• No results found

alle certificaten Neemt u een activiteit over, denk dan aan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "alle certificaten Neemt u een activiteit over, denk dan aan"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 28-36

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

INHOUD

p. 1/ Neemt u een activiteit over, denk dan aan alle certificaten

p. 4/ Nieuwe tarieven bij schenking van een onroerend goed in Vlaanderen

p. 7/ De programmawet van 10 augustus 2015 (3) – Investeringsaftrek voor digitale investeringen en andere maatregelen

Neemt u een activiteit over, denk dan aan alle certificaten

In deze bijdrage staan we kort stil bij de certificaten m.b.t. fiscale en sociale zekerheidsschulden die vaak worden gevraagd bij de overdracht van een handels- fonds. Deze certificaten zijn belangrijk voor de over- nemer om te vermijden dat hij hoofdelijk aansprake- lijk is voor fiscale en socialezekerheidsschulden van de overdrager. Hoewel het bestaan van een aantal van deze certificaten relatief goed gekend is, loont het om kort enkele aandachtspunten te herhalen die in de praktijk vaak over het hoofd worden gezien.

1. Voornamelijk bij bepaalde overdrachten van activa

Enerzijds zijn de certificaten voornamelijk nuttig bij overdracht van activa (de zgn. «asset deals»), en in mindere mate bij overdracht van aandelen (de zgn.

«share deals»). Bij een share deal verkoopt een aan- deelhouder aandelen in een vennootschap, zodat de vennootschap en balans van eigenaar wisselen. De vennootschap krijgt nieuwe aandeelhouders, maar de onderliggende onderneming blijft doorgaans de- zelfde. Dit is anders bij een asset deal, waar de ven- nootschap zelf bepaalde activa (en eventueel passiva) overdraagt, zodat slechts bepaalde elementen van de balans overgaan naar de overnemer.

Dit verschil in voorwerp heeft een duidelijke impact op de uitwerking van de verkoop. Bij een overdracht van activa dient men rekening te houden met de re-

gels voor elk afzonderlijk actief.1 Een centrale vraag is dan of ook (en welke) bepaalde passiva mee worden overgedragen. Omdat dit de fiscus treft, geniet die bij asset deals een bijzondere bescherming. Certificaten zijn dan voor de koper dé manier om zich af te scher- men.

Bij een overdracht van aandelen moet men zich ervan bewust zijn dat het hele passief van de vennootschap in principe mee overgaat. Daar tegenover staat dat de overdracht van aandelen in principe zonder verdere formaliteiten verloopt. Omdat de rechten van de fis- cus hier minder bedreigd zijn, geniet hij geen bijzon- dere bescherming. Hier zijn de certificaten nog wel nuttig voor de koper, maar eerder als een bron van informatie.

Anderzijds zijn de certificaten niet relevant bij elke asset deal. Er moet immers sprake zijn van de over- dracht van een handelsfonds, zijnde een geheel van goederen, samengesteld uit elementen die het be- houd van het cliënteel mogelijk maken, en die voor de uitoefening van een beroep worden aangewend.

Het voorwerp van de overdracht bepaalt dan ook of de certificaten nuttig zijn, zoals hierna duidelijk wordt.

De meest eenvoudige asset deal is de overdracht van één concreet goed, zoals de verkoop van een kantoor-

1 Voorbeelden zijn legio: voor de verkoop van een onroerend goed is een authentieke akte vereist, bij overdracht van schuldvorderingen is kennisgeving aan de gecedeerde schuldenaar vereist, verplicht bodemattest bij de overdracht van gronden, …

(2)

meubel. Aan die verkoop komen dus geen certificaten te pas.

Aan het andere uiteinde van het spectrum staat de mogelijkheid een «bedrijfstak»2 of «algemeenheid»

van het vermogen van een vennootschap over te dra- gen.3 Deze twee pistes leunen sterk aan bij de share deal, omdat het uitgangspunt daar is dat zowel de ac- tiva als passiva van een (deel van de) vennootschap worden overgedragen. Contractueel wijkt men hier wel vaak van af, door overeen te komen dat slechts een limitatieve lijst van activa of passiva (niet) wor- den overgedragen Hierbij kan evident cliënteel over- gaan, maar er moet rekening worden gehouden met een bijkomende dimensie.

Een laatste hypothese, is de overdracht van een han- delszaak. Daar zijn de certificaten altijd nodig. Ver- der in deze bijdrage zullen we daarom steeds uitgaan van dit typevoorbeeld. Wat een handelszaak juist is, wordt niet gedefinieerd door de wet. Het is daarom van cruciaal belang om contractueel vast te leggen wat er precies wordt overgedragen. Die contractuele vrijheid maakt de positie van de koper en de verkoper interessant, maar houdt tegelijk een duidelijk risico in voor derden en in het bijzonder voor de betrokken schuldeisers.

2. De fiscale en sociale risico’s voor de overnemer

De overheid is zelf een belangrijke schuldeiser van de meeste ondernemingen. Het is die positie als schuldeiser die in de wetgeving wordt beschermd.

Wat men daarbij wil vermijden is dat een vennoot- schap met fiscale of sociale zekerheidsschulden haar handelsfonds verkoopt, waardoor het volledige on- derpand voor haar schulden verdwijnt. Gelet op de vergaande gevolgen van deze beschermingsregels, dienen zowel overnemer als overdrager bij een over- dracht van een handelsfonds er rekening mee te houden.

De mechanismes die hieronder worden besproken zijn van toepassing op elk type van overdracht. Het gaat dan niet alleen over een overdracht in eigendom, maar bijvoorbeeld ook over een overdracht van het vruchtgebruik. Ook naar voorwerp zijn de mecha- nismes ruim. Er bestaat een analoge regeling voor inkomstenbelastingen4, btw5, socialezekerheidsbij-

2 Een «bedrijfstak» wordt gedefinieerd als een geheel dat op technisch en organisatorisch gebied een autonome activiteit uitoefent en op eigen kracht kan werken (art. 680 W.Venn.).

3 Dit is een zgn. «algemeenheid van goederen» (art. 678 W.Venn.).

4 Artikel 442bis WIB 1992.

5 Art. 93undecies B WBTW.

dragen6 en sinds kort ook alle Vlaamse belasting- schulden7. Verkort verwijzen we hier verder naar als alle «fiscale en sociale schulden».

De meest eenvoudige bescherming van de fiscus en de RSZ-administratie is dat ze in kennis moet wor- den gesteld van de overdracht van het handelsfonds.

Deze kennisgeving gebeurt aan de hand van een voor eensluidend verklaard afschrift van de overeenkomst tussen overdrager en overnemer.

Van zodra de kennisgeving aan de administratie is gebeurd, zijn de fiscale en sociale schulden in twee fasen onderworpen aan een bijzonder regime :

x mei 31 mei 1 juli

Niet-tegenwerpelijkheid Hoofdelijkheid

In een eerste fase is de overdracht van een handels- fonds niet tegenwerpelijk aan de administratie. Deze fase begint bij de kennisgeving en loopt tot het ver- strijken van de daaropvolgende maand. Gedurende deze periode kan de administratie handelen alsof de overdracht nooit is gebeurd en kan zij bijvoorbeeld beslag leggen op de activa van het handelsfonds, zelfs al zijn die ondertussen eigendom van de overnemer.

In een tweede fase is de overnemer van het handels- fonds hoofdelijk aansprakelijk voor de fiscale en so- ciale schulden van de overdrager. De administratie kan dan naar keuze de overdrager of de overnemer aanspreken. Belangrijk is dat deze hoofdelijke aan- sprakelijkheid ook geldt voor schulden die ontstaan in de periode tussen overname en de datum waarop de niet-tegenstelbaarheid t.a.v. van de bevoegde instan- ties verstrijkt.

Deze hoofdelijkheid geldt in theorie zonder beperking in de tijd, maar haar omvang wordt op twee manie- ren beperkt. De aanvang van de hoofdelijkheid geldt in beide gevallen als referentiepunt. Enerzijds is de overnemer slechts aansprakelijk voor de schulden die op dat ogenblik bestaan. Anderzijds is zijn hoofdelij- ke aansprakelijkheid geplafonneerd tot het bedrag dat hij op dat ogenblik al heeft betaald aan de over- drager. Hier wordt vaak op ingespeeld door in een eerste schijf een symbolische euro te betalen, waarna men met het saldo wacht totdat de hoofdelijkheid een aanvang heeft genomen.

6 Artikel 41quinquies RSZ-wet van 27 juni 1969 en artikel 16ter KB nr. 38 inzake sociaal statuut der zelfstandigen van 27 juli 1967 (werknemers).

7 Art. 3.12.1.0.14 Vlaamse Codex Fiscaliteit (meer specifiek gaat het om onroerende voorheffing, leegstandbelasting, BIV, registratiebe- lastingen, …).

(3)

Bovendien is de regeling niet van toepassing als er gebruik wordt gemaakt van de specifieke wettelijke procedure van het Wetboek van Vennootschappen voor de inbreng van bedrijfstak of algemeenheid.

Volgt men deze procedure, dan is de overdracht net als een fusie of splitsing tegenwerpelijk aan schuld- eisers – ook de fiscale en sociale. De overnemer is dan hoe dan ook gehouden de fiscale en sociale schulden te betalen. Let wel : het is alleen bij toepassing van deze (in de praktijk uitzonderlijke) procedure dat het bijzondere regime voor fiscale en sociale schulden vervalt. Verkiest men om geen gebruik te maken van deze procedure, dan is er geen algemene tegenwer- pelijkheid en worden de fiscale en sociale certificaten wel weer relevant.

Ondanks deze beperkingen, kan het kostenplaatje al zeer snel oplopen en loopt de overnemer het risico dat hij uiteindelijk veel meer betaalt dan de prijs voor het handelsfonds. Daarbij komt nog dat de overheid eer- der geneigd zal zijn om de overnemer aan te spreken, aangezien deze vaker over een «gezonder» vermogen zal beschikken dan de nalatige overdrager, die daar- naast ook nog andere schuldeisers heeft.

3. Het nut van de certificaten

De beste garantie voor de overnemer van het handels- fonds om een uitvoering in de eerste maanden, en de hoofdelijke aansprakelijkheid nadien, te vermijden, is de zekerheid dat er bij de overdracht geen fiscale en sociale schulden zijn. In de praktijk vraagt men daarom vóór de overdracht aan de betrokken admi- nistraties om te attesteren dat er op dat ogenblik geen dergelijke schulden zijn. Voegt men deze certificaten vervolgens bij de kennisgeving van de overdracht aan de administratie dan, zijn de genoemde bescher- mingsmechanismes niet van toepassing.

Momenteel bestaan er vijf verschillende certificaten die zo worden uitgereikt :

– het attest voor de inkomstenbelastingen;

– het attest voor de btw;

– het attest voor de werknemers- en werkgeversbij- dragen (RSZ);

– het attest voor de sociale zekerheid voor zelfstandi- gen (RSVZ); en

– het attest voor alle Vlaamse belastingen (concreet : onroerende voorheffing, BIV, leegstandbelasting en registratiebelastingen).

De administratie zal dan een attest uitreiken, waarin staat aangegeven of er schulden zijn op de dag van de aanvraag. De bevoegde administraties zijn ver- plicht het attest te weigeren of uit te reiken binnen een termijn van dertig dagen na de aanvraag. Een daarmee conflicterend probleem is dat de certificaten

maar voor een beperkte periode geldig zijn. Het vergt een zekere ervaring en aanvoelen bij de betrokken administraties om ervoor te zorgen dat alle certifi- caten er zijn en nog geldig zijn op het ogenblik van de overdracht. Administratieve achterstanden en een verschil in snelheid tussen de verschillende adminis- traties maken dit probleem er niet eenvoudiger op.

De eerste drie certificaten zijn in de praktijk relatief goed gekend, maar een klassieke waarschuwing is :

«Denk aan het vierde certificaat». Het vierde certifi- caat (m.b.t. de sociale zekerheidsbijdragen van zelf- standigen) is een vaak voorkomende vergetelheid bij de overdracht van een handelsfonds. Men redeneert immers dat de vennootschap nog nooit een beroep heeft gedaan op zelfstandige dienstverleners en dat het relevante socialezekerheidsregime dan ook niet van toepassing is. De relevante wetgeving toont ech- ter aan dat dit certificaat vaker nodig is dan gedacht.

Een zelfstandige is naar Belgisch recht «ieder na- tuurlijk persoon, die in België een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvan hij niet door een arbeids- overeenkomst of door een statuut verbonden is»8. Wie is aangesteld als ‘mandataris in een vennootschap’

of ‘wie zich met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt’, wordt echter ook vermoed een zelfstandige activiteit uit te oefenen. De vennootschap waarvoor zij optreden is bovendien mee aansprakelijk voor de bijdragen die zij moeten beta- len en naar die bijdragen vergeet een geïnteresseerde overnemer vaak te informeren. Het is voor de bijdra- gen van deze bestuurders en zaakvoerders dat men een vierde attest moet opvragen.

Recent wordt daar steevast een volgende waarschu- wing aan toegevoegd voor het vijfde certificaat. Dit laatste attest dekt alle Vlaamse belastingschulden en is nog niet zo lang geleden ingevoerd. Reden hiervoor is de bevoegdheidsoverdracht van federaal niveau naar regionaal niveau m.b.t. de onroerende voorhef- fing, registratiebelastingen en BIV. Ook dit attest is minder goed ingeburgerd en wordt soms over het hoofd gezien.

Ten slotte is het belangrijk dat men het juiste attest heeft voor de bijhorende schuld. De administraties aanvaarden immers enkel het «officiële attest» voor de schulden waarvoor zij bevoegd zijn. Het attest voor de fiscale schulden van de federale overheid zal bij- voorbeeld niet als bewijs aanvaard worden door de Vlaamse administratie. Ook andere attesten, brieven of documenten die zouden bewijzen dat er geen schul- den zijn, worden niet aanvaard.

8 Art. 3, § 1 KB nr. 38 inzake sociaal statuut der zelfstandigen van 27 juli 1967.

(4)

4. Het belang van een goede overeenkomst

Uit al deze regels en tips, blijkt het belang van een grondige due diligence bij overname van een handels- fonds – met de hulp van een economische beroepsbe- oefenaar – en de doordachte opmaak van de uitein- delijke overeenkomst – met de hulp van een jurist of advocaat die bedreven is in de materie.

Zo is men zo goed als mogelijk op de hoogte van het bestaan van fiscale of sociale zekerheidsschulden. Zijn die er, dan is het belangrijk hen te ondervangen in de overeenkomst. Beweert de overdrager geen schul- den te hebben, moet er een verklaring in die zin (met bijhorende garanties en zekerheden) worden opgeno- men in de overeenkomst.

De overdrager aan de andere kant kan voorstellen om een clausule op te nemen die stelt dat de overnemer de mogelijkheid heeft gehad om een grondige due

diligence door te voeren. De mogelijkheden voor de overnemer om na de overdracht nog een schadever- goeding te vragen, kunnen daarop drastisch worden ingeperkt.

Wat betreft de certificaten zelf zal het belangrijk zijn om duidelijk te communiceren tussen partijen wie de nodige certificaten aanvraagt. Vaak gebeurt dit door de overdrager, die daarmee de waarde van zijn han- delsfonds probeert op te krikken, maar de overnemer kan ook voorstellen zelf de certificaten aan te vragen.

Als hij een certificaat kan voorleggen is dat uiteraard in zijn voordeel, maar men vermijdt best dat het be- komen van een certificaat wordt opgenomen als een uitdrukkelijke verbintenis. Dit alles wordt best bij aanvang van de onderhandelingen contractueel vast- gelegd.

Gwen BEVERS, Joost VAN RIEL en Wout DE COCK Advocaten verbonden aan het kantoor Schoups

Nieuwe tarieven bij schenking van een onroerend goed in Vlaanderen

Inleiding

Recent heeft de Vlaamse regering een akkoord bereikt over de nieuwe tarieven die verschuldigd zullen zijn bij het schenken van een onroerend goed vanaf 1 juli 2015 (decreet van 3  juli 2015 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2015, BS 15 juli 2015).

De huidige schenkingstarieven, die in bepaalde ge- vallen oplopen tot 80 %, werden door minister Turtel- boom omschreven als «bijna onteigening».

De tarieven werden dan ook fors verminderd teneinde schenkingen van onroerend goed in Vlaanderen te stimuleren.

Op wie is de schenkbelasting van toepassing ?

Wanneer het gaat om een rijksinwoner is de kwalifi- catie van de persoon bepalend : gedurende de 5 jaar voorafgaand aan de schenking moet hij (de schenker) het langst in Vlaanderen hebben gewoond.

Gaat het om een niet-rijksinwoner dan is de kwalifi- catie van het onroerend goed bepalend : het goed moet gelegen zijn in Vlaanderen.

De nieuwe regeling

Wat blijft behouden ?

– Het tarief blijft afhankelijk van de graad van ver- wantschap tussen de schenker en de begiftigde.

– Het tarief stijgt nog steeds progressief en hangt af van de waarde van het onroerend goed.

– Het progressievoorbehoud wordt in stand gehou- den zodat voor de bepaling van de tarieven reke- ning wordt gehouden met de schenkingen die binnen de drie jaar hebben plaatsgevonden tussen dezelfde personen.

Wat wordt gewijzigd ?

De Vlaamse Regering heeft de ganse regeling op drie punten gewijzigd en vereenvoudigd :

– De tarieven zijn verlaagd.

– Er zijn maar 2 tariefcategorieën meer.

– Het aantal tariefschijven is verminderd.

(5)

Opgelet : U heeft zelf de keuze om te kiezen voor deze nieuwe tarieven of voor het verminderd tarief indien het gaat om de schenking van een bouwgrond. Af- hankelijk van de graad van verwantschap en de waar- de van de bouwgrond kan in het ene geval het nieuwe tarief voordeliger zijn en in het andere geval het ver- minderd tarief.

Noteer dat de schenkbelasting wordt berekend per schenker en per begiftigde. De nieuwe tarieven zien er voor het Vlaamse Gewest als volgt uit :

Vlaams Gewest Gedeelte van de

schenking (in € per

begiftigde) Tarief

Rechte lijn en

tussen partners Alle anderen

0 tot 150 000 3 % 10 %

150 000 tot 250 000 9 % 20 %

250 000 tot 450 000 18 % 30 %

Boven 450 000 27 % 40 %

Tarief voor de schenking van gebouwen die onderworpen zijn aan een

energetische renovatie of gebouwen met conformiteitsattest die verhuurd worden

De Vlaamse Regering heeft ook actief ingezet op ver- groening en op milieu.

In dat kader heeft zij een verminderd tarief ingesteld voor energievriendelijke woningen. In tegenstelling tot de algemene regeling (woonplaats schenker) zoals hoger beschreven, moet het onroerend goed hier wel in het Vlaams Gewest gelegen zijn.

De idee is dat op die manier een deel van de investe- ring van de energievriendelijke renovatie kan wor- den terug gewonnen via het verlaagde tarief.

Deze werken dienen dan wel binnen een periode van 5 jaar na de schenking uitgevoerd te worden door een geregistreerd aannemer en dienen minstens 10  000 euro te bedragen exclusief btw wat dient bewezen te worden aan de hand van de facturen.

Ook voor huurwoningen die een conformiteitsattest kunnen voorleggen en die verhuurd worden voor een duurtijd van minstens 9 jaar zullen deze verlaagde tarieven gelden. Ook hier moet het onroerende goed in het Vlaamse Gewest gelegen zijn.

In dat geval moet de begiftigde binnen de 3 jaar dit attest bekomen en een geregistreerde huurovereen- komst afsluiten.

Opmerking : het is mogelijk dat de schenker zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden. In dat geval volstaat een huurovereenkomst afgesloten door de schenker die voldoet aan bovenvermelde voorwaar- den.

Wordt de huurovereenkomst voortijdig beëindigd (wat bij de Vlaamse Belastingdienst dient gemeld te worden), dan heeft u als verhuurder 6 maanden de tijd om een nieuwe huurovereenkomst af te sluiten en alzo toch nog uw 9 jaar te halen.

Noteer ook dat het verlaagd tarief wordt bekomen door een teruggave.

Het verlaagd tarief ziet er als volgt uit :

Vlaams Gewest Gedeelte van de

schenking (in € per

begiftigde Tarief

Rechte lijn en

tussen partners Alle anderen

0 tot 150 000 3 % 9 %

150 000 tot 250 000 6 % 17 %

250 000 tot 450 000 12 % 24 %

Boven 450 000 18 % 31 %

Abattement gehandicapte personen

Ten slotte is er ook een vrijstelling voorzien voor ge- handicapte erfgenamen.

Het bedrag van de vrijstelling voor gehandicapte erf- genamen wordt bepaald door zijn leeftijd en door de tariefcategorie van rechtverkrijgenden waarvan hij deel uitmaakt. De vrijstelling hangt niet af van het erfdeel en wordt «aan de voet van het tarief» toege- past, dus eerst op de laagste schijven.

Hat abattement wordt als volgt berekend :

– rechte lijn : € 3 000 x cijfer aangeduid volgens de leeftijd van de begunstigde;

– buiten rechte lijn : € 1 000 x cijfer aangeduid vol- gens de leeftijd van de begunstigde.

(6)

Bepaling van het cijfer

cijfer Leeftijd begunstigde

18 ≤ 20

17 > 20 – 30

16 > 30 – 40

14 > 40 – 50

13 > 50– 55

11 > 55 – 60

9,5 > 60 – 65

8 > 65 – 70

6 > 70 – 75

4 > 75 – 80

2 > 80

Het abattement wordt enkel toegekend in geval van onroerende schenking en is éénmalig tussen eenzelf- de schenker en eenzelfde begunstigde.

Vergelijking met de andere gewesten

Het is duidelijk dat Vlaanderen met deze regeling het voortouw neemt in België omtrent de vereenvoudi- ging en betaalbaarheid van de schenkingsbelasting op onroerend goed.

Wanneer we vergelijking maken met de andere ge- westen dan vallen volgende zaken ons op :

Vlaanderen Brussel Wallonië

Aantal categorieën 2 4 4

Totaal aantal tariefschijven 8 21 24 Maximum tarief

– rechte lijn – broers/zussen en

halfbroers/halfzussen – ooms/tantes en

neven/nichten – andere personen

27 % 40 % 40 % 40 %

30 % 65 % 70 % 80 %

30 % 65 % 70 % 80 %

We zien dus dat, zeker wat de maximumtarieven be- treft, de verschillen heel erg uit elkaar lopen en het voor een Brussels of Waals rijksinwoner de moeite begint te lonen om te overwegen naar Vlaanderen te verhuizen indien hij een belangrijk vermogen aan on- roerend goed wenst te schenken.

Vergelijking met de successierechten

Het is duidelijk dat deze nieuwe tarieven ook voor de planner een nieuw en belangrijk gegeven worden.

Kijken we even naar het verschil tussen de schenkbe- lasting en de successierechten.

Schenkbelasting Successiebelasting

Rechte lijn Andere Rechte lijn Broers en zussen Andere

0 – 50 000 3 % 10 % 3 % 30 % 45 %

50 000 -75 000 3 % 10 % 9 % 30 % 45 %

75 000 – 125 000 3 % 10 % 9 % 55 % 55 %

125 000 – 150 000 3 % 10 % 9 % 65 % 65 %

150 000 – 250 000 9 % 20 % 9 % 65 % 65 %

250 000 – 450 000 18 % 30 % 27 % 65 % 65 %

Meer dan 450 000 27 % 40 % 27 % 65 % 65 %

Deze tabel toont duidelijk aan dat schenken van on- roerend goed altijd veel goedkoper zal zijn dan later vererven.

Besluit

Deze wetswijziging kan alleen maar toegejuicht wor- den. Naast de eenvoud van toepassing die ze met zich meebrengt, wordt ze ook niet meer aangevoeld als een regelrechte inbeslagname van een deel van uw vermo- gen, zeker als u wenst te schenken buiten de rechte lijn.

Het is ook duidelijk dat het verschil met de andere gewesten enorm oploopt waardoor fiscale shopping naar Vlaanderen zeker overwogen zal worden door

Brusselaars en inwoners van het Waalse Gewest met een belangrijk onroerend vermogen.

Wat Vlaanderen betreft zal het zeker voor de collega’s onder ons, die met successie- en vermogensplanning bezig zijn, interessant zijn om ook de oefening van de schenking versus legateren te bekijken in het kader van een familiale planning.

Wij vermoeden dan ook een belangrijke revival van de schenking van blote eigendom met voorbehoud van vruchtgebruik.

Rudi MATTHEUS Erkend boekhouder-fiscalist BIBF AXIS Finance

(7)

De programmawet van 10 augustus 2015 (3) – Investeringsaftrek voor digitale

investeringen en andere maatregelen

In dit derde artikel over de programmawet van 10 au- gustus 2015 (BS 18 augustus 2015) bespreken we de investeringsaftrek voor digitale investeringen en de wijzigingen inzake de werkbonus, intercommunales en de belastingvermindering voor pensioenen en ver- vangingsinkomsten. De zgn. kaaimantaks en karaat- taks en de wijzigingen aan de fiscale aftrekposten voor banken en verzekeringsondernemingen komen niet aan bod, omdat die voor de doorsnee boekhoudpraktijk niet of slechts heel uitzonderlijk relevant zullen zijn.

De investeringsaftrek voor bepaalde digitale investeringen

Verhoogde investeringsaftrek voor eenmanszaken en vennootschappen

Er wordt een nieuwe verhoogde eenmalige1 investe- ringsaftrek ingevoerd, voor vennootschappen die klein zijn volgens de criteria van art. 15 W.Venn. (art. 201, nieuw tiende lid WIB 1992), en natuurlijke personen die op overeenkomstige wijze aan die criteria beant- woorden, voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de activa zijn verkregen of tot stand gebracht (art. 69, § 1, laatste lid WIB 1992).

Voorwaarden inzake de investeringen

De investeringsaftrek is mogelijk voor digitale vaste activa die dienen voor de integratie en de exploitatie van digitale betalings- en factureringssystemen en de systemen die dienen voor de beveiliging van informa- tie- en communicatietechnologie (art. 69, § 1, eerste lid, 2° f) WIB 1992).

Een verdere invulling van de aard van de activa die voor de aftrek in aanmerking komen en de kenmer- ken waaraan die activa moeten voldoen, zal gebeuren in een koninklijk besluit dat bij wet bekrachtigd zal worden (art. 77, nieuw eerste en tweede lid WIB 1992).

Tarief

Het tarief is zoals voor de meeste andere verhoogde investeringsaftrekken gelijk aan het tarief van de ge-

1 Niet gespreid.

wone investeringsaftrek2 plus 10 procentpunten, d.i.

13,5 % voor het aanslagjaar 2016.

Inwerkingtreding

Aanslagjaar 2016

Wijzigingen fiscale werkbonus

Historiek

Het belastingkrediet voor lage lonen of ‘fiscale werk- bonus’ is een fiscale korting die bestaat uit een per- centage van de werkbonus inzake RSZ-bijdragen of

‘sociale werkbonus’. De regeling werd de laatste jaren al een aantal keren gewijzigd. De regering-Di Rupo had eerst beslist om het percentage van het belasting- krediet geleidelijk te verhogen en de regering-Michel heeft dan met de programmawet van 19  december 2014 wijzigingen aangebracht aan de timing van de inwerkingtreding. Na de laatste wijziging bedroeg de fiscale werkbonus 14,40% van de sociale werkbonus, met een maximum van 200 euro, en die zou vanaf 1 januari 2016 stijgen tot 25,91% met een maximum van 360 euro en vanaf 1 januari 2019 tot 31,66% met een maximum van 440 euro.

Wijzigingen

Nu werd het volgende beslist (gewijzigd art. 289ter/1 WIB 1992) :

– Sinds 1 augustus 2015 is het percentage verhoogd tot 17,81 % met een maximum van 235 euro (geïn- dexeerd voor het aanslagjaar 2016 is dat 310 euro).

– Op 1  januari 2016 zal het percentage stijgen tot 28,03 % met een maximum van 420 euro (nog te indexeren).

– Op 1  januari 2019 zal het percentage stijgen tot 33,14 % met een maximum van 500 euro (nog te indexeren).

Inwerkingtreding

1 augustus 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2019

2 We bedoelen de permanente gewone investeringsaftrek in de perso- nenbelasting (art. 69, § 1, eerste lid, 1° WIB 1992 ) en niet de tijdelij- ke gewone investeringsaftrek in de vennootschapsbelasting (art. 201, tweede tot zevende lid WIB 1992), waarvan het tarief 4% bedraagt.

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoor- delijke uitgever : Mirjam VERMAUT, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.

be. Redactie : Mirjam VERMAUT, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Frédéric DELRUE, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met Wolters Kluwer – www.wolterskluwer.be

Intercommunales

Wijziging programmawet van 19 december 2014

De regering-Michel heeft met haar eerste program- mawet van 19 december 2014 een aantal wijzigingen aangebracht aan het fiscale stelsel voor intercommu- nales3. Met ingang van het aanslagjaar 2015, voor boekjaren die ten vroegste op 1  juli 2015 zijn afge- sloten, zijn intercommunales4 niet meer automatisch onderworpen aan de rechtspersonenbelasting en uit- gesloten van de vennootschapsbelasting.

Tegelijk werden met de programmawet van eind 2014 een aantal regels inzake door intercommunales toe- gekende of ontvangen dividenden gewijzigd, en werd een regeling voorzien voor de overgang door inter- communales van de rechtspersonenbelasting naar de vennootschapsbelasting.

Wijzigingen

De regering komt nu voor een deel terug op de wijzi- gingen van eind vorig jaar.

Ten eerste zijn sommige intercommunales voortaan toch weer automatisch onderworpen aan de rechts- personenbelasting en dus uitgesloten van de ven- nootschapsbelasting, nl. intercommunales die een ziekenhuis uitbaten, of een instelling die oorlogs- slachtoffers, mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaat (art. 180, 1e lid, 1° WIB 1992).

Voor de dividenden die vennootschappen ontvangen van dergelijke intercommunales gelden opnieuw uit- zonderingen op de voorwaarden voor de dbi-aftrek (wijziging art. 202, § 2, derde lid, 2° en art. 203, § 2, eerste lid WIB 1992), terwijl de intercommunales zelf op de uitgekeerde dividenden (opnieuw) 25 % belasting moeten betalen (heringevoerd art. 224 WIB 1992).

3 Zie F. Vanden Heede, ‘De programmawet van 19 december 2014’, in Pacioli, 2015, nr. 398, p. 4-5.

4 In de ruime zin van het woord, d.w.z. intercommunales beheerst door de wet van 22 december 1986 plus samenwerkingsverbanden en projectverenigingen.

Ten tweede worden voor intercommunales die wel naar de vennootschapsbelasting moeten overgaan, de regels inzake die overgang versoepeld (wijziging art. 26 programmawet van 19  december 2014). Het meest opvallende is de wijziging inzake de voorheen gereserveerde winsten. Volgens de programmawet van eind 2014 waren die maar vrijgesteld van ven- nootschapsbelasting zolang ze op een onaantastbare rekening waren geboekt, of m.a.w. moesten die nog aan de vennootschapsbelasting worden onderworpen wanneer ze in het resultaat werden opgenomen, ten laatste bij de vereffening. Voortaan worden deze re- serves echter als definitief belast beschouwd, ook als ze niet (langer) op een onaantastbare rekening wor- den geboekt, en zal er dus geen vennootschapsbelas- ting meer op verschuldigd zijn.

Inwerkingtreding

Aanslagjaar 2015 en toepasselijk op de boekjaren die ten vroegste op 1 augustus 2015 worden afgesloten, en wat de regels betreft inzake de dbi-aftrek, voor di- videnden die de intercommunales verlenen of toeken- nen voor hun boekjaren afgesloten ten vroegste op 1 augustus 2015.

Belastingvermindering voor pensi- oenen of vervangingsinkomsten

Pensioenen of vervangingsinkomsten worden bene- den bepaalde maxima niet belast. Worden die maxima overschreden, dan heeft de genieter recht op een belas- tingvermindering. Die belastingvermindering wordt nu verhoogd met 9 % voor belastingplichtigen waarvan het totale netto-inkomen uitsluitend bestaat uit pensi- oenen of vervangingsinkomsten (art. 154, nieuwe § 4, WIB 1992). Hiermee wil de regering vermijden dat de verhoging van sommige pensioenen, die onlangs door de sociale partners werd overeengekomen, teniet zou worden gedaan door extra personenbelasting die op de verhoging betaald zou moeten worden.

Inwerkingtreding

Aanslagjaar 2016

Felix VANDEN HEEDE Fiscaal jurist

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van uw aanvraag van 26 maart 2014, om een aanvullende uitkering op grond van artikel 12 van de FInanciële-verhoudingswet voor het jaar 2015, uw reactie op het

Op 25 april 2014 gaf de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring aan het voorontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de

Dit loopt prima. Er zijn voor nu voldoende buddy’s om te koppelen aan nieuwe leden. Er zijn nog niet heel veel nieuwe leden bijgekomen. Er zijn dus weinig mensen om te koppelen. We

Beloning voor behalen onderwijseenheden Met een edubadge tonen studenten of werkenden aan dat ze bepaalde kennis en vaardigheden hebben opgedaan in het regulier

Onderwerp Lokaal vastleggen arbeidsvoorwaarden CAR-UWO Besluit Het college besluit:.. de CAR-UWO te wijzigen conform het bepaalde in de LOGA ledenbrief in verband met

regeling gewijzigd; verlenging niet

De scholen binnen een regionaal Samenwerkingsverband (SWV) hebben een zorgplicht 1 voor kinderen en jongeren die vanaf 1 augustus 2014 bij hen worden aangemeld. Het schoolbestuur

De raad heeft op 30 oktober 2014 besloten om de grondprijzen voor 2015 niet te verhogen en de dotaties voor de reserves kunst- en cultuur, landschapsontwikkeling, monumentenbe-