• No results found

Onze-Lieve-Vrouw-Waver dialect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onze-Lieve-Vrouw-Waver dialect"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onze-Lieve-Vrouw-Waver dialect

Dit woordenboek Onze-Lieve-Vrouw-Waver bevat 525 gezegden, 2124 woorden en 6 opmerkingen.

525 gezegden

∙ 't is in orde / opgelost - 't is in de zjakos

∙ Achter de rug doen, achterbaks - Iet achter tgat doen

∙ Alles voor iemand betalen (bvb op café) - Iemand vraa haave

∙ Als het (figuurlijk) pijn doet - Da stekt

∙ Als hij geen last heeft van pijn dan heeft hij (last van) erge honger - As em nie crepeert van de paan dan crepeert em van den oenger

∙ Als iemand een scheet laat - De padde schrieuwe, mèrrege reigen

∙ Als iemand een sigaar rookt - De vèrrekes loeëpe me stroeët in eulle bakkes, 't gou reigene

∙ Als je `moet` trouwen (wegens in verwachting) - Tis van muttes

∙ Als je iets dom het gedaan.... - Dau mutte nogal ne kop veu oep aa laaf emme

∙ Als mensen van uw leeftijd (beginnen te) sterven.... - Ze zen aun ons begonne

∙ Applaudiseren - In aa anne kloppe

∙ Bedrogen zijn - Gezien zaan

∙ Beetje bij beetje - Mè een bekke seffes

∙ Beleg voor broodmaaltijd - Iet veu baa den boteram

∙ Belofte maakt schuld - Aage schuld, dikken bult

∙ Ben je niet wijs - Gaa zèt oep aave kop gevalle en blaave botse zeker

∙ Bezig houden - In de waggel aave

∙ Boontjes van vezels ontdoen - Boeëne veise

∙ Borsten aanraken / strelen - Tèttekereus doen

∙ Daar ben ik niets mee - Dau zennek vèt mee

∙ Daar ga je voor boeten - Da gaude bezuure

∙ Daar gaan velen komen naar zien (spottend) - Dau gau veul volk kome nau kaake

∙ Daar heb ik het moeilijk mee gehad - Dau emmek maane peere mee gezien

∙ Daar hebt heb je je aan misrekent - Das tegen aa kloëte gescheete

∙ Daar kan je niets mee aanvangen - Dau kunde gieën botte mè doen

∙ Daar komen problemen van - Dau kome kwèddele van

∙ Daar komt hij aan - Dau komt em aungestèsselt

∙ Daar komt niets van - Da siede van ie

∙ Daar komt niks van - Terreire

∙ Daar loopt hij stomdronken - Dau ljeupt eum mé zn zatte botte

∙ Daar moet je niet op hopen - Daa meutte aa boojne ni oep te waak legge

∙ Daar moet je zorg voor dragen - Da mutte goë slauge

∙ Daar trek ik me niets van aan - Dau veigek maan kas aun

∙ Daar verwacht ik veel van / vestig ik mijn hoop op - Dau geunnik maan bjeuntjes oep te waak legge

∙ Dat begrijp ik echt niet - Dau kannek gieëne kop aun kraage

∙ Dat deed mij goed - Dau emmek deugt van gat

∙ Dat gaat heel makkelijk - Da gau gelak e fleutje van ne cent

∙ Dat gaat lang duren - Dau gau veul taad in kroëpe

∙ Dat gaat moeilijk - Da droët vierkant

∙ Dat heeft geen zin - Das gieën avans

∙ Dat heeft mij ontroerd - Da ei maa gepakt

∙ Dat is een persoon met veel geld - Daddis ne raaken dog

∙ Dat is heel wat - Das wa gescheete

∙ Dat is helemaal stuk - Daddis in frut vanieën

(2)

∙ Dat is in orde - Daddis in de sakkosj

∙ Dat is kitsch, van weinig waarde - Daddis van kèskeschiet

∙ Dat is maar een onbeduidend plaatsje - Daddis mau e gat in daug

∙ Dat is me der eentje - Daddis iet gescheete

∙ Dat is me der eentje - Das ne gelèttige

∙ Dat is minder dan verwacht - Das oeëk gieëne vètte

∙ Dat is minderwaardig, van slechte kwaliteit - Daddis iet van keskeschiet

∙ Dat is minderwaardig... - Daddis van den (h)ond zen kloëte

∙ Dat is niet dichtbij - Daddis ni baa de deu

∙ Dat is niet erg - Da geft ni

∙ Dat is niet mooi - Da trekter nie oep

∙ Dat is niks speciaal - Da zei nie veul

∙ Dat is nonsens - Daddis zieëver in pakskes

∙ Dat is om iets van te krijgen - Dau kraak naa een geroktaat van sè

∙ Dat is straf - Tzen lappe

∙ Dat is stuk - Daddis nau de kloeëte

∙ Dat is toch zonde - Tis zund

∙ Dat is van slecht kwaliteit, dat trekt er niet op - Daddis van tzeeveste kneupsgat

∙ Dat is zonde - Das zund (e)

∙ Dat is zwaar (werk) - Daddis koë daug

∙ Dat kan ik niet - Da kannekik ni

∙ Dat kan ik niet betalen - Da kan maanen broëne nie trekke

∙ Dat kan mij niet schelen - Da kama nie botte

∙ Dat ken ik niet - Da kennekik ni

∙ Dat kost te veel - Da kost veul te veul

∙ Dat lijkt nergens op - Da trekt oep gieën botte

∙ Dat raakt kant noch wal - Da klopt van gieën kante

∙ Dat scheelde bijna niets - Da schol gieën aur

∙ Dat smaakt - Da smokt

∙ Dat snap ik niet - Da kannek nie toës brenge

∙ Dat wil zeggen - Tis te zegge

∙ Dat zal wel, dat moet je niet geloven - Jau dag Jan

∙ Dat zijn uw zaken niet - Daur edde gaa gieën affeire mee

∙ De aardappelen zijn nog niet gaar gekookt - De petètte zen nog ni meurreg

∙ De borst geven - De mèm geeve

∙ De deur op een kier zetten - De deu oep e spletje zette

∙ De duiven spotten (zien aankomen) - Oep de doëve lette

∙ De kinderen zijn heel uitbundig aan het spelen - De klaan joeng zen tkot aunt afbreeke

∙ De schijn hoog houden - Veu toeëg van de mense

∙ Deze stoelenrij is bezet - Dees raa stoelen is verpast

∙ Deze week moet hij de vroege shift doen en volgende week de late shift - Dees weik stautem mètte vruuge en teneuste weik stautem mètte laute

∙ Die bal veranderde van richting door te botsen op een oneffen oppervlak - Diejen bal kreeg ne valsen bots

∙ Die heeft nogal pretentie - Daddis nogal iet gescheete

∙ Die is niet goed wijs - Das nen alleve gedroëde

∙ Die kleine jongen is vaak humeurig - Dieje klaane ei dikkes 't Pèttenin

∙ Die negeer ik volledig - Dieje bezien ik nie mieje

∙ Die peren zitten vol met maden - Die peire zen vermoëd

∙ Die renner is niet te verslaan - Dieje koereur is onklopbaur

∙ Die trui heeft lussen - Dieën troë ei litse

∙ Die twee (koppel) hebben ruzie met mekaar - Tis gruun aat tusse die twieë

∙ Die twee komen niet overeen - Het botert nie tusse die twieë

(3)

∙ Die twee spreken niet (meer) met mekaar - Tis zwét tusse die twieë

∙ Die wordt bevoordeeld / voorgetrokken... - Diejen ei ne piston...

∙ Dit kind heeft een slecht bui - Dieë klaane hei loete

∙ Doe dit nu goed - Doe ta na tegoei

∙ Dolblij - Zoeë blaa as e zotteke

∙ Dom geboren en altijd dom gebleven (ook gezegd van moeilijke mens) - Onnoeëzel geboren en zot gewiegd

∙ Doodop zijn / genoeg van iets hebben - Zoeë muug as kaa pap (zaan)

∙ Doornat zijn - Zoeë nat as mest zaan

∙ Drie opeenvolgende generaties van hezelfde geslacht - Draageslacht (ook: Viergeslacht, Vaafgeslacht)

∙ Duidelijk, helder - Daadis zoeë kleir as poempwauter

∙ Duiven opleren - Doëve lappe

∙ Eén en ander - Tieën en tander

∙ Een foto nemen - Ne foto trekke

∙ Een gesprek voeren - E klappeke doen

∙ Een hard gekookt ei - Een èt gekokt aar

∙ Een kater na het drinken - Nen aate kop emme

∙ Een kind dat begint te wenen - Aa zet zaan sirein oep

∙ Een kind moet zich gedragen - Ne klaane mut em vuuge

∙ Een kus van de juffrouw en een bank vooruit (wanneer je iets goed gedaan hebt) - Ne kus van de juffraa en een bank veroët

∙ Een laagje verf - E koesjke verref

∙ Een lekker flesje parfum - E goe fleske reuk

∙ Een luiaard is snel moe - Loë zwieët is rap gerieëd

∙ Een mooi plantbed prei - E schoeën beddeke praa

∙ Een onaangename geur hebben - Da stinkt nau rotte vis

∙ Een pak slaag - E pak rammel

∙ Een slag op je gezicht - Een mot oep aa bakkes

∙ Een stamp tegen je achterste geven - Ne schup onder aa gat geeve

∙ Een vuurtje maken - Vuurke (vieke ) stook doen

∙ Een zweer uitduwen - Een zweir oëtpitse

∙ Er is hier veel volk - Veul begankenis

∙ Er is veel volk - Tzie zwèt vant volk

∙ Er naar raden - Er mè aa klak nau goië

∙ Er naar raden - Der nau groeië

∙ Er zich vanaf maken - Zaane kant keusse

∙ Erg dronken zijn - Aa is poempeloere zat

∙ Erg scheel kijken - Zoeë scheil as nen otter

∙ Ermee ophouden - Zen schup afkeusse

∙ Filosofische (?) uitdrukking: - Tis allemaul da nie mau der is veul van da baa

∙ Flauwvallen - Van zezeulleve valle

∙ Flauwvallen - Van zaane sus valle

∙ Ga je de lakens van het bed halen - Gaude gaa tbed aftrekke

∙ Ga je mee kaarten - Gaude mee mette kaute speele

∙ Ga zitten - Zetaa

∙ Gaan wateren - Zen petètte gaun afgiete

∙ Gedwongen opsluiting - Ze geun tem in den bak steeke

∙ Geef eens een mooi handje (tegen een kind) - Gevdis e schoeë polleke

∙ Geen prijs winnen - Neust de praaze valle

∙ Geen sprake van - Da ziede van ie

∙ Geen sprake van - Tegen aa kloeëte geschete

∙ Gehurkt zitten - Oep aa ukke zitte

∙ Geïnstalleerd zijn (vb na verhuis) - Oep zen effe zitte

(4)

∙ Gek zijn doet geen pijn - Zot zaan doe ni zieër

∙ Geleidelijk aan - Mé een bekke seffes

∙ Gezegd van flauwe grappenmaker - Gaa zèt zeeker de plezantste toës

∙ Gezien zijn - de risee zijn - 't spek aun zaan kloeëten emme

∙ Gij laat u nogal eens doen - Gaa zèt nogal een doke gaa

∙ God verdoem mij (vloek) - Gotfer

∙ God verdoem mij (vloek) - Gotverdoemme

∙ Goed dronken zijn - Zoeë zat as e kanon

∙ Hard werken - Zaane nikkel afdroë

∙ Hé gij daar - Hélaba

∙ Heb je dat nu ooit gezien / geweten - Hedde da na vanzelève gezien / geweete

∙ Heb je het begrepen - Edded verstaun

∙ Heel afgunstig zijn - Aa zie gruun van zjallouzie

∙ Heel plat - Zoeë plat as een vaag

∙ Heel stijf zijn - Kzen zoeë staaf as een (h) ak / plank

∙ Heel zeker - Zeker en vast

∙ Heel zijn hebben en houden - Ieël zaanen battaklang

∙ Heen en weer - Wegenweer

∙ Hele hebben en houden - Ieëlen annekesnest

∙ Helemaal niets - Rjein de knots

∙ Het gaat niet goed tussen die twee - Het botert ni tusse die twieë

∙ Het heeft geen zin - Tis gieën avans

∙ Het is aan het verslijten - Dau komt sleet oep

∙ Het is daar erg proper - Dau kunde van de vloer eete

∙ Het is me wat - 't is 't ieën en 't ander

∙ Het is niet dringend - Het prèsseert ni

∙ Het is redelijk koud vandaag - 't is braa kaad vandaug

∙ Het is voor niets - Tis van den ond zen kloeëte

∙ Het kan mij niet schelen - Da kamme nie schille

∙ Het ligt hier overhoop - Het leidie ondertgat

∙ Het lijkt nergens op, het is slecht - Tis van den (h)ond zen kloeëte

∙ Het moet niet zo juist zijn - tstekt zoeë naa nie

∙ Het motregent - Het zieëvert

∙ Het overkomt me - Kem et zitte

∙ Het regent heel erg - Et zjèkt wauter

∙ Het regent pijpestelen - Et reigent dat giet

∙ Het regent terwijl de zon schijnt - 't is kermis in del

∙ Het stuift er, er is ruzie - Het kot is te klaan

∙ Het tocht hier - 't trekt hie

∙ Het werk maar half doen - Der zen kloeëte aun veige

∙ Het zittten hebben, gezien zijn - Praas emme

∙ Hij blijft maar doorzagen - Aa zit oep ne wieër

∙ Hij doet dat zonder nadenken - Aa doeta oep de wilden boef

∙ Hij doet weer gek - Aa angt wee de kloon oët

∙ Hij draagt er geen zorg voor - Aa slaut da nie goë

∙ Hij gaat er nogal van door - Aa gauter nogal e gat vanoët

∙ Hij ging nogal te keer, maakte veel misbaar - Amai dieje ging nogal te werk

∙ Hij heeft een gipsverband om zijn been - Aa lei mè zaan bieën in de pleuster

∙ Hij heeft een lekke band - Aa hei ne platten tuub

∙ Hij heeft een onaantrekkelijk gezicht - Aa hei ne smoel oem aat oep te kappe

∙ Hij heeft er schrik van - Aa isser verveid van

∙ Hij heeft er verstand van - Aa wet wattem zei

∙ Hij heeft geen geld / mogelijkheden - Aa ei gieëne naugel oem ze gat te krabbe

(5)

∙ Hij heeft geen kracht in zijn benen (wielrennen) - Aa ei flanelle bieëne

∙ Hij heeft geluk - Aa ei piet

∙ Hij heeft heel veel geluk gehad - Aa heid oeresjans gat

∙ Hij heeft helemaal geen prijs gereden (wielrennen) - Aa ei gieëne platte praas gereeë

∙ Hij heeft hem vermoord - Aa eitem kapot gemokt

∙ Hij heeft het begrepen - Zaane frang is gevalle

∙ Hij heeft het door - Aa eiget deu

∙ hij heeft het goed thuis - Aa zit oep ne goeië waa

∙ Hij heeft het moeilijk gehad - Aa hei zaane pére gezien

∙ Hij heeft het weer - Aa eiget wee

∙ Hij heeft mij beschuldigd - Aa eiget oep maa gestoke

∙ Hij heeft nog wat schulden - Aa hei nog poef staun

∙ Hij heeft pretentie - Aa ei nen dikke nek

∙ Hij heeft schrik - Aa schèt in zen broek

∙ Hij heeft schrik - Aa zit mè de poeppers

∙ Hij heeft schrik / is ongerust - Aa zit mette poepers

∙ Hij heeft teveel gedronken - Aa eit e stuk in zaan zip

∙ Hij heeft thuis niets te zeggen - Aa lei onder de sloef

∙ Hij heeft weer kuren - Aa hei wee loete

∙ Hij heeft ze niet alle vijf - Aa hei ze ni alle vaaf / Aa is een vaas kwaat

∙ Hij heeft zijn vrouw vermoord - Aa ei zaa waaf kapot gemokt

∙ Hij houdt zich van den domme - Aa doe van kroemmenaus

∙ Hij is bang - Aa nèpt ze

∙ Hij is blut, heeft geen geld (meer) - Aa hei gieëne rotte frang

∙ Hij is de sigaar... - Aa eiget zitte

∙ Hij is dikker geworden - Aa is wa baagekoome

∙ Hij is dronken - Aa hei e stuk in zaan kloeëte

∙ Hij is dronken - Aa is poepeloere zat

∙ Hij is een flinke kerel - Aa hei haur oep zen tanne

∙ Hij is er vandoor - Aa is de pist in

∙ Hij is er vanonder getrokken - Aa is schuppes / aa hei zen schup afgekeust

∙ Hij is fit - Aa kan goed oët de voete

∙ Hij is flauw gevallen - Aa is van zaane stok gedroëd

∙ Hij is gekwetst / beledigd - Aa is in ze gat gebeete

∙ Hij is gevallen - Aa leiter

∙ Hij is gezien - Aa eiget vlagge

∙ Hij is goed terecht gekomen - Aa is mè ze gat in de boter gevalle

∙ Hij is handelsreiziger - Aa doe de baun

∙ Hij is heel laat op stap geweest - Aa is tot e kot in de nacht oep stap geweest

∙ Hij is helemaal uitgeput - Aa lei straak

∙ Hij is niet goed wijs - Aa is ni baa zaane zjuste

∙ Hij is niet goed wijs - Aa spelt een bekke

∙ Hij is niet goed wijs - Aa zie ze vliege

∙ Hij is niet goed wijs - Aa is een vaas kwaat

∙ Hij is nog goed bij zijn verstand - Aa is nog goe baa de zaane

∙ Hij is slecht gezind - Aa eit een moef

∙ Hij is spaarzaam - Aa zit oep zaane zak

∙ Hij is vasthoudend - Assem iet in zaane kop hei dan heitem het oeëk in ze gat

∙ Hij kan goed de wijs (van liedje) houden - Aa kan goe de voeës aave

∙ Hij kan niet stilzitten - Aa ei gieë zittend gat

∙ Hij kan nogal wat afleuteren - Aa kan nogal een zaug spanne

∙ Hij krijgt het weer - Aa kreigget wee

∙ Hij luistert niet / niet in toom te houden - Dauris gieë zeggen aun

(6)

∙ Hij moet zich haasten - Aa mut beuzze geeve

∙ Hij neemt alles mee - Aa schaart alles mee

∙ Hij overdrijft sterk - Aa schit mè spek

∙ Hij verdient veel geld - Aa schèt geld

∙ Hij verkoopt veel tralala... - Aa hei veul fontonten

∙ Hij weet er helemaal niets van - Aa wet van toete of blauze

∙ Hij werkt bij (busbouwer) Van Hool in Koningshooikt - Aa werkt baa den Ool in Jeut

∙ Hij werkt het altijd uit op mij - Aa zit altaad oep maan kap

∙ Hij woont alleen - Aa wjeunt oep zen aage

∙ Hij zit vaak gehurkt - Aa zit veul oep zaan ukke

∙ Hoe ben je nu weer aangekleed - Oe zèdde naa wee aungestoeëte

∙ Hoe werkt dat - Oe macheert da

∙ Hoor de klokken luiden, wie zou er gestorven zijn - Oeërt de klokke loë, wie zaater doeëd zaan

∙ Hou op met ruziemaken, daar komen alleen maar problemen van - Stopt mè fikfakke, dau kome allieën mau kwèddele van

∙ Houd uw mond - aata bakkes

∙ Hovaardig Waver (oude bijnaam voor OLVW) - Hoeëviëirig Wauver

∙ Iemand arm eten - Iemand doeëre van zaane kop frétte

∙ Iemand die de prijs bij verkoop van onroerend goed opdrijft - Daddis ne verdierepikker

∙ Iemand die niet graag werkt is rap moe - Nen ezel zwieët vant schaate

∙ Iemand die veel koffie drinkt - Kaffebeus

∙ Iemand dwarsbomen - In zaan raupe schaate

∙ Iemand foppen - Iemand oem zikkelzaud sture

∙ Iemand in de luren leggen - Ze geun em ne kloeët aftrekke

∙ Iemand niet correct behandelen - In iemand zaan raupe schaate

∙ Iemand uitkafferen / afsnauwen - Iemand zaane kop afbaate

∙ Iemand versieren - Iemand binnedoen

∙ Iets erg snel doen - Oep nen ik en ne gaa

∙ Iets proper maken - Iet oepkeusse

∙ Iets rustigaan doen - Oep zaan duuzendste gemak

∙ Iets slecht of maar half afwerken - Iet alfsegat doen

∙ Iets snel afhandelen - Keutte mètte mauke

∙ Iets verdraaien - Der ne vroeng aun geeve

∙ Iets verdraaien - Ne vroeng geeve

∙ Iets wijsmaken - Foefkes vertellen

∙ Ik begrijp er helemaal niets van - Ik kraag er gieëne kop of stjeit aun

∙ Ik ben (ermee) weg - Kzen de pist in

∙ Ik ben dat grondig beu - 'k zén da zoeê muug as kaa pap

∙ Ik ben doodop - Kzen kapot

∙ Ik ben doodop - Kzen stieëndoeëd

∙ Ik ben geslaagd - Kzen derdeu

∙ Ik ben heel stijf - Kzen zoeë staaf as een ak

∙ Ik ben in goede conditie - Kzen in form

∙ Ik ben onwel - Kzen mottig

∙ Ik ben volledig blut - Kem gieëne rotte sol

∙ Ik ben weg - Ik trap het af

∙ Ik ben weg - Kzen schuppes

∙ Ik dacht bij mezelf - Ik doecht in men aage

∙ Ik doe je toch niet tekort als... - k'Ontrief aa tog nie as...

∙ Ik ga slapen - Ik kroëp in maane nest

∙ Ik ga wat hout klieven voor de kachel - Kjeun wat aat kappe veu de stoof

∙ Ik geef een slag op uw gezicht - Ik geef een mot oep a bakkes

∙ Ik heb (te) veel gegeten - Kzit dik

(7)

∙ Ik heb een slechte beurt gemaakt - Kzen in affronte gevalle

∙ Ik heb een verkoudheid - Kem een valling

∙ Ik heb een verkoudheid - Kem ne kop vol snot

∙ Ik heb er genoeg van - Kust maan botte

∙ Ik heb er niets mee te maken - Ik zit er veu niks tusse

∙ Ik heb geen geld meer - Kzen platzak

∙ Ik heb grote honger - Kval oemvaar van den oenger

∙ Ik heb het koud - Kem kaa

∙ Ik heb hoofdpijn - Maane kop doe zieër

∙ Ik heb koude handen - Kem kaa poeëte

∙ Ik heb last van mijn maag - Maan maug speld'oep

∙ Ik hou van jou - kzien a geire

∙ Ik kan daar inkomen / Ik ken dat gevoel - Zwègt stil

∙ Ik kan niet zwemmen - Ik kan allieën mau den bakstieënslag

∙ Ik ken hem helemaal niet - Ikennem van aur nog ploëm

∙ Ik kom seffens - Koom sebiet

∙ Ik neem een kortere weg - Ik geun binnendeu

∙ Ik rijd niet graag (met de auto) als het donker is - Ik rein nie geire metten doenkere

∙ Ik spreek Engels .... - Ik spreek Engels mé nen ieëte petét in maane mond

∙ Ik trek mij daar niets van aan - Ik trek maa dau gieën knaat (kneit ) vanaun

∙ Ik weet er niets van - Ik weeter de botte van

∙ Ik weet het echt niet - Kweet het nie, al slaude maa doeëd

∙ Ik weet niet wat te doen - Kweet mè maan aage gieënen blaaf

∙ Ik wil op tijd naar huis gaan - Ik wil oep e menselek uur naur oës gaun

∙ Ik word het beu / het werkt op mijn zenuwen - Het werkt oep maan sèskes

∙ Ik zal dat snel even doen - Kzal dat allegaa doen

∙ Ik zal je eens onderhanden nemen - Kzal aa is een sallewause geeve

∙ Ik zie hier niets, het is hier donker - Ik zien ie gieëne steek

∙ Ik zit niet graag in volle zon - Ik zit ni geire in de blakke zon

∙ Ik zou het verdorie niet weten - Kzaat begot nie weete

∙ In (Onze-Lieve-Vrouw-) Waver slagen ze op de tafel zodat de glazen ervan daveren (en als ze dan naar de rechtbank moeten gaan hebben ze niets gedaan) - In Wauver slauge z'oep taufel datte glauze dervan dauvere (en asse dan nau 't tribenaul mutte gaun emme ze niks gedaun)

∙ In de buurt - In de gebuure

∙ In de duisternis - In de doenkere

∙ In de hemel eten ze rijstpap met gouden lepeltjes - In den emel ete ze raaspap mé gaave leiperkes

∙ In de trant van - in de zjaar van

∙ In Gods naam - In gudsenaume

∙ In godsnaam - In gutsenaume

∙ In het licht - In de lichte

∙ Ja! - bevestigende uitdrukking - Jaut joh!

∙ Jawel zeker - Jaut jô

∙ Je bent een kwartuur te laat - Ge zèd e ketuur te laut

∙ Je bent niet goed wijs - Gaa zet oep aave kop gevalle gaa

∙ Je bent ruim te laat - Gaa zèt raakelek laut

∙ Je hebt er geen zaken mee - Gét er gieën affaire mee

∙ Je hebt er niets mee te maken - Gèter gieën affaire mee

∙ Je hebt volkomen gelijk - Gét overschot van gelaak

∙ Je hoofd intrekken - Kop in kas

∙ Je kan de pot op - Ge kunt maane zak oepblauze

∙ Je laten doen - De keis van aven boterham lauten aule

∙ Je laten doen - Oep ave kop laute schaate

∙ Je mag er zeker van zijn - Ge meugt er gerust van zaan

(8)

∙ Je mag hem hebben - Ge meugtemhemme

∙ Je mag je niet laten doen / niet laten overwinnen - Ge meugd aa nie laute schuure

∙ Je mag van geluk spreken - Ge meugda (twieë) pollekes kusse

∙ Je moet beleefd zijn - Ge mut aa manieren aave

∙ Je moet een lange arm (voorspraak) hebben - Ge mut nen langen érrem emme

∙ Je moet er maar zin in hebben - Ge mutermau gusting veu emme

∙ Je moet geduldig zijn - Ge mut pesjense'n emme

∙ Je moet kiezen - Aaren of joeng

∙ Je moet met Pasen te communie gaan - Ge mut aave Pause'n aave

∙ Je moet rechtuit zijn, geen blad voor de mond nemen - Ge mut een kat een kat noeme

∙ Jij ben een beetje van lotje getikt - Gaa zet nen bietekwiet

∙ Jij bent dronken - Gaa mè aa zatte botte

∙ Jij bent een gladjanus, een leperd - Gaa zè ne gelèttege gaa

∙ Jij bent gek - Gaa vangt zeker

∙ Jij dommerik - Gaa se loempe / Gaa se kieke / Gaa se meutte

∙ Jij kan nogal zeuren - Gaa kunt nogal een zaug spanne gaa

∙ Jij trekt nogal een gezicht - Gaa trekt nogal nen toot

∙ Jij zegt zo maar iets - Gaa zei zoeë mau iet

∙ Kinderspel - `koken` met kinderspeelgoed - Kookeneete speele

∙ Kitsch / iets van weinig waarde - Iet van Kèskeschiet

∙ Kletsen geven - Motte geve

∙ Kom maar eens even langs - Springt mau is binne

∙ Kunnen we... - Kumme...

∙ Kwaad reageren - Oët ze vel springe

∙ Lange tijd geleden - Allank geleje

∙ Loop naar de pomp - Ge kunt de pot oep

∙ Maak dat mee - Komta tege

∙ Maak maar datje weg bent - Trap het af, eille moe hei viskes gebakke

∙ Met heel zijn hebben en houden - Mè iel zaane santeboetiek

∙ Mie had kou, Mie had erg kou. Waar had Mie kou Op de markt had Mie kou - Mie aa kaa, Mie aa braa kaa. Wau aa Mie kaa? Oep de mèt aa Mie kaa

∙ Mijn (fiets) band is helemaal leeg - Maanen tuub stau zoeë plat as een vaag

∙ Mijn man - Dieje van ons

∙ Mijn vrouw - Die van ons

∙ Moeilijke situatie / ik moet ervoor opdraaien - Kem 't spek aun maan bieën (aun maan kloeëte)

∙ Moeilijkheden veroorzaken - Last verkoeëpe

∙ Moeten we... - Mutteme...

∙ Mooi Nederlands spreken - Oep de letter klappe

∙ Mooi niet! - Maan kloeëte zjeraar

∙ Neen! - ontkennende uitdrukking - Nieët joh!

∙ Negeren, niet aantrekken - Ze gat veige aun iet

∙ Net goed - Jeust tegoei

∙ Niet goed snik zijn - Nie baa zaane juste zaan

∙ Niet goed wijs zijn - Ni jeust zaan

∙ Niet te vertrouwen - Ni te betraave

∙ Niets van aan - Zjatten en talloere

∙ Niets waard zijn - Gieën sjiek weit zaan

∙ Nogal een vaart gaan - Ne gank gaun

∙ Nom de Dieu (vloek) - Nondedjuë / djuë

∙ Ongelooflijk - Da hodde ni veu meugelaak

∙ Onnodige uitgaven - Zotte koste

∙ Op het gevoel - Oep den tast

∙ Op iemand lijken - Oep iemand trekke

(9)

∙ Op krediet kopen - Oep de poef koeëpe

∙ Op zijn tenen getrapt zijn - In ze gat gebeete zaan

∙ Opmerking wanneer iemand een fout maakt - Loemp is oeëk vis

∙ Overdreven drang naar geld - Daddis ne geldwolf

∙ Paul schoot een pijl in een paal (grapje) - Pool schoot ne paal in ne paul (grapje)

∙ Pietje de dood - Dieje mè zaan zaas

∙ Plots sterk achteruitgaan - Ne klop kraage

∙ Prietpraat - Zieëver in pakskes

∙ Reken er maar niet op - Legter aa boeëne mau nie oep te waak

∙ Rik Fioole liep altijd zonder kousen in zijn schoenen - Rik Viool liep altaa beus in zaan schoene

∙ Rot op man - Kust maa gat jô

∙ Ruzie maken - Boel mauke

∙ Ruzie tussen twee personen - 't is gruun aat / 't is zwèt tusse die twieë

∙ Ruzie zoeken, lawaai maken - Van zenen teutter mauke

∙ Schande spreken over iets - De mense klappe der schand van

∙ Smaakt het - Smokket

∙ Snel blij zijn - Gaa zèt blaa meejen doeë mus

∙ Snel een bezoek brengen - Binne nen boëte wippe

∙ Snel vooruitgaan - Petrol geeve

∙ Snel vooruitgaan / voortdoen - Beuzze geve

∙ Soms kan ik echt ZO kwaad zijn op mijn kinderen - Soems zaak ons manne zoewe achtert behang kunnen plekken he!

∙ Stem verdelen over verschillende partijen - Panacheere

∙ Streken hebben - Zjesten emme

∙ Tegen iemand die graag zwemt - Gaa zei just e wauterkieke gaa

∙ Tegenslag verwerken - Aa kas oepfrette

∙ Ten dode opgeschreven - Ne vogel veu de kat

∙ Terechtgewezen worden - Nau zaan voete kraage

∙ Tot zo dadelijk - Tot bedieëme

∙ Uitdrukking van appreciatie - Chique dinges

∙ Uitdrukking van ongeloof - Edde da naa vanzeleive geweete

∙ Uitdrukking van verbazing - Amaai maan botte

∙ Uitroep om verrassing weer te geven - Jauwatte

∙ Uitroep van verbazing - Amaai maan oeëre

∙ Uitspraak van Mandus Swinkels, vele jaren onze boveste beste buur: - Zie mau dagge goe lieërt Jos, dan kunde lauter oep e buroke zitte en dan mutte ni werke

∙ Uw café schulden noteren - Oep de spiegel schraave

∙ Vals spelen - Aurzak speele

∙ Van het kastje naar de muur sturen - Van jeut nau jeir stuure

∙ Van jongsafaan - Van klénsavaun

∙ Van jou kan je niets geloven - Gaa zè ne schoeëne gaa

∙ van niets weten - van toete oef blaaze weete

∙ Van waar denk je wel dat je komt - Stront wie eiter aa gescheete

∙ Veel geld uitgeven - De groeëte Jan oëthangë

∙ Ver familielid - Ieëne vant zeeveste knopsgat

∙ Verkouden worden - Een valling oepschaare

∙ Verleden week - Veleeë weik

∙ Verwaarlozen, negeren - der ze gat aun veige

∙ Voel eens hoe zwaar - Kwiktis

∙ Voetje lichten - Pjeutje lap doen

∙ Voluit gaan - Volle petrol geeve

∙ Voor iets zorg dragen - Iet goë slauge

∙ Voor wat mij betreft - Veu maa paut

(10)

∙ Voorbeeld van klankverwisseling : Paul schoot een pijl recht in de paal - Pool schoot ne paal recht in de paul

∙ Voortdurend - Oem de vaaf voete

∙ Vroege (eerste shift) - Vruuge

∙ Waar een baby vandaan komt (tegen kleine kinderen) - Oët de bloemkoeële kome

∙ Waar loop je naartoe - Wau ljeupte gaa enne

∙ Wat doe je nu - Wadoedena

∙ Wat een gierigaard is dat - Wa veu nen eurk is meda seg

∙ Wat is dat daar - Wadismedadau

∙ Wat is dat nu allemaal - Waddis me dana allemau

∙ Wat is er aan de hand - Wa schilter

∙ Wat voor een gedoe is dat hier - Wa veu een cirk is dad hie naa wee

∙ Wat voor iets eigenaardigs is dat daar - Wat e spel is medattau seg

∙ Wat zeg je me nu - Amai maan klak

∙ Wat zegt hij - Wa seitem

∙ Wat zei je - Wellek

∙ Wavria domineerde het spel tegen Koningshooikt - Wauvria spelde Jeut vant kaske nau de muur

∙ We hebben goed gelachen - Wemme beete gelache

∙ We hebben het gehad, het is goed geweest - Wemmet gat

∙ We zijn bedrogen - We zen int zak gezet

∙ Wees daar maar zeker van - As get mau wét

∙ Weggaan - Zaan schup afkeusse

∙ Weinig, magertjes - Gieëne vette

∙ Wie komt er hier nu binnen - Wa smaate ze hie na binne

∙ Wij gingen nogal vooruit - Wélle ginge nogal ne gank

∙ Wil jij nog iets hebben - Mutte gaa nog iet emme

∙ Woedeuitbarsting - In een Franse koleire schiete

∙ Wordt van iemand gezegd die later niet veel zal gaan doen op werkvlak - Strontrauper achter den ellentrieken traan

∙ Zand in eten - Zand schuurt de maug

∙ Ze hebben je in de maling genomen - Zemmen aa ligge

∙ Ze hebben ruzie - Zemmen ambras

∙ Ze hebben zwaar verloren (voetbal) - Zemmen een dikke vossing gat

∙ Ze heeft geen tact - Zei e frank blad

∙ Ze is goed gebouwd - Zis goe verzien van oeëre en poeëte

∙ Ze is in rouw - Zis in de raa

∙ Ze is nog goed bij haar verstand - Zis nog goe baa den eure

∙ Ze is onwel geworden - Zis aurig geweurre

∙ Ze is te oud om nog kinderen te baren - Euren boek is toe

∙ Ze is zwanger - Ze zit vol

∙ Ze kunnen mekaar niet verdragen - 't is pikapik

∙ Ze zijn welgesteld - Zèmme geld mee hoeëpe

∙ Zeer snel - In ne wip en ne gaa

∙ Zeggen zoals men denkt - Klinket nie dan botstet

∙ Zich gemakkelijk voelen - Zennen droë vinne

∙ Zich goed laten gaan - De bloemekes boëte zette

∙ Zich inzetten - Zen devoeëre doen

∙ Zich zorgen maken, ongerust zijn - Gieën vaaf menuute gerust zaan

∙ Zij heeft een grote mond - Zeide lank blad

∙ Zij heeft het gesnapt - Zisser mee weg

∙ Zij heeft het hoog in haar bol - Zei nogal streeke / zei nogal zjaar

∙ Zij heeft nogal borsten - Zaa hei nogal ne kommisveu

∙ Zij is baas thuis - Die draugt de broek toës

(11)

∙ Zij is flauwgevallen - Zis van eure sus gevalle

∙ Zij is in verwaching - Zei van de verbode vrucht geete

∙ Zij is in verwaching - Zis in poziese

∙ Zij moet om Röntgen stralen gaan - Ze mut oem straule gaun

∙ Zij zijn welgesteld - Ze zitte der goe veu

∙ Zijn jullie er - Zedder

∙ Zijn Kleren aantrekken - Zen dinge aundoen

∙ Zijn we er - Zemmer

∙ Zin of geen zin, het moet gebeuren - Kak of gieëne kak, de pot oep

∙ Zoek het zelf maar uit - Trekt aave plan

∙ Zonder kousen in de schoenen - Beus in zen schoene

∙ Zonder nadenken - Oep de wilden boef

∙ Zonder te werken heb je niet veel - Emmenis emme mau kraagenis de kunst

∙ Zouden we - Zaame

∙ Zullen we - Zumme

∙ Zwijg! - Od aa bakkes!

2124 woorden

∙ 's avonds - Sauves

∙ 's middags - Snoenes

∙ 's morgens - Smèrreges

∙ <!--0001-->1 - Ieën

∙ <!--0002-->2 - Twieë

∙ <!--0003-->3 - Draa

∙ <!--0004-->4 - Vier

∙ <!--0005-->5 - Vaaf

∙ <!--0006-->6 - Zes

∙ <!--0007-->7 - Zeve

∙ <!--0008-->8 - Acht

∙ <!--0009-->9 - Nege

∙ <!--0010-->10 - Tien

∙ <!--0011-->11 - Eullef

∙ <!--0012-->12 - Twèllef

∙ <!--0013-->13 - Dèttien

∙ <!--0014-->14 - Vjetien

∙ <!--0015-->15 - Vèftien

∙ <!--0016-->16 - Zestien

∙ <!--0017-->17 - Zevetien

∙ <!--0018-->18 - Achtien

∙ <!--0019-->19 - Negetien

∙ <!--0020-->20 - Twinteg

∙ <!--0030-->30 - Dètteg

∙ <!--0040-->40 - Fjètteg

∙ <!--0050-->50 - Fèfteg

∙ <!--0060-->60 - Sesteg

∙ <!--0070-->70 - Seeveteg

∙ <!--0080-->80 - Taggeteg

∙ <!--0090-->90 - Neegeteg

∙ Aaien - Struëkele

∙ Aal - Beir

∙ Aangebrande mop - Voël mop

(12)

∙ Aangetast - Verduurd

∙ Aanhangwagen - Remork

∙ Aanhouder - Aunhaaver

∙ Aankomen - Aungestèsselt koome

∙ Aankomst (van koers) - Meet

∙ Aansporen - Derachter zitte

∙ Aansteker - Brikè

∙ Aap - Aup

∙ Aardappel - Petèt

∙ Aardappelmesje - Petètteschelderke

∙ Aardbei - Jeirbees

∙ Aarde / grond - Jeir

∙ Aardeweg - Jeirweg

∙ Aasvlieg - Strontvlieg

∙ Absoluut - Perfors

∙ Accordeon - Trekzak

∙ Achteraf - Nau dautum

∙ Achterste - Poep

∙ Achterstevoren - Eivereksoem

∙ Achteruit - Achteroët

∙ Achterwerk - Gat

∙ Adem - Ausem

∙ Ademen - Auseme

∙ Adolf - Dolf

∙ Advokaat - Avvekaut

∙ Afdaling - Afzink

∙ Afgelegen gebied, niets te zien daar - Bled

∙ Afgelegen plaats - Boeregat

∙ Afgevaardigde - Dellegee

∙ Afgrond - Dieperik

∙ Afraden - Afroë

∙ Afranselen - Afmotte

∙ Afrikaan - Neger / zwètte

∙ Afvoer - Goot

∙ Afvoer (naar gracht) - Mozegoot

∙ Afwasdoek - Schotelvod

∙ Ajuin - Joën

∙ Ajuinsaus - Joënsaas

∙ Ajuintjes (zure) - Jeuntjes

∙ Alexander - Sander

∙ Alfons - Fonne/Fons

∙ Algauw - Allegaa

∙ Alles overhoop zetten - Roemele

∙ Alois - Wieze

∙ Alphabet - den abeecee

∙ Altijd - Allezelève

∙ Altijd - Altaa

∙ Aluminiumfolie - Zilverpapier

∙ André - Dré

∙ Angèle - Anzjel

∙ Anjer - Zjenoffel

∙ Apotheek - Apeteek

∙ Apotheker - Apeteker

(13)

∙ Applaudiseren - Kloppe

∙ Arbeider - Werkmens

∙ Arduin - Ardoën

∙ Arm - Errem

∙ Armband - Bracelet

∙ Arme - Erreme

∙ Armoede - Erremoei

∙ Artrose - Flisaan

∙ Asbak - Assenbak

∙ Asperges - Asperres / Aspèzze (?)

∙ Atheneum - Atenee

∙ Augustus - Ogustes

∙ Auto - Otto

∙ Auto - Vwatuur

∙ Auto uitlaat - Chappement

∙ Autobestuurder - Chefeur

∙ Autobumper - Baarsjok

∙ Autoped - Trotenet

∙ Autoscooter - Botsottookes

∙ Azijn - Azaan

∙ Baal - Baul

∙ Baan / weg - Baun

∙ Baantje - Beuntje

∙ Baard - Baut

∙ Backlijn (voetbal) - Groeëte en klaan bakkeree

∙ Badmeester - Redder

∙ Bakfiets - Triporteur

∙ Bakkebaarden - Fabries / Favories

∙ Bakkebaarden - Fasse

∙ Bakkerij - Bakkeraa

∙ Bal - Botter

∙ Balpen - Bik / Stilo

∙ Balzak - Beus

∙ Band (van racefiets) - Tuub

∙ Bandrecorder - Bandoepnemer

∙ Bang - Verveid

∙ Bangerik - Broekschaater

∙ Bangerik - Schrikkentist

∙ Bangerik - Kakker

∙ Baptist - Tist

∙ Batterij - Pil

∙ Bedelen - Afloëze

∙ Bedevaart - Beivaut

∙ Bedriegen - Bedotte

∙ Bedrogen - Bedot

∙ Beek - Beik

∙ Beeldje - Posturreke

∙ Been - Bieën

∙ Beenhouwer - Bieênaaver

∙ Beerput - Beirput

∙ Beervat - Zékvat

∙ Beerzel - Bjeizel

∙ Beest - Bjest

(14)

∙ Beetje - Bekke

∙ Begijnendijk - Begaanendaak

∙ Beginnen - Beginge

∙ Begon - Begost

∙ Behangbenodigheden - Papgerief

∙ Behangen - Plèkke

∙ Beitel - Baatel

∙ Beitel (zwaar) - Barreng

∙ Beledigen - Affronteere

∙ Beledigen - Oëtschaate

∙ Beledigend - Affrontelek

∙ Bemesten (vloeibaar mest) - Beire

∙ Benen - Bieëne

∙ Benzine - Naft

∙ Benzinepomp - Naftpoemp

∙ Bergaf - Bèrregaf

∙ Bergop - Bèrregoep

∙ Berispen - Kaave

∙ Berlaar - Balder

∙ Beroepsmilitair - Boefer

∙ beroerte - Geroktaat

∙ Bespieden - Loere

∙ Bestelwagen - Kamionnet

∙ Betaald - Beteuld

∙ Betonweg - Makadam

∙ Betoog - Reson

∙ Beven - Dauvere

∙ Bevroren - Bevroose

∙ Bewegen - Moeve

∙ Bezem - Bessem

∙ Bezopen - Poempeloere

∙ BH - Sutjei

∙ BH - Tèttegerieël

∙ Bibliotheek - Boekeraa

∙ Biefstuk - Boefsteek

∙ Bier met weinig smaak / alcohol - Fleutjesbier

∙ Biet - Bieët

∙ Bij - Bieke

∙ Bij mekaar voegen - Baaieënschaare

∙ Bijl - Baal

∙ Bijna - Bekan

∙ Bijnaam - Toenaum

∙ Bijten - Baate

∙ Bingo - Lootekaute

∙ Biscuit - Gatoo

∙ Blaar - Blaan

∙ Blaar - Blein / Blaur

∙ Blaaspijp (uitgeholde vliertak) - Klakkeboës

∙ Blad - Blad

∙ Bladeren (in een boek) - Blaure

∙ Bladeren (van boom) - Bloëre

∙ Blaffen - Basse

∙ Blauw - Blaat

(15)

∙ Blauw oog - Blaa sjiek

∙ Blauwe - Blaave

∙ Bleekwater - Zjavèl

∙ Blij - Blaa

∙ Bliksem - Weerlicht

∙ Bliksem (en) - Weerlicht (e)

∙ Bloeden - Bloeië

∙ Bloedworst - Pens

∙ Bloemencorso (in Mechelen) - Bloemestoet

∙ Bloementuil - Boekee

∙ Blootsvoets - Beirrevoets

∙ Bocht - Droë

∙ Boekentas - Kalpij

∙ Boer (kaartspel) - Zot

∙ Bok - Boek

∙ Bonheiden - Benaa

∙ Bontjas - Pelse frak

∙ Boodschappen - Komisses

∙ Boodschappentas - Netzak

∙ Boom - Boeëm

∙ Boompje - Bjeumeke

∙ Boon - Boeën

∙ Boontjes - Bjeunkes

∙ Boord (van hemd) - Kol

∙ Boot - Boeët

∙ Bootje - Bjeutje

∙ Bord - Telloer (platte - diepe)

∙ Bordeel - Kabardoesjke

∙ Bordeel - Oerekot

∙ Bordwisser - Bordveiger

∙ Bornem - Beurrem

∙ Borst - Beust

∙ Borstel - Beustel

∙ Borsten - Mèmme / Tétte / Beuste

∙ Borzéstraat (in Mechelen) - Beuzzestreukke

∙ Boterham - Bo / Boke

∙ Bouillon - Boeljon

∙ Bouw - Baa

∙ Braambes - Brémbees

∙ Braden - Broë

∙ Brandhout - Stoofaat

∙ Brandweer - Pompiers

∙ Brede kleding - Vlok

∙ breekijzer - bareng

∙ Breinaald - Priem

∙ Broekophouders - Bretèlle

∙ Broekophouders - Sjartèlle

∙ Broer - Bruur

∙ Bromfiets - Brommer

∙ Brood - Broeëd

∙ Broodbeleg - Toespaas

∙ Broodje - Pistelé

∙ Broodje met... - Smos

(16)

∙ Brouwer - Braaver / Biersteker

∙ Bruin brood - Grof broeëd

∙ Brutale vrouw / meisje - Franke tik

∙ Bruut persoon - Brutzak

∙ Buik - Boëk

∙ Buikje - Beukske

∙ Buikpijn - Beukpaan

∙ Buil - Bult

∙ Buis - Boës

∙ Buitenlander / buitenstaander... - Vrémde

∙ Buizen lassen - Fitte

∙ Bukken - Dukke

∙ Bult - Boebel

∙ Bundel - Bussel

∙ Bunker - Abrie

∙ Bureau - Beroo

∙ Burgemeester - Beurregemjester

∙ Bushokje - Buskot

∙ Butaangas - Buttagaas

∙ Buurman / vrouw - Gebuur

∙ Cacao - Kakkajoo

∙ Café - Stamenee

∙ Cafetaria - Kantin

∙ Cardigan - gebreid vestje met knopen - Golfke

∙ Cathechismus - Kattekismes

∙ Cavia - Stieëns ratteke

∙ Centrale verwarming - Sjoffaas

∙ Chocolade - Sjoklat

∙ Christelijke feestdag - Haalegendag

∙ Chrysanten - Krisentème

∙ Cichorei - Bitter

∙ Cirkus - Sirk

∙ Claxon - Toeter

∙ Cliënteel - Kalandiese

∙ Clown - August

∙ Collaborateur (in WO2) - Zwètte

∙ Communie - Komunne

∙ Communiefeest - Komunnefjest

∙ Condoom - Kapoot

∙ Confituur - Konfetuur

∙ Confituur - Zjelaa

∙ Corset - Gein

∙ Corset - Korsee

∙ Cowboy - Kobboj

∙ Daarginds - Ginderachter

∙ Dakgoot - Kernis

∙ Dameshandtas - Zjakos

∙ Darm - Deirrem

∙ Darmen - Deirreme

∙ Darts - Vogelpik

∙ De Ardennen - Dardenne

∙ De Paasklokken - De klokke van Roeëme

∙ De pot op! - Foert!

(17)

∙ Decoupeerzaag - Wipzaug

∙ Deeg - Dieëg

∙ Deken - Seuzze

∙ Deksel - Scheil

∙ Dekzeil - Basch

∙ Denken - Paaze

∙ Denneappel - Tots

∙ Derde - Dèdde

∙ Deugniet - Kastaar

∙ Deuk - Bluts

∙ Deur - Deu

∙ Deurknop - Klink

∙ Diarree - Afgang (k)

∙ Diarree - Kakkaraa

∙ Diarree - Loeëpenden drés

∙ Diarree - Schaateraa

∙ Diarree - Tvliegend schaat

∙ Dief - Pikkendief

∙ Diep bord - Diepe teloeër

∙ Diepvriezer - Diepvries

∙ Dierentuin - Zjollogie

∙ Diesel - Mazout

∙ Dijk - Daak

∙ Dijk(straat) - Daak

∙ Dijle (rivier) - Deel

∙ Dik achterwerk - Fort

∙ Dik hoofd (scheldwoord) - Ballonnekeskop

∙ Dik touw (zeel) - Zieël

∙ Dikke koord - Zieël

∙ Dikwijls - Dikkes

∙ Dinsdag - Dèsdag

∙ Diploma - Brevèt

∙ Diploma - Diplom

∙ Dippen - Soppe

∙ Dit en dat - Si en la

∙ Dobbelsteen - Teirling

∙ Doelpunt - Gool

∙ Dolgraag - Doeëdgeire

∙ Dom - Loemp

∙ Dom iemand / idioot - Kloeët

∙ Dom, lomp persoon - Botterik

∙ Dom, onhandig persoon - Mèttekoo

∙ Domkop - Stieënezel

∙ Domme, lompe man - Kwèddeleir

∙ Dommerik - Bietekwiet

∙ Dommerik - Loemperik

∙ Dommerik - Stoemmerik

∙ Donker - Doenker

∙ Doofstomme - Stoemmendoeëve

∙ Doop - Doeëp

∙ Doopsel - Djeupsel

∙ Doopsuiker - Kinnekeskak

∙ Doordeweeks - Sweikendaugs

(18)

∙ Doornat - Zieëkenat

∙ doornat - strontnat

∙ Doornat - Kloddernat

∙ Doos - Doeës

∙ Doosje - Djeuske

∙ Dorp - Deurrep

∙ Dorpel - Deurrepel

∙ Dorsen - Deusse

∙ Dorst - Deust

∙ Douche - Stortbad (steutbad )

∙ Dovenetel - Doeëveneitel

∙ Draad - Draut

∙ Draadje - Dreutje

∙ Drievoet - Pikkel

∙ Drinkbus - Bidon

∙ Drinkbus - Goert

∙ Dronkaard - Zattelap / Zoëplap

∙ Droog - Druëg

∙ Drooglijn - Druëgdraud

∙ Drooglijn - Wasdraud

∙ Droogtrommel - Druëgkas

∙ Druipneus - Lekneus

∙ Drukken / drummen - Presse

∙ Drukknop - Knètser

∙ Drukknopje - Knètser

∙ Drukte - Begankenis

∙ Dubbelhartig persoon - Twieëzak

∙ Duf - Verdoeft

∙ Duif - Doëf

∙ Duifje - Deufke

∙ Duiken - Doëke

∙ Duiken - Doëkele

∙ Duim - Doëm

∙ Duitse scheper - Deutse scheiper

∙ Duitser - Deutser

∙ Duitsers (in WO...) - den Deuts

∙ Duivenvoeding - Doëvenete

∙ Duiver - Doëver

∙ Duivin - Doëvin

∙ Dumpen - Wegkippe

∙ Durven - Deurreve

∙ Duur - Dier

∙ Duur - Kostelaak

∙ Duw - Stoemp / Daa

∙ Duwen - Stoempe / Daave

∙ Dwarsdoorheen - Lossendeu

∙ Dweil - Oepneemvod

∙ Edward - Warre

∙ Eekhoorn - Eekoreke

∙ Een dandy - E schaaterke

∙ Een Jan-mijn-kloten - Ne jammenkloeëte

∙ Een spel kaarten - Nen boek kaute

∙ Eerlijk - Iejerlaak

(19)

∙ Eerste - Jeste

∙ Egel - Stekelverreke

∙ Ei - Aar

∙ ei (tje) - Tikkenaake

∙ Eigenaar - Aageneir

∙ eigenaardig - raul

∙ Eigenlijk - Aagelek

∙ Eik! (vies) - Beikes

∙ Elastiekje - Rekske

∙ Electricien - Ellentrieker

∙ Elzestraat - Delstraut

∙ Emiel - Mille

∙ Emmer - Ieëmer

∙ Enkel - Knoesel

∙ Erfstraat - Dèrrefstraut

∙ Erg - Vrieëd

∙ Erg nieuwsgierig persoon - Kerjeuzeneuzemostautpot

∙ Ergerlijk - Kraatelaak

∙ Ernaast - Derneffe

∙ Erwten - Eite

∙ Erwten pellen - Eite peule

∙ Eten - Bikke

∙ Eten - Eete / Boefe / Frette

∙ Etenspauze - Schaft

∙ Etentje - Soepee

∙ Etienne - Tjenne

∙ Eugène - Zjeine

∙ Even geleden (daarstraks) - Daustrèk

∙ Eventjes, nauwelijks - Rèzzekes

∙ Examen - Praaskamp

∙ Examens - Praaskampe

∙ Ezeloor (omgeplooide hoek van blad) - Ezeloeër

∙ Fancy fair - Vlomse kerremis

∙ Fanfare - Sjostaat

∙ Februari - Feebrewaure

∙ Feestmaal van vereniging - Teire

∙ Fiets - Vlo

∙ Fietsen - Met de vlo rein

∙ Fietspad - Vloweg

∙ Fietspomp - Vloopoemp

∙ Fietsspelden - Vlospèlle

∙ Fietsstuur - Gidon

∙ Fietswiel zonder band en spaken - Rieëp

∙ Fijn meisje - Poepemieke

∙ Flater / stomme fout - Keemel

∙ Flauw - Flaa

∙ Flauw persoon - Platte

∙ Flauwe - Flaave

∙ Flauwekul / Larie - Flaavekul

∙ Flauwerik - Flaaverik

∙ Flauwvallen - Va aa zeulleve valle

∙ Flauwvallen - Van aave sus valle

∙ Flebitis - Flebit

(20)

∙ Fles - Bottel

∙ Fles (voor baby) - Papfles

∙ Flessenopener - Aftrekker

∙ Flink / ferm - Fel

∙ Fluim - Floëm

∙ Fluisteren - Fezelen

∙ Fluit - Floët

∙ Fluiten - Floëte

∙ Fluitje - Fleuke

∙ Fluitje (instrument / bierglas) - Fleukke / Fleutje

∙ Fluitketel - Moeër

∙ Fluweel - Floer

∙ Fopspeen - Tutter

∙ Fototoestel - Kodak

∙ Fout - Faat

∙ Fout (voetbal) - Fool

∙ François - Swa/Swakke/Swèkke/Sus

∙ Frank (geld) - Frang

∙ Frankrijk - Vrankeraak

∙ Frans - Franne

∙ Frieten - Frut

∙ Friteuse - Frutkeitel

∙ Fruit - Froët

∙ Functioneren - Macheere

∙ Gaaf - Geif

∙ Gaan - Gaun

∙ Gaan we... - Geumme...

∙ Gaar - Meurreg

∙ Gaatje - Geukke

∙ Gang (etje) tussen twee plantebedden - Voor

∙ Garage - Geraas

∙ Garde (keukengerij) - Klopper

∙ Gareel - Gerieël

∙ Garendraad - Driegdraud

∙ Garnaal - Gèrnaat

∙ Gas - Gaas

∙ Gaston - Stonne

∙ Gasvuur - Gaasvuur

∙ Gazon - Blaak

∙ Gebakje - Pateeke

∙ Gedeelte - Dieël

∙ Gehakt - Gekapt

∙ Gehuwd - Getraat

∙ Geit - Gaat

∙ Gek zijn - Vangen

∙ Gel - Briljantin

∙ Gelaagputten - Geleig

∙ Geldbeugel - Portemennee

∙ Geleden - Geleeë

∙ Gelei - Zjelaa

∙ Gelijk - Gelaak

∙ Geluk - Sjans

∙ Geluk hebben - Piet emme

(21)

∙ Gelukzak - Pietzak

∙ Gelukzak - Sjansaar

∙ Gemakkelijk - Sumpel

∙ Gemalen baksteen - Brikeljon

∙ Gemeente - Gemjente

∙ Gemeentehuis - Gemjentenoës

∙ Geniepig - Achtertgat

∙ Geperste kop - Kop

∙ Gerard - Zjeraar

∙ Geruit papier - Karookespapier

∙ Geschramd - Geschaard

∙ Geslachtsgemeenschap - Poeppe / Vogele

∙ Gesmaakt - Gesmokt

∙ Gesmeerd - Gebreeë

∙ Gesmeerde boterham - Gebreeën boteram

∙ Gevangenis - Bak

∙ Geweer - Geweir

∙ Gezicht - Smoel / Bakkes / Snoët / Toot

∙ Gezicht, mond - Smikkel

∙ Ghislain - Gizzelein

∙ Gierigaard - Eurk

∙ Gietijzer - Font

∙ Gif - Vergif

∙ Gillet - Zjileeke

∙ Gips - Pleuster

∙ Glaasje sterke drank - Druppel

∙ Glad - Gelètteg

∙ Glas Koninck bier - Bolleke

∙ Glazen pot - Bekal

∙ Glazige aardappel - Voeëze petèt

∙ Glibberig - Gelètteg

∙ Glijbaan - Raasaf / Schoëfaf

∙ Goedkoop - Goeiëkoeëp

∙ Golfbiljart - Toppebiljaar

∙ Gom - Goem

∙ Goochelaar - Schamoteur

∙ Goochelen - Schamoteere

∙ Gooien - Smaate

∙ Gootsteen - Poembak

∙ Gordijn - Drapperie

∙ Gordijn - Gordaan

∙ Gordijn - Stoër

∙ Goud - Gaat

∙ Gouden Bruiloft - Gaave Zjubelee

∙ Goudsmid - Gaatsmèt

∙ Graag - Geire

∙ Gracht - Grècht

∙ Granaat - Obus

∙ Grapjas - Kloon

∙ Grappenmaker (negatief) - Flaave plezante

∙ Gras - Gès

∙ Grasperk (bvb om linnen te drogen / bleken) - Blaak

∙ Grasveld - Gazon

(22)

∙ Graszode - Rus

∙ Gratis - Verniet

∙ Graven - Dabbe

∙ Grenadine - Grozeï

∙ Grenadine - Grozèl

∙ Grijs - Graas

∙ Groen - Gruun

∙ Groenten - Legume

∙ Groentenhandelaar - Legumemarchand

∙ Groot - Groeët

∙ Groot mager persoon - Lange zwik

∙ Grootmoeder - Moemoe

∙ Grootmoeder - Peit

∙ Grootouders - Groeëtaavers

∙ Grootvader - Vauvau

∙ Grootwarenhuis - Bazaar

∙ Grote auto - Vwatuur

∙ Grote ketel - Merremut

∙ Grote trom - Groskès

∙ Gulp - Piston

∙ Gulzig eten - Schoeffele

∙ Gulzigaard - Sloekker

∙ Gulzigaard - Smeurft

∙ Gulzigaard / Foefelaar - Schoeffeleir

∙ Gustaaf - Gust / Staf

∙ Haag - Aug

∙ Haag - Weir

∙ Haan - Aun

∙ Haar - Aur

∙ Haar dat slecht geknipt is - Kalotteke

∙ Haas - Aus

∙ Haasten - Spoeien

∙ Haastig - Eusteg

∙ Haastig - In de vlugte / In de rapte

∙ Hagedis - Augedis

∙ Hagel - Augel

∙ Hagelslag - Moëzestrontjes

∙ Hagelstein - Augelstaan

∙ Haken - Krosjteren

∙ Half oogst (15 augustus) - Allefjeugst

∙ Half oogst (15 augustus) - Hallefjeugst

∙ Ham - Eps

∙ Hamer - Aumer

∙ Handdoek - Nantoek

∙ Handelaar - Kommersant

∙ Handen - Hanne

∙ Handen - Polle

∙ Hands (voetbal) - Hens

∙ Handschoenen - Wante

∙ Handvat - Anteif

∙ Handzeis - Zikkel

∙ Hanglamp - Luster

∙ Hard - èt

(23)

∙ Hard fietsen - Beuzze geve

∙ Hard werken - Travakke

∙ Haring - Eirink

∙ Haring - Heirink

∙ Hark - Krabbeke

∙ Hark / rijf - Gritsel

∙ Hart - èt

∙ Hartaanval - Attak

∙ Harten (kaarten) - Eittene

∙ Haver - Hauver

∙ Hebben we - Hemme

∙ Heel erg / heel veel - Naag

∙ Heel snel rijden, fietsen - Vlamme

∙ Heen en weer - Overentweer

∙ Heet - Hieët

∙ Heffen - Heuffe

∙ Heg - Haug

∙ Heide - Haa

∙ Heiken - Aake

∙ Heilige - Aalege

∙ Heist op den Berg - Hèst

∙ Heks - Toeëvereks

∙ Hel - Del

∙ Helemaal - Ieëlegans

∙ Helemaal stuk - In frut van ieën

∙ Helemaal vol - Boemvol

∙ Helpen - Eullepe

∙ Hem - em

∙ Hemd - Em

∙ Hemdje - Emmeke

∙ Herfst / Late lermis - Baumes / Baumes kerremis

∙ Herfsttijd - Baumis

∙ Herhaald hoesten - Rochele

∙ Hersenen - Heissene

∙ Het houten kruis (vroegere café) - Taate kroës

∙ Het leger - Den Troep

∙ Het Onze Vader - Vauderons

∙ Hever - Heiver

∙ Hiel - Vèssem

∙ Hiernaast - Ieneffe

∙ Hij daar - Eummekes

∙ Hinder - Belet

∙ Hoesten - Basse

∙ Hoesten - Huste

∙ Hofstade - Ofstoë

∙ Hoge hakken - Oeëgiele

∙ Hombeek - Oembeik

∙ Hommel - Oemmel

∙ Hond - Ond

∙ Hond (je) - Tij (ke)

∙ Honger - Hoenger

∙ Honing - Eunink

∙ Hoofdkussen - Kopkussen

(24)

∙ Hoofdpijn - Koppaan

∙ Hoog - Hoeëg

∙ Hoogmis - Hoeëmis

∙ Hoogstwaarschijnlijk - Van tien nege

∙ Hoogzaal (kerk) - Doksaul

∙ Hooi - Hoeë

∙ Hooiopper - Schoof

∙ Hooivork - Gaffel

∙ Hooizolder - Schelft

∙ Hoop - Oeëp

∙ Hoopje - Jeuppeke

∙ Hoorn voor ijsroom - Oreke

∙ Hor - Vliegeraum

∙ Horzel - Euzzel

∙ Hout - Haat

∙ Houten dwarsliggers voor trainrails - Bils

∙ Houtmijt - Hutsemaat

∙ Houtwal / bosje - Kant

∙ Houtworm - Mémel

∙ Hovaardig - Hoeëvejèrrig

∙ Huid - Vel

∙ Huid die licht ontstoken is - Verauteld

∙ Huilebalk - Bleiter

∙ Huilen - Bleite

∙ Huilen - Janke

∙ Huilen - Schrieëve

∙ Huiler - Bleitsmoel

∙ Huis - Hoës

∙ Huwelijksaankondiging - Feirpaar

∙ Identiteitskaart - Pas

∙ Iemand die bril draagt - Brillekas

∙ Iemand die de prijs van vastgoed omhoog jaagt - Verdierepikker

∙ Iemand die graag / veel koffie dinkt - Kaffezjo

∙ Iemand die graag koffie drinkt - Kaffebeus

∙ Iemand die niet kan stil zitten - Wizzeweus

∙ Iemand die niet meekan (vb wielrenner) - Krabber

∙ Iemand die niet meekan (vb wielrenner) - Krotter

∙ Iemand die niet stil kan zitten - Wizzeweus

∙ Iemand die op andermans kosten drinkt - Oëtzoëper

∙ Iemand die vinken houdt - Vinkenier

∙ Iemand waar je geen staat kan op maken - Voddevent

∙ Iets op schampere toon zeggen - Schampe

∙ Ijs dat erg bros is - Kelderaas

∙ IJsheiligen - Aashaalege

∙ Ijsje - Kreim

∙ Ijsje - Kremmeke

∙ Ijskar - Kreimegelaskaar

∙ Ijsslede - Aasstoel

∙ IJzer - Aazer

∙ IJzeren drink / melk bus - Stoeëp

∙ IJzeren dwarsbalk - poetrèl

∙ IJzeren stang om kolen mee op te rakelen - Keuterauk

∙ Ik ben - Kzen

(25)

∙ Ik ben er - Kzender

∙ Ik heb - Kem

∙ Ik heb er genoeg van - Foert

∙ Immers - Oemmes

∙ In gewicht toenemen - Aunkoome

∙ In vorm - In form

∙ In weckpotten bewaren - Oeplegge

∙ Infanterist - Zandstoëver

∙ Ingang - Inkom

∙ Ingebouwde kast - Ingemokte kas

∙ Inkorven van duiven - Inkeeve

∙ Inkt - Enk

∙ Insnijding - Slip

∙ Inspuiting - Pikuur

∙ Italië - Iteulje

∙ Ja maar - Jomme

∙ Jaar - Jaur

∙ Jaarmarkt - Jaurmèt

∙ Jaloers - Zjaloes

∙ Jan - Jakke

∙ Jan / Jean - Zjang

∙ Januari - Jannewaure

∙ Jas - Frak

∙ Jeuk - Jeuksel

∙ jezelf - aa aage

∙ jij / gij - gaa

∙ Jos - Jokke

∙ Josée - Zjozee

∙ Jozef - Zjèf / Zjozèf / Jos

∙ Jozef (Jan) Jacobs - Jef (Jan) Beton

∙ Jubileum - Zjubelee

∙ Jullie - Geille

∙ Jurk - Klieëd

∙ Jurkje - Kljekke

∙ Kaakslag - Sallewause

∙ Kaal - Blot

∙ Kaal - Kaul

∙ Kaalhoofdige - Blottekop

∙ Kaalhoofdige - Kletskop

∙ Kaars - Kjeis

∙ Kaart - Kaut

∙ kaartspel - Kingë

∙ kaartspel - Kleurewies

∙ kaartspel - Prèsse

∙ kaartspel - Wippe

∙ kaartspel - Zeveslag

∙ Kaas - Keis

∙ Kabelbaan - Tellefriek

∙ Kabeljauw - Kabbeljaa

∙ Kachel - Stoof

∙ Kachelpook - Keuterauk

∙ Kaft - Farde

∙ Kalender - Allemenak

(26)

∙ Kalf - Meutte

∙ Kamp - Bivak

∙ Kamwiel van fiets - Pion

∙ Kanarie - Kerneulle (vogel)

∙ Kapot, doodop - Zjaak

∙ Kapper - Kwaffeur

∙ Karamel snoep (op de kermis) - Wèrmerek

∙ Karbonades - Stoofkrabbe

∙ Karel - Sjarel

∙ Karnemelk - Botermelk

∙ Karretje - Kèrreke

∙ Kassei - Kesaa

∙ Kastanje - Kasteunne

∙ Katapult - Mik

∙ Kater (dier) - Kauter

∙ Kater (na het drinken...) - Aate kop

∙ Kattig - Kerwellig

∙ Kauwgom - Langenausem

∙ Kauwgom - Tuttefrut

∙ Kauwgombak - Sjikkenbak

∙ Keel - Stroot

∙ Keeper (voetbal) - Kipper

∙ Keerbergen - Kieëbérrege

∙ Keerborstel - Bessem

∙ Kelderkamer - Kellekaumer

∙ Kelner - Garson

∙ Kermis - Foeër

∙ Kermis - Kerremis

∙ Kers - Kès

∙ Kersen - Kèzze

∙ Kerstbboom - Kezzenboeëm

∙ Kerstmis - Késmis

∙ Ketel - Kasserol

∙ Ketting - Keeting

∙ Kijken - Kaake

∙ Kikker - Veus / kikveus

∙ Kikkervisje - Poempeloerreke / dikoppeke

∙ Kikkervisje - Poempeloerreke

∙ Kilometerteller - Killemotriek

∙ Kin - Knèb

∙ Kin - Knèp

∙ Kind - Joenk

∙ Kind dat in aarde speelt (en zwart ziet) - Jeirdolleke

∙ Kind dat veel op straat te vinden is - Strautjoenk

∙ Kinderachtig - Kindereuzze

∙ Kinderbuggy - Sjaret

∙ Kinderen - Joeng

∙ Kinderen - Kinnekes

∙ Kinderfiets met drie wielen - Draawieler

∙ kinderspel - Bikkele

∙ Kinderstoel - Kakstoel

∙ Kinderwagen - Vwatuur

∙ Kip - Kieke

(27)

∙ Kippehok - Kiekeskot

∙ Kippepoot - Billeke

∙ Kippevel - Kiekevel

∙ Kitsch, van weinig waarde - Késkeschiet

∙ Kittelen - Keutele

∙ Klaar - Gerieëd

∙ Klagen - Pèrmeteren

∙ Klauteren - Klèffere

∙ Klaver - Klauver

∙ Klaveren (kaarten) - Klauvere

∙ Kleed (je) - Klieëd / Klieëke

∙ Kleefband - Plèkband

∙ Klein - Klaan

∙ Klein kind - Petotter / Klaane

∙ Klein, gedrongen - Verneuteld

∙ Kleine kinderen - Klaan manne

∙ Kleine kinderen - Snotjoeng

∙ Kleren - Dinge

∙ Kleurpotlood - Vèrrefke

∙ Kleuterschool - Freubel

∙ Kleuterschool - Papschool / Freubelschool

∙ Kleuterschool - Bewaurschool

∙ Kleuterschool - Kakschool

∙ Klikken - Overdrauge

∙ Klikspaan - Verroëbakkes

∙ Klimmen - Kléffere

∙ Klompen - Blokke

∙ Klompenmaker - Blokkemauker

∙ Klooster - Kljeuster

∙ Kloostergebouw voor de novicen van de Urselinen (vroeger.... Sint Anna gebouw) - Sintanne

∙ Knijpen - Pitse

∙ Knikkers - Mèrrebolle

∙ Knipogen - Pinke

∙ Knobbel (op voet) - Knoebbel

∙ Knoop - Knieëp

∙ Knoop - Knop

∙ Knoop (in touw) - Knobbel / knuuëp

∙ Knoop (van jas) - Knop

∙ Knuppel (van politieagent) - Matrak

∙ Koe - koeien - Koeij

∙ Koe (ras) - Dikbil

∙ Koeken / Ruiten (kaarten) - Koekkene

∙ Koelkast - Aaskas

∙ Kofferdeksel (auto) - Kapoot

∙ Koffie - Kaffe

∙ Koffiefilter (in stof) - Kaffebeus

∙ Koken (water) - Zoeë

∙ Kolen (om te eten) - Koeële

∙ Kolen (om te stoken) - Hulle

∙ Kolenhandelaar - Hullemarchand

∙ Kolenschop - Hulleschup

∙ Kom - Koem

∙ Komediant - Karottentrekker

(28)

∙ Komkommer - Koemkoemmer

∙ Konijn - Kernaan

∙ Konijn (m) - Raar

∙ Konijntje - Kornèngke

∙ Koning - Keunin (k)

∙ Koningin - Keunigin

∙ Koninginnehapje - Fideeke

∙ Koningshooikt - Jeut

∙ Kookfornuis - Kwisenie

∙ Kookpot - Kasserol

∙ Koolmeesje - Koolmieëzeke

∙ Koor - Koeër

∙ Koord - Koor

∙ Koordje - K (j) eurreke

∙ Koordje - Kjeurreke

∙ Koorts - Keuts

∙ Koplamp - Faar

∙ Koppeling (van auto) - Ambriaasj

∙ Koppig - Dweis

∙ Koppig zijn - Koppe

∙ Koprol - Doëkele

∙ Korf (voor duiven) - Keef

∙ Korst - Keust

∙ Kort - Keut

∙ Korte(re) weg - Binnendeu

∙ Korting - Afslag

∙ Kortrijk - Kortraak

∙ Koster - Keuster

∙ Kotelet - Kortelet

∙ Koud - Kaat

∙ Koude schotel - Kaave pla

∙ Kousen - Kaase

∙ Kraai - Kroë

∙ Kraam - Kraum

∙ Kraan - Kraun

∙ Krant - Gezet

∙ Kreunen - Kroche

∙ Kreupele - Gebrekkelèkke / Mankepoeët

∙ Krijsen - Krèsse

∙ Krijt - Kraat

∙ Krom - Kroem

∙ Kroonkurk - Stopsel

∙ Kruimel - Meuzzel

∙ Kruimels - Kroëmels

∙ Kruimels - Meuzzels

∙ Kruis - Kroës

∙ Kruisbes - Stekebees

∙ Kruisteken - Kroëstieëken

∙ Kruiwagen - Keurrewauge

∙ Kuiken - Koëke

∙ Kuip - Koëp

∙ Kuiten - Broës

∙ Kunstgebit - Valse tanne

(29)

∙ Kunstleder - Simili

∙ Kurk - Stop

∙ Kussensloop - Fluwaan

∙ KV Mechelen - De Malinwa

∙ Kwaad - Kau

∙ Kwaad zijn - Koleireg

∙ Kwalijk - Kwaulek

∙ Kwartier - Ketuur

∙ Kwartje - Kweuke

∙ Kwartje - Kweukke

∙ Kwast (bundeltje wollen draden dat je als kind op de paardenmolen kon trekken...) - Flos

∙ Kwijlen - Zieëvere

∙ La Bamba (lied + `dans`) - Kuskesdans

∙ Laag - Lieëg

∙ Laarzen - Botte

∙ Laarzen - Bottine

∙ Ladder - Lieër

∙ Lade - Schoëf

∙ Laken - Lauke

∙ Lamme goedzak - Leubbe

∙ Lang - Lank

∙ Lang mager persoon - Lange zwik

∙ Lange onderbroek - Kalson

∙ Langs - Lankst

∙ Larie - Flaavekul

∙ Lastig - Ambetant

∙ Lastig zijn - Pètte

∙ Lastigaard - Ambetanterik

∙ Lat / Lineaal - Regel

∙ Late (late shift) - Laute

∙ Lawaai - Lawaat

∙ Leder - Leir

∙ Leem - Lieëm

∙ Leeuw - Lieëw

∙ Leeuwerik - Lieëwèrk

∙ Leger - Troep

∙ Legerzak - Kitzak

∙ Legplank - Schab

∙ Lei - Laa

∙ Lei (om op te schrijven) - Laa

∙ Leider - Oepperste

∙ Leider - Laader

∙ Lelijk - Ljeulek

∙ Lelijk - Ljeulk

∙ Lenig - Kwik

∙ Lenig - Zwak

∙ Lente-uitje - Paapajoën

∙ Lepel - Leiper

∙ Letterkoekjes - Niknakskes

∙ Leuk - Koddig

∙ Lever - Leiver

∙ Liberale partij - De blaa

∙ Lichaam - Laaf

(30)

∙ Licht (niet zwaar) - Loecht

∙ Lid van vakbond - Gesindikeerde

∙ Liedje - Lieke / Erreke

∙ Liefdesverdriet - Ledevede

∙ Lies - Ieëkenis

∙ Lieveling / Iemand die voorkeursbehandeling krijgt - Febbe

∙ Lieveling / voorkeursbehandeling - Fèbbeke

∙ Liezen - Ieëkenisse

∙ Lift - Assenseur

∙ Lijden - Afzien

∙ Lijk - Laak

∙ Lijken op - Trekken oep

∙ Lijkt me - Me dunkt

∙ Lijkwagen - Korbijaar

∙ Lijm - Kol

∙ Lijm - Velpon

∙ Lijster - Lèster

∙ Likken - Lèkke

∙ Limonade - Limmenaat

∙ Links (tegen paard) - Heir

∙ Lipstick - Lippestift

∙ Ljeutjesgeweir - Luchtkarabijn

∙ Lolly - Lèkstok

∙ Lompenopkoper - Voddemarchand

∙ Lomperik - Gestampten boer

∙ Lomperik - Kloefkapper

∙ Lood - Loeëd

∙ Loopneus - Snottebelle

∙ Lopen - Loeëpe

∙ Losbol / Lichtjes gestoord persoon - Kwistenbiebel

∙ Louis - Lewie / Lodde

∙ Lourdes - Loert

∙ Luchtkarabijn - Ljeutjesgeweir

∙ Lucifer - Stekske

∙ Luciferdoosje - Stekkendoeëzeke

∙ Luid roepen - Kweike

∙ Luier - Pisdoek

∙ Luierik - Loërik

∙ Luierik - Lojerik

∙ Luik - Blaffetuur

∙ Luik - Loëk

∙ Luiken sluiten - Blindeere

∙ Luis - Loës

∙ Luisteren - Leustere

∙ Lumbago - Verschot

∙ Lunchpakket - Schoofzak

∙ Lupienen - Kattestjeite

∙ Lus - Lits

∙ Maag - Maug

∙ Maagd - Maugd

∙ Maand - Meunt

∙ Maandag - Meundag

∙ maar - mau

(31)

∙ Maart - Mijeit

∙ Made (n) - Moë

∙ Mager - Mauger

∙ Magere persoon - Panlat

∙ Magere vrouw - Scharminkel

∙ Magneet - Trekstaul

∙ Maken - Mauke

∙ Makker - Maut

∙ Makreel - Makkerieël

∙ Man - Mansmens

∙ Mannen - Vente

∙ Margarine - Magrin

∙ Margriet / Margaretha - Magrit

∙ Maria - Marja

∙ Mariette - Marjet

∙ Markt - Mèt

∙ Masker - Moembakkes

∙ Mathilde - Tille

∙ Maurice - Merris

∙ Mayonaise - Majeneis

∙ Mazelen - Mauzele

∙ Mechelen (kindertaal) - Koekemechele

∙ Mechelse scheper - Mècheleir

∙ Medelijden - Kompasse

∙ Meel - Meil

∙ Meenemen - Meeschaare

∙ Meer - Mieër

∙ Meester (onderwijzer) - Mjester

∙ Mei - Maa

∙ Meid - Maase

∙ Meikever - Aakemeulder

∙ Meisje - Mèske

∙ Meisje - Mokke

∙ Meisje dat makkelijk huilt - Bleitkaas

∙ Meisjesscouts - Gidse

∙ Melo cakes - Negerinnetètte

∙ Melodie - Voeës

∙ Mengsel van zand en cement - Stabilisee

∙ Merel - Mijeirel

∙ Merodestraat (Mechelen) - Koeistraut

∙ Messenslijper - Scheiresliep

∙ Mest uitspreiden - Beire

∙ Mestvork - Riek

∙ Metselen - Mètse

∙ Metseltroffel - Troeffel

∙ Meubelmakerszaag - Zjefzaug

∙ Mevrouw - Madam

∙ Mezelf - Menaage

∙ Michel - Chèlle

∙ Middag - Noen

∙ Mier - Muuzaker

∙ Mijlstraat (Duffel) - Mèlstraut

∙ Mijnheer - Menieër

(32)

∙ Minderwaardig iets - Bucht

∙ Misdienaar - Misdiender

∙ Misselijk - Mottig

∙ Modder - Slaak

∙ Modder - Moor

∙ Moe - Muug

∙ Moeder - Moe

∙ Moerassig - Drèssig

∙ Moerassig - Zoempeg

∙ Mogelijk - Meugelek

∙ Molen - Meule

∙ Molenstraat - Meulestraat

∙ Mond - Bakkes

∙ Mond - Kweik

∙ Mond - Smoel

∙ Mond en klauwzeer - Poeëtziekte

∙ Mondharmonica - Mondmuziekske

∙ Mooi - Schoeën

∙ Mooi / knap - Pront

∙ Moor - Moeër

∙ Morgen - Mèrrege

∙ Morsen - Smosse

∙ Mortel - Meutter

∙ Morzel - Meuzzel

∙ Mosterd - Mostaut

∙ Motorfiets - Motsjiklet

∙ Motorfiets - Toeffer

∙ Motorkap - Kapoot

∙ Muis - Moës

∙ Muisje - Moëzeke

∙ Muskaatnoot - Kroënoot

∙ Muts - Pots

∙ Muurtje - Murreke

∙ Naaidraad - Driegdraud

∙ Naaidraad - Gaurendraud

∙ Naaimachine - Stikmachien

∙ Naaimachine - Noëmasjien

∙ Naaister - Noës

∙ Naakt - Bloeët

∙ Naakt - Moeiënoks

∙ Naald - Neulle

∙ Naald met kopje - Kopspél

∙ Naaldhakken - Oeëg iele

∙ Naar beneden glijden - Afraaze

∙ Naargelang - Nauvenant

∙ Naast - Neffes

∙ Naast mekaar - Neffenieën

∙ Nabootsen - Achternaudoen

∙ Nachtemmer - Pispot

∙ Nadelig - Schoëlek

∙ Nadelig gevolg van iets - Weerbots

∙ Nagel - Naugel

∙ Namiddag - Achternoen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Terwijl het leven in vele parochies al maanden stil ligt, hebben we in Herent het geluk dat er een heel aantal geëngageerde mensen zijn die ervoor zorgen dat we week na week op

Pastoor Wolters en zijn mensen zorgden voor de wederopbouw van de Lambertuskerk van Wouw.. Vandaag maken wij ons sterk voor de restauratie van de kerktoren en voor de

Herman Soppe; Ben Schelhaas; Mieke Spijker; Annie Nijhof-Oude Rengerink; Mini Soppe-Meijer; Jan en Henriëtte Kosse; Willem Kosse; Fam.Homberg-Hagel-Kleinheerenbrink;Jans

De Oecumenische Raad van Beltrum, Groenlo en Lievelde nodigt u van harte uit op de zondagen van de Advent bij het vallen van de avond samen te komen voor oecumenische samenkomsten:

De oude Simeon neemt het kind daar in zijn handen en profeteert: ‘Laat uw dienaar, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw heil aanschouwd, dat Gij voor

Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der

Emmanuelparochie naar verwachting, in de toekomst zal bestaan uit drie pastores, kunnen wij als pastoraal team – tot onze spijt – niet meer in alle elf de locaties van onze

Lieve moeder Maria, Onze Lieve Vrouw ter Nood, door U willen wij gaan tot Jezus,. want onder Uw mantel vinden wij een