• No results found

NIEUWS INZAKE WETGEVING, RESOLUTIES EN BESLIS­ SINGEN OP HET GEBIED DER BELASTINGEN FISCUS EN BEDRIJFSBELEID

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "NIEUWS INZAKE WETGEVING, RESOLUTIES EN BESLIS­ SINGEN OP HET GEBIED DER BELASTINGEN FISCUS EN BEDRIJFSBELEID"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

N IE U W S IN Z A K E W E T G E V IN G , R E S O L U T IE S E N B E S L IS ­ SIN G E N OP H E T G EB IED D ER B E L A ST IN G E N

FISCUS EN BEDRIJFSBELEID door M r Dr E . T ekenbroek

De Hoge Raad heeft d.d. 12 Januari 1955 een arrest gewezen, dat voor de accountantspraktijk van belang is.

Zoals bekend staat art. 10 van de Inkomstenbelasting toe bij het bepalen van de jaarlijkse winst een reserve te vormen ter dekking van risico’s welke plegen te worden verzekerd doch niet verzekerd zijn.

Een belastingplichtige, in wiens bedrijf een eigen vermogen van ƒ 400.000.— was geinvesteerd had om principieel godsdienstige redenen geen verzekering willen afsluiten voor de in het bedrijf gebezigde opstallen, machines, voorraden, transport- en autopark.

Hij was nu doende ten laste van zijn fiscale winst een reserve Assurantie eigen risico op te voeren.

De Inspecteur weigerde de belastingplichtige op dit punt geheel te vol­ gen en stond slechts toe het vormen van de reserve Assurantie eigen risico voor die objecten, waarvan goed koopmansgebruik het lopen van een eigen risico z.i. gedoogt.

De Inspecteur stelde zich nl. op het standpunt, dat het niet in overeen­ stemming met goed koopmansgebruik is om voor alle risico’s, die het on­ derhavige bedrijf loopt de risico’s zelf te lopen, ter adstructie waarvan hij er op wees, dat belastingplichtige de omvang der risico’s zelf becijferde op het bedrag van 30 miliioen, waarbij het eigen vermogen van het bedrijf ad ƒ 400.000.— in het niet zonk. De Raad van Beroep kon zich met het standpunt van de Inspecteur verenigen.

Belastingplichtige voerde in cassatie aan, dat de Raad van Beroep ten onrechte de eis stelde, dat het opvoeren van een Assurantie eigen risico in overeenstemming met goed koopmansgebruik moet zijn.

Op grond van een goed gemotiveerd arrest, dat vooral historisch ge­ oriënteerd is besliste de Hoge Raad, dat het standpunt van de Raad van Beroep onjuist was, omdat daarmede de fiscus zich feitelijk een oordeel zou aanmatigen over bedrijfsbeleid.

De belangrijkste overwegingen dienaangaande van de Hoge Raad w a­ ren:

1. ,,dat de vraag, of een met goed koopmansgebruik overeenkomend be­ drijfsbeleid al dan niet verlangt om bepaalde risico’s in een bedrijf te verzekeren, voor de belastingheffing in beginsel zonder belang is en niet raakt het goede koopmansgebruik, dat het Besluit op de Inkomsten­ belasting 1941 aanlegt als maatstaf voor de vraag hoe voor de heffing van de belasting op de grondslag van bepaalde — door goed of slecht bedrijfsbeleid verkregen — resultaten de jaarlijkse v/inst moet worden berekend;”

2. „dat mogelijk is, dat het door een belastingplichtige onverzekerd gelaten risico zó groot is, dat de daartegen gevormde assurantiereserve eigen risico ook na jaren onvoldoende moet blijven om tegen dat risico een genoegzame dekking te verschaffen, doch de belastingplichtige, die eenmaal besloten heeft zich niet te verzekeren, welk bezwaar men daar­ tegen uit een oogpunt van bedrijfsbeleid ook zou kunnen maken, niet in strijd met goed koopmansgebruik handelt, indien hij uit de opbrengst van zijn bedrijf jaarlijks een naar redelijke en in het licht van de strek­

(2)

king van de onderhavige wetsbepaling aanvaardbare maatstaven bere­ kende som terzijde legt, teneinde tegen het onverzekerd gelaten risico

door de jaren althans enige dekking te vormen;”

Aan de duidelijke bewoordingen van het arrest behoeft niet veel te wor­ den toegevoegd. Slechts moet de opmerking worden gemaakt, dat de be­ lastingplichtigen met dit arrest geen vrijbrief krijgen om met het uitspreken van de solemnele woorden: „het is bedrijfsbeleid” , allerhande kosten als fiscaal aftrekbare kosten aanvaard te krijgen.

Uiteraard behoudt de fiscus de bevoegdheid het beroep op bedrijfsbeleid te toetsen aan de norm, dat de handelingen, die men daarvoor wil laten doorgaan, inderdaad ook bedrijfshandelingen zijn.

Ik heb hierbij het oog op het opvoeren van allerhande onkosten, die de fiscus op grond van de waardering der feitelijke verhoudingen kan aan­ merken als zgn. kosten gemaakt niet voor bedrijfsdoeleinden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

„Door de toekenning van een claimrecht als het onderhavige wordt een nieuw recht - het recht om nieuw uit te geven aandelen te nemen tegen een bedrag lager dan de

Enerzijds achtte men de normale afschrijving niet beinvloed door toe­ passing van de vervroegde afschrijving (argument: dan alleen kan ge­ zegd worden, dat boven

De aandacht moet erop gevestigd worden, dat deze mogelijkheid slechts geopend wordt voor beroepschriften, ingediend bij de Raden van Beroep, aangezien slechts dan

Bij resolutie d.d. 139 is medegedeeld, dat het in evenvermelde passage uit de Leidraad gebezigde argument voor het niet belasten van de goodwill bij de erflater

zelf, dat de verhoging van 10 % bedoeld is als vergoeding voor renteverlies en kosten, doch desondanks werd de ver­ hoging geacht het karakter van belasting

dat toch ingevolge de door belanghebbende in 1946 met zijn medeven­ noten gesloten overeenkomst het bedrijf der commanditaire vennootschap per 1 Januari 1947 zou

wat het karakter van de functie van de mede- „werkers en hun plaats op het kantoor der associatie betreft vastgesteld, „dat, gelet op het in verhouding tot

Een soortgelijke kwestie doet zich voor bij de pensioenregeling van directieleden. Moet de Inspecteur voor de toepassing van art. 6 letter c Loonbelasting) elk