• No results found

,s Ie et e- :n

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ",s Ie et e- :n "

Copied!
96
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

-

!lt e'

) -

e-

le

,s Ie et e- :n

1S

j- m m

:IS

:n m

:1- 1.

>r

1r 1n at :n r- s-

5-

:e

n

Er is alom geweeklaag over politieke partijen. Geschamper van bui- tenstaanders, zelfhaat van partijleden: het kan niet anders of partijen lopen op hun laatste benen. Alle functies van partijen zouden zo lang- zamerhand zijn uitgehold, behalve deze: er zijn net zoveelleden als er baantjes zijn te vergeven.

Toch staat me nog altijd een PvdA-discussiebijeenkomst voor de geest over het rapport 'Schuivende Panelen' in zo'n verkeerd zaaltje in Groningen. Een hoogleraar van naam hield gratis (nu, ja voor een Groninger koek) een verhaal over de voor- en nadelen van privatise- ring, waarna zich een prachtig debat ontspon met werknemers van de zojuist geprivatiseerde gemeentereiniging. Toen ervoer ik in een ruts de ware schoonheid van een politieke partij. Waar anders heb je zo'n dirècte confrontatie tussen professionele expertise en ervaringsdes- kundigheid, tussen de wereld van beleid en analyse en de alledaagse (werk)praktijk? Er is toch eigenlijk niks mooiers dan wanneer Kok of Wallage na een aanval op 'loonstrookjesniveau' van een woedende partijgenoot - bij tekortschietend Haags jargon - moet putten uit zijn laatste reserves 'normale mensentaal'.

Politieke partijen zijn juist door hun amateurisme en gedateerd- heid aandoenlijke instituties. Temidden van een overgeprofessionali- seerde Haagse beleidsmachinerie duikt af en toe een plaatselijke partij- afdeling op of laat de kringvoorzitter uit Den Helder van zich horen.

Of de premier de uitkomst van de laatste Europese Raad maar even wil komen verantwoorden.

Een politieke partij is een organisatie die de illusie instandhoudt, dat je voor zo'n honderd gulden partijcontributie mee kan praten en denken over het beleid en de toekomst van de

BV

Nederland. Die wei- gert zich neer te leggen bij de processen en mechanismen waarlangs politiek gewoonlijk tot stand komt.

Er wordt veel gezwateld over burgerschap en burgerzin. In al haar naïviteit en onbeholpenheid is een politieke partij een van de weinige maatschappelijke instellingen waar nog steeds iets van arass root-staats- burgerschap kan worden gevonden. Er wordt tegenwicht geboden tegen de enorme fragmentatie in beroepsgroepen, specialismen en leefstijlen en er vinden, alleen daarom al, curieuze confrontaties plaats tussen uiteenlopende belangen en voorkeuren. Allochtonen- of fiets- beleid, vrouwenemancipatie of misdaadbestrijding: wie het weet mag het zeggen.

Daarnaast is een politieke partij een van de weinige plekken, waar hoger- en lageropgeleiden elkaar (nog) ontmoeten. De de facto segre- gatie tussen die verschillende 'statusgroepen' wordt in een partij ietwat getemperd.

Een politieke partij is een tamdijk willekeurige groep burgers die in publieke termen met elkaar van gedachten wisselen, op zoek naar een gemeenschappelijke taal van staatsburgerschap. Zo'n aselecte steekproef van burgers-partijgenoten is op zijn minst een permanent correctief referendum en op zijn best een voortdurend doorgeefluik van volksinitiatieven. Politieke partijen mogen zich dan ontwikkelen tot staatsapparaten, electorale campagnemachines of (kies)verenigin- gen van donateurs;· zolang politici gedwongen worden in gewone mensentaal verantwoording af te leggen voor de effecten van hun macro-beleid op de dagelijkse leefwereld van hun partijgenoten, zo- lang voegen politieke partijen iets aan onze democratie toe.

De schoon - h e id van politieke partij en

I

RENE CUPERUS

Medewerker w

B

s/ redacteur s &.J:>

(2)

Ers aan1 aan hed blij, essl tre~ het de 1 om Ier i is

de Er soc sch .,

WIJ

en

G ~

ge k So in m

A zij

V~

b

(3)

Beginselen in een nieuwe context*

Er schuilt een paradox in de aanpassing van beginselen aan gewijzigde omstandig- heden. Beginselen zijn iets blijvends, zij vormen de

THIJS WÖLTGENS politieke opstelling van de PvdA sinds 1977 en het be- ginselprogramma ontbreekt praktisch enige samenhang.

Burgemeester van Kerkrade en Eerste Kamerlid voor de PvdA

essentie, die rest na de af-

trek van de toevallige historische omgeving. Maar het Thomistisch zoeken naar de essentie heeft zelfs de rooms-katholieke kerk er niet van weerhouden om haar beginselen van tijd tot tijd anders te formu- leren. Vandaar dat de Bijbel in de loop der eeuwen is aangevuld met gezaghebbende uitspraken van concilies of kerkvaders. Het leergezag en de traditie verschaffen het geloof die typische combinatie van dogmatiek en flexibiliteit, die eeuwenlange overle- ving mogelijk maakt. De pretenties van de sociaal- democratie gaan niet zover als die van een geloof.

Er is geen oeiaal-democratische metafysica. De sociaal-democratie past in de christelijk-humanisti- sche overlevering van Europa. Misschien moeten wij wel zeggen: van de Westerse cultuur. Daarom staat zij open voor mensen met een zeer uiteenlo- pende (a)religieuze achtergrond. Maar ook binnen die opzettelijke beperking heeft zich een soort canon ontwikkeld. Daarin heeft Marx het Oude Testament voor zijn rekening genomen en is Eduard Bernstein met zijn Die Voraussetzungen des Sozialismus und die Atifgaben der Sozialdemokratie de evangelist van het Nieuwe Testament. Op dat fun- dament heeft een traditie voortgebouwd. Zij omvat enerzijds welhaast conciliaire uitspraken als het Codesberger programma van de SPD, anderzijds geschriften van individuele sociaal-democratische kerkvaders als Hendrik de Mans Zur Psychologie des Sozialismus. Tot die traditie behoort, al is het maar in de meest formele zin, ook het beginselprogram- ma van de PvdA uit '977.

Het beginselprogramma van de PvdA uit 1977 Als je de beginselen van de sociaal-democratie op zijn Bernsteins wilt afleiden uit het feitelijke gedrag van sociaal-democratische politici dan plaatsen de beginsleien van 1977 je voor een raadsel. Tussen de

En er was geen Kautsky om die kloof desnoods verbaal te overbruggen. Integendeel, de meeste professio- nele politici werden bevangen door een zekere gêne, als zij herinnerd werden aan dit programma.

Bijna ten overvloede heeft Wim Kok in zijn Den Uyl-lezing van 1995 nog eens de afstand tegenover dit beginselprogramma gemarkeerd. Intussen is de kritiek erop genoegzaam bekend.

Toch bevatte het programma een aantal nieuwe thema's, die sindsdien aan actualiteit niets hebben ingeboet. De thema's arbeidsherverdeling, de eco- logische kwestie en de democratisering komen voor het eerst in die omvang aan de orde. Maar ook deze actuele thema's maken bij herlezing een enigs- zins gedateerde indruk. De voornaamste reden is de etatistische benadering van alle problemen. Etatis- tisch in drievoudige zin . Allereerst waren er nogal • wat taken voor de overheid weggelegd. Vervolgens moesten alle overige sociale verbanden het demo- cratisch model van de overheid overnemen. Gezin, bedrijf, universiteit of psychiatrische inrichting, alles zou onderworpen worden aan de democrati- sche meerderheidsregel: one (wo)man, one vote. Bot- singen tussen gedemocratiseerde groepsbelangen en het democratische algemeen belang werden ont- kend of weggemasseerd. De spanning tussen bij- voorbeeld vakbondsvrijheid en geleide inkomens- politiek werd op de keper beschouwd niet opge- lost.

De derde vorm v;m etatisme uitte zich in de benadering van internationale vraagstukken. De wereld moest één democratische staat worden, een opgeblazen kopie van het gidsland. Misschien nog meer dan in de binnenlandse ambities manifesteer- de zich hier de kloof tussen wens en werkelijkheid.

En daarmee is een volgende reden gegeven voor de

ouderwetse indruk, die het programma van 1977

achterlaat.

(4)

37°

Is er zoveel veranderd sinds 1977?

De belangrijkste historische g'ebeurtenis sinds 1977 is de ineenstorting van het communistisch rijk in 1989/1990. Vanuit een puur ideologisch standpunt zou dit geen invloed mogen hebben op het vanouds anticommunistisch gedachtengoed van de sociaal- democratie. Maar om allerlei redenen kost het de sociaal-democratie nog steeds moeite om de anti- communistische revolutie niet als het 'gelijk van rechts' te laten gelden. Misschien is wel de eenvou- digste reden dat wij sinds de jaren zeventig niet meer zo gesteld waren op het epitheton 'anticom- munistisch'.

Juist de onvoorziene gebeurtenis van de val van de Muur moet je wantrouwig maken tegenover de gebedsmolen, die technologisering, internationali- sering en individualisering als standaardrepertoire heeft. Dit wantrouwen wordt nog versterkt, wan- neer deze tendensen als autonome ontwikkelingen worden gepresenteerd. Wij weten namelijk, dat wij er altijd zelfbij zijn als wij wel of geen geld ste- ken in kernenergie, als wij wel of niet de voorkeur geven aan vrijhandel boven protectie, of als wij wel of niet collectieve bescherming omzetten in indivi- duele verantwoordelijkheid.

De twaalf apostelen konden evenmin als de eer- ste demonstranten in Leipzig weten, dat zij wereld- geschiedenis zouden maken. Extrapolaties, hoe sophisticated ook, slaan altijd de plank mis.

Vroegere verkenningen van het magische jaar 2ooo zeggen meer over het jaar waarin ze geschreven zijn, dan over de nu zo nabije werkelijkheid van het jaar 2ooo.

Het is wellicht een gewaagde definitie, maar terugkijkend op de discrepantie tussen trend en werkelijkheid kun je het verschil het beste 'politiek' noemen. 'Politiek' is dan bewust maatschappelijk handelen. Anders gezegd: politiek is het voluntaris- tische element in de geschiedenis. Daarom is het niet zo interessant om de trends sinds 1977 in beeld te brengen. Belangwekkender is de vraag: welke ruimte zien wij nog voor vrij handelende mensen, en de vervolgvraag: wat is sociaal-democratisch binnen die context? Het zijn vragen die minder te maken hebben met de zogenaamde objectieve con- text van globalisering, technologisering en indivi-

dualisering. Eerder is ons probleem: waarom beschouwen wij de ene ontwikkeling als onont- koombaar en denken wij de andere nog te kunnen beïnvloeden? Opa Marx moet het dilemma als geen ander gekend hebben. Wie de toekomst maakbaar acht, kan zich geen deterministisch verleden ver- oorloven.

Kritische historici hebben bewezen dat zelfs zoiets gegevens als het verleden maakbaar is. Met iedere nieuwe biografie verandert onze kijk op his- torische personen, evenals bijvoorbeeld onze visie op de Middeleeuwen al een hele cyclus van appre- ciatie en depreciatie doorlopen heeft. Mijn genera- tiegenoten zullen zich hun wisselbad met betrek- king tot de oude Drees herinneren. In de jaren zestig en zeventig verguisd als monument van saaie soliditeit, keert hij in de jaren tachtig terug als voor- beeld voor het 'wethouders' -socialisme. Onder Drees had je nog volledige werkgelegenheid, kom daar nu eens om. Maar ook zo'n schijnbaar exact begrip als 'volledige werkgelegenheid' is een histo- risch bepaalde sociale constructie. In het licht van de geëmancipeerde aspiraties van nu bestond de 'volledige werkgelegenheid' van Drees vooral uit het 'gedwongen' thuisblijven van gehuwde vrou - wen. Ongetwijfeld is daar weer een periode aan voorafgegaan waarin ook sociaal-democraten de afschaffing van de noodzaak voor hun vrouwen om buitenshuis te gaan werken als vooruitgang be- schouwden.

Kortom, de belangrijkste ontwikkeling sinds het beginselprogramma van 1977 heeft zich in ons den- ken afgespeeld. Vandaar dat ik aan het politiek den- ken de voorrang geef boven het in kaart brengen van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Ui- teraard in de wetenschap, dat veranderingen in denken vaak veranderingen in omstandigheden reflecteren. Het ongeloof in de maakbaarheid van de samenleving vond zijn bevestiging in de ineen- storting van het communistisch systeem. Het ver- trouwen in de universele geldigheid van westerse waarden werd daardoor versterkt. Dit laatste kan men ook weer zien als een. reactie op de multicultu- rele samenleving, maar vermoedelijk meer nog op het opkomend fundamentalisme.

Het is echter ook zeer wel mogelijk, dat de uni-

* Dit artikel is een voorpublikatie uit Inzake beainselen. Het zeventiende Jaarboek voor het democratisch socialisme, dat deze maand bij Uitgeverij De Arbeiderspers en de Wiardi Beekman Stichting

verschijnt. Onder redactie van Frans Becker, Wim van Hennekcler,

de PvdA. Met bijdragen van ondermeer:

P. Mair, B. Tromp, H. Bancns, R. Koole, K. van Kersbergen en H. Verwey-Jonker.

Bart Tromp en Marjet van Zuylen levert dit jaarboek een bijdrage aan het debat over de principiële uitgangspunten van

vers dez< Mis: nici: te ge me kin!

pali ker Oo lan< gen vor ges her daa de typ sta; ti el tie!

He do sar

W€

op co: gir H1 Ni de op scl in Of hl· K•

M

w

al

al

ui

k<

al

(5)

versalisten de gebeurteniss en aan het einde van deze eeuw verkeerd geïnterpreteerd hebben.

Misschi en beleven wij wel een renaissance van eth- nicisme en nationalisme, dat zich eerst verzette tegen de universele pretenties van het communis- me en daarna overgaat tot verzet tegen verwestelij- king.

In deze situatie is een internationale positiebe- paling van de sociaal-democratie in Europa moeilij - ker dan in de bipolaire wereld van de Koude Oorlog . Kan de Europese Unie een nieuw vader- land worden, dat wil zeggen de Europeanen een gemeenschappelijke identiteit verschaffen in de vorm van een gemeenschappelijke verwerkte geschiedenis en van gedeelde _ waarden? Zijn wij bereid om het eigen buitenlands en defensie-beleid daaraan ondergeschikt te maken? Moeten wij niet de economische macht van Europa inzetten om die typische Europese uitvinding van de verzorgings- staat te beschermen? Dit alles is een bij uitstek poli- tieke vraagstelling . Zij gaat ervan uit, dat de poli- tiek er nog steeds toe doet.

De marainaliserinB van de politiek

Het beginselprogramma van 1977 kenmerkt zich door de ambitie zoveel mogelijk domeinen van de samenleving te politiseren. Op het moment dat het werd vastgesteld was de tegenbeweging al in volle opmars, snel daarna resulterend in de Thatcher- contrarevolutie en Reaaanomics. Deze tegenbewe- ging werd intellectueel gevoed door mensen als Hayek, Friedman, Nozick en vele anderen . Het vak Nieuwe Politieke Economie, ooit door Hans van den Doel in Nederland geïntroduceerd, maakte een opmerkelijke academische carrière. De gemeen- schappelijke noemer van veel studies is samengevat in de slogan van Reagan, dat de overheid niet de oplossing van het probleem is, maar zelf het pro- bleem vormt. Hadden de economen Piqou en Keynes nog het falen van de markt als onder- zoeksprogramma, nu was het falen van de overheid het object van studie geworden . Het overtuigend- ste empirisch argument is natuu: lijk de val van de Mu. ur. De falende overheid gaf de markt een nieu - we glans. Collectieve regelingen, ooit beschouwd als georganiseerde solidariteit, worden nu gezien als kartels, die de zegenrijke werking van wedijver uitsluiten. Minimumeisen voor beloning, rechtsze - kerheid of sociale opvang zijn in het huidige licht alleen maar barrières om outsiders buiten de deur te houden. Zonder overheidsregulering is de samenle-

ving beter af. Daarom moet de actieradius van poli- tici tot een minimum beperkt worden. Een veel be- proefde methode is de introductie van absolute normen, waaraan politici zich moeten binden.

In Nederland zijn wij erin geslaagd een heel net- werk van normen te creëren (geldgroei, betalings- balansoverschot, financieringstekort, collectieve lastendruk, overheidsuitgavenquote, arbeidsinko- mensquote, staatsschuldenquote, 1/ A-ratio, koppe- ling aan de Duitse mark) waarvan de innerlijke con- sistentie alleen bestaat uit het gemeenschappelijk doel: de politiek aan banden te leggen.

De marginalisering van de politiek ·vloeit recht- streeks voort uit een breed gedeelde economische kijk op de politiek. Politici zijn ondernemers op de kiezersmarkt en zoals elke ondernemer bezig om continuïteit en winst te behalen. Hun lonken naar de kiezers verleidt hen telkens weer tot het doen van tegenstrijdige beloften: lagere belastingen en meer overheidsuitgaven. Omdat de kiezer kort van memorie is wordt herhaling zelden afgestraft.

Maar er worden ook op het eerste gezicht meer objectieve oorzaken voor de terugdringing van de rol van de politiek genoemd. Onze wereld kent geen hiërarchische centra van b~sluitvorming

meer . Watmen vroeger besluiten noemde is tegen- woordig het resultaat van ontelbare interacties bin- nen een netwerk van belanghebbenden. Nationale parlementen en regeringen vormen slechts een fractie in dat wereldwijde weefsel.

De discussie over dit verschijnsel is internatio- naal en wordt voorzien van etiketten als 'De ver- plaatsing van de politiek', 'Die Erfindung des Poli- tischen' of 'Le fin de la democratie'. De Tilburgse bestuurskundige Frissen spreekt over 'de virtuele overheid', een als-of-overheid. De klassieke natio- nale overheden zijn allang niet meer autonoom, zij hebben praktisch geen andere keuze dan te gehoor- zamen aan de bevelen van de wereldmarkt.

De Duitse socioloog U. Beek wijst op het opmerkelijke feit dat de politieke agenda nauwe- lijks noggevoed wordt met thema's die door de tra- ditionele partijen worden aangedragen. De issues komen van buiten, of het nu een rechtse 'tax- revolt' betreft of de verzinking van de Brent Spar.

In dat patroon past perfect de gedachte dat

(weer?) iedereen zijn eigen politicus moet worden

en dus een grote ruimte verdient om zijn eigen ont-

werp van het goede leven gestalte te geven. Daarbij

dient onderwerping aan een meerderheidsbesluit

tot de strikte uitzonderingen te behoren .

(6)

372

Een grotere strijdigheid met de beginselen van 1977 is niet denkbaar. Hoe komt het toch, dat wij in 1977 de trend van de tijd zo volstrekt miskend hebben?

De dialectiek van ideeën en praktijk

Een beginselprogramma toont een partij op z'n zondagst. De vuile handen worden weer eens schoongewassen. Tegen alle ervaring in veronder- stelt men ze de volgende werkweek schoon te kun- nen houden. Eindelijk tijd voor dromen, idealen en utopieën.

De idealen zijn vaak een reactie op treurigma- kende ervaringen. Zo konden verlichte geesten de absolute heerser bejubelen als verlosser van gods- dienst- en burgeroorlogen. Vervolgens kwamen weer nieuwe verlichte geesten om de democratie aan te prijzen als oplossing voor absolutistische des- potie. De markt verloste ons uit de starheid van het gildewezen. Maar de markt bracht ook nieuwe sociale ongelijkheid, die de maatschappelijke wer- kelijkheid zo vervreemdde van het democratisch ideaal. Daarom werd het socialisme uitgevonden.

Na de crisis van de jaren dertig leek een actieve overheid de redding. Dus gold zij in de jaren vijftig en zestig als panacee voor vele kwalen. Maar toen deze medicijn allerlei onbeoogde nevenwerkingen toonde werd de panacee tot kwaal bestempeld.

Ook beginselprogramma's vertonen deze dia- lectiek. Pas in de jaren dertig kon de soAP duidelijk afstand nemen van Traelstra's 'vergissing' van 191 8 en ingroeien in de Nederlandse samenleving. In de jaren vijftig was de werkloosheid van de jaren dertig nog de voornaamste zorg. Het is nu eenmaal zo, dat velen die de toekomst willen winnen vooral bezig zijn met het winnen van de vorige oorlog.

Zondags schuldbesef en strijdbaarheid in de ver- keerde oorlog kenmerken het beginselprogramma van

1

9 77. Voorwaardenstrategieën (dreiging met uittreden uit de Nato) en de instelling van een soort commissie ter controle van het beginselprogramma moeten ons behoeden voor de kennelijk onuitroei- bare neiging om opnieuw vuile handen te maken.

De strijdbaarheid richtte zich tegen het revisionis- me van het beginselprogramma van 1959. Wat over het hoofd gezien werd was het toch niet zo onbelangrijke feit dat in de periode 1945-197 5 de sociaal-democratie op alle fronten gewonnen had.

Het was het gouden tijdperk van de sociaal-demo- cratie. De reëel bestaande sociaal-democratie bracht een combinatie van vrijheid, welvaart en maatschappelijke zekerheid en gelijkheid, die eer-

der niet vertoond en later niet overtroffen is. Er viel dus in 1977 wel wat te verdedigen. Noem het de gemengde economische orde, de sociale rechts- staat, de verzorgingsstaat of noem het het Rijn- landse model. Maar die utopie was ons te concreet, te zeer een boterham met tevredenheid. De meeste mensen willen meer, ja zeker, maar het is intussen voor velen minder geworden. Het is nochtans van belang, dat de reëel bestaande sociaal-democratie in continentaal Europa berustte op een maatschappe- lijk en politiek compromis; maatschappelijk tussen kapitaal en arbeid en politiek tussen sociaal- en christen-democratie. In Nederland hebben wij de thans zo omstreden uitvoeringsorganisatie van de sociale zekerheid vooral te danken aan de christen- democratie, terwijl een aantal nu te royaal bevon- den collectieve verzekeringen tot stand zijn geko- men in periodes waarin de PvdA niet aan de rege- ring deelnam. Dit besef noopt zowel tot bescheide- nheid als tot beperking van behoudzucht.

Zoals de naoorlogse christen-democratie zich niet kon onttrekken aan de sociaal-democratische trend, zo lijken wij ons nu maar moeilijk te kunnen losmaken van de neo-liberale economische dog- ma's. Het gevaar is dan groot, dat de discussie over een nieuw beginselprogramma - net als in 1977 - uitmondt in de bevestiging van modieuze opvattin- gen. Het gaat niet om codificatie, maar om modi - ficatie van de tijdgeest.

En dus mogen wij de marginalisering van de politiek niet als een onontkoombaar gegeven be- schouwen. Juist waar de marginalisering van de politiek leidt tot onmacht tegenover de weer groei- ende maatschappelijke ongelijkheid, is herstel van politieke macht geboden.

De zin van een nieuw beainselproaramma

De zin van een nieuw beginselprogramma is niet gelegen in de vergankelijkheid van het voorafgaan- de. Een nieuw beginselprogramma kan een zinvolle functie vervullen als het in zijn voorbereiding tot interessante fundamentele discussies leidt en in zijn resultaat een nieuwe consensus mogelijk maakt.

Zowel de discussie als de consensus hebben een politieke functie en kunnen bijdragen aan de wer- vingskracht van een politieke beweging.

Discussie en consensus zouden zich moeten richten op de twee troefkaarten, waarover de so- ciaal-democratie thans beschikt. De sociaal-demo- cratie kent een wel zeer concrete utopie, een gere- aliseerd en daarom ook realiseerbaar ideaal: de ver- zorgingsstaat. De sociaal-democratie kent ook een

du te i lat

he

st<J

in de m• re ke zij ze he bt va te da va

ec tr (iJ tu ei m

d< za m

g< te

d· zi

o· h·

ir

[

e p

t<

lt B

0

n

ti

p

(7)

.

duidelijke vijand: het neo-liberali me, dat solidari- teit vcrvangt door individuele risicodragende calcu- latie.

De concrete utopie van de verzorgingsstaat be- helst niet de heiligverklaring van de verzorgings- staat, zoals deze zich soms meer of minder toevallig in on land ontwikkeld heeft. Er is ook een sociaal- democratische kritiek op die verzorgingsstaat mogelijk. Die kritiek wijst op het beperkt active- rend vermogen van de sociale zekerheid, de ver- keerde heffingsgrondslag voor de premies (te een- zijdig wordt de factor arbeid belast, inkomensgren- zen leiden tot degressieve collectieve lasten- heffing), fraude en misbruikgevoeligheid en op bureaucratische rompslomp (versus de gedachte van één loket). De kritiek richt zich echter niet tegen de met overheidsinvloed georganiseerde soli- dariteit en de daaruit voortvloeiende hervcrdeling van inkomen.

De andere troefkaart is de dominantie van het economisch neo-liberalisme. Mogen wij dat wel als troefkaart beschouwen, een duidelijk vijandbeeld (in de sfeer van de ideeën wel te verstaan)? Na- tuurlijk worden wij het liefst gewaardeerd om onze eigen opvattingen. Onze opvattingen gaan over maatschappelijke gelijk(waardig)heid - dat is meer dan jt.iridische gelijkheid - en ecologische duur- zaamheid. Of wij het nu willen of niet, het econo- misch neo-liberalisme staat haaks op deze opvattin- gen. Er is een stortvloed aan empirisch bewijs dat toepassing van het neo-liberalisme overal tot ver- groting van de maatschappelijke ongelijkheid leidt en tevens het ecologische vraagstuk marginaliseert.

Het is bijna onvermijdelijk dat het uitspelen van deze troefkaarten een zekere reïdcologisering met zich mee brengt. Dat is vooral het gevolg van de noodzaak om het neo-liberalisme als ideologie te onderkennen. Het nieuwe beginselprogramma heeft daarin een belangrijke taak.

Reïdeologisering staat haaks op de gangbare interpretatie van de partijpolitieke ontwikkelingen.

Daarin zijn alle grotere partijen op zoek naar het electorale midden en vervangt de stem voor een persoon de stem voor een idee. Toch een paar kant- tekeningen: personalisering en ideologische profi- lering sluiten elkaar niet uit, zoals Thatcher en Bolkestein bewijzen. Bovendien is het interessant om te letten op het effect van gemeenschappelijke middenposities op de opkomst en (in een propor- tioneel kiesstelsel) de groei van nieuwe partijen.

Maar belangrijker is nog de overweging, dat politieke partijen hun leiders alleen kunnen overle-

- -- -

- - - -

ven als zij gezien worden als dragers van een bood- schap, die verder reikt dan de volgende verkiezin- gen. Ook partijen leven bij de gratie van hun repu- tatie. Dat verschaft hen een basis van stamkiezers, die niet minder interessant hoeft te zijn dan wisse- lende kansen bij de zwevende kiezers. Wie zich welbewust omvormt tot een kiesvereniging, die alle kanten op kan, loopt het gevaar zowel de stam- clientèle als het alom winkelend publiek te verlie- zen. Om het eens in modieuze termen te gieten:

ook een politieke partij kan niet om relatiebeh~er

en reputatiebewaking heen. En in datzelfde jargon:

ook een politieke partij heeft zowel naar binnen als naar buiten een soort mission statement nodig, dat intern mobiliserend werkt en extern het beeld van betrouwbaarheid en herkenbaarheid verschaft.

Natuurlijk kan ook het verkiezingsprogramma zo'n rol vervullen. Maar dat is meestal op een te korte termijn afgestemd. In de Nederlandse situatie blijken deze programma's al direct na de verkiezin- gen achterhaald door nieuwe CPB-prognoses. En in geval van regeringsdeelname vervangt het regeer- akkoord de bindende werking van het verkiezings- programma. Er blijft dus plaats voor een basisdocu- ment, dat zich in diepgang en tijdshorizon onder- scheidt van verkiezingstaaL Tegelijkertijd mag de kloof tot de dagelijkse praktijk niet onoverbrugbaar worden.

Politiek in een nieuwe context

Een gedachtenexperiment: stel dat je met een ge- degen economie-opleiding uit de jaren negentig van deze eeuw terugverplaatst wordt naar de jaren negentig van de vorige eeuw. Welke argumenten zou je uit je studie kunnen halen om afschaffing van kinderarbeid, de invoering van de achturige werk- dag, het vaststellen van een minimumbeloning of de verplichte deelname aan werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen te bepleiten?

Ik ben ervan overtuigd dat het onze jonge econoom aanzienlijk makkelijker zou vallen om aller lei intel- ligent klinkende bezwaren tegen de voorgestelde verstoringen van het vrije-marktmechanisme op te dissen dan ook maar één doorslaggevend argument pro te bedenken. De argumenten pro hebben ook maar weinig met de thans gangbare technocratische opvatting over de inhoud van de economische wetenschap te maken. De argumenten pro berus- ten op ideeën over menswaardige arbeidsverhou- dingen. Die ideeën konden best in academische ter- men geformuleerd worden (in de jaren negentig van negentiende eeuw deden de zogenaamde

373

(8)

3 374

Katheder-socialisten dat), maar in feite waren zij niets anders dan de uitdrukking van buitenweten- schappelijke ethische opvattingen. Opvattingen over de vraag: wat mogen mensen andere mensen aandoen?

De grondlegger van de economische weten- schap, Adam Smith, was een Schotse moraal - filosoof. Hij was zich zeer bewust van het feit, dat de markt alleen maar heilzaam werkte binnen een maatschappelijke omgeving, waarin gemeenschaps- zin en publieke moraal - bijvoorbeeld mededogen met armen en gebrekkigen - in hoog aanzien ston- den. De achilleshiel van het marktsysteem is deze morele context. Als het marktdenken alle compar- timenten van het menselijk bestaan gaat doordrin- gen - en dus ieder zijn eigen voordeel gaat calcule- ren en alle intermenselijke betrekkingen louter ruilrelaties zijn geworden - behoort Smith niet meer tot de aanhangers van een markteconomie. In zijn tijd was er nog voldoende over van de middel- eeuwse moraal om de markt toe te laten. In de vori- ge eeuw hebben socialisten - soms langs de omweg van een Bismarck - de werking van de markt aan banden gelegd, waarbij het vertrouwen in de moraal in hoge mate vervangen werd door het ver- trouwen in afdwingbare overheidsregelingen.

Onder invloed van het neo-liberalisme wordt thans ijverig gewerkt om iedere countervailing power tegenover de marktwerking af te breken. Praktisch betekent dat de aanpassing van mensen aan de eisen van het economisch systeem. En wat nog erger is, de aanpassing van het denken van mensen. Het leeft immers een stuk gemakkelijker als je je opvattingen in overeenstemming brengt met het handelen waar- toe je je genoodzaakt voelt. Die laatste aanpassing brengt mensen ertoe om armoede of gebreken toe te schrijven aan persoonlijke tekortkomingen van mensen. Daarom zijn sociale voorzieningen onte- recht. Bovendien verhindert de hospitaliserende werking ervan herstel op eigen kracht. In dat opzicht is zelfs ouderwetse caritas verkeerd begre- pen filantropie.

In dat neo-liberalistisch denken is de maatschap- pelijke ongelijkheid de uitkomst van persoonlijke verdienste en schuld. Je blijft dan nieuwsgierig naar het antwoord op de vraag, waarom de Koeweiti's de meest verdienstelijke wereldburgers zijn. Of dichter bij huis, wat er van Jan Timmer terecht zou zijn gekomen als hij toevallig Janneke Timmer was geweest (en die kans was toch ongeveer fijty/fijty).

Ook de heraut van de liberale eindzege - Fukuyama - ziet de morele en empirische zwakte

van het onversneden neo-liberalisme. Het cement van de samenleving is 'trust', vertrouwen in ge- meenschappelijke waarden, die juist als randvoor- waarden voor een gemenebest, een 'common wealth', gelden en die de onbelemmerde werking van de markt verhinderen.

In deze context is een politieke stroming aller- eerst een morele onderneming. Zij verschaft ons de criteria om maatschappelijke ontwikkelingen te beoordelen. Het criterium van de sociaal-democra- tie is sinds Bernstein duidelijk. Alles wat bijdraagt om het democratisch gelijkheidsbeginsel ook in niet-staatkundige machtsverhoudingen gestalte te geven is winst. Dat betekent allerminst een unifor- me regeling voor alle domeinen van het menselijk bestaan. Maar overal kan de bewijslast voor de rechtvaardiging van bestaande ongelijkheden ge - legd worden bij diegenen die van de ongelijkheid profiteren.

Tot nog toe werden politieke ambities vooral geprojecteerd op het overnemen van de regerings- macht. Misschien moeten wij het sociaal-democra- tisch project veel meer richten op het denken van de mensen. En met name op de ontwikkeling van gemeenschappelijke waarden. Er is in elk geval dis- cussie mogelijk over de vraag of de PvdA in de oppositie minder invloed had dan in de regering.

Greenpeace bewijst dat overtuigingskracht belang- rijker kan zijn dan regeringsmacht.

Morele overtuigingskracht is het voornaamste doel. De vraag naar de instrumenten om het soci- aal-democratisch project te realiseren is secundair.

Zij wordt pas interessant als overtuigde burgers de traditionele politiek nodig hebben om vorm te geven aan de realisatie van een gelijkere samenle- ving. Maar misschien moeten wij à la Kennedy de vraag wel omdraaien richting burger: wat kun jij op jouw plek doen om sociaal-democratische ideeën te verwezenlijken? Als een betrekkelijk kleine actie- groep de kwetsbaarheid van een multinational weet bloot te leggen, wat zouden de PvdA-stemmers dan niet kunnen bewerkstelligen?

Schumpeter heeft een gedachtenexperiment ontwikkeld, waarin het hele kapitalistische stelsel verdwijnt zonder dat er ook maar enige overheids- ingreep aan te pas komt. Zijn veronderstelling was eenvoudigweg, dat de mensen , op een gegeven mo- ment tevreden zijn met het bereikte consumptie- niveau. Stabiliteit aan de afzetkant is dodelijk voor de dynamiek van het systeem. Risicozoekend onder- nemerschap is dan een definitieve fictie. Er zijn realistische varianten op deze hypothese denkbaar.

-

To<

om.

stel hei1 bot wis gev ziel

md

bes we nie aal · mo do~

wa;

Em ti ei

mu

ker ver on I

de1 ket bel Em bet

md mil de ex1 dei om

eco

rep fah Ne lan inv vel det dul

nie

we

noJ

del

om

(9)

ent ge- or-

~on

ing

er- de

te ra- tgt

in te

>r- ijk de

; e- 'id

·al

: s-

a- m m s- le

:r

"

,

:e i-

e e

e

?

e t

Toch is de overtuigingskracht vooral erop gericht om de solidariteit in de samenleving te bewerk- stelligen. Het is onmogelijk om dat zonder over- heicisinterventie te realiseren. Of het nu om de bouw van dijken gaat of om verzekeringen tegen de wisselvalligheden van het economisch tij, in alle gevallen kunnen vvij niet toestaan, dat een enkeling zich aan zijn contributie onttrekt.

Maar waar het om de traditionele overheid gaat, moeten wij de autonomie van die overheid in onze beschouwing betrekken. Wij kennen thans een wereldmarkt zonder wereldoverheid. Dat is dus niet de gemengde economische orde, die de soci- aal-democratie vvil. Zonder het tegenwicht van een mondiale overheid is vrijhandel een gevaarlijk dogma, waarin ecologische en sociale randvoor- waarden ontbreken.

De sociaal-democratie zal dus haar thuishaven Europa als uitvalsbasis moeten kiezen om de condi- ties van de internationale handel in overeenstem- ming te brengen met de bescherming van de zwak- keren en het behoud van ons leefmilieu. Aan de verplaatsing van deze politiek naar Brussel is geen ontkomen mogelijk.

Wij moeten van deze onontkoombaarheid een deugd maken. De sociaal-democratie heeft onmis- kenbaar een Europese identiteit. Wij hebben er alle belang bij om ook het omgekeerde te bereiken: de Europese identiteit is sociaal-democratisch. Of nog beter en minder enghartig: christelijk-sociaal-de- mocratisch. De identiteit moeten wij tot Europese missie verheffen. Ook hier gaat het er weer om, dat de politiek de burgers bewust maakt van zelden expliciet geformuleerde gemeenschappelijke waar- den. Maar misschien is het nog belangrijker om onze burgers duidelijk te maken, dat wij nu al - economisch gezien - een Bundesland van de Bonds- republiek zijn, vergelijkbaar met Noordrijn- West- falen. Er is zelfs discussie mogelijk over de vraag of Nederland niet samen met het genoemde Bundes- land als deelstaat van de Bondsrepubliek meer invloed in Europa zou hebben dan nu als een van de vele leden van de Europese Unie . In elk geval zou- den regeringen in Berlijn het westelijk gewicht dubbel zwaar voelen.

Hoe dan ook zal een vitale politieke beweging niet kunnen zonder een realistische visie op het ver- werven van politieke macht. Een kleine open eco- nomie als de onze kan de regels van de wereldhan- del niet veranderen. Nederland staat voor de keuze om zich aan te passen zonder invloed op het beleid

of zich aan te passen teneinde invloed op het beleid te hebben. In het laatste geval is het batig saldo posi- tiever.

De aanpassing aan Europa is de aanpassing aan een traditie, die door de overgrote meerderheid van politiek Europa gedragen wordt, namelijk door sociaal- en christen-democraten. De aanpassing aan de wereldmarkt is niet anders dan aanpassing aan de darwinistische jungle van het neo-liberalisme.

Hoe nu verder?

De opmars van het neo-liberalisme is intussen zo ver, dat alleen al daaruit een nieuwe vitaliteit voor de sociaal-democratie geput zou kunnen worden.

De scepsis over het neo-liberalisme is wijd ver- breid, maar een strijdbare vertolking daarvan wordt gemist.

Opmerkelijk genoeg is het intellectueel poten- tieel van de PvdA nog steeds indrukwekkend. Maar de aanwending ervan verliest zich gauw in onder- ling getwist. De voorbereiding van een beginsel- programma biedt een ideaal exerceerveld voor de ruimschoots voorhanden polemische talenten. Als wij nu eens zouden besluiten om dit talent in te zet- ten tegen de belangrijkste politieke tegenstander.

Per slot van rekening is de PvdA wel kapot te krijgen. In

I

994 leden wij de grootste nederlaag in onze parlementaire geschiedenis. In raden en staten is de situatie vaak nog beroerder. De partijorganisa- tie draait op de onverwoestbaarheid van het veel gesmade kader van vóór de vernieuwing.

Het kabinet- Kok is niet de logische consequen- tie van het kiezersoordeel over de PvdA, maar de consequentie van het nog vernietigender oordeel over h~t onder Brinkman verrechtsende

cD A.

Ik vind overigens terecht dat de regeringskans gegre- pen is.

Maar als wij er niet in willen berusten om de derde partij van het land te blijven (achter vvD en c

DA,

vóór Groen Links!), zoals bleek uit de uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten in

I

995, dan moeten vvij ons nu voorbereiden op de onvermijdelijke confrontatie met de liberalen, zowel van de

VVD

als van

D66.

De vraag is of het bestuur van de PvdA deze visie deelt. Is dat het geval, dan weten de aangezochte schrijvers van het beginselprogramma waar zij aan toe zijn. Het vergemakkelijkt bovendien de keuze.

Maakt het bestuur deze keuze niet, dan is voortge- zette verwarring gegarandeerd.

375

(10)

Eind jaren zestig kampte de afde- ling Strategieontwikkeling van Shell met twee problemen. Het eerste was dat de toekomstvoor- spellingen die de afdeling opstel- de, zelden uitkwam en. Het tweede probleem was dat de voorspellingen ongelezen onder in de bureauladen van de topbe- slissers bleken te liggen - ook als ze wèl uitkwamen.

De strategen van Shell voer- den daarop twee - achteraf ge- zien revolutionaire - veranderin- gen door. Zij lieten de ambitie varen om op basis van extrapola- ties van het heden te schetsen hoe de toekomst er zou uitzien. In plaats daarvan ontwikkelden zij alternatieve moselijke toekomst- beelden. Die waren gebaseerd op de belangrijkste factor voor de

investeringsbeslissinger~ van Shell:

de prijs van ruwe olie. Hoewel de olieprijs .vanaf de Tweede Wereldoorlog tamelijk stabiel was geweest, analyseerden zij ook de context voor een sterke stijging en een sterke daling van de olieprijs. Welke omstandig- heden zouden daartoe kunnen leiden en hoe zou de toekomst er in dat geval uitzien? Zo werden drie onderscheiden toekomst- verhalen geschreven: scenario's.

De tweede vernieuwing van de Shell-strategen bestond eruit dat zij niet zelf bedachten hoe Shell op de toekomstige ontwik- kelingen zou moeten reageren.

De ervaring had immers geleerd dat dergelijke adviezen vooral in de bureauladen belandden.

Effectiever was de topbeslissers van Shell zelf te laten bedenken hoe in de gegeven omstandig- heden het best kon worden gehandeld. 'Strategieontwikke- ling' confronteerde daarom de Shell-top in een aantal discussie - bijeenkomsten met de vraag:

DE TOEKOMST VAN DE SOCIALE ZEKERHEID

Het nut van

'

scenario s voor de politiek

JAN NEKKERS EN PIETER WEEDER *

Beleidsadviseur van het partijbestuur van de PvdA respectievelijk partner

van

M & 1

Partners in Amerifoort

'Stel dat de toekomst er zo uit- ziet als in het gepresenteerde sce- nario wordt geschetst, wat voor beslissingen moet Shell dan nu nemen?' De gevolgen zijn be- kend. Toen in 197 3 de oliecrisis uitbrak en de olieprijs tot onge- kende hoogte steeg, was de Shell-leiding voorbereid en kon de juiste strategische beslissingen nemen.

Deze scenariotechniek, die bij Shell is ontwikkeld en waarvan Peter Schwartz ' de grote man is, is door de PvdA verder ontwik- keld om gestructureerd een stra- tegisch debat over de toekomst van de sociale zekerheid in Nederland voor te bereiden.

Daartoe werden vier Scenario's Sociale Zekerheid ontwikkeld die spelen in het jaar 2oo5.

Robert Kloosterman schreef het scenario 'Werk moet: weekdag- boek van minister-president Ad Melkert'. Paul de Beer was ver- antwoordelijk voor het scenario 'Het bijstandscontract: feestrede door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter gelegenheid van de één-miljoen- ste bijstandsontvanger.' Het sce- nario 'Soms een baan, altijd werk' van de 'Progressieve Volkspartij Nederland' was van de hand van Joop Roebroek.

Romke van der Veen schreef het scenario: 'Nieuwe kansen, oude verliezers'. Deze scenario's wer- den op 2o januari 1996 in een besloten sessie door de PvdA-top intensiefbesproken in het zeven- tiende eeuwse doopsgezinde kerkje 'De Zuidervermaning' te West-Zaan. Nomen est omen: de 'aansporing ~ot het goede' leidde er mede toe dat de PvdA de sociale zekerheid hoog op de agenda heeft geplaatst tot aan het congres van februari 1997.

-

Daa scho van en lnrr·

pla1 en

1

In c

van pla<

vor

!ere deb ti se di al gen dee sch stra meJ het ken is g sitio PI a' frei nie1

me'

de •

doe

foo

den

clw

als '

ties

pb

'de

per

me

een

(11)

i t- e- or

lU e-

;is e- le m

!n

•ij

ll1

s, c- a- st

J1

l.

's

- d

,.

!t ,_

, d

0

e c r

d e n

t

Daarmee is de discussie gestart over wat wij be- schouwen als het kernvraagstuk voor de toekomst van de PvdA: het vormgeven van een rechtvaardige en betrouwbare sociale zekerheid in Nederland.

Inmiddels hebben diverse scenariobijeenkomsten plaatsgevonden, onder meer met het partijbestuur en met kaderleden in de regio's.

In dit artikel willen wij aangeven wat het nieuwe is van de PvdA-Scenario's Sociale Zekerheid en welke plaats de scenariomethode heeft in de verschillende vormen van politiek debat.

Uit de geschiedenis van de politieke theorieën leren we dat verschillende vormen van politiek debat kunnen worden onderscheiden. Bij de socra- tisch/platoonse dialoogvorm gaat het er om in een dialectisch spel van vraag en antwoord door te drin- gen tot de fundamentele uitgangsposities van de deelnemers aan het debat. Hierbij moet een onder- scheid worden gemaakt tussen communicatieve en strategische argumentatie. Communicatieve argu- mentatie is gericht op het overtuigen van anderen, het preciseren van standpunten en het verduidelij- ken van tegenstellingen. Strategische argumentatie is gericht op het verbeteren van de eigen machtspo- sitie in het debat. Uitgangspunt van Socrates en Plato was het totstandbrengen van 'Herrschafts- freie Kommunikation': de argumenten tellen en niet de posities.

Een tweede methode van politiek debat is de metaforische benadering. Daarbij wordt getracht de (natuurlijke) samenhang van een samenleving te doorgronden door haar door middel van een meta- foor te beschrijven (naturalisme) . Vcrvolgens wor- den op grond van deze beschrijving politieke con- clusies getrokken. John Locke zag de samenleving als een marktplaats en beschreef de (liberale) condi- ties waaronder deze zich vrijelijk zou kunnen ont- plooien. Bij Thomas Hobbes staat macht centraal:

'de mens is de mens een wolf'. Ten einde aan een permanente 'oorlog van allen tegen allen' te ontko- men dragen in een staat burgers hun macht over aan een absolute en ondeelbare so ~verein. Hobbes

*Jan Nekkers is beleidsadviseur van het partijbestuur van de PvdA. Hij coördi- neerde de projectgroep die de Scenario's Sociale Zekerheid ontwikkelde . Pieter Weeder is partner van M&I/Partners in Amersfoort, adviseurs voor management en informatie. Weeder paste de scena- riotechniek onder andere voor het Rotterdamse Havenbedrijf toe. Op zijn

gebruikt daarvoor de metafoor van de Leviathan:

een ontzagwekkend monster. De metafoor van de samenleving als een (levend) organisme dat door ziekten (bacillen!) werd bedreigd- die dan ook met wortel en tak uitgeroeid moesten worden - vorm- de de kern van de nazi-ideologie.

Een derde vorm van politiek debat is de utopi- sche benadering. Toekomstbeelden hebben mensen altijd op hun gang door de geschiedenis vergezeld.

Zij keken met heimwee terug naar het 'paradise lost' (Milton). Het verlangen naar een 'paradise regained', een toekomstige ideale samenleving, was en is stuwende kracht van velerlei politieke beweging. Door een ideaal einddoel te schilderen trachten utopisten als Thomas More, Robert Owen of Charles Fourier de geesten rijp te maken voor een radicale verandering van hun samenleving, maar ook stromingen als Provo, de Kabouters of de kraakbeweging kan een utopische inslag niet ont- zegd worden.

Het socialisme heeft sterke trekken van het uto- pisme tot op heden behouden - ook al verzekerden de wetenschappelijk-socialisten het tegendeel.

Ondanks de pragmatische en bestuurlijke houding van de sociaal-democratie worden de fundamentele debatten nog altijd gevoerd in termen van wense- lijkheden. De vertaling van deze wenselijkheden naar de politieke praktijk van alledag levert dan de valkuil van de maakbaarheid van de samenleving op.

Bij de scenariomethodiek gaat het ook om toe- komstbeelden. Scenario's zoals die in klassicke zin worden gehanteerd zijn vooral pogingen tot onze- kerheidsrcductie. Door extrapolaties vanuit het heden tracht men op rationele wijze- zoveel moge- lijk gekwantificeerd- de toekomst te voorspellen.

Deze scenario's kennen geen schoksgewijze veran- deringen of onverwachte wendingen. Ze hebben daardoor het karakter van een draaiboek.

De PvdA-scenario's zijn uitdrukkelijk geen weergave van de toekomst. Het zijn geen voorspel- lingen, maar kwalitatieve beelden van mogelijke toe- komsten. Uitgangspunt is dat de toekomst er nooit

suggestie heeft hij, in samenwerking met Jan Nekkers, de scenariotechniek toepas- baar gemaakt voor het thema sociale zekerheid, ten behoeve van de PvdA.

r •

Peter Schwartz, Ondernemen is vooruit- zien. De kunst van het denken op lanae ter- mijn. Amsterdam/ Antwerpen: Contact,

1993 (Oorspronkelijke titel: The art cif

the Jona view)

377

(12)

zo zal uitzien als in de scenario's wordt geschetst.

Daarmee reduceren ze de onzekerheid niet, maar brengen die juist in kaart. Van de andere kant zijn de scenario's geen 'sciencefiction'. Het verhaal dat er in wordt verteld, is intern consistent en plausi- bel. Het streven is de toekomst zo overtuigend te schetsten dat hij niet kan worden ontkend.

De PvdA-scenario's zijn geen weergave van een wenselijke toekomst. Ook al komen de meest fun- damen'tele dilemma's van de PvdA er in tot uit- drukking, zij zijn 'neutraal' ten opzichte wat de PvdA wil of wenst. Sterker nog, de scenario's zijn zo geschreven dat men slechts 'met het pistool op de borst' kan kiezen. Er zitten vanuit sociaal-demo- cratisch perspectief goede en slechte kanten aan, winst- en verliespunten, wenselijkheden en onwenselijkheden. De scenario's zijn dus niet geschreven om er één uit te kiezen en tot utopie te verklaren, maar juist om de dilemma's bloot te leg- gen waarmee de PvdA vandaag worstelt.

Het belangrijkste kenmerk van de PvdA-scena- rio's is het besef dat de toekomst nu al begonnen is.

In de scenario's worden hedendaagse feiten en gebeurtenissen getransformeerd naar nieuwe wer- kelijkheden. Door 'doorradicalisering' en 'uitver- groting' worden de implicaties van de huidige maatschappelijke bewegingen en trends zichtbaar gemaakt. Deze krachten zijn momenteel nog zwak.

Welke in de toekomst dominant worden is onbe- kend. Dat is ook niet wezenlijk. Van belang is voor- al te leren inzien dat dergelijke 'zw~kke signalen' kunnen leiden tot vèrgaande maatschappelijke ver-

ancleringen met grote consequenties voor het beleid of de politieke strategie. Het zijn de 'wissels' die de toekomstige ontwikkelingen kunnen bepa- len.

De scenariotechniek verbindt de utopische benade- ring van het politieke debat met de socratisch/

platoonse dialoogvorm. In een scenariosessie wor- den de consequenties van politieke uitgangspunten doordacht, niet door ze af te zetten tegen een uto- pisch beeld van een wenselijke toekomst, maar door ze te toetsen aan de keuzevraagstukken waar- voor toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen ons stellen. Fundamentele uitgangspunten en dilemma's van de sociaal-democratie worden als het ware omgekeerd in een socratisch/platoonse dialoogvorm op hun consequenties doordacht. De toekomst houdt het heden de spiegel voor. Zo wordt duidelijk welke risico's en kansen er in toe- komstige politieke en maatschappelijke ontwikke- lingen liggen. Zo wordt ook duidelijk of en waar de huidige uitwerking van het sociaal-democratische gedachtengoed antwoord geeft op de nieuwe maat- schappelijke vragen en waar de dilemma's liggen.

Vanuit de toekomst worden door middel van de

scenariotechniek de politieke uitgangspunten ver-

taald naar de huidige praktische situatie. Zo kan

met de scenariotechniek de valkuil van de maak-

baarheid van de samenleving worden vermeden

zonder het geloof in de toekomst passé te verkla-

ren.

(13)
(14)

~MAANDAG 16 MEI

Om half acht staat Dennis, m'n chauffeur, voor de deur in Gouda. Dankzij de snelle Betaalstrook op de A1 2 draaien we twintig minuten later met de zil- vergrijze dienstauto het Binnenhof op. Om acht uur meteen de eerste bespreking met mijn staf in het Torentje. Onderwerp is de sociaal-economische situatie. Ons arbeidsmarktbeleid begint duidelijk vruchten af te werpen. Zo daalt de werkloosheid onder etnische minderheden in de grote steden gestaag. Van meet af aan heb ik dit als de centrale opdracht van het kabinet beschouwd.

Tijdens het Torentjes-overleg komt de in het jaar 2ooo ingezette recessie met zijn rampzalige gevolgen weer ter sprake: de lange hete zomer van 2oo2 met de rellen in de na-oorlogse hoogbouw- wijken van Amsterdam, Rotterdam, Enschede en Breda. Het betekende het einde van het kabinet- Bolkestein, maar ook van het geloof in een neo- liberale oplossing van de sociale problemen.

Zeker, ook ik had m'n twijfels toen we ons Plan van de Arbeid voor de

21

ste eeuw ontvouwden, moet ik nu bekennen. Maar achterafbleek hoe juist het was dat we de uitkeringen verhoogden, als eerste stap om de rust in de steden te herstellen. Jarenlang was er bekrubbeld op de uitkeringen. Oók, ik moet het helaas toegeven, door Kok-2. Dat, èn het uitblijven van het beloofde werk voor migranten en hun nakomelingen, leidde tot een onhoudbare situatie in de banlieus van onze steden. Sinds de stadsoproe- ren weten we hoe belangrijk een gedegen stelsel van sociale zekerheid en een actief werkgelegen- heidsbeleid zijn.

Toch is dit kabinet zeker niet alleen geboren uit de angst van de middenklasse voor onrust in de steden. Ook de toenemende economische onzeker- heid, gevolg van de globalisering, werkte als kata- lysator. Vaste banen hebben plaats gemaakt voor flexibele banen op contractbasis. Die ontwikkeling is al lang niet meer beperkt tot de onderste seg- menten van de arbeidsmarkt. De huidige golf van reorganisaties bij zowel DeMo/ Movies lnc als bij Philips Homelrifo geven nog eens aan hoe fragiel de positie van de middenklasse is geworden. De scha- duwzijden van de flexibilisering tekenden zich steeds duidelijker af. Ons pleidooi voor een gede- gen, universeel sociaal zekerheidsstelsel kon daar- door op brede steun rekenen. Door de sociale pijn tot een aanvaardbaar minimum terug te brengen, draagt een sociaal stelsel juist bij aan het vergroten

Werkmoet

Weekdaaboek van Minister- President Ad Melkert

16-2Imei2oo5

Drs. Ad Melkertis nu 49 jaar. Hij was in het eerste en tweede kabinet-Kok ( 1993-1999) minister van sociale zaken en werkgelegenheid.

Hoewel hij toen al als kroonprins gold, wist hij uiteindelijk toch leider van de PvdA te worden.

Ad Melkert maakte indruk als oppositieleider tijdens het kabinet-Bolkestein (2ooo-2oo3).

Ook gafhij leiding aan de fusiebesprekingen tussen PvdA en o

66,

die in 2oo

1

resulteerden in de vorming van de P~ogressieve Partij. Sinds twee jaar is Melkert de voorman van het coali- tiekabinet met de Groenen.

van de concurrentiekracht in een dynamische omgeving. Vandaar dat ik nu als minister-president in het Torentje mag vergaderen over de werkloos- heidsontwikkeling.

Om elf uur is de bespreking afgelopen. De zon staat hoog aan de hemel en daarom ga ik dit keer te voet naar het paleis voor het wekelijkse bezoek aan de koning. Het geheim van het Noordeinde mag ik zelfs niet aan dit dagboek toevertrouwen, maar ik

ka is

ac en k he de D: pa In gr

se nc sp va th. H nc zie Vv de ar af de ril b h zo lij

W•

dr er m

k ta1

a a

er

fle

lel

le1

m

do

stl

I

(15)

I.

L

e tt

.t t e k

' ' . - - -

kan gelukkig wel zeggen dat de koning weer aardig is opgeknapt van zijn recente auto-ongeluk.

Met een rammelende maag arriveer ik tegen acht uur thuis. Na het eten heb ik met mijn dochters en mijn vrouw, zoals gebruikelijk in weekdagboe- kcn, een inspirerend gesprek over de vergankelijk- heid van de postmoderne filosofie en recente ont- dekkingen op het gebied van elementaire deeltjes.

Daarna meteen door naar het partijbureau. Onze partijvoorzitter, Boris Dittrich, toont de laatste Internet-peilingen. De steun voor onze aanpak groeit!

<:$>DINSDAG 17 MEI

Vandaag moet ik om negen uur op een congres van de FN vin Amsterdam zijn. Ik zal daar de relatie tus- sen het arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid nog eens uitleggen. Eerst luister ik naar een toe- spraak van Wim Kok, inmiddels de arand old man van de Progressieve Partij. Kok voelt zich zichtbaar thuis in de voor hem oude vertrouwde omgeving.

Hij roept de aanwezigen op om ons kabinet te steu- nen, opdat de gebeurtenissen van drie jaar geleden zich niet zullen herhalen. In mijn toespraak kan ik Wim enigszins gerust stellen. De werkloosheid in de grote steden is aan het dalen en het actieve arbeidsmarktbeleid werpt onmiskenbaar resultaten af. Het kabinet-Bolkestein vcrwachtte alle heil van de markt, maar het drastisch verlagen van de uitke- ringen kon de werkloosheid niet terugdringen. Ons beleid van actieve scholing, herscholing en vooral het formaliseren van informele arbeid (inclusief zorgarbeid) is een groot succes. De scherpe scheids- lijn tussen participatie en non-participatie is er vrij- wel door verdwenen en we hebben een breed draagvlak voor het sociale zekerheidsstelsel ge- creëerd. Wel geef ik toe dat er nog altijd proble- men zijn met werkweigeraars die trachten hun uit- kering te bchouden zonder daarvoor een tegenpres- tatie te willen leveren.

In de discussie op het congres gaat het er hard aan toe. Verschillende vakbond~vertegenwoordig­

ers mopperen dat het kabinet op het punt van de flexibilisering te veel toegeeft aan de werkgevers. Ik leg uit dat die flexibilisering juist noodzaak is, wil- len we kunnen concurreren. Hier moeten we de markt- die fetisj van het afgelopen fin-de-siècle- dui- delijk vrij baan geven, mits ingebed in een sluitend stelsel van sociale zekerheid en actief arbeidsmarkt-

beleid. Ook vallen nogal wat vakbondsleden over de toenemende kloof tussen markt- en collectieve sector voor wat betreft loon, status en arbeidsom- standigheden. Ik argumenteer dat we beter déze tweedeling kunnen hebben dan die tussen werken- den en niet-werkenden. Aan de reacties te merken kan ik niet iedereen overtuigen.

Na de lunch snel naar Den Haag. Een korte briefing over de door de v s voorgestelde boycot van Chinese auto's. Ik vind de argumenten weinig steekhoudend. Uit tests blijkt dat deze auto's wel degelijk aan de milieubepalingen voldoen, al zijn ze evident minder dan het Amerikaanse produkt (dat overigens voor meer dan dertig procent uit Chinese fabrieken komt).

Thuisgekomen nog even de huisinfo aan. Ik click een vegetarische pizza aan en deze wordt keurig vijftien minuten later bezorgd. Al zappend stuit ik op Mick ]agger die op de vraag of dit nu echt de laatste tournee van The RollinB Stanes is, zijn schou- ders ophaalt terwijl Keith Richards nog eens het voorbeeld aanhaalt van B.B. King die tot zijn 8 2ste bleef optreden.

<:$>WOENSDAG ISME!

Unilever opent een nieuwe vestiging in Den Helder. President-directeur Wijers heet mij wel- kom en met subtiele beweging van de electronische handschoen start ik het afvalverwerkingsbedrijf. In mijn speech wijs ik nog eens op het belang van milieutechnologische kennis als exportprodukt, nu ook de bevolking in de Aziatische landen de leefom- geving hoog op de agenda heeft gezet. Wijers is het daarmee eens en onderstreept tot mijn vreugde het belang van een actief arbeidsmarktbeleid. Hierdoor kunnen de Nederlandse vestigingen van Unilever een uiterst flexibel personeelsbeleid voeren. In- krimping maar ook uitbreidingen van personeel is daardoor een stuk gemakkelijker. Overheid, werk- gevers en werknemers staan garant voor de opvang en herscholing van overtollige werknemers. Tikje Amerikaans, ik geeft het toe, maar we investeren op die manier wel in human capita/. Natuurlijk klaagt Wijers over de hoge sociale lasten, maar daar is mijn geachte partijgenoot nu eenmaal werkgever voor.

Van de clectronische kranten besteedt alleen de

Volkskrant aandacht aan mijn rede. Het hoofdartikel

waarschuwt voor het ontstaan van regelrechte

(16)

arbeidsdwang. Nou ja. Gelukkig weet ik van Boris Dittrich dat ons beleid blijkens de Internet-peilin- gen op brede steun kan rekenen!

c:.? DONDERDAG

19

MEI

Vanmiddag het kamerdebat over het loonbeleid. Ik bereid me in ochtend voor met Ruud Vreeman, minister van Sociale Zaken, en enkele topambtena- ren. "Ook al hebben we nivellering als doelstelling al lang losgelaten, loonbeleid blijft een essentiële schakel in ons sociale stelsel en dat strookt niet met het neo-liberalisme dat de

VVD

blijft propageren.

In het debat met oppositieleider Linschoten, ooit mijn staatssecretaris in het eerste kabinet-Kok, gaat het er hard aan toe. Hij blijft hameren op het bekende aambeeld van een oplopend overheidste- kort en inflatie. Ik werp hem toe dat de gevaren van afwenteling van sociale lasten op de werkgevers eigenlijk gering zijn, zeker in de sectoren met een hoge arbeidsproduktiviteit. De cijfers van Elsevier en

KP M G

spreken in dat opzicht boekdelen. Daar waar de arbeidsproduktiviteit laag is, ligt dat inder- daad anders. Te hoge looneisen kunnen dan fnui- kend werken. De werking van de markt moet daar aan banden worden gelegd, betoog ik.

Ik wijs Linschoten nog eens op de gevaarlijke weg die Nederland dreigde in te gaan in de jaren negentig van de vorige eeuw, toen een grote groep mensen permanent leek te worden uitgesloten. We hebben allemaal kunnen zien waar dat toe leidde.

Zeker Linschoten, die ten tijde van de stadsrellen in het kabinet zat, zou deze les toch ter harte moeten nemen.

De tienmensfractie van de Christen-democraten

2ooo roert zich niet vanmiddag. Niet één interven- tie van fractieleider De Hoop Scheffer, vroeger toch een bijtertje. Ik verlang stilletjes terug naar de tijden van zijn voorganger Heerma.

Terug in het Torentje blijkt mijn vrouw te heb- ben gebeld. Zij is verlaat en we ontmoeten elkaar daarom in foyer van de Stopera waar in het kader van Holland Festival de opera Brinkman zijn premiè- re beleeft.

c:.? VRIJDAG 20 MEI

De wekelijkse ministerraad verloopt soepeltjes.

Ondanks bedenkingen van velen vooraf blijken de Groenen (vice-premier Rosenmöller voorop) toch uiterst coöperatief in het kabinet. Het Duitse voor- beeld, waarbij juist de industrie een intensief pleit- bezorger is geworden van strenge milieumaatrege- len, blijkt gelukkig aan hen welbesteed te zijn ge- weest. Ook op sociaal-economisch gebied kunnen we goed tot zaken komen. Het wetsvoorstel voor het nieuwe ouderenbeleid wordt zonder veel pro- blemen aanvaard. Opnieuw blijkt flexibilisering, mits ingebed in een fatsoenlijk sociaal stelsel, aller- lei voordelen voor de betrokkenen te hebben. Men kan nu na z'n 65ste doorwerken in deeltijd, als tele- werker of anderszins. Zo drukken we tevens de kosten van de vergrijzing.

We praten in de Trèveszaal nog wat na over het debat van gister. Opvallend is het commentaar van professor De Beus vandaag op Internet. Hij vindt dat het nationale en regionale kader voor het voe- ren van sociaal-economische politiek wordt mis- kend. Geavanceerde bedrijven hechten steeds gro- ter belang aan de omgeving waarin ze zich vestigen, niet alleen de bereikbaarheid, maar ook de aanwe- zigheid van sociaal-culturele voorzieningen en van goed opgeleid specialistisch personeel.

Even na middernacht stap ik in bed, maar de slaap wil nog niet komen. Ik pieker over de vraag of globalisering het gevoel van verbondenheid aantast en kom tot een geruststellende conclusie. Het gemeenschapsgevoel is eigenlijk aH een maar sterker geworden. Gelukkig loopt het in ons land zelden echt hoog op. Alleen bij voetbalwedstrijden en op Koningdag.

c:.? ZATERDAG 21 MEI

Schiphol, 9 uur, vertrek naar de vs. Stiekem het nieuwe boek van A. F.Th. van der Heijden, De hoer van de Damstraat (het 13e deel van De Tandeloze Tijd) voor onderweg meegenomen.

ROBERT KLOOSTERMAN

is verbonden aan de vakaroep Alsemene Sociale Wetenschappen van de Rijksuniv~rsiteit Utrecht

-

gr da

Wl

In vc or ril ve or

0~

d~

V{\

'v

m d~ 0, d~ gr m

V~

m tic

gr b< dt ti• e< te ht,

e~ g~ Vé

ti·

w

w

VI

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Liet betekent ook de keuze tussen een rechts kabinet en een vooruitstrevend beleid, dit is een beleid dat de voorwaarden schept voor de verwezenlijking van ieders recht op

Het vergelijken van de hoogte van griffierechten op basis van absolute getallen is in zekere zin riskant, doordat het bedrag dat werkelijk moet worden betaald voor

• Het gaat om alleenstaande aandeelhouders-natuurlijke personen, die wonen in het land waar de vennootschap haar (fiscale) zetel heeft; Aandeelhouders beschikken niet over een

(Hebben stoffen altijd eenzelfde soortelijk gewicht? Zou water als het bevriest en ijs wordt een ander soortelijk gewicht krijgen?) Soms lijkt er sprake te zijn van een

In de oudste leeftijdsgroep is het verschil tussen EU-15 en de nieuwe lidstaten vrij groot waardoor België en Vlaanderen niet meer het laagste aandeel werkende ouderen van de

Hierbij werd bij de totstandkoming van de financiële vertaling van het voorgenomen beleid voor het dienstjaar 2002 als uitgangspunt genomen het resultaat voortvloeiend uit het

Thema’s waarop het ondernemersklimaat slecht beoordeeld wordt zijn de informatievoorziening vanuit de gemeente en de dienstverlening van de gemeente naar ondernemers wordt

preteerd dan zij hadden bedoeld. e) Om ervoor te zorgen dat de rechtbanken de opzet van de partijen als geformuleerd in de overeenkomst in alle omstandigheden