• No results found

Titel. Inhoudstafel. Dossiernummer : /10

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Titel. Inhoudstafel. Dossiernummer : /10"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

JUSTEL - Geconsolideerde wetgeving

http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/besluit/2020/10/02/2020015875/justel

Dossiernummer : 2020-10-02/10

Titel

2 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van een subsidie voor de organisatoren en van maatregelen voor de gezinnen in de kinderopvang en de buitenschoolse opvang naar aanleiding van de gevolgen van het COVID-19-virus en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 2020 tot

bestrijding van de negatieve gevolgen van het COVID-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de kinderopvang en het besluit van de Vlaamse Regering van 1 april 2020 tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het Covid-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de buitenschoolse opvang, in de opvang van zieke kinderen en in de preventieve gezinsondersteuning

Situatie : De van kracht zijnde wijzigingen, gepubliceerd tot en met 25-11-2020, zijn verwerkt.

Bron : VLAAMSE OVERHEID

Publicatie : Belgisch Staatsblad van 28-10-2020 bladzijde : 77476 Inwerkingtreding : 01-10-2020

Inhoudstafel

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 1-2

HOOFDSTUK 2. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van kinderopvang

Art. 3-6

HOOFDSTUK 3. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van buitenschoolse opvang

Art. 7-10

HOOFDSTUK 4. - Maatregelen voor de gezinnen

Art. 11-12

HOOFDSTUK 5. - Toezicht en handhaving

Art. 13

HOOFDSTUK 6. - Bezwaarmogelijkheid

Art. 14-17

HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen

Art. 18-23

HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen Art. 24-25

(2)

Tekst

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

1° afwezigheidsdag: de opvangdag die besteld is door het gezin in het opvangplan in de schriftelijke

overeenkomst tussen de organisator en het gezin, en waarop het kind afwezig is door een doelgroepbeperking of door een verplichte sluiting;

2° agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 30 april 2004;

3° attest van toezicht: het attest van toezicht, vermeld in artikel 3, § 1, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

4° buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang, vermeld in artikel 1, 1°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

5° decreet van 30 april 2004: het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;

6° decreet van 20 april 2012: het decreet van 20 april 2012 houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;

7° doelgroepbeperking: de beperking van het type gezin dat gebruik mag maken van de kinderopvang of buitenschoolse opvang, opgelegd aan de organisator van kinderopvang of buitenschoolse opvang. De doelgroepbeperking is opgelegd in het kader van de bestrijding van de COVID-19-epidemie door een federale maatregel, een Vlaamse maatregel, of een maatregel van de provinciegouverneur of de burgemeester als vermeld in artikel 23 van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. De maatregelen ten aanzien van gezinnen die betrekking hebben op de thuisisolatie vallen daar niet onder;

8° gezinsopvang voor buitenschoolse kinderen: de gezinsopvang, vermeld in artikel 1, 4°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

9° groepsopvang voor buitenschoolse kinderen: de groepsopvang, vermeld in artikel 1, 5°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

10° kinderopvang: de kinderopvang, vermeld in artikel 2 van het decreet van 20 april 2012;

11° leefgroep:

a) voor de kinderopvang van baby's en peuters: de leefgroep, vermeld in artikel 55 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;

b) voor de buitenschoolse opvang: het welomlijnde aantal plaatsen waarvoor een verplichte sluiting opgelegd wordt;

12° lokale dienst: de lokale dienst, vermeld in artikel 1, 15°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 houdende de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van gemandateerde

voorzieningen, coördinatiepunten en flexibele opvangpools van doelgroepwerknemers, de voorwaarden voor de toestemming en de subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte buitenschoolse opvang, en de voorwaarden voor een aanvullende subsidie voor organisatoren met een vergunning groepsopvang en een plussubsidie;

13° openingsdag: de dag waarop men beschikbaar is om kinderen op te vangen;

14° opvangmoment: een van de volgende momenten op een openingsdag waarop een kind buitenschools opgevangen wordt:

a) vóór schooltijd;

b) na schooltijd;

c) op woensdagnamiddag;

d) op een schoolvrije dag;

e) een schoolvakantiedag;

15° opvang op een schooldag: de opvang vóór schooltijd, na schooltijd of op woensdagnamiddag;

16° opvang op een schoolvrije dag: de opvang op een schoolvrije dag of gedurende de schoolvakantie;

17° subsidie voor inkomenstarief voor buitenschoolse opvang: de subsidie voor inkomenstarief, vermeld in artikel 36 tot en met 41 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014;

18° verplichte sluiting: de gedeeltelijke of volledige sluiting van een kinderopvanglocatie of opvanglocatie die een direct gevolg is van een van de volgende situaties:

a) de sluiting is opgelegd in het kader van de bestrijding van de COVID-19-epidemie door één van de volgende maatregelen:

1) een federale maatregel;

2) een Vlaamse maatregel;

3) een maatregel van de provinciegouverneur of de burgemeester als vermeld in artikel 23 van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;

b) een collectieve thuisisolatie van medewerkers en opgevangen kinderen die wordt opgelegd door het agentschap naar aanleiding van hoogrisicocontact of besmetting met het COVID-19-virus in de

kinderopvanglocatie of opvanglocatie.

Art. 2. De subsidies worden toegekend met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20

(3)

december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

HOOFDSTUK 2. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van kinderopvang

Art. 3.Met toepassing van artikel 10, 3°, van het decreet van 20 april 2012 kan het agentschap aan de

organisator van kinderopvang voor baby's en peuters een subsidie toekennen voor de afwezigheidsdagen in de kinderopvanglocatie tijdens de periode dat een doelgroepbeperking of een verplichte sluiting geldt in de [1 maand oktober 2020]1.

Het agentschap kent de subsidie toe als de organisator tijdig een aanvraag indient en voldoet aan al de volgende voorwaarden:

1° de organisator is onderworpen aan een verplichte sluiting van minstens een volledige leefgroep of aan een doelgroepbeperking;

2° de organisator is, rekening houdend met de modaliteiten van de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking, beschikbaar om de dienstverlening voort te zetten voor alle gezinnen die daar nood aan hebben en die niet onder de doelgroepbeperking vallen. De organisator houdt daarvoor alle medewerkers actief;

3° de organisator activeert voor de volledige periode van de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking geen enkel systeem waarbij de medewerkers tijdelijk niet vergoed hoeven te worden. De medewerkers doen ook geen beroep op een financiële tegemoetkoming of vervangingsinkomen van de overheid ten gevolge van de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking. De organisator betaalt de medewerkers voor de kinderopvang verder tijdens de periode van verplichte sluiting of doelgroepbeperking op volgende manier:

a) de organisator betaalt aan de kinderbegeleiders die het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders hebben, in afwijking van artikel 65 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, een kostenvergoeding van 17,50 euro per volledige afwezigheidsdag in de kinderopvanglocatie bij de kinderbegeleider of een herleid bedrag als vermeld in artikel 4, derde lid, van dit besluit;

b) de organisator betaalt aan alle andere medewerkers correcte lonen of vergoedingen, waardoor die medewerkers in staat zijn een gezonde en toekomstgerichte sociaalrechtelijke situatie uit te bouwen in de kinderopvanglocatie;

In afwijking van het bovenstaande kan de organisator uitzonderlijk wel een systeem activeren waardoor de medewerkers niet vergoed hoeven te worden als het noodzakelijk is voor de werking om de niet-beschikbare medewerker te vervangen of als de niet-beschikbare medewerker instaat voor een deel van de werking waarvoor de organisator geen recht heeft op de subsidie;

4° de organisator voldoet aan de maatregelen voor de gezinnen, vermeld in artikel 11 van dit besluit.

---

(1)<BVR 2020-11-13/09, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2020>

Art. 4. De subsidie bedraagt:

1° voor de kinderopvangplaatsen waarvoor de organisator niet hoeft te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013:

a) voor gezinsopvang voor baby's en peuters: 17,50 euro per afwezigheidsdag;

b) voor groepsopvang voor baby's en peuters: 27 euro per afwezigheidsdag;

2° voor de kinderopvangplaatsen van de organisator die groepsopvang voor baby's en peuters met

samenwerkende onthaalouders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of gezinsopvang voor baby's en peuters organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor kinderopvang ontvangt van het agentschap en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013:

a) 20,01 euro per afwezigheidsdag voor de organisator die werkt met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of met kinderbegeleiders in het project werknemersstatuut voor

onthaalouders;

b) 17,50 euro per afwezigheidsdag voor de organisator die niet werkt met kinderbegeleiders in het sociaal statuut van de aangesloten onthaalouders of met kinderbegeleiders in het project werknemersstatuut voor onthaalouders;

3° voor de kinderopvangplaatsen van de organisator die groepsopvang voor baby's en peuters organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor kinderopvang ontvangt van het agentschap en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013: 20 euro per afwezigheidsdag.

In het eerste lid wordt verstaan onder:

1° gezinsopvang voor baby's en peuters: de kinderopvang met een vergunning voor gezinsopvang als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van het decreet van 20 april 2012;

2° groepsopvang voor baby's en peuters: de kinderopvang met een vergunning voor groepsopvang als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van het decreet van 20 april 2012;

3° subsidie voor inkomenstarief voor kinderopvang: de subsidie voor inkomenstarief, vermeld in artikel 1, 17°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

De organisator ontvangt:

1° de volledige subsidie, vermeld in het eerste lid, voor een afwezigheidsdag op een gereserveerde opvangdag die vijf uur of meer duurt;

2° 60% van dat bedrag voor een opvangdag die minder dan vijf uur en minstens drie uur duurt;

(4)

3° 40% voor een opvangdag die minder dan drie uur duurt.

Art. 5. De aanvraag voor de subsidie gebeurt zo snel mogelijk na afloop van de kalendermaand waarin de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking van toepassing waren en uiterlijk 15 januari 2021 volgens de richtlijnen van het agentschap.

De aanvraag wordt ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en waarin de organisator al de volgende informatie bezorgt over de periode van de verplichte sluiting of doelgroepbeperking:

1° de identificatiegegevens van de organisator en de betrokken kinderopvanglocatie;

2° de periode waarvoor de verplichte sluiting of doelgroepbeperking geldt en het aantal plaatsen waarvoor de verplichte sluiting geldt;

3° het aantal en de duur van de afwezigheidsdagen;

4° het aantal en de duur van de aanwezigheidsdagen;

5° de beslissing of de regelgeving die de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking bevat;

6° verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid;

7° de datum en de ondertekening.

Het agentschap betaalt de subsidie uiterlijk op 15 februari 2021, op voorwaarde dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid.

Voor de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van dit besluit, voldoet de organisator aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid van dit besluit, en aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2018 houdende de kinderopvangtoeslag en kleutertoeslag.

Als de organisator niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het derde en het vierde lid, vervalt het recht op subsidie.

Art. 6. Het aantal afwezigheidsdagen dat in aanmerking komt voor de subsidie, vermeld in artikel 4, kan nooit meer bedragen dan het resultaat van volgende berekening: het aantal vergunde kinderopvangplaatsen van de kinderopvanglocatie vermenigvuldigd met het aantal werkdagen in de periode dat de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking geldt, verminderd met het aantal aanwezigheidsdagen van kinderen in die periode.

In het eerste lid wordt verstaan onder werkdag, een dag die geen zaterdag, zondag of één van de tien wettelijke feestdagen is.

HOOFDSTUK 3. - Subsidie ter ondersteuning van de organisatoren van buitenschoolse opvang

Art. 7.Met toepassing van artikel 5, § 2, 2°, a), en artikel 13, § 2, van het decreet van 30 april 2004 kan het agentschap aan de organisator van buitenschoolse opvang een subsidie toekennen voor het verlies aan

ouderbijdragen in de opvanglocatie en om de voorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit, na te leven, tijdens de periode dat een doelgroepbeperking of een verplichte sluiting geldt in de [1 maand oktober 2020]1.

Het agentschap kent de subsidie toe als de organisator tijdig een aanvraag indient en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, tweede lid, van dit besluit.

---

(1)<BVR 2020-11-13/09, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2020>

Art. 8. In geval van een verplichte sluiting bedraagt de subsidie:

1° voor de opvanglocatie van een organisator van buitenschoolse opvang met een erkenning zonder subsidie of met een attest van toezicht:

a) voor opvang op een schooldag: 8,75 euro per openingsdag op een schooldag per plaats voor 80% van de plaatsen die verplicht gesloten zijn;

b) voor opvang op een schoolvrije dag: 17,50 euro per openingsdag op een schoolvrije dag per plaats voor 80% van de plaatsen die verplicht gesloten zijn;

2° voor de opvanglocatie waarvoor een organisator van buitenschoolse opvang de subsidie voor initiatief buitenschoolse opvang, de subsidie voor lokale dienst, de subsidie voor project FCUD buitenschoolse opvang of de subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte ontvangt:

a) voor opvang op een schooldag: 7 euro per openingsdag op een schooldag per plaats voor 80% van de plaatsen die verplicht gesloten zijn;

b) voor opvang op een schoolvrije dag: 14 euro per openingsdag op een schoolvrije dag per plaats voor 80%

van de plaatsen die verplicht gesloten zijn;

3° voor de opvangplaatsen van een organisator van buitenschoolse opvang die groepsopvang voor buitenschoolse kinderen met samenwerkende onthaalouders in het sociaal statuut van de aangesloten

onthaalouders of gezinsopvang voor buitenschoolse kinderen organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor buitenschoolse opvang ontvangt van het agentschap en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013: de bedragen, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van dit besluit;

4° voor de opvangplaatsen van een organisator van buitenschoolse opvang die groepsopvang voor buitenschoolse kinderen organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor buitenschoolse opvang ontvangt: het bedrag, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van dit besluit.

Art. 9. In dit artikel wordt verstaan onder:

(5)

1° gemiddelde duurtijd: de volgende duurtijden, gebaseerd op het gemiddelde in de sector, waarop kinderen opgevangen worden:

a) vóór schooltijd: 1,5 uur;

b) na schooltijd: 3 uur;

c) op woensdagnamiddag: 6 uur;

d) op een schoolvrije dag en een schoolvakantiedag: 11 uur;

2° maximaal beschikbare opvangaanbod: het resultaat van de berekening waarbij per opvangmoment per openingsdag het aantal erkende plaatsen of plaatsen op het attest van toezicht wordt vermenigvuldigd met de gemiddelde duurtijd van het opvangmoment, waarna het resultaat van al die vermenigvuldigingen wordt opgeteld.

In geval van doelgroepbeperking bedraagt de subsidie:

1° voor de organisator van buitenschoolse opvang met een erkenning zonder subsidie van het agentschap of met een attest van toezicht:

a) voor opvang op een schooldag: 8,75 euro per verloren plaats per openingsdag op een schooldag;

b) voor opvang op een schoolvrije dag: 17,50 euro per verloren plaats per openingsdag op een schoolvrije dag;

2° voor de organisator van buitenschoolse opvang die de subsidie voor initiatief buitenschoolse opvang, de subsidie voor lokale dienst, de subsidie voor project FCUD buitenschoolse opvang of de subsidie voor buitenschoolse opvang in een afzonderlijke binnenruimte ontvangt:

a) voor opvang op een schooldag: 7 euro per verloren plaats per openingsdag op een schooldag;

b) voor opvang op een schoolvrije dag: 14 euro per verloren plaats per openingsdag op een schoolvrije dag;

3° voor de opvangplaatsen van een organisator van buitenschoolse opvang die groepsopvang voor buitenschoolse kinderen met samenwerkende onthaalouders in het sociaal statuut van de aangesloten

onthaalouders of gezinsopvang voor buitenschoolse kinderen organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor buitenschoolse opvang ontvangt van het agentschap en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013: de bedragen, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, van dit besluit;

4° voor de opvangplaatsen van een organisator van buitenschoolse opvang die groepsopvang voor buitenschoolse kinderen organiseert en die voor die plaatsen de subsidie voor inkomenstarief voor buitenschoolse opvang ontvangt: het bedrag, vermeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van dit besluit.

Het aantal verloren plaatsen, vermeld in het tweede lid, 1° en 2°, is gebaseerd op het verschil tussen het gerealiseerde aanwezigheidspercentage in de opvanglocatie en een bezetting van 80% van het maximaal beschikbare opvangaanbod van de organisator en wordt berekend op de volgende wijze:

1° het gerealiseerde aanwezigheidspercentage wordt afgetrokken van 80%;

2° het percentage dat het resultaat is van de berekening, vermeld in punt 1°, wordt berekend op het maximaal beschikbare opvangaanbod;

3° per opvangmoment dat de organisator aanbiedt wordt de gemiddelde duurtijd vermenigvuldigd met het aantal openingsdagen voor dat opvangmoment, waarna die resultaten worden opgeteld;

4° het resultaat van de berekening, vermeld in punt 2°, wordt gedeeld door het resultaat van de berekening, vermeld in punt 3°.

Het gerealiseerde aanwezigheidspercentage, vermeld in het derde lid, wordt berekend op de volgende wijze:

1° per opvangmoment wordt het totale aantal effectieve aanwezigheden over de verschillende openingsdagen vermenigvuldigd met de gemiddelde duurtijd van het opvangmoment;

2° de resultaten van de vermenigvuldigingen, vermeld in punt 1°, worden opgeteld;

3° het resultaat van de som, vermeld in punt 2°, wordt gedeeld door het maximaal beschikbare opvangaanbod en vervolgens vermenigvuldigd met 100.

Art. 10. De aanvraag voor de subsidie gebeurt zo snel mogelijk na afloop van de kalendermaand waarin de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking van toepassing waren en uiterlijk op 15 januari 2021 volgens de richtlijnen van het agentschap.

De aanvraag wordt ingediend met het aanvraagformulier dat het agentschap ter beschikking stelt en waarin de organisator al de volgende informatie bezorgt over de periode van de verplichte sluiting of doelgroepbeperking:

1° de identificatiegegevens van de organisator en de betrokken opvanglocatie;

2° de periode waarvoor de verplichte sluiting of doelgroepbeperking geldt en het aantal plaatsen waarvoor de verplichte sluiting geldt;

3° voor de organisator met de subsidie voor inkomenstarief: het aantal en de duur van de afwezigheidsdagen en het aantal en de duur van de aanwezigheidsdagen;

4° voor de organisator zonder de subsidie voor inkomenstarief, in geval van een aanvraag naar aanleiding van doelgroepbeperking:

a) het aantal openingsdagen;

b) het aantal beschikbare plaatsen met erkenning of attest van toezicht per opvangmoment op de openingsdagen;

c) het aantal effectieve aanwezigheden per opvangmoment;

5° voor de organisator zonder de subsidie voor inkomenstarief, in geval van een gedeeltelijke verplichte sluiting:

het aantal openingsdagen en het aantal plaatsen dat onderworpen was aan de verplichte sluiting;

6° de beslissing of de regelgeving die de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking bevat;

7° verklaring op erewoord over het feit dat de organisator voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7;

8° datum en ondertekening.

Het agentschap betaalt de subsidie uiterlijk op 15 februari 2021, op voorwaarde dat de organisator voldoet aan

(6)

de voorwaarden, vermeld in artikel 7. Als de organisator niet voldoet aan de voormelde voorwaarden, vervalt het recht op subsidie.

HOOFDSTUK 4. - Maatregelen voor de gezinnen

Art. 11. In afwijking van de bepalingen in de schriftelijke overeenkomst en het huishoudelijk reglement, vermeld in artikel 34 en 36 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013 en in afwijking van artikel 25 en 27 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en artikel 28 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, betalen de gezinnen niets voor de afwezigheidsdagen van hun kind tijdens de periode van verplichte sluiting van de betrokken leefgroep of van de opvanglocatie of tijdens de periode dat hun kind door de doelgroepbeperking niet naar de opvanglocatie mag gaan.

De organisator die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, trekt tijdens de periode van verplichte sluiting van de betrokken leefgroep of van de opvanglocatie of tijdens de periode dat de doelgroepbeperking voor het kind geldt, de afwezigheidsdagen van het kind niet af van het aantal gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, vermeld in artikel 29 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, waarop een gezin recht heeft op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement.

De organisator die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 tot en met 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, trekt tijdens de periode van verplichte sluiting van de betrokken leefgroep of van de opvanglocatie of tijdens de periode dat de doelgroepbeperking voor het kind geldt, de afwezigheidsdagen van het kind niet af van het aantal dagen waarop een gezin recht heeft op basis van de schriftelijke overeenkomst of het huishoudelijk reglement om het kind afwezig te laten zijn in de opvang zonder dat het gezin ervoor moet betalen.

Art. 12.

<Opgeheven bij BVR 2020-11-13/09, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2020>

HOOFDSTUK 5. - Toezicht en handhaving

Art. 13. Het agentschap en Zorginspectie oefenen toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit.

Het agentschap kan conform artikel 19 tot en met 23 van het decreet van 20 april 2012 bestuurlijke maatregelen opleggen als de organisator van kinderopvang de bepalingen van dit besluit niet naleeft.

Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, vordert het agentschap de subsidie terug als de organisator:

1° de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend;

2° de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend;

3° de controle op de aanwending van de subsidie verhindert.

Als uit toezicht blijkt dat de subsidie een overcompensatie is ten opzichte van de kosten die de organisator heeft ten gevolge van de verplichte sluiting of de doelgroepbeperking, vordert het agentschap die

overcompensatie terug.

HOOFDSTUK 6. - Bezwaarmogelijkheid

Art. 14. De organisator kan uiterlijk dertig kalenderdagen na de kennisgeving van de beslissing tot weigering van de subsidie of een beslissing tot handhaving zoals vermeld in artikel 13, bezwaar aantekenen bij het agentschap met een aangetekende brief.

De termijn van dertig kalenderdagen gaat in vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop het agentschap de beslissing met een aangetekende brief aan de postdiensten overhandigd heeft, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

De aangetekende brief moet de volgende gegevens bevatten:

1° de naam en het ondernemingsnummer van de organisator;

2° de beslissing waartegen bezwaar wordt aangetekend en de motivering van het bezwaar;

3° de datum en de handtekening van de organisator.

Art. 15. Het agentschap stuurt een elektronische ontvangstmelding en beslist over de ontvankelijkheid van het bezwaar uiterlijk tien kalenderdagen na de datum van de ontvangst van het bezwaar.

Art. 16. Het bezwaar is ontvankelijk als het bezwaar aan de volgende voorwaarden voldoet. Het bezwaar:

1° is tijdig en aangetekend aan het agentschap bezorgd;

2° bevat de nodige gegevens, vermeld in artikel 14, derde lid.

Art. 17. Het bezwaar wordt ten gronde behandeld volgens de regels die zijn vastgelegd in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.

Het bezwaar schort de uitvoering van de beslissing niet op.

(7)

HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen

Art. 18. Aan artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 maart 2020 tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het COVID-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de kinderopvang, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2020, wordt de zinsnede "en het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken"

toegevoegd.

Art. 19. In artikel 5, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2020, wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 november 2020".

Art. 20. In artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2020, wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 november 2020".

Art. 21. In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2020, wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 november 2020".

Art. 22. Aan artikel 1, 11°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 april 2020 tot bestrijding van de negatieve gevolgen van het Covid-19 virus voor de gezinnen en de organisatoren in de buitenschoolse opvang, in de opvang van zieke kinderen en in de preventieve gezinsondersteuning wordt de zinsnede "en het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken" toegevoegd.

Art. 23. In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 april 2020 en 15 mei 2020, wordt de datum "1 oktober 2020" vervangen door de datum "1 november 2020".

HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2020, met uitzondering van artikel 12 dat in werking treedt op 1 november 2020.

[1 Artikel 11 houdt op uitwerking te hebben op 31 oktober 2020 en]1 artikel 12 houdt op uitwerking te hebben op 31 januari 2021.

Artikel 18 en 22 hebben uitwerking vanaf 1 juli 2020.

---

(1)<BVR 2020-11-13/09, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2020>

Art. 25. De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer aan het begin en aan het einde van de dag zo weinig kinderen worden opgevangen dat met één beroepskracht- kind-ratio wordt voldaan of wanneer een pedagogisch medewerker

Omdat al onze medewerkers aanwezig zijn op vaste momenten hebben de kinderen altijd met dezelfde pedagogisch medewerkers te maken.. Ook na schooltijd hebben kinderen behoefte

Op buitenschoolse opvang Boerderij de Balije wordt altijd volgens het volgende principe samengevoegd en deze twee groepen zijn dan ook de twee vaste basisgroepen voor het kind:.. -

Eten en drinken is en blijft een plezierige en positieve ervaring op het kindercentrum, waarin er binnen het beleid dat voor alle kinderen geldt, zeker ook gekeken wordt naar

(Zolang de N.V. Federale Participatiemaatschappij de enige aandeelhouder is), moeten de oproepingen, stukken en verslagen die krachtens de gecoördineerde wetten op

Wanneer er geen plek is voor de extra opvang op de eigen basisgroep, dan kan de pedagogisch medewerker bekijken of het op een andere groep wel kan.. Bij uiterste nood kan ook

- 50 uur x het aantal kindercentra: deze uren zijn bovenformatief en mogen breed worden ingezet voor alle beleidsmatige en andere taken die gericht zijn op de verbetering van

Pedagogisch beleidsplan | BSO | versie maart 2021 8 De wenafspraken worden vastgelegd op het formulier ‘Wenbrief voor overgang naar een andere groep SKBNM’, die ouders ontvangen