• No results found

Vraag nr. 25 van 31 oktober 2002 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 25 van 31 oktober 2002 van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 25

van 31 oktober 2002

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Comités voor bijzondere jeugdzorg – Wachtlijsten Elke dag komen de personeelsleden van de sector Bijzondere Jeugdzorg met een ongerust hart wer-k e n . Deze diensten zijn het laatste opvangnet voor jongeren uit allerhande problematische opvoe-d i n g s s i t u a t i e s, en als een probleemjongere zich aanmeldt – hoe ernstig de problematiek ook is – weet men al op voorhand dat er eigenlijk geen plaats is. Daar komt de explosieve stijging van de laatste jaren nog bij.

Op de wachtlijsten staan naar verluidt voortdurend zowat twintig gezinnen, en die moeten maanden-l a n g, soms meer dan een hamaanden-lf jaar, wachten op bij-s t a n d . Geregeld zouden ook jongeren naar andere provincies gebracht worden. Dit is spijtig, want zo ruk je het kind weg uit zijn school-, g e z i n s- en leef-o m g e v i n g. De begeleiders mleef-oeten veel creativiteit aan de dag leggen om gepaste oplossingen te be-d e n k e n . Soms zoube-den ze zelf be-de jongeren binnen de eigen familie opvangen.

1. Hoeveel gezinnen staan er nu per comité voor bijzondere jeugdzorg in Vlaanderen op een wachtlijst ?

2. Wat is de gemiddelde wachttijd voor een plaat-sing ?

3. Hoeveel jongeren werden geplaatst in een an-dere regio dan de vestiging van het comité ? 4. Hoeveel aanvragen waren er in 1999, 2000 en

2001 per comité voor bijzondere jeugdzorg in Vlaanderen ?

5. Hoe worden de aanvragen "voorlopig" behan-deld ?

6. Wordt er gewerkt met thuisbegeleidende dien-sten ? Over hoeveel plaatsen per comité in Vlaanderen gaat het ?

Antwoord

De Vlaamse volksvertegenwoordiger stelt een aan-tal vragen vanuit haar stellige premisse dat met name alle personeelsleden van de bijzondere jeugdbijstand dagelijks komen werken in een wer-kelijkheid die erin bestaat dat alle hulpvragen –

hoe ernstig ook – op voorhand reeds tot geen ant-woord of geen plaats leiden.

Ik wil erop wijzen dat deze aanname bijzonder contradictorisch is ten opzichte van de vaststelling dat consulenten (jeugdrechtbank en comité) jaar-lijks voor 10.000 minderjarigen hulpmaatregelen doen uitvoeren in de private erkende voorzienin-gen van de bijzondere jeugdbijstand (begeleidings-t e h u i s, d a g c e n (begeleidings-t r u m , diens(begeleidings-ten voor begeleid zelf-standig wonen of thuisbegeleiding, g e z i n s t e h u i s, o n t h a a l , observatie en oriëntatieinstelling). We maken hier nog abstractie van het aantal minderja-rigen dat op advies van consulenten in voorzienin-gen buiten de bijzondere jeugdbijstand wordt ge-p l a a t s t , of van het aantal minderjarigen dat binnen de bijzondere jeugdbijstand geplaatst wordt bij pleegouders of in gemeenschapsinstellingen, of ge-holpen wordt via de diverse projecten in de bijzon-dere jeugdbijstand.

Het is correct te vermelden dat er van deze 10.000 minderjarigen die jaarlijks via consulenten bij pri-vate erkende voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand worden geplaatst een groot gedeelte reeds bekend cliënteel is in deze voorzieningen. Niettemin werden in 2001 toch 3000 minderjarigen voor het eerst geplaatst in de private voorzienin-g e n , en dit onverminderd de minderjarivoorzienin-gen die in 2001 voor het eerst een pleegplaatsing of een her-stelgerichte afhandeling kregen.

1 , 2 en 4. Inzake de vragen (1, 2 , 4) met betrekking tot wachtlijsten en wachttijden wens ik het vol-gende te antwoorden.

In de bijzondere jeugdbijstand is er geen sprake van gekwalificeerde wachtlijsten. De adminis-tratie verzamelde recent wel aanmeldingsgege-vens zoals geregistreerd door voorzieningen. Uit een steekproef in enkele arrondissementen blijkt echter dat deze gegevens niet valide of be-trouwbaar zijn om verschillende redenen : – er zijn minderjarigen die op verschillende

wachtlijsten van voorzieningen tegelijk staan ; – jongeren voor wie een geschikte voorziening

gevonden werd, blijven als aangemeld staan bij (een) andere voorziening(en) ;

– er zijn lijsten met aanmeldingen van twee jaar geleden.

(2)

volgende vaststelling : op een bepaald ogenblik staan er 780 minderjarigen op diverse wachtlijs-ten aangemeld en tegelijk blijken er 300 plaat-sen in de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand open en onbezet.

Jaarlijks zijn er globaal 12.000 aanmeldingen bij de comités voor bijzondere jeugdzorg. M o m e n-teel registreren de comités geen gegevens over minderjarigen die niet in een voorziening te-rechtkomen of over de voorbereidingsperiode tot een effectieve plaatsing.

Derhalve is heden met betrekking tot de voor-bije jaren ook geen valide en betrouwbare ver-gelijking mogelijk tussen verschillende arrondis-sementen op het vlak van zogenaamde wacht-lijsten en wachttijden.

In de toekomst daarentegen zal met de invoe-ring van het elektronisch dossier bij de buiten-diensten van de bijzondere jeugdbijstand wel een doorzichtige en eenvormige registratie mo-gelijk worden gemaakt van onder andere de a a n m e l d i n g e n . Het elektronisch dossier zal het wel mogelijk maken om hieruit de gegevens van de verschillende diensten met elkaar te vergelij-ken en om hieruit beleidsmatige conclusies te t r e k k e n . Ook de evoluties inzake de aanmeldin-gen zullen hierdoor vergeleken kunnen worden. Voor het verleden is de evolutie van het aantal maatregelen met kosten genomen door de co-mités voor bijzondere jeugdzorg een betere in-dicatie om de vergelijking te kunnen maken. Cijfers hiervoor worden gevoegd in bijlage 1. 3. Inzake plaatsing bij ambulante diensten in de

bijzondere jeugdbijstand is het de regel dat de plaatsing omwille van het regionaliteitsprincipe in principe gebeurt binnen het arrondissement. Uitzonderingen zijn beperkt in aantal en ver-antwoord indien het domicilieadres perifeer is in het verwijzend arrondissement en een dienst in een aanpalend arrondissement de facto meer bereikbaar is.

Plaatsingen in residentiële voorzieningen zijn in principe niet gebonden aan het arrondissemen-tele regionaliteitsprincipe. De specificiteit van dit hulpaanbod kan een plaatsing in een ander arrondissement verantwoorden.

In bijlage 2 wordt een overzicht verstrekt van de residentiële maatregelen, opgesplitst per ar-rondissement/regio naar de plaats van uitvoe-ring (arrondissement/regio).

5. Op haar vraag hoe aanvragen "voorlopig" wor-den behandeld deel ik de Vlaamse volksverte-genwoordiger mee dat alle aanvragen bij co-mités voor bijzondere jeugdzorg in de eerste plaats op wenselijkheid en maatschappelijke noodzaak worden onderzocht. Dit kan allicht omschreven worden als een wat zij noemt "voorlopige behandeling", waarbij wordt nage-gaan of andere diensten zoals algemeen wez i j n s w e r k , geestelijke gewezondheidswezorg, m a n t e l-zorg en dergelijke, niet kunnen tegemoetkomen aan de vraag. Indien wegens de ernst van de problematische opvoedingssituatie een plaat-sing dringend wenselijk is, zal hoedanook op de hulpvraag worden ingegaan. Plaatsing in een an-dere regio is bij tijdelijk niet beschikbaar zijn van plaatsingsmogelijkheden een mogelijke op-l o s s i n g ; soms is een bepaaop-ld huop-lpaanbod echter dermate specifiek, dat doelbewust in een andere regio wordt geplaatst.

6. In bijlage 3 voeg ik cijfers inzake de spreiding van de plaatsen van thuisbegeleiding over de verschillende bestuurlijke arrondissementen. Door de beslissing tot bijkomende erkenning van verschillende diensten in 2001 werd deze capaciteit voor Vlaanderen toen verhoogd met + 98 plaatsen, gespreid over de regio's A n t w e r-pen (+ 24), Limburg (+ 8), O o s t-Vlaanderen (+ 36) en West-Vlaanderen (+ 30).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit het reeds vermelde overzicht blijkt tevens dat de DAC-tewerkstelling vooral gesitueerd is bij de milieu- en natuurverenigingen, de polders en de wateringen en in het kader

Binnen het bevoegdheidsdomein Huisvesting wer- den DAC-projecten erkend binnen twee sociale verhuurkantoren en twee huurdersbonden. het bevoegdheidsdomein Buitenlandse

In de loop van 2001 nam De Lijn het initiatief voor een toegankelijkheidsstudie van de infra- structuur en het rollend materieel van De Lijn voor diverse doelgroepen, waaronder

Sedert de uitvoering van de Bijzondere Wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse be- voegdheden aan de gewesten en de gemeenschap- p e n , behoren met ingang van 1

Heeft de minister een zicht op het aantal armen in elke provincie dat bij het OCMW gaat aan- kloppen om een beroep te kunnen doen op goedkopere tarieven voor het

Tijdens deze legislatuur werden in het kader van WEP-plus (Werkervaringsplan-plus) voor natuur- beheerswerken en recyclage (kringloopactivitei- ten) 135 VTE betrekkingen

Het zal de Vlaamse volksvertegenwoordiger tevens niet ontgaan zijn dat ik mij bovendien duidelijk schaar achter het instrument van het tijdskrediet, waardoor het voor

Aan de Universiteit Antwerpen (UA) zijn er nu 22 geneesheren-specialisten in opleiding in de kinder- en jeugdpsychiatrie en aan de Ka- tholieke Universiteit Leuven (KU Leuven) 29. Er