• No results found

VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 12 januari 2006, 10.00 – 11.00 uur.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 12 januari 2006, 10.00 – 11.00 uur."

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VERSLAG VAN DE HOORZITTING, 12 januari 2006, 10.00 – 11.00 uur.

Inzake: Wijziging TarievenCode Gas

Zaaknummer: - 102206 en 102186

Aanwezig namens de Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (‘de Raad’):

Dhr. De Groot - Directie Toezicht Energie (‘DTe’), voorzitter hoorcommissie Mevr. Bennink - DTe, lid hoorcommissie

Mevr. Holtslag - DTe, lid hoorcommissie

Sprekers:

Dhr. Den Bieman - Essent Energie Mevr. Van Oorspronk - EnergieNed Dhr. Van der Meer - EnergieNed

Dhr. Het Lam - VEMW

Dhr. Van de Worp - VEMW

Verslag:

Dhr. Janssen - Verslagdienst NMa

De voorzitter opent de hoorzitting, die is georganiseerd naar aanleiding van twee voorgenomen wijzigingen van de TarievenCode Gas. De eerste wijziging betreft een aanpassing van de

overgangsregeling van afnemers naar een andere capaciteitscategorie. De tweede wijziging betreft de invoering van de tariefstructuur voor flexibiliteitsdiensten. Belanghebbenden worden tijdens de hoorzitting in de gelegenheid gesteld hun visie op de voorgenomen wijzigingen (vanaf hier: ‘het wijzigingsvoorstel’) te geven. Tegen het nog te nemen wijzigingbesluit kan bezwaar worden aangetekend.

Hij heet de aanwezigen welkom en stelt de leden van de hoorcommissie voor.

Hij wijst erop dat van de hoorzitting een verslag wordt gemaakt, dat betrokkenen zo spoedig mogelijk zal worden toegestuurd. Commentaar op de redactie van het verslag leidt niet tot wijziging ervan, doch wordt toegevoegd aan het dossier.

Hij schetst de gang van zaken ter zitting en nodigt dhr. Het Lam uit om namens VEMW als eerste het woord te voeren.

Dhr. Het Lam houdt een betoog, dat op enkele aanvullingen na overeenkomt met de tekst van zijn pleitnota. Een kopie van deze pleitnota is aan dit verslag gehecht als Bijlage 1. Hieronder worden slechts zijn aanvullingen vermeld.

Ter inleiding meldt hij dat VEMW het op geen enkele wijze eens is met het wijzigingsvoorstel. Dit voorstel is fundamenteel onjuist, zoals blijkt uit het verslag van het Gebruikersplatform, waarin tal van kritische opmerkingen worden gemaakt gericht op specifieke artikelen. Ter hoorzitting wenst hij een kader te schetsen voor al die kritische opmerkingen. VEMW zal in een schriftelijke

zienswijze zeer uitgebreid op de problematiek terug komen, met name ook omdat het

methodebesluit, waarvan onderhavig wijzigingsvoorstel een verlengstuk is, ook op een onjuiste grondslag berust.

Aan het eind van de eerste alinea van randnummer 1 geeft hij een aanvulling.

Uit haar jurisprudentie blijkt dat de grammaticale uitleg bij haar prevaleert. De tekst van de wet bepaalt welke rechten en plichten bestaan; de wetsgeschiedenis is daarbij hoogstens

ondersteunend.

(2)

concurrentie mogen worden verricht. Art. 10c Gaswet ziet echter op activiteiten, die niet betrekking hebben op wettelijke taken van GTS, maar die zij in aanvulling op die taken in het vrije domein mag verrichten. Dat zijn dus twee werelden. Art. 3a Gaswet is als het ware een afgeleide van de wettelijke taken van GTS, terwijl art. 10c Gaswet ziet op taken, die niet wettelijk geregeld zijn maar waarbij zij wel bepaalde activiteiten in concurrentie met derden verrichten. Het zijn dus twee afzonderlijke regimes.

Art. 3a lid 3 Gaswet vindt onder meer uitwerking in art. 10a lid 2 en art. 10a lid 3 Gaswet. Art. 10a lid 2 stelt dat GTS gas mag inkopen ter uitvoering van haar wettelijke taken. Dat moet dan op

transparante wijze geschieden, enzovoort. Art. 10a lid 3 stelt dat GTS verplicht is gas te leveren aan GTS opdat zij haar wettelijke taken kan uitvoeren. Dit artikel is overigens ingevoegd bij het zelfde amendement waarmee de taak tot het aanbieden van flexibiliteitsdiensten is opgenomen, hetgeen impliceert dat concurrentiële activiteiten daarvan klaarblijkelijk onderdeel zijn.

Hij concludeert dat art. 10c Gaswet geen belemmering vormt voor de levering respectievelijk inkoop van gas door GTS. Daarmee is de netto-levering omschreven in art. 12 lid 2 onder c MR-Gas geen wettelijk vereiste. Het is wel degelijk toegestaan om gas te leveren ter uitvoering van de wettelijke taken en daarmee klopt het argument van GTS op dit punt niet.

Dhr. Van de Worp vult aan dat in het gebruikersplatform met GTS is gediscussieerd over de vraag of het nu gaat om flexibiliteitsdienst of om flexibiliteitsdiensten. GTS heeft gesteld dat de grondslag eenduidig is namelijk m3 per uur en dat het een ieder vrij staat om een bepaalde tijdsduur te

contracteren. Dat is dan dus X maal m3 per uur. VEMW denkt dat het voor de marktwerking zeer

belangrijk is dat de uur-, dag- en weekflexibiliteit verschillende producten zijn met een afzonderlijke pricing cq. prijsvorming. De grondslag kan m3 per uur zijn, maar laat de markt uitmaken of er meer

behoefte is aan weekflex, maandflex of dagflex.

Dhr. Het Lam vervolgt dat GTS in het Gebruikersplatform heeft aangegeven dat de tariefdrager m3

per uur is. Daarmee voldoet zij aan het vereiste van maximale tolerantie voor een week, want men kan gewoon een X aantal uren contracteren en uren bij elkaar opgeteld vormen een dag, week of wat men maar wil. VEMW is het met GTS eens dat er maar één tolerantiedienst is, namelijk invoering en afnamepatroon ten opzichte van het gasnet als balancering. Dat kan alleen per uur, omdat het balanceringsregime per uur gaat. Natuurlijk kan je dan zeggen, ja, je kunt al die uren bij elkaar optellen en daarmee kun je een week samenstellen. Maar die redenering voldoet ook niet aan art. 15 lid 2 MR-Gas, want je kunt ook meer dan een week contracteren. De dienst moet ten hoogste een bereik van een week hebben, dus moet dat dan worden voorkomen? Daar klopt dus iets niet. Tolerantie moet in de regeling zelf beperkt worden tot een week of een dag of ‘een’ bereik. De tariefdrager moet aan dat bereik gekoppeld zijn. Naast tolerantie is klaarblijkelijk een aparte dienst bedoeld: uur, dag en week. VEMW meent dat dit ziet op commerciële gaslevering cq. commerciële flexibiliteit, die dus ook een eigen tariefstructuur kent, eigenlijk een structuur zoals GTS die hanteert. Het tot nu toe door GTS gehanteerde argument dat art. 1oc Gaswet in de weg zou staan om als GTS gas te leveren, kan dus geen stand houden. Met name art. 3a lid 3 Gaswet is daar vrij duidelijk in. Het volgt ook al uit art. 10a lid 1 sub d Gaswet an sich, omdat dit uitgaat van concurrentie tussen GTS en de partij met een economische machtspositie zoals de andere partijen die op de flexmarkt opereren.

Het feit dat er maar één tariefdrager is opgenomen impliceert al dat er maar één dienst is en dat voldoet dus niet aan de wet die spreekt over meerdere diensten. De wetsgeschiedenis noemt er vier.

De voorzitter dankt VEMW voor haar toelichting. Hij nodigt andere partijen uit om het woord te voeren.

Dhr. Den Bieman meent als niet-jurist dat impliciet een discussie speelt over de vraag hoe vrij de taak van zo’n landelijk netbeheerder is. Is dat het in de grond leggen van pijpen en het ter

(3)

hoe je de markt wil ordenen en welke taken je wil neerleggen bij die landelijke netbeheerder. Je kunt dan ook eens kijken hoe dat in het buitenland toegaat. Transcom bijvoorbeeld is geen leverancier of opnemer van gas, behalve in het normale balanceringsregime. In Nederland vormt de pieklevering een inbreuk op de heel beperkte taaktoedeling aan de landelijke netbeheerder, want dan is die opeens wel leverancier van gas. Hij heeft de middelen daartoe echter niet, dus die moet dan gelijk gaan sourcen. Dat geldt bij iedere extra dienst die daaraan wordt toegevoegd. Essent meent dat de taak van de landelijk netbeheerder een zeer beperkte zou moeten zijn. Hij is de beheerder van de pijp en hij verkoopt de dienst ‘ruimte beschikbaar stellen in die pijp’ en niet meer dan dat. Er is een hele ruime taakopvatting denkbaar, waarin klanten rechtstreeks zaken kunnen doen met

producenten, waarbij een heleboel tussenschakels worden ontkend en waarbij de landelijke netbeheerder zelfs zou moeten opvangen cq voor de klant accommoderen dat de productie niet werkt. Die taaktoedeling is een heel andere dan de huidige en hij staat daarvan heel ver af. Dhr. Het Lam vraagt dhr. Den Bieman of hij het als niet-jurist met hem eens is dat binnen het kader van de wet moet worden geopereerd. De taak die GTS uitvoert is gebaseerd op een politieke keuze, die wordt belichaamd in de wet. De pieklevering uit het besluit leveringszekerheid en de regeling van de leveringszekerheid bij het wegvallen van een leverancier zijn taken, die ook voor GTS gelden. Daaruit blijkt dat de taak van GTS door de wetgever ruimer is neergezet dan alleen transport.

Dhr. Den Bieman meent namens Essent dat de wetgever daarin al te ver gaat.

Dhr. Het Lam herhaalt zijn vraag. Deelt Essent de mening van VEMW dat het vertrekpunt de wet moet zijn?

Dhr. Den Bieman bevestigt dit.

Dhr. Het Lam wijst erop dat uiteindelijk de rechter zal oordelen en die gaat naar de wet kijken. VEMW meent dat in de wet te lezen valt dat de taakopvatting, die de wetgever voor GTS heeft neergelegd, ruimer is dat de enge uitleg die Essent kennelijk als wenselijk ervaart.

Dhr. Den Bieman meent dat bij een - zowel door VEMW als Essent geconstateerde - discrepantie tussen dat wat de wet voorschrijft en dat wat de praktijk is, ook de wet aangepast zou kunnen worden.

Mevr. Van Oorspronk meent dat het er niet om gaat of GTS in concurrentie mag treden, maar om de vraag wat een flexibiliteitsdienst precies is. Die discussie is ook in het Gebruikersplatform al gevoerd. GTS verstaat onder de term ‘flexibiliteitsdienst’ iets heel anders dan VEMW. Als VEMW gelijk zou hebben in haar interpretatie, dan zou GTS het zo mogen doen want dan is het een taak. Gewezen werd op het verschil tussen meervoud en enkelvoud. Ja, helaas, maar de Gaswet is niet altijd even zorgvuldig geformuleerd. Het is niet altijd even duidelijk geweest wat de bedoelingen van de wetgever precies zijn. Veel van de discussies, die VEMW ter zitting noemt, hebben reeds plaatsgevonden in het Gebruikersplatform. Zij verwijst uitdrukkelijk naar het verslag daarvan. Dhr. Het Lam wijst erop dat de minister zich afficheert als aandeelhouder van GUTS. Rond de Implementatiewet heeft een vrij stevige politieke discussie gewoed tussen enerzijds de minister en anderzijds de Tweede Kamer. Daarbij heeft de minister het standpunt van GUTS als monopolist en leverancier van flexibiliteit verdedigd. Hij wilde de regeling niet en daarin is hij vrij ver gegaan, terwijl de Tweede Kamer de regeling wel wilde, omdat zij de liberalisering van de flexibiliteitsmarkt wil versterken zodat de positie van afnemers op die markt wordt verbeterd. De toelichting op het amendement meldt letterlijk: ‘Het doel van deze actie is het versterken van de positie van

verbruikers op de markt’. Wanneer twee partijen strijden, dan zal de toelichting op zo’n tekst altijd meerduidig zijn. Dat is ook de reden waarom het CBb een grammaticale uitleg hanteert van de wettekst. Hij verwijst naar de uitspraak in de zaak Pawex vs DTe over de TarievenCode. In art. 27 lid 2 aanhef en onderdeel a E-wet 1998 (voorheen het amendement Kortenhorst) is heel duidelijk een eenduidige bedoeling af te leiden. De regering en de Tweede Kamer waren het eens over de manier waarop het amendement moest worden toegepast, maar toch stelde het CBb dat de wettekst bepalend is. Het rechtsgevolg, dat de regering en de Tweede Kamer wilden, was eenduidig uit de wetsgeschiedenis af te leiden, maar het volgde niet uit de wettekst en dus ging de wettekst voor. Eenzelfde benadering is te vinden in het LUP-besluit. VEMW en DTe procedeerden over het op nul stellen van het LUP. Ook daar werd dezelfde redenering gebruikt: als de tekst van de wet iets niet verbiedt, dan mag het, maar als de tekst van de wet iets voorschrijft, dan moet het.

(4)

werd gesteld: ‘de’ voorwaarden is gewoon alle voorwaarden en uitputtend. Een laatste voorbeeld kan worden gevonden in het X-factoren besluit, waarin het CBb een zeer duidelijk en doctrinair standpunt heeft neergelegd: de wettekst is bepalend; afwijking ervan is slechts toegestaan als er een eenduidige wetgeschiedenis is en als de belangen van derden niet worden geschaad ten opzichte van de procederende partijen.

Als de wettekst in onderhavig geval spreekt over flexibiliteitsdiensten in meervoud, dan moet ervan worden uitgegaan dat het ook meervoud is. Het amendement spreekt over vier

flexibiliteits-diensten: tolerantie, uur, dag en week. Dan is het ook heel consistent wanneer in de wettekst zelf wordt gesproken over meerdere flexibiliteitsdiensten en dan kan dat niet worden weggepoetst met de opmerking ‘ja, dat zal wel een foutje zijn’. Dan zijn dus betere argumenten nodig, met name omdat de uitleg van VEMW consistent is met het totale systeem. Art. 10a lid 1 onder d Gaswet is gekoppeld aan art. 3a lid 3 Gaswet, dat ervan uit gaat dat GTS ter uitvoering van haar wettelijke taken gas mag produceren - hetzij uit gasvelden, hetzij uit gasopslag - en inkopen en leveren. Vervolgens staat in de wettekst van het amendement, waarmee de flexibiliteit is ingevoerd, dat art. 10a lid 3 Gaswet is ingevoerd, waarin staat dat GTS recht heeft om al het gas te betrekken bij GUTS, die verplicht is om dat aan te bieden tegen redelijke prijzen en voorwaarden. Inmiddels was ook al geregeld dat zij het recht had om in te kopen. Dat is dus heel duidelijk een uitwerking van die wettelijke taak. Tot nu toe is het dus een consistent systeem. Het enige probleem is dan nog art. 10c Gaswet, dat door GTS is opgebracht als argument waarom alleen een netto-levering of

tolerantie zou zijn toegestaan. Maar art. 3a en 10b Gaswet zijn twee bepalingen, waarvan de eerste ervan uitgaat dat productie en levering van gas in een vrije markt per definitie in concurrentie gaat. Daar tegenover staat art. 10c Gaswet dat stelt dat geen activiteiten in concurrentie mogen worden verricht. In het systeem ziet art. 10c Gaswet - net als art. 17 en 17a Elektriciteitstwet - op diensten, die worden verricht buiten de wettelijke taakopdracht. Dat zijn eigenlijk commerciële activiteiten in het vrije domein. Klaarblijkelijk moet art. 10c Gaswet dan ook worden gezien als een activiteit in het vrije domein. In dat kader mag men geen activiteiten ontplooien in concurrentie, behalve de

genoemde. Dat is ook logisch, want art. 3a lid 3 Gaswet geeft daarvoor geen rugdekking, want dat beperkt de concurrentiële activiteiten tot de uitvoering van wettelijke taken. Is er geen wettelijke taak, dan moet worden teruggevallen op art. 10c Gaswet en dan moet worden bezien wat is toegestaan.

De MR-Gas bevat een aantal elementen. Art. 5 MR-Gas gaat ervan uit dat er een verplichting is om in de tariefstructuren verschillende categorieën netgebruikers te benoemen en daaraan kosten toe te rekenen. Er wordt gesproken over categorieën, dus meervoud. Er is dus meer dan alleen de categorie ‘shippers’. Volgens de redenering van VEMW ontstaan er naast shippers, die als enigsten tolerantie kunnen contracteren, ook afnemers, die commerciële flexibiliteit willen inkopen. Dan zijn er dus meerdere categorieën, en omdat die ook nog eens per uur, dag of week inkopen zijn er nog weer andere segmenten. Dat sluit aan bij de tekst van art. 5 MR-Gas, terwijl de wettekst leidend is. Als dan vervolgens art. 15 MR-Gas wordt bezien, dan blijkt dat de flexibiliteitsdienst van art. 15 lid 2 MR-Gas (de tolerantiedienst) ‘in elk geval’ moet worden aangeboden. Dat is dus een

niet-limitatieve omschrijving van de aan te bieden dienst, terwijl art. 15 lid 1 Gaswet aangeeft dat er verschillende diensten moeten worden aangeboden. Er lijkt dus geen sprake van een enkele vergissing, maar van een vrij consistent systeem. Wel kan de vraag worden gesteld of de tolerantie een dienst is, die als een flexibiliteitsdienst in de zin van art. 10a lid 1 onder d Gaswet moet worden beschouwd. Wanneer de wettekst los van de altijd meerduidige bedoeling van de wetgever wordt bezien, dan moet worden geconstateerd dat het helemaal geen dienst kan zijn in de zin van art. 10a lid 1 onder d Gaswet. Immers, tolerantie is inherent aan balancering en dus aan transport. In de voormalige richtlijnen 2002 t/m 2005 op grond van het oude, door de Implementatiewet vervallen art. 13 lid 1 Gaswet, staat onder het kopje ‘Basisdienst gastransport en ondersteunende diensten’ dat de tolerantiedienst moest worden aangeboden als een ondersteunende dienst. Art. 1 lid 1 onder t Gaswet voorziet nog steeds in de term ‘ondersteunende dienst’ en die omvat mede het opvangen van fluctuaties in de belasting van het gasnet. Dat lijkt wel heel erg op tolerantie. Vervolgens blijkt dat art. 12a Gaswet stelt dat er een tariefstructuur moet worden opgesteld, waarbij de

(5)

transportdienst ook iets geregeld moet worden voor de wettelijke taken van GTS. Er is dus een splitsing tussen de wettelijke taken van GTS - waaronder het aanbieden van flexibiliteitsdiensten - en het aanbieden van transport inclusief ondersteunende diensten. Met een beroep op de wettekst kan dus heel goed worden onderbouwd dat tolerantie een dienst is, die valt onder de werking van de transportdienst, en dus geen flexibiliteitsdienst in de zin van de wet. Het voordeel van de twijfelaars is dat de MR tolerantie wel noemt als een flexibiliteitsdienst. Echter, een lagere regeling mag nooit in strijd zijn met de wet.

Dhr. Van de Worp vat samen dat er in casu geen sprake is van een woordspelletje dienst/diensten zoals door GTS is gesuggereerd, maar dat de wetgever hiermee kennelijk iets bedoeld heeft. VEMW interpreteert dat als het bevorderen van marktwerking.

Dhr. Het Lam verwijst nogmaals naar de uitspraak van het CBb over de X-factoren. Wanneer de wettekst in samenhang gelezen niet tot onzinnige resultaten leidt, dan moet die wettekst als uitgangspunt worden genomen bij de uitleg van de wet. De uitleg van VEMW is in ieder geval consistent, terwijl het voorliggende wijzigingsvoorstel evident in strijd is met de tekst van de wet omdat het geen meervoudsvorm is. Het kent slechts rechten toe aan shippers en niet aan een ieder.

Mevr. Bennink memoreert de stelling van VEMW dat de wet zich op zich niet verzet tegen netto-levering door GTS bij het uitvoeren van haar taak. Zij vraagt dhr. Het Lam om nog eens toe te lichten hoe zich dat verhoudt tot art. 15 MR-Gas, waarin de volumeneutraliteit expliciet is opgenomen.

Dhr. Het Lam meent dat art. 10a lid 1 onder d Gaswet impliceert dat GTS een dienst levert in concurrentie met derden. Er is immers een economische machtspositie van GUTS op de markt voor flexibiliteitsdiensten; GUTS is daar als commerciële aanbieder actief. Als zo’n economische machtspositie wordt vastgesteld, dan is GTS verplicht om diezelfde flexibiliteitsdiensten aan te bieden. Uit art. 10a lid 1 onder d Gaswet sec kan al afgeleid worden dat de activiteiten in concurrentie worden verricht. Vervolgens stelt art. 3a lid 3 Gaswet onder verwijzing naar de activiteiten genoemd in art. 3 lid 1 Gaswet dat GTS ter uitvoering van wettelijke taken voor zover noodzakelijk productie, inkoop en levering van gas mag verrichten. De term ‘levering van gas’ impliceert dus al dat het niet volumeneutraal is. De term ‘productie van gas’ impliceert ook dat men in concurrentie treedt en de term ‘inkoop’ doet dat ook. Art. 3a lid 3 Gaswet is uitgewerkt in art. 10a lid 2 en 3, waar de bevoegdheid van GTS om gas in te kopen verder wordt uitgewerkt. Art. 10a lid 3 verplicht GUTS om gas aan te bieden.

Vervolgens kan men zich afvragen of die systematiek door de verhouding tot art. 15 MR-Gas niet verplicht tot netto-levering. Dat is niet zo, omdat art. 15 lid 1 MR-Gas stelt: ‘De voorwaarden bedoeld in art. 12 lid 1 onder d Gaswet bevatten met betrekking tot flexibiliteitsdiensten als bedoeld in art. 10a lid 1 onder d Gaswet een opsomming van de aangeboden diensten’. Art. 15 lid 1 MR-Gas gaat dus uit van meerdere diensten. Art. 15 lid 2 MR-Gas stelt: ‘In de voorwaarden wordt in elk geval een dienst opgenomen …’. De cursieve woorden impliceren dat dit één van de aan te bieden diensten is, maar dat er naast deze dienst nog andere diensten zijn. Dit is dus één van de diensten die moeten worden geregeld. Hij móet ook zo worden geregeld; dit móet opgenomen worden. Daarom stelde hij eerder al dat het bereik moet worden meegenomen, want deze dienst moet volledig overgenomen worden. Maar toch is het maar één dienst, terwijl de wet zegt dat er naast die ene dienst nog andere diensten moeten worden aangeboden.

Mevr. Bennink recapituleert: er moet in ieder geval een dienst worden aangeboden waardoor er geen sprake kan zijn van netto-leverantie van gas.

Dhr. Het Lam bevestigt dit. Dat is dus de tolerantiedienst. Dat is ook consistent met de

wetsgeschiedenis, want die spreekt in de toelichting over flexibiliteitsdiensten. Die geeft dan tussen haakjes aan wat dat zijn en de uitvoering daarvan vindt men dan in art. 15 lid 2 MR-Gas.

Mevr. Bennink recapituleert verder: dat wil niet zeggen dat er geen andere diensten zouden moeten zijn waarvoor er wel sprake kan zijn van netto-levering van gas.

(6)

onderscheiden in te onderscheiden diensten, zoals je uur-, week- en dagflexibiliteit wel degelijk kunt onderscheiden in producten. Voor uurflexibiliteit krijg je een ander inkoopplaatje met meer

zekerheid dan dag- of weekflexibiliteit. Hoe verder je de termijn verschuift, hoe groter de risico’s van inkoop van gas worden. Daardoor ontstaat een ander kostenplaatje en een andere

tariefstructuur.

Mevr. Bennink constateert dat de zienswijze van VEMW dus vooral betrekking heeft op de wijze waarop GTS invulling geeft aan haar taak, maar niet zozeer op hoe dat vervolgens zijn weerslag heeft op wat er in de TarievenCode Gas gewijzigd zou moeten worden.

Dhr. Het Lam meent dat GTS handelt in strijd met de wet.

Mevr. Bennink vraagt zich af waar het VEMW nu precies om gaat. Gaat het om de vraag hoe GTS deze taak invult en of dat in lijn is met wat daarover in de wet is bepaald? Of gaat het om de vraag - gegeven dat het op een bepaalde manier moet worden ingevuld - hoe dan de TarievenCode Gas eruit moet zien?

Dhr. Het Lam schetst het probleem van VEMW. Het gaat niet om de uitvoering van de taak, maar hoe de wettelijke regeling van de tariefstructuur cq. de TarievenCode eruit ziet. Die voldoet niet aan de eisen van de wet. Dat kan al heel snel worden geconstateerd door het feit dat er één dienst wordt aangeboden terwijl de wet een meervoud geeft. Daarnaast zegt de wet ‘een ieder’. GTS zegt dan dat ‘een ieder’ shipper kan worden en daarom heeft ‘een ieder’ recht op. Dat is hetzelfde als te zeggen: een ieder mag procederen bij de Hoge Raad, alleen je moet wel eventjes rechten studeren aan een universiteit, een stage bij de advocatuur doorlopen en bovendien in Den Haag gevestigd zijn. dat is natuurlijk geen correcte invulling van de term ‘een ieder’. GTS loopt in haar opvatting vast, omdat art. 5 MR-Gas uitgaat van meerdere categorieën netgebruikers die diensten kunnen contracteren. Als je alleen een tolerantiedienst aanbiedt omdat die onlosmakelijk geklonken is aan transport, dan kunnen dat dus in de optiek van GTS alleen shippers zijn, want die hebben als enigsten toegang tot het contracteren van transportdiensten. Dan is er dus maar één categorie en ook dat klopt dus niet. In het wijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders moet overal worden gewrongen om het kloppend te krijgen, terwijl de uitleg van VEMW ‘natuurlijk’ past in het systeem zoals dat uit de wet blijkt voort te vloeien. VEMW heeft door haar overkoepelende visie geen toeters en bellen nodig om het toch kloppend te krijgen. GTS komt met opmerkingen als ‘dit is een woordspelletje’. Dat is leuk, maar dan speelt het CBb ook een woordspelletje, en dat is dan bepalend voor de uitkomst.

De voorzitter nodigt de aanwezigen uit om in 2e termijn opmerkingen te maken.

Dhr. Den Bieman brengt het begrip ‘netgebruiker’ ter sprake. Wanneer is een partij gebruiker van het landelijk transportnet? Dat is alleen als je op het ene punt iets aanbiedt, terwijl je op een ander punt iets eruit haalt. Partijen die dat doen, worden shipper genoemd. Een ieder die op die manier gebruik maakt van het net, noemen we shipper. Dan is de discussie over wat ‘een ieder’ is en of er meer netgebruikers moeten zijn dan alleen shippers, niet helemaal meer te begrijpen. Alle

netgebruikers zijn immers shippers.

Dhr. Het Lam wijst erop dat de wet spreekt over ‘een ieder’ en niet over ‘een iedere netgebruiker’. Dhr. Den Bieman recapituleert dat GTS volgens VEMW meer moet aanbieden dan de

tolerantiedienst. VEMW lijkt bepaalde diensten te missen in de TarievenCode. Maar heeft zij ook bezwaar tegen de TarievenCode als het wijzigingsvoorstel alleen voor de tolerantiedienst zou gelden?

Dhr. Het Lam antwoordt dat VEMW bezwaar heeft tegen de gehele opbouw van het voorstel. Het ontbreken van diensten is wel cruciaal, maar gesteld is ook dat het bereik van de tolerantiedienst niet is opgenomen als wettelijk criterium. In het Gebruikersplatform heeft VEMW tal van andere kritische opmerkingen gemaakt over de voorgestelde regeling. Die opmerkingen zullen in de schriftelijke fase terugkomen.

Men kan zich überhaupt afvragen of tolerantie wel een flexibiliteitsdienst is als bedoeld in art. 10a lid 1 onder d Gaswet. Juridisch gezien is het een ondersteunende dienst in de zin van art. 1 lid 1 onder t jo art. 12a en 12b Gaswet.

(7)

Dhr. Den Bieman meent dat wie transportdiensten contracteert, daardoor shipper is. Dhr. Het Lam weerspreekt dit. De wetgever kan ook van iets anders uit zijn gegaan. De term ‘netgebruiker’ is ruimer dan de term ‘afnemer’. Een netgebruiker is volgens de definitie ook een handelaar die transportrechten fysiek gebruikt om te transporteren. Een afnemer had ook de mogelijkheid gehad om transportcapaciteit te kopen, waarna hij het benutten van die capaciteit vervolgens uitbesteedt. Dan is de afnemer formeel dus niet degene die het net fysiek gebruikt, maar hij heeft wel een recht van gebruik op het net. De term ‘netgebruiker’ is dus ruimer dan alleen maar iemand die fysiek invoedt en onttrekt in/aan het net, want dat is in feite de shipper.

Dhr. Den Bieman wijst erop dat GTS in het verleden de term ‘light shipper’ gebruikte voor de categorie afnemers, die het recht om te gebruiken kopen en dat vervolgens door een ander laten gebruiken. Die term is tegenwoordig vervangen door de term (onverstaanbaar). Die categorie is daarmee ook shipper.

Dhr. Het Lam weerspreekt dit, want die categorie kan alleen exit boeken en niet entry en dus niet het hele traject. Dat was een van de grote problemen, omdat die categorie geen zekerheid had over het transporttraject.

Dhr. Den Bieman meent dat iedere gewone klant in Nederland entry-capaciteit kan kopen. Dhr. Het Lam werpt tegen dat die klant volgens GTS dan wel aan bepaalde voorwaarden moet voldoen.

Dhr. Den Bieman meent dat het normaal is in het economisch verkeer dat je bepaalde voorwaarden stelt voordat een andere partij jou iets verkoopt.

Dhr. Het Lam meent dat het vereiste dat je alle technische uitvoeringshandelingen moet kunnen verrichten niet normaal is.

Dhr. Den Bieman meent dat zoiets een redelijke eis is. Hij herhaalt dat Essent voorstander is van een beperkte taak voor de landelijke netbeheerder. Dat is gewoon alleen degene die de pijpen heeft en verder zal alles aan de marktwerking moeten worden overgelaten. Dat moet niet door de

landelijke netbeheerder als een soort monopolie worden aangeboden. Essent meent dat dit efficiënt is en zij verwijst daarbij naar haar bezwaren omtrent de pieklevering. Dat de wet niet altijd 100% strookt met die opvatting illustreert alleen maar dat de liberalisering en de vorming van de wet een proces is, dat jaren duurt. De wetgeving is op dit moment niet perfect.

Dhr. Het Lam wijst erop dat VEMW niet stelt dat de wet niet perfect is, maar dat die wet verkeerd wordt toegepast. Die wet klopt wel degelijk. Wie een andere uitleg van de wet wenst of een andere invulling van wat die wet regelt, dan zal die wet moeten worden gewijzigd. Het CBb gaat uit van de wet en niet van wat partijen willen.

Dhr. Den Bieman constateert dat de wet niet aansluit bij de praktijk. Dan kunnen twee richtingen worden gekozen om de discrepantie op te heffen: je kunt de praktijk aan gaan passen - wat Essent dus ongewenst vindt - of je kunt de wet aanpassen.

Dhr. Het Lam wijst erop dat wat Essent ongewenst vindt voor andere partijen juist gewenst kan zijn. VEMW vindt de wet juist en zij vindt dat die moet worden toegepast. De wet staat ter zitting ook niet ter discussie. De wet is de wet. DTe noch partijen zijn parlement of regering die een wetsvoorstel indienen en beoordelen. Iedereen heeft te leven met een formele wet met daaronder een Ministeriële Regeling en aanverwante zaken, die moeten worden toegepast. Binnen dat kader moet worden geopereerd. Als dat kader niet goed wordt toegepast, dan zal VEMW zich wenden tot de rechter omdat die wel dat kader toepast.

Hij wijst erop dat de wettekst ervan uit gaat dat afnemers wel degelijk een rol hebben in het spel, niet alleen als shipper/netgebruiker. Hij verwijst naar art. 12b lid 1 aanhef en onder a Gaswet, waarin staat: ‘Met inachtneming van de in art. 12 bedoelde regels verzenden de gezamenlijke netbeheerders de directeur DTe een voorstel voor de door hen jegens netgebruikers te hanteren voorwaarden met betrekking tot: a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de

gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van gas over het gastransportnet’. Er wordt dus een rechtsverhouding netbeheerder/afnemer geregeld en in het kader van die rechtsverhouding moet worden geregeld hoe het transport van gas

(8)

uitsluitend ter beschikking komen van shippers in de vorm van tolerantie. dat voldoet niet aan de eisen van de wet.

De voorzitter kondigt het einde van de hoorzitting aan. Hij schetst het verdere verloop van de procedure. Op 20 januari 2006 sluit de termijn voor het indienen van schriftelijke zienswijzen. Een definitief besluit wordt begin maart 2006 verwacht. Hij dankt sprekers voor hun komst en

toelichting en sluit de hoorzitting.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij zijn gemaakt om te werken, waarmee ik niet alleen betaald werk bedoel, maar om een taak op te pakken in dit leven: dat kan betaald werk zijn, maar ook de zorg voor je gezin,

334 牛肉滑腸粉 Gestoomde lapjes rijstdeeg gevuld met rundergehakt Steamed rice noodles filled with minced beef.

We zeggen Jenny, Wim en Riet vanaf deze plaats zeer veel dank voor alle tijd en aandacht die ze hebben gehad voor de mensen in de kerk en voor al hun diaconale, pastorale

Brie, noten en gekarameliseerde peer €12,50 Gerookte zalm, rode ui, rucola. en roomkaas

niet wordt belemmerd en tevens zodanig dat voor voetgangers voldoende ruimte vrij blijft om te kunnen passeren; onverminderd het vorenstaande dient de standplaats zodanig te zijn

Overeenkomsten (uitgezonderd koop en verkoop tegen contante betaling) welke al dan niet door bemiddeling van tussenpersonen zijn aangegaan, worden eerst door schriftelijke

Voorstel tot goedkeuring (in de zin van artikel 2:107a van het Burgerlijk Wetboek) door de algemene vergadering van de Vennootschap inzake de verkrijging van alle uitstaande

De zachte, milde smaak past goed bij verfijnde visgerechten, gevogelte of milde pasta.Fraaie, aromatische droge witte wijn met nuances van toast, rijpe appel, mango en