• No results found

NIEUWS INZAKE WETGEVING, RESOLUTIES EN BESLISSINGEN OP HET GEBIED DER BELASTINGEN NORMALE NAAST VERVROEGDE AFSCHRIJVING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "NIEUWS INZAKE WETGEVING, RESOLUTIES EN BESLISSINGEN OP HET GEBIED DER BELASTINGEN NORMALE NAAST VERVROEGDE AFSCHRIJVING"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N IE U W S IN Z A K E W E T G E V IN G , R E S O L U T IE S EN B E SL IS SIN G E N OP H E T G EB IED D ER B E L A ST IN G E N

NORMALE NAAST VERVROEGDE AFSCHRIJVING door M r Dr E. Tekenbroek

Over de wijze waarop bij gebruikmaking van de mogelijkheid om x/% deel der aanschaffingskosten vervroegd af te schrijven, de normale a f­ schrijving dient te geschieden, bestond tot voor kort verschil van mening. Enerzijds achtte men de normale afschrijving niet beinvloed door toe­ passing van de vervroegde afschrijving (argument: dan alleen kan ge­ zegd worden, dat boven hetgeen men normaal jaarlijks mag afschrijven x/ 3 vervroegd wordt afgeschreven); anderzijds redeneerde men: de aan­ schaffingskosten moeten in tweeën geknipt worden; op een deel groot 2/ 3 moet normaal worden afgeschreven; op een deel groot x/ 3 kan normaal, doch ook vervroegd worden afgeschreven; deze laatste mening werd o.m. gehuldigd door de Minister van Financiën (Memorie van Antwoord 2e Kamer en par. 12 Leidraad Belastingherziening 1950).

Taalkundig lijkt mij de eerste opvatting juist.

Bij arrest van 24 Juli j.1. bevestigde de Hoge Raad echter het Ministe­ riële standpunt: naast een eventuele vervroegde afschrijving moet de nor­ male afschrijving niet plaats hebben over de totale aanschaffingskosten, doch van het tweederde gedeelte der aanschaffingskosten (verminderd met eventuele restwaarde).

BIJ ONAFGEBROKEN VERLIESREEKS: GEEN NEGATIEVE ZUIVERE OPBRENGST VAN EIGEN ONDERNEMING EN VAN ARBEID

door M r D r E. Tekenbroek

Het komt wel voor, dat een belastingplichtige, die voldoende verdient uit anderen hoofde, meent een particuliere liefhebberij bedrijfsmatig te kunnen botvieren in de verwachting dat het daarmede te lijden verlies toch in mindering komt van zijn, met een hoog tarief belast, inkomen.

Voor hen die de aangifte van zo iemand te verzorgen hebben is van belang kennis te nemen van het arrest van de H.R. d.d. 24 Juni j.1. rolno. 11348.

De Hoge Raad besliste, dat de Raad van Beroep uit de omstandigheid dat belanghebbende de exploitatie van zijn landbouwgronden voortzette ondanks het feit, dat daarbij gedurende een reeks van jaren onafgebroken verliezen werden geleden, welke verliezen uit zijn overig inkomen ruim­ schoots konden worden gedekt, kon en mocht afleiden, dat belangheb­ bende zich alleen voor zijn genoegen met de landbouw bezighield; op grond van een en ander werd aangenomen, dat belanghebbende geldelijk voordeel daarmede niet beoogde, noch daarvan redelijkerwijze kon ver­ wachten.

In zodanig geval kan niet worden gezegd, dat evenbedoelde exploitatie is een onderneming of arbeid als bedoeld is in artikel 5, lid 1, onder lo, van het Besluit Inkomstenbelasting.

Ook volgens oudere jurisprudentie (zie o.m. arrest van 26 November 1936 B no. 4857) is slechts sprake van een bron van inkomen, wanneer daaruit inkomen te verwachten is.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

„dat mogelijk is, dat het door een belastingplichtige onverzekerd gelaten risico zó groot is, dat de daartegen gevormde assurantiereserve eigen risico ook na jaren

in deze als criterium: kan de accountant komen tot de prestatie van een veelvoud van de accountants- arbeid, doordat hij accountantsarbeid door personen die in

dat zodanige regel evenmin kan worden aangewezen voor de om­ gekeerde mogelijkheid, waarin, zoals in het onderhavige geval, ten aanzien van een stamverplichting én

Het meest komt voor, dat de statuten als beloning voor de commissarissen alleen kennen een bepaald % van de overwinst, terwijl de in de statuten voorkomende

De aandacht moet erop gevestigd worden, dat deze mogelijkheid slechts geopend wordt voor beroepschriften, ingediend bij de Raden van Beroep, aangezien slechts dan

Bij resolutie d.d. 139 is medegedeeld, dat het in evenvermelde passage uit de Leidraad gebezigde argument voor het niet belasten van de goodwill bij de erflater

dat toch ingevolge de door belanghebbende in 1946 met zijn medeven­ noten gesloten overeenkomst het bedrijf der commanditaire vennootschap per 1 Januari 1947 zou

wat het karakter van de functie van de mede- „werkers en hun plaats op het kantoor der associatie betreft vastgesteld, „dat, gelet op het in verhouding tot