• No results found

VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 21 oktober 2005, 10.30 – 12.00 uur.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 21 oktober 2005, 10.30 – 12.00 uur."

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 21 oktober 2005, 10.30 – 12.00 uur.

Inzake: Wijziging TarievenCode en Technische Codes

- 102065/4

Aanwezig namens de Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (‘de Raad’): Mevr. Huussen - Dienst Toezicht Energie (‘DTe’), voorzitter hoorcommissie Mevr. Bennink - DTe, lid hoorcommissie

Mevr. Holtslag - DTe, lid hoorcommissie Dhr. Sari - DTe, lid hoorcommissie Sprekers:

Dhr. Huisman - Stichting Nederlandse Gemeenten Energie i.o. Dhr. Het Lam - Stichting Nederlandse Gemeenten Energie i.o.

Dhr. Renaud - Stichting Nederlandse Gemeenten Energie i.o. (‘de Stichting’)

Dhr. Gast - Essent Netwerk

Dhr. Asselman - Eneco

Dhr. Van Bemmelen - EnergieNed Verslag:

Dhr. Janssen - Verslagdienst NMa

De voorzitter opent de hoorzitting, die is georganiseerd naar aanleiding van het ontwerpbesluit Wijziging TarievenCode Elektriciteit en Technische Codes Elektriciteit (‘het ontwerpbesluit’) vanwege de introductie van een transporttarief voor een streng lichtmasten. Dit ontwerpbesluit is gepubliceerd op 19 september 2005. Aanleiding voor het ontwerpbesluit was de wijziging van de E-wet als gevolg van het inwerkingtreden van de I&I-wet op 14 juli 2004. Bij amendement is in art. 29 lid 3 E-wet bepaald dat de streng van lichtmasten voor wat betreft het transporttarief beschouwd dient te worden als één aansluiting.

Zij heet de aanwezigen welkom en stelt de leden van de hoorcommissie voor.

Zij wijst erop dat de hoorzitting openbaar is. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt, dat betrokkenen zo spoedig mogelijk zal worden toegestuurd. Commentaar op de redactie van het verslag leidt niet tot wijziging ervan, doch wordt toegevoegd aan het dossier.

Zij schetst de gang van zaken en nodigt dhr. Huisman uit om namens de Stichting als eerste het woord te voeren. Zij verzoekt hem de Stichting te introduceren, want die was de hoorcommissie tot nog toe onbekend.

Dhr. Huisman memoreert dat het CBb de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (‘VNG’) kort voor de zomer niet ontvankelijk heeft verklaard in een door haar ingesteld beroep. Dit zou

betekenen dat de statuten van de VNG gewijzigd moeten worden. Dat gaat ook gebeuren, maar de ledenvergadering van de VNG vindt slechts één keer per jaar in juni plaats. Het is dus wachten tot juni 2006. Gelet op de ontwikkelingen in het energiedossier heeft de VNG gemeend niet te moeten verzaken. Zij heeft de twaalf provinciehoofdsteden voorgesteld om de Stichting op te richten. De relevante stukken liggen op dit moment bij de provinciehoofdsteden. Er zijn al signalen dat men bereid is om mee te werken dan wel dat men relevante organen heeft gevraagd om advies. Er zijn geen afwijzingen. Een besluit van het college B&W is nodig en de Gemeentewet eist dat daarover het oordeel van de gemeenteraad wordt gevraagd. Dit betekent dat het proces een paar weken wordt vertraagd, ook al zou het college B&W morgen besluiten om mee te doen. De VNG hoopt dat de Stichting voor het einde van 2005 valide is. Op dit moment is het een Stichting in oprichting. De voorzitter vraagt hem of het de bedoeling is dat de Stichting zich in de toekomst ook met andere besluiten dan het onderhavige het ontwerpbesluit zal bemoeien.

(2)

te behartigen. Daarmee is zelfs rekening gehouden bij het boekjaar, want dat loopt van 1 september 2005 t/m 31 augustus 2006. Er zal dus één jaarrekening zijn.

Hij introduceert dhr. Het Lam voor een inhoudelijk betoog namens de Stichting. Dhr. Het Lam wenst enige bezwaren van de Stichting toe te lichten.

Op de eerste plaats constateert de Stichting dat het ontwerpbesluit slechts ziet op een wijziging van het Transport Onafhankelijk Verbruikers Tarief (‘TOVT’). Deze regeling is mooi en creatief ontworpen en de Stichting stemt ermee in. Maar een regeling omtrent een wijziging van het Transport Afhankelijk Verbruikers Tarief (‘TAVT’) ontbreekt. De TarievenCode gaat er nog steeds van uit dat elke lichtmast een afzonderlijke aansluiting heeft en dat het TAVT dus per aansluiting cq. lichtmast in rekening gebracht wordt. In art. 29 lid 3 E-wet wordt gesteld dat het transporttarief wordt berekend per streng van lichtmasten. Dat tarief omvat dus zowel het TOVT als het TAVT. Men kan dan nog zeggen dat de wetgever het niet zo heeft bedoeld en dat hij alleen heeft gezien op het TOVT. Maar dat lijkt om twee redenen onwaarschijnlijk. Ten eerste is het amendement via de I&I-wet op 14 juli 2004 van kracht geworden. Op dat zelfde moment is ook art. 27 lid 2 aanhef en sub c E-wet gewijzigd, waarin wordt gesproken over een regeling voor meervoudige aansluitingen en waarin wordt gesteld dat voor de berekening van het transportafhankelijke transporttarief een bepaalde regeling geldt. De wetgever was zich dus wel bewust van het onderscheid tussen enerzijds ‘het’ transporttarief dat TOVT en TAVT omvat en anderzijds het transportafhankelijke transporttarief. Dezelfde kamerleden hebben twee beide amendementen gelijktijdig ingediend en moeten zich dus bewust zijn geweest van het onderscheid tussen TAVT en TOVT. Het feit dat art. 29 lid 3 E-wet spreekt over ‘het’ transporttarief en dus niet over een transportafhankelijk of transportonafhankelijk transporttarief betekent dat men het oog had op beide aspecten van het transporttarief. Dus ook voor het TAVT zal de regeling moeten worden aangepast.

Op de tweede plaats brengt hij de begrippenlijst ter sprake, waarin een nieuwe definitie van het begrip ‘streng’ wordt opgenomen. Deze definitie luidt: een streng van lichtmasten is de

verzameling van 1x6A-aansluitingen op het geschakeld net dat gevoed wordt vanuit de

laagspanningsrail van een en dezelfde MS/LS-transformator en waarover slechts een en dezelfde afnemer kan beschikken.

In deze definitie worden vier beperkingen aangebracht op de term ‘streng van lichtmasten’. De eerste beperking is dat men spreekt over ‘1x6A-aansluitingen’. Maar het komt voor dat er ook andere typen aansluiting zijn die niet onder 1x6A vallen. Door die beperking vallen bepaalde groepen lichtmasten, die ook een streng kunnen vormen, dus buiten de regeling. Dat verdraagt zich niet met het gestelde in art. 29 lid 3 E-wet, waarin wordt gesproken over een streng zonder nader te differentiëren.

De tweede beperking wordt gevormd door de aanvulling ‘op het geschakeld net’. Er zitten ook lichtmasten op het niet-geschakeld net. Belangrijk daarbij is dat de term ‘geschakeld net’ is bedoeld in een technische configuratie. Het is dus niet een tariefcategorie zoals bedoeld in art. 3.7.1 en 3.7.2 TarievenCode, waar het gaat om vermogens die gerelateerd worden aan bepaalde

(3)

De derde beperking is dat wordt gesproken over een laagspanningsrail van een

MS/LS-transformator. Dat is dus een specifieke rail in de specifieke configuratie MS/LS aan de LS-zijde. De mogelijkheid bestaat echter om een aansluiting aan te brengen op een gewenst spanningsniveau door de afnemer. Een streng van lichtmasten kan eigenlijk worden beschouwd als een

samengestelde installatie, zoals blijkt uit het Aanvullend Toetsingskader Aansluittarieven. Daarin staat ergens dat een OV-installatie en een streng van lichtmasten als één installatie kan worden beschouwd. Het is denkbaar dat men een streng van lichtmasten - die dus één installatie is - wil aansluiten op een hoger spanningsniveau dan LS, bijvoorbeeld omdat men dan een gunstiger tarief krijgt. In dat geval vormen de woorden laagspanningsrail dus een beperking, want als men

bijvoorbeeld op een MS-rail is aangesloten, dan valt men dus niet onder het gunstigere tarief voor een streng van lichtmasten.

De vierde beperking is dat wordt gesproken over een en dezelfde afnemer. Dat levert onmiddellijk een probleem, want de vraag rijst wat daarmee is bedoeld. In een stad ziet men regelmatig lichtmasten met reclamelichtbakken eraan. Dergelijke lichtbakken zijn vaak niet in beheer bij de exploitant van de lichtmast, terwijl die wel de aansluiting heeft. Er komen situaties voor waarbij de lichtbak niet is aangesloten op het schakelkastje in de lichtmast. Er ontstaat dus eigenlijk een particulier net, want er ontstaat een deel van een net dat voor twee personen wordt gebruikt. Er zijn ook situaties dat er vanuit het net door de lichtmast heen een schakeling naar de lichtbak is

gemaakt. Dan ontstaat dus formeel een 1x6A-aansluiting naar de lichtbak op hetzelfde deel van het net door de lichtmast heen. Wordt de streng van lichtmasten door deze beperking doorbroken? Als dat het gevolg is, dan doet dat afbreuk aan hetgeen de wetgever heeft beoogd, namelijk dat een streng van lichtmasten recht geeft op een bepaalde bejegening voor wat betreft het transporttarief. Genoemde vier beperkingen acht de Stichting in strijd met de wet. De wetgever heeft een definitie gegeven van wat een streng is. Zie Kamerstukken 2003/2004, 29 372, nr. 26, blz. 2. Daarbij komt dat art. 29 lid 3 E-wet ook zodanig is geredigeerd dat het de DTe geen beleidsvrijheid geeft om een andere invulling te geven aan de term ‘streng’. Het is juridisch een vorm van beoordelingsvrijheid maar geen beleidsvrijheid. Het staat de DTe dus ook niet vrij om een afwijkende invulling aan de term te geven. De wettekst geeft de afnemer één op één een rechtstreeks recht, dat niet kan worden beperkt. In die zin is het opnemen van een afwijkend begrip in de begrippenlijst naar het oordeel van de Stichting in strijd met de wet.

De voorzitter dankt de Stichting voor haar toelichting.

Mevr. Bennink brengt het eerste bezwaar van de Stichting ter sprake. Zij vraagt hoe de DTe het TAVT zou kunnen aanpassen. Uiteraard heeft de DTe de bedoeling van de wetgever bestudeerd dat er een transporttarief voor een streng van lichtmasten moet zijn. Voor het transportonafhankelijke tarief is een oplossing gevonden. Maar wanneer het transportafhankelijke tarief op dezelfde manier zou worden benaderd - dus uitgaan van de aansluiting van de streng - dan ontstaat een probleem. Als je de cascade toepast, dan blijf je voor de deelmarkt, waarvoor vervolgens het TAVT zou gaan gelden, zitten met een stukje net - namelijk het stukje waarop de individuele lichtmasten zijn aangesloten - dat niet wordt omvat door het tarief. Bovendien is dat tarief ook een volumetarief. Hoe zou de DTe hiermee moeten omgaan? De wetgever beoogt niet om af te stappen van het principe dat individuele lichtmasten individueel zijn aangesloten. Enkel voor het transporttarief moet gekeken worden naar een tarief voor een streng.

Dhr. Het Lam bevestigt dat er in art. 29 lid 3 E-wet uitdrukkelijk wordt gesproken over een transporttarief en niet over een aansluittarief. Een streng van lichtmasten is in feite een samengestelde installatie, zoals een OV-installatie met één aansluitpunt en een heleboel

lichtmasten daarachter in het private domein waarmee de netbeheerder normaal gesproken geen bemoeienis heeft. Een streng van lichtmasten kan worden gezien als één installatie met een daarbij behorende capaciteit. Deze benadering komt ook voor in het Aanvullende Toetsingskader

(4)

één installatie waarvoor dus één capaciteitstarief geldt, dat overeenkomt met de gecontracteerde capaciteit voor de totale streng.

Mevr. Bennink constateert dat dhr. Het Lam de parallel trekt met een OV-installatie, waarbij de afnemer kiest voor een bepaalde aansluitcapaciteit en het beheer van de achterliggende lichtmasten volledig bij bijvoorbeeld een gemeente ligt. Dat betekent dus ook dat de kosten gemoeid met dat stukje aansluiting voor rekening komen van die gemeente. Maar wanneer je voor de aansluiting nog steeds te maken hebt met individuele lichtmastaansluitingen terwijl je voor een streng een transporttarief zou moeten definiëren, dan blijf je zitten met de vraag op welke manier dat tarief ervoor gaat zorgen dat de kosten worden terugverdiend van het stukje net, dat in beheer is van de netbeheerder.

Dhr. Het Lam constateert dat mevr. Bennink eigenlijk vraagt naar het kostenveroorzakingsbeginsel. Dat is een slepende controverse tussen de DTe en hemzelf in tal van zaken. Kostenveroorzaking is ontleend aan de discretionaire beleidsvrijheid van de DTe. Zij mag dat beginsel toepassen, mits de wet daartoe de ruimte laat. In een aantal gevallen maakt de wetgever een bewuste keuze om dat beginsel niet te volgen. Een eerste voorbeeld is art. 27 lid 2 onder e juncto art. 28 lid 1 E-wet, waarin de zogenaamde ‘diepe aansluitkosten’ aan de orde zijn. Deze kosten moet de netbeheerder maken voor de aanpassing van het verder gelegen deel van zijn net na de knip omdat hij een aansluiting moet realiseren. Ze zijn het gevolg van het feit dat een afnemer een aansluiting op het net wil. Volgens het principe van kostenveroorzaking zou de afnemer die kosten dus moeten betalen, maar genoemde wetsartikelen maken duidelijk dat dit niet zo is. Dat is dus een politieke keuze van de wetgever. Een tweede voorbeeld is art. 27 lid 2 onder d E-wet, dat gaat over de lengte van de aansluitverbinding. Er staat dat een aansluiting tot 10 MVA wordt aangesloten op het

dichtstbijzijnde punt in het net, ongeacht of daar voldoende capaciteit beschikbaar is. Als dat laatste niet het geval is, dan moet de netbeheerder de aansluiting dus elders realiseren terwijl hij niet mag zeggen: ‘Sorry, ik heb geen capaciteit in het nabijgelegen deel; ik sluit u aan 20 km verderop’. Feitelijk maakt de netbeheerder die aansluiting dus wel 20 km verderop, maar de kosten daarvan mogen de afnemer door een politieke keuze van de wetgever niet in rekening worden gebracht.

Uit beide voorbeelden blijkt dat kostenveroorzaking alleen kan worden toegepast daar waar de wet ruimte laat. Dat sprake is van een discretionaire vrijheid en niet van een verplichting blijkt ook uit de Ministeriële Regeling elektriciteit. In de toelichting op de wet - die voor het CBb overigens niet bindend is - stond oorspronkelijk dat het kostenveroorzakingsbeginsel moest worden toegepast, maar de DTe heeft er toen voor gepleit om dat niet zo op te schrijven maar om er een vrijheid of een ‘kan-bepaling’ van te maken. Er kunnen immers ook andere belangen zijn die nopen om het beginsel niet te volgen. Een voorbeeld is het LUP. Producenten veroorzaken volgens de

netbeheerders ongeveer 25% van de totale netkosten, maar die kosten worden niet bij hen in rekening gebracht maar bij de verbruikers.

Er bestaat dus vrijheid, maar waar komen die kosten dan terecht? Bij een aansluiting tot 10 MVA geldt het principe van gemiddelde kostentoerekening. De aansluitkosten, die een afnemer in rekening worden gebracht, zijn geen afspiegeling van de door de netbeheerder concreet gemaakte kosten. Die concreet gemaakte kosten kunnen hoger of lager zijn, maar de totale kosten in een bepaalde aansluitcategorie worden omgeslagen over iedereen. Het gemiddelde is collectief gezien kostendekkend, maar op het microniveau van de concrete aansluiting zijn de kosten niet de daadwerkelijke kosten. Recent is een geschil aanhangig geweest over afnemer die een aansluiting wilde bij Essent. Er werd een station gebouwd dat een kleinere afstand van de kabel zou opleveren en dus een goedkoper aansluittarief, maar de DTe besliste toch: ’Jammer voor u, het is een voordeel voor de netbeheerder, maar het zijn gemiddelde kosten’. Soms werkt het uiteraard de andere kant op. Soms moet de netbeheerder de lasten dragen en kan hij de kosten niet neerleggen bij degene die ze veroorzaken.

(5)

kan beroepen. Kortom, aan dit artikel ligt een politieke keuze ten grondslag die misschien niet klopt met het kostenveroorzakingsbeginsel op individueel niveau. Transporttarieven hebben als kenmerk: netten en dus transport zijn altijd collectieve kosten; dat is niet individualiseerbaar. De transport-kosten dienen ter dekking van ‘de’ nettransport-kosten en dus eigenlijk ter dekking van de collectief gemaakte kosten. Pas bij de overgang (de knip) van het collectieve deel (het net) naar het individuele deel (de aansluiting) worden de kosten toerekenbaar.

Tegen deze achtergrond blijkt dus dat het verschil bij anderen terecht zal komen - net als bij het LUP- als er afnemers zijn, die minder bijdragen aan de dekking van de kosten van het net in de vorm van een transporttarief. Als de een minder betaalt, gaat de ander meer betalen zodat de netbeheerder uiteindelijk haar inkomsten krijgt. Niet gesteld kan dus worden dat er geen sprake is van dekking van een stukje net. Het betekent alleen dat andere afnemers, die misschien niet rechtstreeks op dat net zijn aangesloten, daarvoor moeten betalen.

Mevr. Bennink concludeert dat dhr. Het Lam van mening is dat het cascadeprincipe in dit geval niet toegepast zou moeten worden. De LS-afnemers moeten gaan meebetalen aan de kosten voor het stukje net waarop de lichtmasten individueel zijn aangesloten.

Dhr. Het Lam bevestigt dat het cascadestelsel in dit geval anders moet worden uitgelegd. Bij de groepen MS en LS rijst sowieso al de vraag of het wel een cascadetoepassing is. Niet het

spanningsniveau is bepalend voor indeling in een bepaalde tariefcategorie, maar het is gerelateerd aan bepaalde tariefcategorieën. Je kunt niet door verandering van je spanningsniveau

bewerkstelligen dat je in een andere tariefcategorie komt. Het cascadestelsel geldt eigenlijk alleen maar vanaf de hogere niveaus TS, HS en EHS. Daaronder eigenlijk niet, omdat het een structuur is die uit gaat van tariefcategorieën die zijn gekoppeld aan aansluitvermogen. Daar geldt het

cascadestelsel niet en dat kan juridisch ook - de rechter heeft dat goed gezien - want het cascadestelsel staat niet wettelijk voorgeschreven. Het is een keuze; de DTe heeft er zelf voor gekozen om er voor de lagere tariefcategorieën van af te wijken door uit et gaan van

tariefcategorieën, die gekoppeld zijn aan gecontracteerd vermogen en niet langer aan spanningsniveau.

De voorzitter constateert dat dhr. Het Lam de vraag van mevr. Bennink met ‘ja’ beantwoordt. Mevr. Bennink verzoekt de Stichting de kwestie in haar schriftelijke reactie nog eens nader toe te lichten. De stelling van de Stichting lijkt te zijn dat voor het TAVT op dezelfde manier moet worden gekeken als in het voorstel voor het TOVT.

Dhr. Het Lam meent dat een streng van lichtmasten eigenlijk moet worden gezien als één grote installatie met een gezamenlijk vermogen. Dat vermogen wordt dan gekoppeld aan de

tariefcategorieën, want dat koppelt aan bij het aansluitvermogen.

Mevr. Bennink herhaalt haar verzoek om een nadere toelichting in de schriftelijke reactie van de Stichting. Zij vraagt zich af hoe de netbeheerders tegen deze oplossing aankijken.

Dhr. Het Lam benadrukt dat de toepassing van de wet aan de orde is, die geen nadere uitvoering vraagt door de DTe. Het kan nooit zijn dat in een ontwerpbesluit een uitkomst wordt gezet die in strijd is met de wet.

Mevr. Bennink meent dat het de vraag is of de oplossing van de Stichting de enige is die binnen de wet past.

Dhr. Het Lam benadrukt dat hij slechts wijst op de wettelijke kaders waarmee rekening gehouden moet worden. De voorliggende oplossing lijkt niet binnen dat wettelijk kader te passen. Het is aan de DTe om te beoordelen of de opvatting van de Stichting juist is.

Mevr. Bennink kondigt aan dat in het uiteindelijke besluit zal worden aangegeven hoe de DTe met het TAVT zal omgaan. Het is duidelijk dat aan deze kwestie aandacht moet worden besteed. De voorzitter brengt het tweede bezwaar van de Stichting ter sprake: de vier beperkingen in een zinsnede van het besluit.

Mevr. Bennink vraagt wat de Stichting precies met de eerste beperking bedoelt. Is het zo dat individuele lichtmasten een aansluitcapaciteit kunnen hebben die afwijkt van 1x6A, of hangt de opmerking van de Stichting samen met haar stelling dat ook moet worden onderzocht hoe tegen een OV-installatie moet worden aangekeken?

(6)

de DTe geen beleidsvrijheid heeft maar slechts beoordelingsvrijheid, dan heeft zij geen ruimte om aanvullende beperkingen in een tekst aan te brengen.

Mevr. Bennink brengt de tweede beperking ter sprake die besloten zou liggen in de woorden ‘op het geschakeld net’. Zij vraagt of er momenteel lichtmasten zijn die rechtstreeks op het LS-net zitten.

Dhr. Het Lam bevestigt dat er lichtmasten zijn, die rechtstreeks op het LS-net zitten en die zelf een schakelaar hebben. Die worden dus uitgesloten, want ze zitten formeel niet op geschakeld net. Dhr. Renaud vult aan dat er ook installaties zijn waarbij de schakelaar in de installatie zit. Dan is er dus geen sprake van een geschakeld net, maar van een geschakelde installatie. Het verschil klein, maar relevant.

Dhr. Gast meent dat dit dan een laagspanningsaansluiting is, waarop een installatie van de netbeheerder zit, die zelf schakelt. Dan is het voor de netbeheerder gewoon een laagspannings-aansluiting van 25, 35 of 50A. Het achterliggende OV-net van de wegbeheerder is voor de

netbeheerder niet interessant. Er zijn inderdaad individuele lichtmasten rechtstreeks aangesloten op het LS-net. Dat zijn er niet veel en ze kunnen ook niet als streng worden gedefinieerd omdat ze steeds individueel op het LS-net zitten.

Mevr. Bennink concludeert dat dhr. Gast meent dat de definitie door de woorden ‘op het geschakeld net’ niet wordt beperkt. Er vallen geen lichtmasten buiten de boot waarvoor het strengtarief zou moeten gelden.

Dhr. Gast antwoordt dat bedoelde lichtmasten niet als streng kunnen worden gedefinieerd. Voor die lichtmasten moet gewoon het laagspanningstarief worden toegepast wat betreft TOVT en TAVT. Dhr. Het Lam vraagt of die lichtmasten individueel op een laagspanningskabel zijn aangesloten ergens op een rail in een MS/LS-station?

Dhr. Gast antwoordt dat ze aangesloten zitten op dezelfde laagspanningsader.

Dhr. Het Lam wijst erop dat die ader ergens aan het begin of het eind op een rail in station moet zitten.

Dhr. Gast bevestigt dit.

Dhr. Het Lam concludeert dat het dus juridisch een streng van lichtmasten kan zijn, want alle lichtmasten op die kabel zijn aangesloten op dezelfde rail zoals de definitie in de wet eist. Dhr. Gast wijst erop dat die ‘streng’ niet alleen lichtmasten bevat, maar ook alle andere aansluitingen.

Dhr. Het Lam resumeert dat twee dingen bevestigd zijn. Enerzijds zijn er wel degelijk lichtmasten met een eigen schakeling, die bij de woorden ‘geschakeld net’ in de definitie buiten de boot vallen. Anderzijds zijn er ook aansluitingen met andere Ampères dan alleen 1x6A. Beide beperkingen blijven dus overeind.

Dhr. Gast vervolgt dat het geschakelde net altijd zo is uitgelegd dat er geen zware aansluitingen op aangesloten kunnen worden. Een normale lichtmast met of zonder reclamebord is met 1x6A en in de praktijk zelfs 1x2A als installatiezekering aangesloten. Aansluitingen op het geschakeld net of het OV-net van de netbeheerder zwaarder dan 1x6A zijn er in de regel niet.

Dhr. Het Lam concludeert dat er op LS lichtmasten zijn die wel zwaardere zekeringen hebben. Niet op het geschakeld net, maar wel ergens anders in het systeem.

Dhr. Gast vervolgt dat ook een rechtstreeks op de laagspanningskabel aangesloten lichtmast beperkt is tot maximaal 1x6A.

Dhr. Renaud weerspreekt dit. Er zijn zwaardere.

Dhr. Asselman meent dat dit op zich niet zo’n belangrijke discussie. Het betekent dat er een aansluiting op een laagspanningsnet gemaakt wordt met daarachter een bepaalde toepassing. Die kan gebruikt worden voor verlichting van de straat, maar net zo goed voor een telefooncel of voor een reclamebord.

De voorzitter brengt de opmerking van de Stichting ter sprake dat een streng door een lichtbak zou worden doorbroken. Zij vraagt om nader commentaar.

(7)

Dhr. Gast wijst erop dat een lichtmast er is ten behoeve van de wegbeheerder, dus gemeente, rijkswaterstaat of provinciale waterstaat. Op het geschakeld net van Essent zitten inderdaad andere aansluitingen van andere aangeslotenen. Die anderen krijgen keurig een rekening. Soms is met toestemming van de gemeente op het OV-net aangesloten en wordt de rekening via meting of berekening naar de gemeente gestuurd. Reclameborden aan een lichtmast zijn meestal

aangesloten achter het overdrachtspunt en zijn dus niet als twee aansluitingen in de lichtmast te bezien.

Mevr. Bennink concludeert dat dhr. Gast meent dat de door de Stichting genoemde vierde beperking er niet is.

Dhr. Gast antwoordt dat er geen beperking is wanneer een ABRI, een bushalte of een losstaande reclamezuil niet als lichtmast wordt gedefinieerd. De aansluiting kan wel in opdracht van de gemeente zijn, maar dan is het geen lichtmast ten behoeve van het wegbeheer. De definitie van het begrip ‘lichtmast’ moet misschien wat worden aangescherpt.

Dhr. Het Lam vraagt de DTe waarom zij de definitie van het begrip ‘streng’ eigenlijk uitbreidt. Wat is de functie van die uitbreiding als het geen beperking is? De wetgever heeft een definitie van het begrip gegeven. Doordat de DTe geen beleidsvrijheid maar slechts beoordelingsvrijheid heeft, mag zij van die definitie niet afwijken. Bij iedere toevoeging moet dus worden beoordeeld of hij het begrip wijzigt. Wanneer geen wijziging plaats vindt, waarom dan die toevoeging? De redenering zou kunnen zijn dat de streng zelf door een telefooncel ergens in die streng niet doorbroken wordt. Maar de toevoeging in de definitie maakt niet duidelijk dat die redenering ook geldt; er blijft het vermoeden dat de toevoeging een beperking tot gevolg heeft.

Mevr. Bennink antwoordt dat het niet de bedoeling was om met de tekst de indruk te wekken dat de streng door zo'n extra aansluiting doorbroken zou worden. Gezien de mogelijke verwarring zal de DTe nog eens bezien of het noodzakelijk is om bedoelde toevoeging in de definitie op te nemen. Dhr. Het Lam wijst erop dat de individualisering al zit in de door de wetgever gebruikte woorden ‘afnemer’ en ‘aansluiting’. Dat betekent dus dat niet alle lichtmasten, die in handen zijn van verschillende personen, bij elkaar mogen worden geteld voor de berekening van het transporttarief. Door de koppeling tussen aansluiting en afnemer is het transporttarief per definitie

geïndividualiseerd, waardoor de beperking niet nodig is.

Mevr. Bennink begrijpt niet wat hij daarmee bedoelt. Wanneer de voor het TOVT voorgestelde systematiek zou worden toegepast, dan wordt gekeken naar de aansluitcapaciteit van de specifieke streng. Maar daarop kunnen dus ook andere installaties zijn aangesloten.

Dhr. Het Lam meent dat die andere installaties losgekoppeld moeten worden want die hebben een eigen aansluiting.

Dhr. Gast merkt op dat ze wel op het geschakeld net zitten.

Mevr. Bennink concludeert dat dit zou betekenen dat men voor het bepalen van de

aansluitcapaciteit van een streng lichtmasten de overige aangesloten installaties eraf zou moeten trekken.

Dhr. Het Lam bevestigt dat dit juridisch gezien zo zou moeten.

Mevr. Bennink vermoedt dat dit zeer ingewikkeld wordt om uit te voeren.

Dhr. Gast bevestigt dat dit in de praktijk zeer ingewikkeld is. Soms kan het zelfs niet. Een gemeten net wordt gemeten via een kWh-meter aan het laagspanningsnet. Het verbruik van alles wat daarachter zit - dus ook van de telefooncel - wordt gemeten ten behoeve van het TAVT. Het is heel moeilijk om het verbruik van die andere aangeslotene daar af te halen. In het verleden gaf een gemeente toestemming om een reclamezuil aan te sluiten. Zij verrekent dan het beetje verbruikte energie in haar contract over die reclame.

Dhr. Asselman vult aan dat het in een ongemeten situatie wat simpeler ligt. Daar kan individueel worden afgerekend met de contractant van die aansluiting.

Dhr. Gast bevestigt dit. Maar in een gemeten situatie is dat ‘a hell of a job’. Dat gebeurt dan ook meestal niet. Er wordt dan een afspraak gemaakt met de gemeente. Alle facturen gaan naar de gemeente toe, die dan vervolgens verrekent met de aangeslotene. Dat is in een gemeten situatie de gangbare praktijk, uitzonderingen uiteraard daargelaten.

(8)

Dhr. Van Bemmelen houdt een betoog, dat overeenkomt met de tekst van zijn pleitnota gedateerd 18 oktober 2005. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag gehecht als Bijlage 1.

In het midden van randnummer 3 geeft dhr. Gast een toelichting op het aangehechte schema. Dhr. Gast zet uiteen dat het schema een technische weergave is van de situatie in de praktijk. Links bovenin is een trafostation of een separate OV-kast afgebeeld. De voeding voor het

geschakeld laagspanningsnet komt misschien voor 90% uit een trafostation, maar het net dwingt er soms toe om vanuit een laagspanningskabel extra voeding voor voldoende spanning in het geschakeld net te injecteren. Het is dus niet altijd zo dat een voedingspunt is gekoppeld aan de laagspanningsrail van een trafostation. In rood (de lijnen met de neergaande pijltjes) is het laagspanningsrek afgebeeld met afgaande kabels die de wijk in gaan. Rechts is in blauw een aftakking op het laagspanningsrek afgebeeld met een zekering, een eventuele kWh-meter en een schakelmechanisme dat het geschakelde laagspanningsnet op tijd onder spanning zet en weer uitschakelt. Parallel aan de laagspanningskabels naar de wijk loopt een geschakeld LS-net. Dat kan bestaan uit een gecombineerde kabel of uit een separate OV-kabel. Beide netten komen voor; soms door elkaar heen binnen één gemeente. Vanaf het geschakeld LS-net is er de knip cq. aftakmof naar de lichtmast. Daarnaast zijn er in groen andere objecten aangesloten op het geschakeld net. De kabel eindigt uiteindelijk in het net via een trafostation of een separate OV-kast, afhankelijk van de situatie. De streng als bedoeld in art. 29 lid 3 E-wet is de aankoppeling aan de laagspanningsrail, dus de zekering afgebeeld boven de kWh-meter. In het ATA was de streng gedefinieerd als de afgaande kabels vanaf het geïntegreerde OV-rek. Daar zat wel verschil, maar nu is er naar het oordeel van EnergieNed een duidelijker definitie van de streng, namelijk de aankoppeling aan het laagspanningsrek. Het TOVT en eventueel het TAVT moeten worden toegepast op de aankoppeling aan het laagspanningsrek. Dat punt heeft in het netwerk van Essent een zekering van meestal 35A, 50A of soms 25A. Wellicht zijn er in de netwerken van andere netbeheerders soms hogere

zekeringen geplaatst. Dat moet nog worden geïnventariseerd, omdat het nu geen tariefelement is maar een meer technisch element.

Dhr. Van Bemmelen vervolgt zijn betoog met het gestelde in randnummer 4 van zijn pleitnota. Aan het eind van randnummer 4.1 bespreekt hij de aangehechte berekening.

Het blijkt dat gemeenten meer dan 30% meer moeten gaan betalen voor openbare verlichting en dat lijkt toch niet de bedoeling.

Bovenaan de berekening staan de gebruikte gegevens van 70 gemeenten in Brabant. In totaal hebben die 327.995 lichtmasten staan. De kW contract per ontstekingspunt is op 20 gezet wegens het verband met de 3 x 25A. Daaronder staat het aantal ontsteekpunten; de afname in kWh normaal overdag en de kWh laag.

Mevr. Bennink vraagt of er in de berekening van uit gegaan wordt dat het TAVT op dezelfde manier wordt toegepast als het TOVT zoals voorgesteld in het ontwerpbesluit.

Dhr. Van Bemmelen bevestigt dit. Hij vervolgt dat hij de gegevens over de tarieven 2006 van de website van de DTe heeft gehaald. Daarna is een en ander doorgerekend, met verschillen tussen A en B per lichtmast als resultaat. Voor Eneco is dat 1,61 euro, voor Continuon 1,37 euro en voor Essent 1,47 euro. In procenten moet dan een bedrag worden betaald, dat ruim 30% hoger ligt dan wat nu moet worden betaald. Dat alles heeft te maken met het feit dat de netbeheerders het systeem non discriminatoir willen toepassen. Er wordt niet gekeken naar wat erachter hangt. Er wordt gewoon vastgesteld: ’U heeft een aansluiting van 3x35A en daarop wordt onze tariefstelling gebaseerd.

Dhr. Renaud merkt op dat het hem zit in de toepassing van het kW contract. Dat moet gewoon niet worden toegepast. Als er sprake is van een LS-geschakeld tarief, dan hoort daar niet de kW contract als tariefelement in. Dat gebeurt nu wel en daardoor wordt het duurder.

(9)

De voorzitter dankt EnergieNed voor haar toelichting.

Dhr. Het Lam resumeert de stelling van EnergieNed dat uit de wet zou volgen dat het geschakeld net alleen voor lichtmasten zou worden gereserveerd en dat andere objecten er niet meer op mogen. Hij vraagt waar dat precies staat in de wet.

Dhr. Van Bemmelen antwoordt dat het er niet in staat, maar dat het erop lijkt. Er wordt steeds gesproken over lichtmasten en over openbare verlichting, maar er staat nergens dat ook een stadsklok mag worden aangesloten

Dhr. Het Lam werpt tegen dat er ook niet staat dat het niet mag.

De voorzitter resumeert dat het ontwerpbesluit verschilt van het voorstel van EnergieNed. Zij vraagt of het EnergieNed duidelijk is waarom dat verschil er is.

Dhr. Van Bemmelen constateert dat er een ombuiging is in de manier waarop je er tegen aan moet kijken. Dat wilde EnergieNed even duidelijk vaststellen.

De voorzitter vervolgt dat een en ander uiteindelijk leidt tot een kostenverschil van ruim 30%. Zij vraagt of EnergieNed wilde weten of de DTe dit verschil ook had vastgesteld.

Dhr. Van Bemmelen herhaalt dat EnergieNed simpelweg een rekensommetje heeft gemaakt. Hij vraagt of die berekening duidelijk is.

Mevr. Bennink begrijpt dat de stijging van het tarief met name zit in het feit dat het TAVT voor de deelmarkt LS van toepassing wordt.

Dhr. Van Bemmelen bevestigt dit.

Dhr. Het Lam meent dat twee dingen goed in de gaten moeten worden gehouden. Wat nu gebeurt is dat het bestaande tarief wordt toegepast op een nieuw te ontwikkelen tariefstructuur. Dat is een omdraaiing van de volgorde. Normaal gesproken wordt eerst op grond van de wet een

tariefstructuur vastgesteld. Vervolgens worden aan die elementen - mede gelet op de omzet die een netbeheerder mag halen - tarieven gekoppeld die redelijk moeten zijn. Wanneer dus de

tariefstructuur wordt gewijzigd, dan moet dat dus gevolgen hebben voor de daaraan te koppelen concrete tarieven. Een tariefbesluit volgt nadat een tariefstructuur is vastgesteld. Nu wordt een vastgesteld tariefbesluit toegepast op een nieuw te ontwikkelen tariefstructuur zonder het te wijzigen. Dat is de verkeerde volgorde; een soort kip-of-ei variant.

Daarnaast wijst hij erop dat de 3x25A een vertaling is van het huidige forfaitaire element in het tarief. De vraag is of dat een goede vertaling is. Als nu een TAVT wordt vastgesteld, dan moet ook worden bekeken hoe daar een redelijk tarief uitkomt. Dan is het maar de vraag of automatisch de omschakeling mag worden neergezet zoals nu is gebeurd.

Dhr. Renaud begrijpt de opmerkingen van EnergieNed als volgt. De fictie in de wet gaat nu technisch worden vertaald: als je zoveel lichtmasten achter elkaar aan één punt technisch zou vasthangen, dan heb je een zekering nodig van 3x35A en daaraan hechten de netbeheerders altijd een kW contract tarief vast. Dat is geen goede conclusie, want er is sprake van een wettelijke fictie. Er staat nergens dat daaraan een 3x35A zekering moet worden verbonden.

Dhr. Het Lam bevestigt dat er sprake is van een wettelijke fictie, want er staat uitdrukkelijk het woord ‘geacht’. Op basis van die wettelijke fictie wordt een tariefstructuur gebouwd en op basis van dat uitgangspunt ontstaat een redelijke tariefberekening. In casu lijkt de volgorde omgedraaid te worden.

Dhr. Van Bemmelen wijst erop dat de netbeheerders het tariefsysteem non discriminatoir moeten toepassen. De netbeheerders willen helemaal niet weten wat er achter die zekering zit. Daarom pleit EnergieNed ervoor om weer terug te keren naar het 1x6A geschakeld net. De Stichting lijkt terug te willen naar een transformator om van daaruit te gaan tariferen.

Mevr. Bennink vraagt EnergieNed in haar schriftelijke zienswijze aan te geven hoe zij zich voorstelt dat de wetgever die fictieve situatie bedoeld zou hebben. In het huidige ontwerpbesluit wordt heel duidelijk gekeken naar wat er fysiek gebeurt bij het aansluiten van de streng. De hoorcommissie is benieuwd naar de afwijkende mening van EnergieNed dienaangaande.

(10)

Dhr. Van Bemmelen antwoordt dat dit van de oplossing afhangt. Past die oplossing in het tariefsysteem dat nu wordt toegepast? Het kan allemaal juridisch in orde zijn, maar er moet ook gekeken worden naar de praktische toepasbaarheid van een tariefsystematiek.

Dhr. Asselman vult aan dat EnergieNed de andere contractanten niet wil beperken in hun mogelijkheden.

De voorzitter vraagt of het huidige voorstel dat doet.

Dhr. Asselman bevestigt dit. Er wordt nu gesproken over één aansluiting in een transformator-station van een streng waarop lichtmasten zijn aangesloten. De parkeermeters en billboards van andere exploitanten zijn allemaal weer individuele, andere aansluitingen. Dat zijn aansluitingen achter een aansluiting en dus geen aansluitingen rechtstreeks met de netbeheerder voor transport. Door de voorgestelde definitie wordt de boel beperkt. Vandaar het voorstel van EnergieNed: ‘Ga terug naar de oude situatie, waarin iedere aansluiting onder geschakeld net individueel wordt afgerekend.

Dhr. Sari wijst erop dat EnergieNed heeft aangegeven dat een niet-werkbare situatie zou ontstaan wanneer de definitie zou worden veranderd met de uitzondering erin.

Dhr. Asselman benadrukt dat er twee situaties bestaan: een gemeten en een ongemeten situatie. Als de definitie zo wordt aangepast dat een andere contractant erop aan zou kunnen sluiten, dan zou het nog werkbaar zijn. Maar in gemeten situaties niet, want die ene aansluiting wordt met één contractant afgerekend, terwijl achter die aansluiting nog andere aansluitingen zijn die met andere contractanten afgesloten. Hoe moet dat allemaal worden geregeld? Bovendien worden de andere contractanten beperkt in hun keuzevrijheid voor een energieleverancier. Zij zijn immers verbonden aan de eerste contractant.

Dhr. Gast vraagt zich af welk TAVT dan voor de individuele telefooncel moet worden toegepast. Is dat op het niveau van de streng of op individueel niveau? Voor de ene aansluiting op het

geschakelde laagspanningsnet wordt het tarief voor de transportdienst naar het hogere niveau van de streng gebracht, terwijl het voor de andere aansluiting op het niveau van zijn individuele aansluiting wordt gehouden. Ook dat geeft problemen.

Hij wijst erop dat die 35 en 50A vooral zijn ingegeven door technische zaken. Maar hij is ervan overtuigd dat ook gerelateerd zal gaan worden aan de capaciteit via metingen. Dan zullen er in de stedelijke gebieden zeker 35A aansluitingen overblijven. Dat alles naar een lagere forfaitaire waarde gaat is iets anders De DTe heeft in haar het ontwerpbesluit gesteld dat zij wil aansluiten bij de bestaande tariefsystematiek. Daarom heeft EnergieNed een en ander op de toegelichte manier doorgerekend.

De voorzitter verzoekt EnergieNed om in haar schriftelijke reactie - afgezien van de kwestie rond het TAVT - nog eens precies uiteen te zetten welke andere bezwaren zij heeft en wat de omvang is van de praktische problemen.

Zij resumeert dat EnergieNed de DTe heeft verzocht om aan te dringen op een wetswijziging. Dhr. Van Bemmelen bevestigt dit. Die wetswijziging is heel simpel: ga terug naar de oude situatie. Dhr. Het Lam wijst erop dat de Raad van Bestuur zich dan zou bemoeien met de politiek. Als ZBO dient zij daarin terughoudend te zijn; dat ligt heel gevoelig. Het is een ongeschreven regel van staatsrecht dat een door de Tweede Kamer ingediend amendement niet door de minister uit de wet wordt gehaald. Een minister kan het natuurlijk wel doen en dat is in het verleden wel eens

geprobeerd, maar meestal leidt dat tot een vrij stevige discussie. Omdat de NMa ZBO is en niet meer onder de ministeriële verantwoordelijkheid staat, lijkt het hem verstandig als de NMa uiterste terughoudendheid zou betrachten in dit soort kwesties.

Hij memoreert dat er werd gesproken over een invulinstructie van de DTe, waarop het

oorspronkelijke idee van die 95 lichtmasten zou zijn gebaseerd. Hij verzoekt de hoorcommissie hem een kopie van die brief te overhandigen.

(11)

Dhr. Het Lam merkt op dat 95 een forfaitair aantal is. Er is ooit een uitspraak geweest van het CBb over een grens met betrekking tot de omvang van een WKK. Het CBb heeft duidelijk gesteld dat het eigenlijk niet kan om begrenzingen te hanteren die niet zijn onderzocht. Er moet objectief worden gemotiveerd en onderbouwd waarom iets 95 is en niet 102. Als dat niet gebeurt, dan is de kans op vernietiging groot. Daarom steunt de Stichting het voorstel over het TOVT omdat dit wel degelijk wekbaar is. Ondersteuning daarvoor kan worden gevonden in het feit dat het ATA in nauw overleg tussen gezamenlijke netbeheerders, VNG en DTe tot stand is gebracht en toegepast vanaf 2000. Daarin staat wat de Stichting nu voorstelt: een streng van lichtmasten is één aansluiting voor het toepassing van het transporttarief. Dat is er letterlijk in opgenomen en toen kon ermee gewerkt worden. Het is raar om te horen dat het om allerlei technische redenen in één keer niet meer kan. Dhr. Van Bemmelen wijst erop dat de vraag of ermee gewerkt kan worden punt is geweest in de evaluatie van de TarievenCode. Door die evaluatie is het 1x6A tarief geïntroduceerd omdat iets anders gewoon niet of zeer moeilijk werkbaar was.

De voorzitter nodigt de aanwezigen uit om nog een laatste dringende opmerking te maken.

Wanneer daaraan geen behoefte meer blijkt te bestaan, verzoekt zij commissielid Holtslag uiteen te zetten wat het vervolg van de procedure is.

Mevr. Holtslag wijst erop dat partijen tot en met 31 oktober 2005 de mogelijkheid hebben om een schriftelijke zienswijze in te dienen die zal worden meegenomen bij de definitieve vaststelling van het besluit. De Raad van Bestuur is voornemens om eind november 2005 met een definitief besluit te komen.

Mevr. Bennink wijst erop dat het aantal van 34 lichtmasten niet voor niets uit de definitieve versie van de invulinstructie is geschrapt. Het was wel duidelijk dat de wijziging van de TarievenCode niet op tijd klaar zou komen. Bovendien bleek uit de discussies in het voortraject dat die wijziging van de TarievenCode niet eenvoudig zou zijn. Voor het tarievenproces hanteert de DTe een

certificeringssystematiek, waarin een aantal stappen worden doorlopen die ervoor moeten zorgen dat de tarieven op zorgvuldige wijze tot stand komen. Zij benadrukt dat een definitief besluit op 25 november 2005 niet automatisch doorwerking zal krijgen in de tarieven per 1 januari 2006. De netbeheerders zijn inmiddels ook bezig met het indienen van een tarievenvoorstel.

Dhr. Sari bevestigt dat alle netbeheerders inmiddels een voorstel hebben ingediend. De DTe is momenteel bezig met een beoordelingsronde, waarin vanwege het proces geen nieuwe punten worden meegenomen.

Dhr. Bennink vervolgt dat een wijziging van TarievenCode pas zijn uitwerking kan hebben in de tarieven per 1 januari 2007. Dit proces is bij de netbeheerders bekend, maar wellicht niet bij alle overige partijen.

Dhr. Het Lam meldt dat de Stichting daarmee niet akkoord gaat. De wet geldt al vanaf 14 juli 2004. Het is onbestaanbaar dat de DTe de netbeheerders pas per 1 januari 2007 gaat verplichten de wet toe te passen.

Mevr. Bennink wijst erop dat de DTe gehouden is om een en ander op zorgvuldige wijze voor te bereiden. Ook netbeheerders moeten zorgvuldig worden behandeld, die op het laatste moment vlak voor de start van het nieuwe tarievenjaar te maken krijgen met wijzigingen die van invloed zijn op de ingediende tarieven en op volumes die moeten worden vastgesteld.

Dhr. Het Lam reageert dat daarmee netbeheerders worden voorgetrokken boven afnemers, die daardoor meer betalen dan de wetgever heeft bedoeld. Er hoeft helemaal niets te worden ingevuld, want de wet verplicht niet om een nadere invulling te geven aan de tariefstructuur. De wet geeft de afnemer een bepaald recht. Art. 29 lid 3 E-wet stelt gewoon dat het transporttarief per streng wordt berekend. Dat is een opdracht aan de netbeheerder om zijn tarieven volgens die lijn in te vullen. Per 1 januari 2007 levert de Raad waarschijnlijk een probleem. Zij zal er rekening mee moeten houden dat op dit punt bezwaar en vervolgens beroep zal worden aangetekend tegen alle tarieven. Hij adviseert de Raad hiermee terdege rekening te houden.

De voorzitter kondigt het einde van de hoorzitting aan. Zij dankt sprekers voor hun komst en toelichting en sluit de hoorzitting.

---

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het ziekenhuis heeft bij het CIZ een tijdelijke indicatie aangevraagd voor herstelgerichte behandeling met verpleging en verzorging (ZZP9B) omdat u intensieve revalidatie

De eerste vraag die is in aansluiting op wat de heer Koks vraagt, eigenlijk in het verlengde daarvan: waarom wordt het baanvak Zuidhorn Oostersluis met allemaal bruggen die toch

De heer Dijk: Ik ben benieuwd en daar hoeft u nu niet meteen op te antwoorden, maar ik ben benieuwd wat deze wethouder van het idee vindt om Ieders meer te laten produceren dan

Deze visie en uitvoeringsplannen laten zien hoe in de toekomst overgestapt wordt naar een aardgasvrij en duurzaam warmtesysteem voor de bebouwde omgeving.. De uiteindelijke TvW

Indien een opdrachtgever binnen het geografisch gebied van de OFGV taken uit artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling, welke uitgevoerd kunnen worden door de OFGV, wenst uit

In het eerste college van deze collegereeks vertelt Tomas Vanheste, correspondent 'Europa tussen macht en verbeelding' bij De Correspondent, over de democratie in Europa..

Copyright © 2019 ProDemos - Huis voor democratie en rechtsstaat, Alle rechten voorbehouden. Onze

‘Wanneer er nu nieuwe iepen worden geplant, bijvoorbeeld in een nieuwbouwomgeving, is dat vaak een nieuwere soort, niet geënt en resistent tegen de iepenziekte. Niet alle