaste werknemers het hoogste loon ont- ving. 26 Sporadisch zijn er rekeningen te vin- den van de betaling van gereedschap voor de hovenier en het gaat dan om gieters en
plantenborstels. Wat ook blijkt uit de reke- ningen, is dat er op Neercanne wijn en bier werd geproduceerd. 27 Er werden bijenkor- ven aangeschaft, en Van Dopff kocht te- vens jachtartikelen en betaalde regelmatig zijn valkeniers. De heerlijkheid Neercanne functioneerde kortom als een economische eenheid. Hiervoor was een goede infra- structuur van groot belang ten einde het kasteel en de landerijen goed bereikbaar te houden. Van Dopff stelde bijvoorbeeld met de eigenaren van de omliggende landerijen een overeenkomst op waarin men tot een regeling voor het onderhoud van de wegen trachtte te komen. 28
Vanuit Maastricht was de heerlijkheid Neer- canne goed bereikbaar via de Cannerweg en de weg ten oosten van Jeker: de weg naar (Maas)Tricht. Deze laatst genoemde weg vormde een rechtstreekse verbinding van het dorpje Kanne, ten zuiden van Neer- canne, met het St. Pietersfort. Het is niet ondenkbaar dat deze route vanuit Maas- tricht voor Van Dopff van grote betekenis is geweest. Het bood hem de mogelijkheid om op theatrale wijze zijn kasteel en landgoed te benaderen. Gedurende de rit door het dal tussen het Maastrichtse St. Pietersfort en Kanne werd immers een mooi uitzicht geboden op het landschap aan de westzij- de van de Jeker waarin het lustoord de be- langrijkste blikvanger moet zijn geweest.
De aanleg van de siertuin en de boomgaar- den geschiedde in etappes. Zo verkreeg Van Dopff pas in 1705 de weidegrond tus- sen de Cannerweg en de Jeker. Deze dras-
sige grond was voorheen gemeenschappe- lijke weidegrond waar het vee kon grazen.
Om de kasteeltuin uit te kunnen breiden, stond de gemeente Neercanne het ge- bruiksrecht af aan Van Dopff, op voorwaar- de dat de weide ten oosten van de Jeker als graasland in gebruik mocht blijven. 29 Het was niet de eerste keer dat Van Dopff het recht kreeg om moeilijk te bebouwen gemeentegrond te ommuren en te bebou- wen. 30 Vanaf de datum van de aankoop van Neercanne ging Van Dopff gestaag door met de aanschaf van landerijen en lang- zaam werd het landschap getransformeerd naar een geordend geheel, met als apo- theose het kasteel en de siertuin. Toen de heerlijkheid Neercanne een zekere staat van vervolmaking had bereikt, werd het ge- heel naar goede gewoonte in kaart ge- bracht, bezongen in een hofdicht en in een vogelvlucht vastgelegd.
De grote opmetingen van het kasteel en de landerijen begonnen in 1713. Deze onder- neming kan heel goed onder leiding van een militair ingenieur tot stand zijn geko- men. 31 De opmeting van het gehele bezit van Van Dopff was niet alleen belangrijk voor het onderhoud en andere bedrijfsmati- ge doeleinden, maar werd hoogstwaar- schijnlijk ook gebruikt voor een representa- tieve weergave van de heerlijkheid. Zo'n landkaart werd dan op een evenzo repre- sentatieve plaats opgehangen, mogelijk in de hal, zodat bezoekers van het kasteel in één oogopslag een overzicht van het land- goed werd gepresenteerd.
In 1714 nodigde Van Dopff vervolgens F.
ié etpenpectiut dila.-ntainmatptaita.iu.£,pareütMLa^utproau.la-vultde."Sivx."appartenanta, jW.onsiuu'u. CBaren,at. Statie et,
Afb. 6. Kasteel van Laake, G. d. Bruyn de/i., Harrewijn fec/t., afkomstig uit: Roy, J. Ie, Castella etpraetoria nobi/um Brabantiae Antwerpen, 1696.
BULLETIN KNOB 1993-4
Afb. 7. Kaart met daarop de routes van het Pietersfort naar Kanne.
Lithografie van L.A.
Pau/mier, 1821. Afkomstig uit het Gemeente Archief Maastricht, inv. kaart 1210.
Deze kaart geeft niet de juiste positie van het
kasteel weer, maar is wel illustratief voor de routes van Maastricht naar Neercanne en Kanne en voor de landschappelijke situatie.
C A II T; E.
PI tl T£ 4 1; Jt£ è'
fff M9KV DM A'" rtf/CKNTt
!jFthö|pa;|',ïtL»rr «au f § 2 S '^ »
Fff &. .4
Halma uit om in dichtvorm hulde te brengen aan de streek, het kasteel, en de daden van de kasteelheer. Halmas eindprodukt bevat dan ook ingrediënten van zowel een hof- dicht als een heldendicht. Het is wellicht een niet onbelangrijk detail dat Halma te- vens de uitgever was van het heldendicht op de Koning-stadhouder dat geschreven was door L. J. Rotgans. 32 Dit kan erop wij- zen dat Van Dopff door middel van zijn me- cenaat de aansluiting van Maastricht bij de Republiek wilde bevestigen. Hij was per slot
Een beeld van de tuin op basis van de diverse bonnen
Op basis van het diverse bronnenmateriaal, zoals genoemd in de inleiding, volgt nu een bespreking van de verschillende terrassen, de omliggende boomgaarden en het sterre- bos. De doorsnede uit de Geïllustreerde Beschrijving (1946) toont de drie bovenste
huis lag de zogenaamde buitenkamer. In het woord buitenkamer ligt al besloten dat het hier een terras betrof waar men het idee had zowel buiten als binnen te zijn. Dit ter- ras is vanwege het intieme karakter als het ware een voortzetting van het kasteel. Deze beslotenheid was een gevolg van de relatief kleine afmetingen en het feit dat dit terras tussen de twee rondelen van de keermuur en de twee hoekpaviljoens van het kasteel gelegen heeft.
Naast de informatie die Halma in zijn hof-
t
U^ V~r £rf-'**^ f "jrï
ffrlf f«.4t •
Afb. 8. Landmeting april 1711, door B. Gleuven. Afkomstig uit het archief Poswick, port. l, Gemeente Archief Maastricht.
van rekening de eerste militair gouverneur van Maastricht geweest die bij het betreden van dit ambt geweigerd had de eed van trouw af te leggen aan de prins-bisschop van Luik. 33
Verder werd de officieuze benoeming van Van Dopff, in 1707, tot militair gouverneur van Maastricht in 1713 omgezet in een offi- ciële aanstelling. Het jaar 1713 was dus een memorabel jaar voor Van Dopff, waarin hij zowel de top van zijn carrière bereikte als zijn landgoed had vervolmaakt.
terrassen en hierop is tevens de toegang tot de tuin via een trap in de rondelen te zien. Hoewel Halma in zijn beschrijving van de tuin het onderste, het vierde, terras als uitgangspunt heeft genomen, is het raad- zaam om dichter bij huis te beginnen. Dit omwille van de chronologie in de aanleg van de tuin, maar ook om vanuit de nu- cleus, het kasteel en het eerste terras, het landgoed te overzien.
Het bovenste .terras
Direct aansluitend op de facade van het
dicht gegeven heeft, zijn er niet veel gege- vens over dit bovenste terras beschikbaar.
Halma vermeldde de hoge fonteinstraal die uit het overigens kleine bassin omhoog spoot. Vanaf dit hoogste terras kon men ge- nieten van het uitzicht over het landgoed en dat werd vanzelfsprekend ook door Halma genoemd. Hij besteedde eveneens aan- dacht aan de voormalige weerbare functie van de keermuur. Het was Van Dopff zelf die hem hierop gewezen had, zodat we mo- gen aannemen dat deze keermuur een be- tekenisvol onderdeel van het geheel was.
BULLETIN KNOB 1993-4
Afb. 9. Plattegrond van het kasteel Neercanne en doorsnede van de terrassen (1 t/m 3) en plattegrond van één van de hoektorens, opgemeten door H. van Beveren, 1946 en 1947. Afkomstig u/t Nispen tot Sevenaer, E. O. M. van, De monumenten van geschiedenis en kust, in de provincie Limburg, Deel V, 1e stuk:
'De monumenten in de gemeente Maastricht', 5e aflevering, vanwege de Rijkscommissie voorde Monumentenzorg, 'De provincie Limburg', Maastricht, 1953, plaat XXXI.
Op de gravure is te zien dat rond de fontein broderieperken waren aangelegd. Op de hoeken van dit bloemperk stonden boom- pjes opgesteld die in een aantal geometri- sche vormen waren gesnoeid.
Tijdens een wandeling door de tuin kon men zich via de rondelen in de keermuur naar boven of naar beneden, naar het tweede terras, vervoegen.
Het tweede, ondiepe terras voor de keermuur
Vrij diep onder het bovenste terras, aan de voet van de keermuur, ligt het tweede ter-
ras. Halma geeft in het hofdicht een be- schrijving van het latwerk dat begroeid zou zijn geweest met abrikoos, perzik, rode en witte roos en druiven. De gravure geeft te- gen de keermuur inderdaad latwerk te zien.
De diverse fruitsoorten gaven Halma aan- leiding om de prikkeling van de zintuigen te beschrijven, want het rijpe fruit verspreidde zoete geuren en de combinatie van de kleu- ren rood en geel streelden het oog. Veel meer dan het latwerk en de fruitsoorten heeft Halma in zijn hofdicht niet genoemd.
De gravure geeft echter meer te zien. Aan weerszijden stonden twee kabinetjes en op
de rand van het terras waren potten met boompjes neergezet.
De beschrijving van het kasteel in Les Deli-
ces du Pais de Liège biedt hierover aanvul-
lende informatie, hoewel deze enigzins on-
duidelijk is ten aanzien van de positionering
van de diverse tuinornamenten. Volgens de
beschrijving stonden op de keermuur -mis-
schien op de rand van het tweede terras-
vazen en ornamenten. Deze worden 'orne-
mens de stuc' genoemd wat kan betekenen
dat het hier beschilderde decoratie van
steen betrof. Het smalle terras zou tevens
plaats hebben geboden aan twee volières
/4fe. 10. Landmeting naar alle waarschijnlijkheid behorend tot het geschreven rapport uit april 1710, afkomstig uit het archief Poswick, port. l, Gemeente Archief Maastricht. Meting van 'de gesworen lantmeter der heerlichheyt van vleytingen (...) de beemden ende landerijen gelegen tot neerkan toebehoorende Sijne Exelentie Den Heer Generaell Dopff (...)', 23april 1710.
Afkomstig uit het archief Poswick, port. l. Gemeente Archief Maastricht. De vermelde nummers corresponderen niet altijd met de nummers die op de kaart voorkomen.
BULLETIN KNOB 1993-4 97
Afb. 11. Plattegrond van Clingendael, gegraveerd door D. Stopendaal ca. 1690. Afkomstig uit: Hunt, J.D., Jong, E. de, 'The Ango-Dutch garden in the age of William and Mary', Journal of Garden H/story, nrs. 2 S 3, 1988, cat.nr. 52a (2) (blz. 181).
die elk een klein fonteintje herbergden. De- ze volières zouden bijvoorbeeld de twee ka- binetjes van de gravure kunnen zijn ge- weest.
In 1710 werden de landerijen van Van Dopff opgemeten, inclusief de gronden in de nabijheid van het kasteel. 34 In de legen- da bij de tekening werd het tweede terras omschreven als het terras met de 'plezier huisjes' die tussen het kasteel en de 'blom- hof' inlag. Hiermee wordt het bestaan van de kabinetjes of volières, met of zonder fon- teintjes, nogmaals bevestigd. Binnen het lij- nenspel van het ontwerp vervulden de kabi- netjes de functie van een hoekoplossing. Zij markeerden zowel de beëindiging van het tweede terras als de voortzetting van de tuin, omdat zij aansloten op de breedte van het derde en vierde terras. De rondelen van de keermuur vervulden een soortgelijke functie in het lijnenspel van het ontwerp,
want deze markeerden de beëindiging van het eerste terras en liggen in het verlengde van de hoekpaviljoens van het huis.
Aangaande de versiering van het tweede terras met voornoemde vazen en stuc-orna- menten zou het heel goed mogelijk kunnen zijn dat hier de versiering van de onderste muur van het tweede terras bedoeld werd.
De gravure van De Bruyn toont hier immers een twintigtal potten met planten. Aan weerszijden van de trap die naar het derde terras leidt zijn op de gravure ook nog twee putti te zien. Een rekening uit 1715 kan ter ondersteuning dienen voor de aanname dat op de rand van het tweede terras tuindeco- ratie heeft gestaan, want hierin werden pre- cies twintig bloempotten en negentien 'pos- tuerkens' vermeld. 35 De verleiding is dus groot te denken dat de rand van het smalle terras opgesierd is geweest met bloempot- ten, afgewisseld door beeldjes. Uit weer
een andere rekening blijkt dat dit ornament, wanneer dat nodig was, opgeschilderd werd. 36
In de potten hebben hoogstwaarschijnlijk kuipplanten gestaan, wat ook te zien is op de gravure. De laurier- en de oranjeboom waren bijvoorbeeld veelvoorkomende boomsoorten in een siertuin. Uit enkele re- keningen blijkt dat in elk geval deze twee boomsoorten voorkwamen in de collectie kuipplanten van Van Dopff. 37 Gedurende de winterperiode moesten de boompjes be- schermd worden in een daarvoor bestemde ruimte: de oranjerie. Hier werden niet alleen planten en boompjes beschermd bij slechte weersomstandigheden, maar de oranjerie functioneerde tevens als kweekplaats voor diverse boompjes, planten en bloemen, voordat zij een plaats in de tuin kregen.
Hoewel de gravure en de beschikbare be- schrijvingen hierover geen uitsluitsel geven,
98
moet ook bij het kasteel Neercanne een oranjerie gelegen hebben. 38
Het derde terras, de parterre
Dit terras wordt in zijn geheel omsloten door een manshoge muur waarin drie toe- gangshekken zijn aangebracht: één in de oostelijke muur, dit is aan de zijde van de Cannerweg, en één in de zuidelijke en noordelijke muur.
Halma schonk verhoudingsgewijs veel aan- dacht aan dit derde terras waaruit blijkt dat het bloemtapijt, ofwel de parterre, een be- langrijk onderdeel van de tuin moet zijn ge- weest. Volgens zijn beschrijving groeiden tegen de muren muskadellewijn (druif), per- zik, abrikoos en kers. Net zoals op het tweede terras was deze combinatie van zoete geuren en de kleuren rood en geel het vermelden waard. Het is bijna ondenk- baar dat er geen gewassen tegen de hoge muur omhoog groeiden. Net als op het tweede terras is op de gravure te zien dat er latwerk tegen de westelijke muur van het derde terras was aangebracht. De informa- tie van de gravure wordt ondersteund door een aantal rekeningen waarin zowel het werk aan 'espalier' als aan 'palm' vermeld werd. 39 Dit betekent dat er in de tuin leibo- men en buxushaagjes te vinden moeten zijn geweest.
Op de gravure is te zien dat aan weerszij- den van de fontein, op het brede midden- pad, twee beelden stonden opgesteld. Hal- ma heeft echter niet vermeld welke mytho- logische figuren zij voorstelden. Het enige wat hij opschreef was dat de blikken van de beelden gericht waren naar het midden, de fontein, en dat ze omringd werden door taxus. Eén van de twee beelden is op de gravure te identificeren als een Mercurius- beeld. Over het andere beeld kan slechts opgemerkt worden dat het een vrouwelijk personage betreft, misschien Flora. De nis die is aangebracht in de trap tussen het tweede en derde terras, is waarschijnlijk be- doeld voor een derde beeld.
In Les Delices du Pais de Liège wordt slechts de verdeling van de parterre in vier- kanten genoemd. De gravure bevestigt de- ze omschrijving van de indeling, die wat be- treft de structuur overeenkomsten vertoont met andere bekende geometrische tuinen.
Ook is te zien dat op alle hoekpunten van de compartimenten gesnoeide taxus-pira- mideboompjes stonden opgesteld. Rondom het bassin lagen compartimenten met bro- derieperken en op de hoekpunten hiervan stonden boompjes die ingewikkelder vor- men vertoonden. Bij de opgraving is het bassin met een piramidevormig spuitstuk teruggevonden, evenals de fundering van een achthoekig muurtje rondom de fontein, dat ook op de gravure te zien is.
Dit derde terras was in tegenstelling tot de vorige twee terrassen van diverse zijden benaderbaar. Via de trap kon men van bo- venaf de parterre betreden en in de noorde- lijke, de zuidelijke en de oostelijke muur wa- ren toegangen gemaakt met vermoedelijk sierhekwerk. Deze hekwerken werden vol-
gens de gravure geflankeerd door posta- menten waarop vazen stonden. Het is mo- gelijk dat de vuurpotten die er nu nog staan de authentieke ornamenten zijn.
Helaas is er in het beschikbare bronnenma- teriaal geen enkele aanwijzing omtrent het beplantingsschema te vinden. Het derde terras werd weliswaar aangeduid als blom- hof, maar welke bloemen hier gestaan heb- ben blijft onbekend. Wat wel ter sprake kwam in diverse rekeningen was de bemes- ting van taxus en het werk aan taxus bij een gele plaats. 40 Wellicht doelde men met het laatste op een broderieperk waarin gele steenslag of zand tussen de haagjes neer- gelegd was. Dit zou kunnen duiden op een consequent gebruik van de kleur geel. Tij- dens de bouwjaren van het huis werden im- mers gele verf en gele oker aangeschaft.
Het is niet ondenkbaar dat deze kleur el- ders in de tuin terugkwam. Bovendien mag aangenomen worden dat het huis tot op vandaag in de originele kleur is gesausd. 41
Naar aanleiding van de opgravingen zijn verschillende pollen onderzocht op mogelij- ke aanwijzingen ten aanzien van de beplan- ting, maar deze proeven hebben een onbe- vredigend resultaat opgeleverd. Tijdens de opgravingen werden wel de omtrekken van de compartimenten van parterre zichtbaar gemaakt, zodat de gravure in deze een be- trouwbare weergave blijkt te zijn.
Zoals vele tuinen, werd de tuin van Neer- canne in tweeën gedeeld door een openba- re weg, in dit geval de Cannerweg. De am- bitie van Van Dopff om de tuin voor, naast, en achter het oorspronkelijke grondgebied
van het kasteel uit te breiden, stuitte meer- malen op dit soort barrières. De bestaande routes, wegen of rivieren, konden nu een- maal niet worden opgeheven en werden dus in de tuin geïncorporeerd. Van Dopff had pas in 1705 de weidegrond van de Cannerweg tot aan de Jeker verworven en waarschijnlijk kreeg hij toen ook beschik- king over de grond aan de overkant van de Jeker tot aan de weg naar Maastricht. Dit werd de plaats voor het vierde terras. De toegang bevond zich aan de overzijde van de Cannerweg. Via een sierhekwerk was het mogelijk dit terras op de middenas bin- nen te wandelen.
Het vierde terras
Zoals eerder gezegd, nam Halma het vier- de terras als hel beginpunt voor zijn be- schrijving van de tuin. Hij volgde naar zijn zeggen de blik van Neptunus naar boven en maakte het kasteel en het daarachter gelegen bos tot einddoel van de wandeling.
De zeegod Neptunus was een belangrijke blikvanger voor het vierde terras. Midden in de vijver troonde hij op een 'walvisch' en hield daarbij een drietand in de rechter- hand. Het beeld werd omgeven door fon- teinstralen die uit de vis kwamen. Halma noemde deze weliswaar een walvis, maar het ligt meer voor de hand dat het een dol- fijn betrof. 42
Verder beschreef Halma hoge lindebomen en hagen, maar dit had niet zonder meer betrekking op het vierde terras. Toch moe- ten we aannemen dat hij hiermee doelde op de lanenstelsels die naar de Jeker voerden.
Afb. 12. Detail van de parterre van C/ingendael u/t de afbeeldingenreeks van Stopendaal (zie afb. 11).
BULLETIN KNOB 1993-4
Afb. 13. Jachtkoepel voor de stadhouder-koning op Roosendaal, Marot D., 'Oeuvres', 1712. Afkomstig uit: Hunt, J.D., Jong, E. de, 'The Ango-Dutch garden in the age of William and Mary', Journal of Garden History, nrs. 2 & 3, 1988, cat.nr. 57 (blz. 190).
De gravure toont immers aan weerszijden van het terras twee lanen die in de richting van de Jeker uitliepen en een derde laan op de middenas. Wederom is Halmas beschrij- ving op zichzelf genomen te beknopt om een beeld van het terras te vormen en moet de gravure uitkomst bieden.
De grote spiegelvijver met de Neptunus was het centrale onderdeel van het vierde terras en deze was verdiept aangelegd en omgeven door een walkant. Naast de Nep- tunus lag er volgens de gravure een scheepje in de vijver. Het schip zou kunnen doorgaan voor een tekenvrijheid van de graveur, dit om bijvoorbeeld aan te geven dat het hier een grote vijver betrof die met de zee geassocieerd diende te worden.
Ware het niet dat er een scheepstimmer- man aan te pas moest komen om repara- ties uit te voeren aan een schuitje in de vijver. 43 Er schijnt dus wel degelijk een scheepje gelegen te hebben in dit bassin.
Op de gravure is te zien dat op de midden- as een aantal treden zijn gemaakt die naar de lager gelegen walkant leidden. Wat evenwel niet goed te zien is op de gravure, maar wel is teruggevonden bij de opgravin- gen, zijn de acht treden die het water inleid- den. Deze treden kunnen bestemd zijn ge- weest voor een cascade, maar het is te- vens mogelijk dat deze treden bedoeld waren om makkelijk in een schuitje te stap- pen.
De oostelijke zijde van de vijver werd afge- sloten met een halfrond perk. In deze hemi- cycle was een broderiepatroon aangebracht door middel van geschoren hagen en dito boompjes. Op de hoofdas liep deze in de richting van de Jeker uit in een dubbele laan. In tegenstelling tot het hofdicht van Halma vinden we in Les Delices du Pais de
Liége wel aandacht voor het grote bassin 'acompagne de plusieurs Boulingrins'. Deze omschrijving wijst op een lager gelegen grasparterre die volgens de gravure met een broderiepatroon gedecoreerd was. Het hele ensemble: de vijver, de walkanten, de hemicycle en de lanen, werd volgens de gravure omheind door middel van heggen of houten hekken.
De twee lanen aan weerszijden van het vierde terras konden aan de kant van de Cannerweg ingewandeld worden. Mis- schien stonden aan het eind van deze twee lanen beelden opgesteld; deze gedachte komt op als in een rekening twee 'postu- eren in de allees' van de vijver genoemd worden. 44
Het is op de gravure niet te zien op welke wijze de tuin beëindiging werd, maar de uit- snede is suggestief genoeg om de voortzet- ting van in elk geval de middelste laan in het landschap te verwachten. Deze verlei- delijke gedachte, dat de dubbele laan op de middenas zich voortzet in het landschap, lijkt door de opmeting uit 1710 gerechtvaar- digd te worden. Volgens de tekening en de begeleidende legenda wordt de dreef door- getrokken, mogelijk tot aan de weg naar (Maas)Tricht.
In Les Delices du Pais de Liège wordt de omzoming van het vierde terras met avenu- es genoemd en de laan op de middenas wordt in verband gebracht met een aange- name uitloop in het landschap. Helaas, de gravure van De Bruyn geeft geen uitzicht op de rug van de Sint Pietersberg. Daaren- tegen wel op het meest onzekere gedeelte van de gravure, het sterrebos.
Het sterrebos
Direct achter het kasteel rijst de beboste
heuvelrug op. Het is moeilijk voor te stellen dat, zoals de gravure laat zien, het sterre- bos zich direct achter het kasteel bevonden heeft. Uit de beschrijving van Halma blijkt namelijk dat eerst een gedeelte van de berg beklommen moest worden voordat het la- nenstelsel van het sterrebos zichtbaar werd. Pas na de beschrijving van de grote natuurlijkheid van het bos waarin iepen, beuken en elzen groeiden, kwam de sters- gewijze indeling van het bos ter sprake. Zo- als Halma al aangaf, liepen de wegen van het sterrebos nu eens vlak en dan weer omhoog. De eventuele onregelmatigheid van het terrein zal de bouwheer echter niet hebben verhinderd om zo goed en kwaad als het ging een lanenstelsel aan te leggen, want een sterrebos behoorde tot de stan- daard ingrediënten van een lustoord. Op de kruin van de heuvel bevond zich een speel- huisje dat, zoals het er op de gravure uit- ziet, verwantschap vertoonde met de jacht- koepel op Roosendael. Eenmaal op deze plek aanbeland, kon men weer genieten van het uitzicht over weide- en korenlan- den.
Halma beschreef tevens de afdaling die via dezelfde laan geschiedde als bij de beklim- ming. Deze laan zou met lindebomen be- plant zijn geweest en het kan de laan zijn die op de gravure ten noorden van het kas- teel gelegen heeft.
Tijdens de beklimming van de heuvelrug kwam Halma de hoefbron tegen die vol- gens zijn beschrijving de fonteinen in de tuin voedde. Halma bracht naar voren dat het water door middel van pompen of per- sen, door een buizenstelsel van beneden naar boven werd vervoerd en daar in een reservoir werd opgeslagen. De kennelijk ar- tificiële bron was natuurlijk vermeldens- waardig, gezien de grote moeite die ook el- ders genomen werd om mooie fonteinen en waterpartijen aan te leggen. 45 Uit een aantal rekeningen blijkt dat Van Dopff voor enige jaren iemand in dienst genomen had om in het buitenland een 'pomp en machine' aan te schaffen. In 1707 werd deze machine met behulp van de hovenier op de berg geïnstalleerd. 46 Dat het systeem voor de fonteinen niet gelijk naar wens functioneer- de, blijkt uit de rekeningen van 1704 tot 1707. Regelmatig kwam hierin het werk aan de waterpomp voor, evenals het werk aan de fonteinen en reparaties aan de waterlei- dingen.
In 1715 schafte men loden en koperen pij- pen aan. De koperen pijpjes waren bedoeld voor de spuitstukken van bijvoorbeeld het Neptunusbeeld en de dolfijn. De loden pij- pen waren bestemd voor de leidingen die regelmatig opnieuw gesoldeerd moesten worden. 47
Hoe de watervoorziening technisch precies
geregeld werd, is noch uit de rekeningen,
noch uit de beschrijving van Halma op te
maken. Maar dat er een druk- of perssys-
teem en een machine aan te pas zijn geko-
men om water in een reservoir op de berg
te krijgen is duidelijk.
fJiMaf J tr/£. ^AW t*fa*^H,