BESLUIT
Nummer 6404_1/165
Betreft zaak: Persoonlijke verzorgingsproducten
Openbaar
Nederlandse Mededingingsautoriteit
1
Openbaar
Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet.
1
Verloop van de procedure
1. De Directie Mededinging van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) heeft op 13 juni 2008 een onderzoek ingesteld naar een mogelijke overtreding van artikel 6, eerste lid, Mededingingswet (hierna: Mw) en artikel 101, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)1
door ondernemingen die actief zijn op het gebied van de productie van en (groot)handel in persoonlijke
verzorgingsproducten/cosmetica.
2. Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een clementieverzoek van de onderneming Henkel AG & Co. KGaA, waaronder Henkel Nederland B.V. Zij hebben naar aanleiding van dit clementieverzoek een voorwaardelijke clementietoezegging gekregen.
3. Het onderzoek richtte zich op (onderdelen van) de ondernemingen Beiersdorf, Colgate-Palmolive, Henkel, L’Oréal, Sara Lee en Unilever. Deze ondernemingen worden hierna gezamenlijk ook aangeduid als de “betrokken ondernemingen”.
4. Gedurende de procedure heeft de NMa bij de betrokken ondernemingen onderzoek verricht op bedrijfslocaties. Daarbij is inzage gevorderd in schriftelijke gegevens en bescheiden en zijn hiervan kopieën gemaakt. Bij de betrokken ondernemingen is eveneens onderzoek gedaan in digitale gegevens of zijn digitale gegevens veilig gesteld voor onderzoek. Tevens is de betrokken ondernemingen schriftelijk om informatie verzocht.
5. Gedurende het onderzoek zijn mondelinge verklaringen afgenomen van in totaal tien personen, (voorheen) werkzaam voor de betrokken ondernemingen.
Openbaar
2
Openbaar
6. In het kader van het onderzoek zijn tevens bezoeken afgelegd bij een tweetal locaties waar de betrokken ondernemingen zijn samengekomen. Bij deze bezoeken zijn inlichtingen gevorderd, is er inzage gevorderd in schriftelijke gegevens en bescheiden en zijn hiervan kopieën gemaakt.
7. Na afloop van het door de Directie Mededinging verrichte onderzoek bestond een redelijk vermoeden dat de betrokken ondernemingen artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 101, eerste lid, VWEU hadden overtreden, door in de periode 1999 tot en met 2006 onderling
concurrentiegevoelige informatie uit te wisselen. In opdracht van de Raad van Bestuur van de NMa (hierna: de Raad) heeft de directeur van de Directie Mededinging vervolgens op 31 maart 2010 een rapport als bedoeld in artikel 59, eerste lid, Mw (hierna: het Rapport) opgemaakt.
8. De vermoedelijke overtreding in het Rapport is toegerekend aan de rechtspersonen die rechtstreeks bij de gedragingen betrokken waren, zijnde Beiersdorf N.V., Colgate-Palmolive Nederland B.V., Henkel Nederland B.V., L’Oréal Nederland Consumenten- en
Kappersproducten B.V.(thans: L’Oréal Nederland B.V.),2
Sara Lee Household and Body Care Nederland B.V.(thans: Unilever Home & Personal Care Nederland B.V.)3
en Unilever Nederland B.V. Daarnaast is de vermoedelijke overtreding toegerekend aan Beiersdorf Holding B.V., L’Oréal Nederland B.V., Koninklijke Douwe Egberts B.V., Sara Lee/DE N.V., Sara Lee International B.V., Unilever Nederland Holdings B.V. en Unilever N.V. uit hoofde van de beslissende invloed die zij tijdens de periode van de overtreding op de
desbetreffende gedragingen van hun dochters hebben kunnen uitoefenen.
9. Het Rapport is op 1 april 2010 toegezonden aan betrokken ondernemingen. De behandeling van deze zaak is na het toezenden van het Rapport overgedragen aan de Juridische Dienst van de NMa.
10. Gelet op het bepaalde in artikel 60, eerste lid, Mw is aan de betrokken ondernemingen de mogelijkheid geboden schriftelijke zienswijzen omtrent het Rapport in te dienen. De betrokken ondernemingen hebben hiervan gebruik gemaakt.
11. Alle betrokken ondernemingen met uitzondering van Sara Lee, hebben, eveneens gelet op artikel 60, eerste lid, Mw, op 30 juni 2010, tijdens een daartoe georganiseerde hoorzitting, mondeling hun zienswijze naar voren gebracht omtrent het Rapport. Van deze hoorzitting is een verslag opgemaakt dat op 8 oktober 2010 aan de in het Rapport betrokken
ondernemingen is verzonden.
2 Uit de gegevens van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijk dat deze rechtspersoon op
18 december 2009 ten gevolge een juridische fusie is opgegaan in L’Oréal Nederland B.V.
3 Uit de gegevens van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat Unilever de ‘personal care’ activiteiten
Openbaar
3
Openbaar
2
Beoordeling door de Raad van Bestuur
12. Op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en mede gezien de zienswijzen van partijen, is naar het oordeel van de Raad niet komen vast te staan dat de betrokken ondernemingen artikel 6 Mw hebben overtreden zoals weergegeven in het Rapport (zie hiervoor randnummer 7 van dit besluit). Deze bewijsmiddelen zijn voorts voor de Raad onvoldoende om op grond van artikel 101 VWEU op te treden.
Openbaar
4
Openbaar
BESLUIT
I. De Raad legt aan Beiersdorf N.V. en Beiersdorf Holding B.V., statutair gevestigd te Baarn, geen sanctie op;
II. De Raad legt aan Colgate-Palmolive Nederland B.V., statutair gevestigd te Weesp, geen sanctie op;
III. De Raad legt aan Henkel Nederland B.V., statutair gevestigd te Nieuwegein, geen sanctie op;
IV. De Raad legt aan L’Oréal Nederland Consumenten- en Kappersproducten B.V. (thans: L’Oréal Nederland B.V.), en L’Oréal Nederland B.V., statutair gevestigd te Amsterdam, geen sanctie op;
V. De Raad legt aan Sara Lee Household and Body Care Nederland B.V.(thans: Unilever Home & Personal Care Nederland B.V.) statutair gevestigd te Rotterdam, Koninklijke Douwe Egberts B.V., statutair gevestigd te Joure, Sara Lee/DE N.V., statutair
gevestigd te Joure en Sara Lee International B.V., statutair gevestigd te Joure, geen sanctie op;
VI. De Raad legt aan Unilever Nederland B.V., statutair gevestigd te Rotterdam, Unilever Nederland Holdings B.V., statutair gevestigd te Rotterdam en Unilever N.V., statutair gevestigd te Rotterdam, geen sanctie op.
Datum: 25 mei 2011
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze,
W.g. Henk Don
Plv. voorzitter van de Raad van Bestuur
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag.