• No results found

Titel. Inhoudstafel. Dossiernummer : /31

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Titel. Inhoudstafel. Dossiernummer : /31"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JUSTEL - Geconsolideerde wetgeving

http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/1983/06/29/1983010447/justel

Dossiernummer : 1983-06-29/31

Titel

29 JUNI 1983. - Wet betreffende de leerplicht.

Situatie : De van kracht zijnde wijzigingen, gepubliceerd tot en met 15-02-2022, zijn verwerkt.

Nota : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid, met uitzondering van artikel 1, § 1, eerste lid, § 3, § 7, en van artikel 5, § 1 tot en met § 4, bij DVR 2014-04-25/L8, art. IX.1, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2014

Bron : NATIONALE OPVOEDING

Publicatie : Belgisch Staatsblad van 06-07-1983 bladzijde : 8832 Inwerkingtreding : 01-09-1983 (ART. (16))

Inhoudstafel

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Art. 1, 1_VLAAMS_GEMEENSCHAP Art. 1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP

Art. 1_FRANSE_GEMEENSCHAP Art. 2

Art. 2_FRANSE_GEMEENSCHAP Art. 2_VLAAMS_GEMEENSCHAP, 3 Art. 3_FRANSE_GEMEENSCHAP Art. 3_VLAAMS_GEMEENSCHAP Art. 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP Art. 4

Art. 4_FRANSE_GEMEENSCHAP

Art. 4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP Art. 4_VLAAMS_GEMEENSCHAP, 5 Art. 5_FRANSE_GEMEENSCHAP Art. 5_VLAAMS_GEMEENSCHAP

Pagina 1 van 9 Copyright Belgisch S taatsblad 18-02-2022

(2)

HOOFDSTUK II. - Aanvullende en wijzigingsbepalingen.

Art. 6

Art. 6_FRANSE_GEMEENSCHAP

Art. 6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP Art. 6_VLAAMS_GEMEENSCHAP, 7 Art. 7_FRANSE_GEMEENSCHAP Art. 7_VLAAMS_GEMEENSCHAP, 8-14 HOOFDSTUK III. _ Opheffingsbepalingen.

Art. 15

HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.

Art. 16, 16_VLAAMS_GEMEENSCHAP

Tekst

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1.§ 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [1 dertien jaar]1 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [1 vijf jaar]1 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.

De leerplicht is voltijds totdat de leeftijd van vijftien jaar is bereikt en omvat ten hoogste zeven jaren lager onderwijs en ten minste de eerste twee leerjaren van het secundair onderwijs met volledig leerplan; in geen geval duurt de voltijdse leerplicht voort na zestien jaar.

De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voortzetten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of door het volgen van onderwijs met beperkt leerplan of van voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming.

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1° onderwijs met beperkt leerplan, het onderwijs dat minder weken per jaar of lestijden per week omvat dan bepaald voor het onderwijs met volledig leerplan;

2° vorming, al de vormen van opleiding, bedoeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.

§ 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep.

§ 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.

§ 4. In afwijking van het bepaalde in § 1, kan de leerplichtige, na advies van het schoolhoofd en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum :

1° het eerste leerjaar van het lager onderwijs volgen vanaf de leeftijd van vijf jaar;

2° het eerste jaar van de leerplicht in het kleuteronderwijs doorbrengen, in welk geval hij verplicht is geregeld school te lopen;

3° acht jaar in het lager onderwijs doorbrengen, in welk geval hij gedurende het achtste jaar tot het zesde leerjaar kan toegelaten worden.

§ 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, verstrekt overeenkomstig de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs, geregeld laten volgen.

§ 6. Aan de leerplicht kan eveneens worden voldaan door het verstrekken van huisonderwijs, mits het beantwoordt aan de door de Koning te bepalen voorwaarden.

§ 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.

---

(1)<W 2019-03-23/20, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

(3)

Art. 1_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

<DVR 1990-07-31/40, art. 85, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1990> § 1. Voor de (jongere) is er leerplicht gedurende de periode van [7 dertien jaar]7 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [7 vijf jaar]7 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt. <DVR 1990-07-31/40, art. 85, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1990>

De leerplicht is voltijds totdat de leeftijd van vijftien jaar is bereikt en omvat ten hoogste zeven jaren lager onderwijs en ten minste de eerste twee leerjaren van het [2 voltijds secundair onderwijs]2; in geen geval duurt de voltijdse leerplicht voort na zestien jaar.

[2 De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voltijds secundair onderwijs voort te zetten of door deeltijds beroepssecundair onderwijs of de leertijd te volgen als vermeld in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap. Een minderjarige kan toelating krijgen om vanaf het begin van het

schooljaar waarin hij deeltijds leerplichtig wordt, deeltijds beroepssecundair onderwijs of de leertijd te volgen. De toelating wordt gegeven door de directie van het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs in kwestie of door Syntra Vlaanderen, naargelang van het geval, op advies van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de instelling voor voltijds onderwijs waar de minderjarige de lessen volgt, samenwerkt.]2

[2 ...]2

§ 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens

opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep. (NOTA : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

(§ 2bis. [2 deeltijds beroepssecundair onderwijs]2 of een voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming kan slechts worden gevolgd in combinatie met [2 ...]2 werkplekleren. Deze combinatie omvat minimum 28 uren per week. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder werkplekleren verstaan elke vorm van activiteit, naast de leercomponent, die samen met die leercomponent het voltijds engagement uitmaakt. De Vlaamse Regering bepaalt die vormen van activiteit.) <DFG 2007-06-22/40, art. 9.8, 1°, 016; Inwerkingtreding : 01-09- 2008>

§ 3. De minderjarige die het [2 voltijds secundair onderwijs]2 met vrucht heeft beëindigd is niet meer

onderworpen aan de leerplicht. (NOTA : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

§ 4. (Nota : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

In afwijking van het bepaalde in § 1, kan de leerplichtige, na advies van het schoolhoofd en van het bevoegde psycho-medisch-sociaal centrum :

1° het eerste leerjaar van het lager onderwijs volgen vanaf de leeftijd van vijf jaar;

2° het eerste jaar van de leerplicht in het kleuteronderwijs doorbrengen, in welk geval hij verplicht is geregeld school te lopen;

3° acht jaar in het lager onderwijs doorbrengen, in welk geval hij gedurende het achtste jaar tot het zesde leerjaar kan toegelaten worden.

§ 5. (NOTA : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, [5 georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]5,

geregeld laten volgen.

(De meerderjarige leerplichtigen voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij het buitengewoon onderwijs [5 georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair

onderwijs]5, geregeld volgen.) <DVR 1990-07-31/40, art. 85, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1990>

§ 6. [6 ...]6

§ 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, (of voor meerderjarige leerplichtigen van vreemde nationaliteit) gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- (, het wacht-) of in het bevolkingsregister van de

gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval. <DFG 2007-06-22/40, art. 9.8,, 3° 016; Inwerkingtreding : 01- 09-2007>

---

(2)<DVR 2008-07-10/70, art. 111, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

(3)<DVR 2009-05-08/32, art. III.43, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2009>

(5)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 7), 024; Inwerkingtreding : 04-07-2011>

(6)<DVR 2013-07-19/57, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

(7)<W 2019-03-23/20, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.

§ 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [1 dertien jaar]1 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [1 vijf jaar]1 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.

Pagina 3 van 9 Copyright Belgisch S taatsblad 18-02-2022

(4)

(De leerplicht is voltijds tot op het einde van het schooljaar, dat tijdens het kalenderjaar eindigt, tijdens hetwelk de minderjarige de leeftijd van vijftien jaar bereikt. Ze omvat ten minste de eerste twee leerjaren van het

secundair onderwijs met volledig leerplan; in geen geval duurt ze voort na het einde van het schooljaar, dat tijdens het kalenderjaar eindigt, tijdens hetwelk de minderjarige de leeftijd van zestien jaar bereikt.) <DDG 1998- 08-31/42, art. 122, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1998>

De periode van voltijdse leerplicht wordt gevolgd door een periode van deeltijdse leerplicht. Aan de deeltijdse leerplicht wordt voldaan door het voortzetten van het secundair onderwijs met volledig leerplan of door het volgen van onderwijs met beperkt leerplan of van voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming.

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

1° onderwijs met beperkt leerplan, het onderwijs dat minder weken per jaar of lestijden per week omvat dan bepaald voor het onderwijs met volledig leerplan;

2° vorming, al de vormen van opleiding, bedoeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen.

§ 2. Het onderwijs en de vorming die aan de leerplichtige worden verstrekt, moeten bijdragen tot diens opvoeding alsmede tot diens voorbereiding tot de uitoefening van een beroep.

§ 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.

§ 4. [2 ...]2

§ 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, voldoen aan hun verplichtingen inzake leerplicht wanneer zij de leerplichtige het buitengewoon onderwijs, verstrekt overeenkomstig de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs, geregeld laten volgen.

§ 6. (...) <DDG 1998-08-31/42, art. 121, § 1, 3°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1998>

§ 7. Voor de minderjarige van vreemde nationaliteit die immigreert samen met de personen die de ouderlijke macht uitoefenen, of hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, gelden de bepalingen van dit artikel vanaf de zestigste dag na die waarop voornoemde personen werden ingeschreven in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister van de gemeente van hun verblijfplaats, al naar het geval.

---

(1)<W 2019-03-23/20, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

(2)<DDG 2021-06-28/11, art. 109, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2021>

Art. 1_FRANSE_GEMEENSCHAP.

§ 1. Voor de minderjarige is er leerplicht gedurende de periode van [10 dertien jaar]10 die aanvangt met het schooljaar dat begint in het jaar waarin hij de leeftijd van [10 vijf jaar]10 bereikt en eindigt op het einde van het schooljaar in het jaar tijdens hetwelk hij achttien jaar wordt.

[12 ...]12 [11 ...]11 [11 ...]11 § 2. [11 ...]11

§ 3. De minderjarige die het secundair onderwijs met volledig leerplan met vrucht heeft beëindigd is niet meer onderworpen aan de leerplicht.

§ 4. [11 ...]11

§ 4bis. De minister kan een minderjarige, volgens de modaliteiten die de Regering vastlegt, toelaten om : 1° [11 ...]11

2° [12 ...]12 3° [12 ...]12 [7 4° [11 ...]11]7 § 5. [11 ...]11 § 6. [11 ...]11 § 7. [11 ...]11 ---

(1)<DFG 2008-04-25/33, art. 26, 019; Inwerkingtreding : 22-06-2008>

(4)<DFG 2011-01-13/04, art. 13, 023; Inwerkingtreding : 01-09-2010>

(7)<DFG 2014-04-11/28, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 01-05-2014>

(8)<DFG 2015-07-14/05, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2015>

(9)<DFG 2018-06-14/26, art. 54, 029; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

(10)<W 2019-03-23/20, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

(11)<DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

(12)<DFG 2019-05-03/54, art. 4, 032; Inwerkingtreding : bij de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke kern bepaald in artikel 20:>

Art. 2.De vorming kan voor de vervulling van de deeltijdse leerplicht door de Koning worden erkend op

eensluitend advies van een commissie die bij elk onderwijsministerie wordt opgericht en paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van de bevoegde Minister van Onderwijs en van vertegenwoordigers van de betrokken Gemeenschapsexecutieve.

Om voor erkenning in aanmerking te komen, moet de vorming beantwoorden aan het bepaalde in artikel 1, § 2, en ten minste 360 jaaruren omvatten wanneer zij gevolgd wordt vóór het einde van het schooljaar van het jaar

(5)

waarin de leerplichtige zestien jaar wordt, en ten minste 240 jaaruren, wanneer zij gevolgd wordt tussen 1 juli van het jaar waarin de leerplichtige de leeftijd van zestien jaar bereikt en het einde van het schooljaar van het jaar waarin hij de leeftijd van achttien jaar bereikt.

Art. 2_FRANSE_GEMEENSCHAP.

<Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 2_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

<Opgeheven bij DVR 2008-07-10/70, art. 112, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art. 3.§ 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.

De Koning bepaalt de redenen van afwezigheid die als geldig aanvaard kunnen worden.

§ 2. De Koning regelt de controle op de inschrijving van de leerplichtigen.

§ 3. De hoofden van de scholen of instellingen en de bevoegde rijksinspecties oefenen de controle uit op het geregeld schoolbezoek.

De Koning bepaalt de regelen betreffend die controle.

Art. 3_FRANSE_GEMEENSCHAP.

<Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 3_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

§ 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.

(De schooldirecties en directies van vormingsinstellingen zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de controle inzake inschrijvingen en inzake het geregeld schoolbezoek.

Het niet naleven van deze verplichting kan, voor elementen waar de schooldirectie of de directie van de vormingsinstelling niet afhankelijk is van derden, aanleiding geven tot sancties.

De bedoelde sanctie kan een gedeeltelijke terugvordering van werkingstoelagen of werkingsmiddelen zijn. Bij een eerste overtreding kan die terugvordering maximum 5 % bedragen van de werkingsmiddelen of

werkingstoelagen van het voorgaand schooljaar. Bij een tweede of volgende overtreding kan de terugvordering maximum 10 % bedragen van de werkingsmiddelen of werkingstoelagen van het voorgaand schooljaar.

De Vlaamse regering bepaalt de regels voor de vaststelling van de overtredingen en voor de toepassing van de sancties. Het bedoelde besluit waarborgt het recht op verdediging.) <DVR 1996-07-08/37, art. 69, 006;

Inwerkingtreding : 05-09-1996>

§ 2. (De Vlaamse regering regelt de controle op de inschrijvingen van de leerplichtigen.) <DVR 1996-07-08/37, art. 70, § 1, 006; Inwerkingtreding : 05-09-1996>

§ 3. [1 De Vlaamse Regering regelt de controle op het geregeld schoolbezoek van leerplichtigen en bepaalt de redenen van afwezigheid die als geldig aanvaard kunnen worden.]1

§ 4. [1 ...]1

(§ 5. De personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, zijn in voorkomend geval verplicht ervoor te zorgen dat de leerling aan de in artikel 1, § 2bis, vermelde voorwaarde van werkplekleren voldoet. De Vlaamse Regering regelt de controle op de naleving hiervan.

De schooldirecties en directies van vormingsinstellingen zijn verplicht onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden hun medewerking te verlenen aan de controle op de regelmatige deelname van de deeltijds leerplichtige aan het werkplekleren.) <DFG 2007-06-22/40, art. 9.9, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

---

(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art. 3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.

§ 1. Behoudens ingeval van huisonderwijs, zij de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of de leerplichtige in rechte ot in feite onder hun bewaring hebben, verplicht ervoor te zorgen dat deze voor de duur van de leerplicht als leerling van een school of vormingsinstelling is ingeschreven en die school of instelling geregeld bezoekt.

(...) <DDG 1998-08-31/42, art. 121, § 1, 3°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1998>

§ 2. [1 Als de leerplichtige minderjarige ingeschreven is in een school of een opleidingsinstelling die buiten het Duitse taalgebied ligt, dienen de personen belast met de opvoeding elk schooljaar, uiterlijk op 1 oktober, een door de school of de opleidingsinstelling uitgereikt inschrijvingsbevestiging in bij de onderwijsinspectie. Als de

leerplichtige minderjarige na 1 oktober ingeschreven wordt, wordt de inschrijvingsbevestiging binnen 14 dagen bij de onderwijsinspectie ingediend. Als de inschrijvingsbevestiging niet in het Duits, het Frans of het Nederlands is opgesteld, wordt er een vertaling van een beëdigd vertaler bijgevoegd.

Pagina 5 van 9 Copyright Belgisch S taatsblad 18-02-2022

(6)

De bevestiging vermeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend als de leerplichtige minderjarige

ingeschreven is in een school of opleidingsinstelling in een territoriale entiteit waarmee een overeenkomst over de uitwisseling van gegevens in het kader van het toezicht op de naleving van de leerplicht bestaat. De Regering stelt de lijst van die territoriale entiteiten op.

Voorliggende paragraaf is van toepassing, onverminderd artikel 93.59 van het decreet van 31 augustus 1998 betreffende de opdrachten toevertrouwd aan de inrichtende machten en aan het schoolpersoneel en houdende algemene pedagogische en organisatorische bepalingen voor de gewone en gespecialiseerde scholen en

onverminderd de artikelen 8 tot 12 van de gecoördineerde wetten van 20 augustus 1957 op het lager onderwijs.]1

§ 3. (...) <DDG 1998-08-31/42, art. 121, § 1, 3°, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1998>

---

(1)<DDG 2019-05-06/10, art. 91, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art. 4.Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.

De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.

Art. 4_FRANSE_GEMEENSCHAP.

<Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.

(NOTA : Opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft ; DDG 1999-04-26/67, art. 83, § 1, 3°, 010;

Inwerkingtreding : 20-08-1999)

Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.

De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.

Art. 4_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

(Nota : opgeheven voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01- 09-1997)

Het aan elke gewone kleuter- of lagere school, die onderworpen is aan het stelsel van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, verboden, zonder geldige reden, na verloop van het laatste lesuur van de dertigste dag van het schooljaar, een leerling te aanvaarden die in een gewone kleuter- of lagere school of in een wijkafdeling met afzonderlijke telling geldig was ingeschreven.

De Minister van Onderwijs beoordeelt de geldigheid van de ingeroepen redenen. Hij kan een aantal regelen voor deze beoordeling bepalen en de toepassing ervan overlaten aan de diensten die hij aanwijst.

Art. 5.§ 1. De politierechtbank neemt kennis, op vordering van het openbaar ministerie, van de inbreuken op de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet die werden gepleegd door personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben.

Deze inbreuken worden gestraft met een geldboete van 1 tot 25 frank voor elke minderjarige waarvoor een inbreuk wordt vastgesteld.

Bij herhaling kunnen de geldboeten worden verdubbeld of kan een gevangenisstraf van één dag tot één maand worden uitgesproken.

Opdat er herhaling zij, volstaat het dat de vervolgde persoon in de twee vorige jaren reeds tenminste éénmaal werd veroordeeld krachtens een bepaling van deze wet, voor afwezigheden van dezelfde minderjarige.

§ 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde overtredingen.

§ 3. De tenuitvoerlegging van het vonnis ter verwijzing in een geldboete of een gevangenisstraf, kan echter worden uitgesteld over een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het vonnis.

Het toekennen van dit uitstel moet mogelijk maken vast te stellen dat de wettelijke verplichting werd nageleefd in die periode. De veroordeling wordt als niet bestaande beschouwd, zo de veroordeelde tijdens die periode de wetgeving op de leerplicht naleeft.

§ 4. Het openbaar ministerie kan inbreuken op de verplichtingen van deze wet die werden begaan door de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben voorleggen aan de jeugdrechtbank, die maatregelen kan bevelen ten aanzien van de ouders, zoals voorzien in de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming.

§ 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de procedure voorzien in de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon onderwijs.

(7)

Art. 5_FRANSE_GEMEENSCHAP.

<Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 5_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

§ 1. De politierechtbank neemt kennis, op vordering van het openbaar ministerie, van de inbreuken op de verplichtingen opgelegd bij of krachtens de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet die werden gepleegd door personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben.

Deze inbreuken worden gestraft met een geldboete van 1 tot 25 frank voor (elke minderjarige) waarvoor een inbreuk wordt vastgesteld. <DVR 1990-07-31/40, art. 87, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1990>

Bij herhaling kunnen de geldboeten worden verdubbeld of kan een gevangenisstraf van één dag tot één maand worden uitgesproken.

Opdat er herhaling zij, volstaat het dat de vervolgde persoon in de twee vorige jaren reeds tenminste éénmaal werd veroordeeld krachtens een bepaling van deze wet, voor afwezigheden van dezelfde minderjarige.

§ 2. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek uitgezonderd hoofdstuk V maar met inbegrip van hoofdstuk VII zijn van toepassing op de bij deze wet bepaalde overtredingen.

§ 3. De tenuitvoerlegging van het vonnis ter verwijzing in een geldboete of een gevangenisstraf, kan echter worden uitgesteld over een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van het vonnis.

Het toekennen van dit uitstel moet mogelijk maken vast te stellen dat de wettelijke verplichting werd nageleefd in die periode. De veroordeling wordt als niet bestaande beschouwd, zo de veroordeelde tijdens die periode de wetgeving op de leerplicht naleeft.

§ 4. Het openbaar ministerie kan inbreuken op de verplichtingen van deze wet die werden begaan door de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of in rechte of in feite de leerplichtige onder hun bewaring hebben voorleggen aan de jeugdrechtbank, die maatregelen kan bevelen ten aanzien van de ouders, zoals voorzien in de wet van 8 april 1965 op de jeugdbescherming.

§ 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de procedure voorzien in [1 de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs]1.

---

(1)<BVR 2010-12-17/39, art. 359, 7), 024; Inwerkingtreding : 04-07-2011>

HOOFDSTUK II. - Aanvullende en wijzigingsbepalingen.

Art. 6.Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.

Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.

De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs.

Art. 6_FRANSE_GEMEENSCHAP.

<Opgeheven bij DFG 2019-05-03/54, art. 3, 032; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 6_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.

(NOTA : Voor de Duitstalige Gemeenschap wordt artikel 6, wat betreft het gewoon basisonderwijs, opgeheven bij DDG 1999-04-26/67, art. 83, § 3, 010; Inwerkingtreding : onbepaald)

Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.

Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.

De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs

Art. 6_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

Aan de leerlingen die het gewoon of buitengewoon lager onderwijs met vrucht voltooien wordt een bewijs van basisonderwijs uitgereikt.

Hetzelfde bewijs wordt uitgereikt aan leerlingen die het lager onderwijs niet maar het eerste jaar van het secundair onderwijs wel met vrucht hebben beëindigd.

De Koning regelt de vorm en de vereisten tot aflevering van dit bewijs

Art. 7.De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :

- de eerste, de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;

- bepaalde vormen van onderwijs met beperkt leerplan.

Art. 7_FRANSE_GEMEENSCHAP.

De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften

Pagina 7 van 9 Copyright Belgisch S taatsblad 18-02-2022

(8)

bepalen, uitgereikt na :

- (...) de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs; <DFG 2007-12-07/82, art. 17, 018; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

- bepaalde vormen van onderwijs met beperkt leerplan.

Art. 7_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997) De Koning kan de studiebewijzen en hun eventuele gelijkwaardigheid met andere diploma's of getuigschriften bepalen, uitgereikt na :

- de eerste, de tweede en de derde graad en de lagere en hogere cyclus van het secundair beroepsonderwijs;

- bepaalde vormen van [1 deeltijds beroepssecundair onderwijs]1. ---

(1)<DVR 2008-07-10/70, art. 113, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art. 8. <wijzigingsbepaling>

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

Art. 9. <wijzigingsbepaling>

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

Art. 10. § 1. <wijzigingsbepaling>

§ 2. Aan de titel VI : "De overeenkomst voor tewerkstelling van studenten" van de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, wordt een artikel 130bis toegevoegd, luidend als volgt : "..."

Art. 11. <wijzigingsbepaling>

Art. 12. <wijzigingsbepaling>

Art. 13. <wijzigingsbepaling>

Art. 14. <wijzigingsbepaling>

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

HOOFDSTUK III. _ Opheffingsbepalingen.

Art. 15. <opheffingsbepaling.>

(NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

(NOTA : Voor de Franse Gemeenschap worden paragrafen 2 en 3 door de volgende bepalingen vervangen : " § 2. In het raam van de toepassing van artikel 3, § 2, bepaalt de Regering welke bepalingen uit de artikelen 8, 9 en 12 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, opgeheven worden.

§ 3. In het raam van de toepassing van artikel 3, § 3, lid 2 , bepaalt de Regering welke bepalingen uit artikel 10 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957, opgeheven worden. " <DFG 1993- 12-27/43, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>)

HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.

Art. 16.Met uitzondering van :

1° de nieuwe bepaling die door artikel 8 is vastgesteld ter vervanging van artikel 12, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, en waarvan de datum van inwerkingtreding, door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, wordt bepaald;

2° de adviezen, bedoeld in artikel 1, § 4, die met ingang van het schooljaar 1984-1985 zijn vereist, treedt deze wet in werking op 1 september 1983. Evenwel :

1° zijn de minderjarigen die geboren zijn vóór 1 januari 1968, of die in het schooljaar 1982-1983 de school reeds verlaten hebben, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet;

2° zijn de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1968 en in het schooljaar 1982-1983 de school nog niet hebben verlaten, onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot ze ten minste twee jaren secundair onderwijs met volledig leerplan hebben beëindigd;

3° zijn aan de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1969 onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot het einde van het schooljaar, dat eindigt in het jaar waarin ze de leeftijd van zeventien jaar bereiken, tenzij de inwerkingtreding van deze bepaling bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt verdaagd tot 1 september 1985.

(9)

Art. 16_VLAAMS_GEMEENSCHAP.

(Nota : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor wat het basisonderwijs betreft; DVR 1997-02-25/38, art. 182, Inwerkingtreding : 01-09-1997)

Met uitzondering van :

1° de nieuwe bepaling die door artikel 8 is vastgesteld ter vervanging van artikel 12, derde lid, van de wet van 29 mei 1959, en waarvan de datum van inwerkingtreding, door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, wordt bepaald;

2° de adviezen, bedoeld in artikel 1, § 4, die met ingang van het schooljaar 1984-1985 zijn vereist, treedt deze wet in werking op 1 september 1983. Evenwel :

1° zijn de minderjarigen die geboren zijn vóór 1 januari 1968, of die in het schooljaar 1982-1983 de school reeds verlaten hebben, niet onderworpen aan de bepalingen van deze wet;

2° zijn de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1968 en in het schooljaar 1982-1983 de school nog niet hebben verlaten, onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot ze ten minste twee jaren [1 voltijds secundair onderwijs]1 hebben beëindigd;

3° zijn aan de minderjarigen die geboren zijn in het jaar 1969 onderworpen aan de bepalingen van deze wet, tot het einde van het schooljaar, dat eindigt in het jaar waarin ze de leeftijd van zeventien jaar bereiken, tenzij de inwerkingtreding van deze bepaling bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit wordt verdaagd tot 1 september 1985.

---

(1)<DVR 2008-07-10/70, art. 114, 021; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Pagina 9 van 9 Copyright Belgisch S taatsblad 18-02-2022

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De cursussen landbouwtechnieken die bedoeld zijn in artikel D.99, § 1, eerste lid, 1°, van het Wetboek beogen het vergaren, door de organisatie van theoretische en praktische

Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing inzake vloeibare brandstof, vermeld in artikel 6, 4°, b), organiseert de

3° [ 1 in het bezit zijn van een certificaat van bekwaamheid inzake de verwarmingsaudit, dat uitgereikt is door een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, d), nadat

Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan preventie en bestrijding van ongedierte en besmettelijke aandoeningen. De exploitant van een transitiehuis dient een leefklimaat

De gedelegeerd bestuurder is, binnen de perken van dit decreet, zijn uitvoeringsbesluiten, alsmede van het intern reglement bedoeld in artikel 14 belast met het dagelijks bestuur

Wanneer het Vast Comité I de onwettigheid van de beslissingen met betrekking tot specifieke of uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens vaststelt, beveelt het

§ 21. De Belgische bevoegde autoriteit wendt de middelen aan waarover zij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verzamelen, zelfs indien zij de inlichtingen niet voor

(Zolang de N.V. Federale Participatiemaatschappij de enige aandeelhouder is), moeten de oproepingen, stukken en verslagen die krachtens de gecoördineerde wetten op