• No results found

Klein getuigenis, groot gevolg. Laatste zondag voor veertigdagentijd 14 februari 2021, Havenkerk Sassenheim

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Klein getuigenis, groot gevolg. Laatste zondag voor veertigdagentijd 14 februari 2021, Havenkerk Sassenheim"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Klein getuigenis, groot gevolg Laatste zondag voor veertigdagentijd 14 februari 2021, Havenkerk Sassenheim Uit de vroege profeten: 2 Koningen 5:1-27 (BGT)

Dat heb je nu, als je behept bent met geldzucht en status, dan raak je geïsoleerd, net als melaatsen. En het is inderdaad nog besmettelijk ook. Het vraagt discipline, om niet te vallen voor het gevoel, had ik maar, was ik maar, had ik maar meer geld, was ik maar rijker, had ik maar meer armslag. En het is nooit genoeg. Denk dat maar niet. Belachelijk hoe de ongelijkheden in de wereld wat dat betreft totaal uit de hand lopen. Die

knecht van de man Gods bezweek. Hij dacht: een kerstboom met ballen, die moet je strippen, wij leven maar van de geef, hier als kerk, en als medewerkers van de kerk, je moet wel een graantje zien mee te pikken. En die grote generaal, hij mag blij zijn dat hij gaaf naar zijn land terugkeert. Die man ligt geen nacht wakker van een miljoentje meer of minder.

Maar de man Gods was onverbiddelijk: kinderen van God zijn genezen van de geldzucht, Gehazi, dus hoe kun je dit nou doen? We gaan als kerk toch geen rekeningen sturen voor het uitdelen van Gods goedheid. We gaan toch niet cashen omdat we voor iemand gezorgd hebben, omdat we iemand getroost hebben of aan het denken gezet. We gaan toch als mensen van de Gods gemeente niet tot eer en glorie van onszelf zinloze dure spullen aanschaffen, alleen maar om zogenaamd lekker luxe te kunnen leven of om indruk te kunnen maken. Kijk eens, kwaliteit kost soms geld, zeker, ook in de kerk en ook in het Koninkrijk van God, maar er is nog nooit iemand noch een kerk armer geworden van het uitdelen van Gods goedheid, om niet, pro Deo.

(2)

Het is oorlog in Syrië en omgeving. Dat komt wel vaker voor.

En waar gaat bij oorlog dan altijd om? Om het veroveren van de macht in oude of nieuwe gebieden, zodat je ze kunt

gebruiken, voor het uitbouwen en het beschermen van luxe leventjes, let maar op. Om het niet willen delen van de

schatten der aarde met al wie er woont, maar ze juist toe te eigenen. We hebben daar zelf als zogenaamde oudere

christelijke naties van het verleden, zeg maar Europa en Noord Amerika, echt geen brandschoon verleden in, en zelfs geen brandschoon heden. Integendeel.

En wat gebeurt er in oorlogen. Ze pakken altijd de zwakste, om hun lusten of frustraties op bot te vieren. Vrouwen en kinderen eerst, zeggen ze heel charmant, als een zinkend schip verlaten moet worden. Maar dat geldt kennelijk ook als er verkracht, misbruikt en ontvoerd moet worden. ‘Ons lichaam, jullie slagveld’, schreef pas een vrouwelijke oorlogsjournalist een boek over de praktijk van verkrachtingen in oorlogstijd. Er lijkt maar weinig te veranderen. Nu geen Yezidimeisje of een meisje uit Nigeria, maar een meisje uit Samaria.

In de oorlog worden sommigen groot. Ze krijgen lintjes voor hun heldhaftig optreden. De Marco Kroons van het strijdtoneel.

Het is gewoon een job, het is een respectabele professie.

Veiligheidsdiensten. Ons leger, onze strijdkrachten, onze politie, onze brandweer, onze hulpdiensten. Zij wagen hun

levens, voor onze veiligheid. Ze zetten zich in, in een wereld vol geweld. En het is ook zo. De overheid draagt het zwaard niet tevergeefs. Ook de messiaanse koning, ook een democratische overheid heeft effectieve middelen nodig, om de zwakken te beschermen, de gewone mensen die normaal willen leven en om de geweldenaars, de maffiosi, de krachtpatsers en de bozen te weerstaan.

Maar dan moeten er vaak ook parades komen, om eer te betonen, om trots te kunnen zijn. In Damascus, in Ankara, in Moskou, in Pyongyang, in Washington. Waar zou zoiets

(3)

eigenlijk in Nederland kunnen, zo’n soldatenoptocht met

wapentuig? Wij hebben niet zo’n Champs d’Elyssee. Maar waar is het sowieso voor nodig? Doe gewoon je werk. We doen toch ook geen parades met supermarktpersoneel, leraren en

zorgmedewerkers, boeren, of buschauffeurs?

Ik zag hem staan, naast jullie koning. Daar in Damascus. Een topveteraan. Met al zijn onderscheidingen. Geweldige kerel, kan niet anders zeggen. Het hele land is verliefd op hem. Zijn

manschappen, maar ook al hun vrouwen. Toen ze de parade afnamen. Daar in Damascus. Zag ik ze staan. Want als het voorbij is en je hebt wat te vieren, dan moet je het ook vieren, zeggen ze. Een gevierd man.

Ze zeggen wel eens dat ze dezelfde soort persoonlijkheids- structuur hebben: topgeneraals, captains of industry en bazen van de maffia. Hard, angstloos, sociaal en charmant. Nou, ik weet het niet. Wat is angstloos eigenlijk? Je kunt nog zo’n grote jongen zijn. Ik ben maar een klein meisje. Uit Samaria. Maar wat is eigenlijk zwak, wat is sterk?

Doodsbang was ik, toen ze kwamen. Het enige wat ik kon was honderd keer bidden tot God. Ik dacht, is God er wel in de oorlog, is God wel in de overlevingsstrijd van dit leven?

Moderne mensen denken vaak, dat zij pas de eersten zijn die twijfelen aan God. Zou het echt? En tegelijk, mijn ouders, mijn vader, mijn moeder: ze hadden verteld van de honger, van de armoede, van het overleven, en van de man Gods. Daar was iemand gekomen uit Baäl-Salisa, die had in zijn tas een paar broden en wat gerst. Nee, twee vissen had hij niet, en toen had de man Gods gezegd: geef het volk te eten. Maar toen had zijn assistent gezegd - hij kan goed rekenen, die assistent, het was een echte econoom en een realist -: hoe kan dat nou, met maar een paar broden en wat gerst in de tas. Dat is toch geen economische basis om sociaal te kunnen zijn, zei onze

rekenaar. Het moet wel eerst verdiend worden voor je aan delen kunt denken.

(4)

Maar de man Gods had gezegd: begin nu maar met delen. Dan zien we wel hoever we komen. En toen hadden ze allemaal gegeten, en nog overgehouden ook. Dat was de man Gods. Hij deelde en toen konden de mensen eten, en er was over. Het leek wel op Jezus. Het leek wel het Koninkrijk van God.

Of toen ze op een keer een giftige soep hadden. De één na de ander gaat dood, door gebrek aan hygiëne, door voedseltekort, door stomme infecties en ziektes, de één geeft een vermogen uit aan geavanceerde zorg, alle miljarden voor ons vaccin, en de ander heeft aan 10 euro en een beetje goede zorg al

genoeg, om niet zijn hele leven vergroeid te raken of blind te worden. Hoezo de vaccins ook nu al delen met Afrika? En toen gooide hij wat in de pot, meel dacht mijn vader, en toen

werden ze allemaal beter. Hij heelde hen, hij genas hen. De man Gods. Het leek wel op Jezus. Het leek wel op het

Koninkrijk van God.

Ze hebben toen de hele avond gezongen en gedanst, vertelde mijn vader. Gewoon uit liefde voor het leven, uit dankbaarheid tot God. Zonder gekkigheid van drank of drugs, gewoon de hele nacht gedanst en gezongen, uit liefde voor het leven, blij dat ze werden gezien, dat ze er toe deden, dat de man Gods liet

merken: jullie zijn gewone mensen, maar voor God buiten- gewoon. Iedereen van jullie!

Mijn vader en mijn moeder, ze zijn vermoord. Ik was

doodsbang toen ze me meenamen. Waar is nu het Koninkrijk van God?

En toch: ik draag het geheim van vader en moeder in mijn hart. Wat is eigenlijk sterk, wat is zwak? Zij geloofden in God.

Zij kenden de man Gods. Zij wisten van het verhaal en van het verbond. Zij waren levensbeschouwelijk weerbaar. Ook toen het er op aan kwam. Omgaan met de tragedie, kijken in het duister. Niet angstloos, zeker niet, maar ze liepen er ook niet voor weg. Ze trotseerden het. Want ze putten moed uit

(5)

beloften, ze verlaten zich op een verbond. Met mijn God spring ik over een muur. Zeker, dat waren mijn vader en mijn

moeder. Tss, schoften, die Syriers, die Arameërs, die hen doodstaken.

Mevrouw-hier, die is anders. Ik dacht, natuurlijk dacht ik dat, verrek maar vieze Syrische generaal. Ga maar lekker dood, je verdiende loon. Mooie buitenkant, prima banksaldo, veel

respect, prachtig landhuis, ja hier kun je de sociale werkgever uithangen, terwijl je soldaten het vuile werk opknappen en er ook zelf nog eens een schepje boven op doen, maar toen was hij opeens ziek. Onaanraakbaar. Melaats. Mevrouw huilde in de slaapkamer toen ik de bedden moest opmaken. En mevrouw stortte haar hart uit.

Dit was het einde. Ook grote mannen worden geveld, ook

krachtige vrouwen worden klein. Je denkt dat je heel wat bent, met al je versierselen op je borst, maar wat zijn we nu

helemaal? Wat onze trots was, het is moeite en leed, want het gaat snel voorbij, en wij vliegen heen (Psalm 90: 10b).

Toplady of dienstmeid, het maakt geen bal uit. Veldmaarschalk of kanonnenvlees: je komt allemaal aan de beurt. En ik dacht:

nou zijn jullie aan de beurt. Net goed.

Maar een stemmetje zei: Zabeth: wees blij in de hoop, meissie, je bent er nog, God heeft je gespaard, en niet voor niets heeft Hij je hier gebracht, wees geduldig in de verdrukking,

volhardend in het gebed, zegen wie jou vervolgen, meis, zegen en vervloek niet, heb je vijanden lief. Al die mensen op je

levenspad die jou iets hebben aangedaan, die jou dwars zaten, die jou in de steek lieten, die jou benadeelden, die jou

uitscholden of jou van iets betichtten wat nergens op sloeg, die op jou neerkeken: kun je ze ook vergeven? En u, zou u dat kunnen, en jij?

Het was geen stemmetje meer. Het was dè Stem. Het Woord van God, vlees geworden eens – later - in Jezus. En het zei:

(6)

vergeld geen kwaad met kwaad, Zaabje, maar heb het goede voor met alle mensen. Wreek je zelf niet, lieve kind, maar indien je vijand honger heeft, geef hem of haar te eten, indien hij dorst heeft, geef hem of haar te drinken, en als hij ziek is, wijs hem of haar de weg naar genezing, als hij of zij gebroken is, wijs hem of haar de weg naar heling.

Ik geloof niet dat hij er in geloofde, maar hij deed het voor zijn vrouw. Maar ja, er was ook eigenlijk niks meer over. Er zijn beschadigingen in het leven, daar kunnen mensen jou niet bij helpen. En als je niks te verliezen hebt, ach ja, wat dan?

Nou ja, ze vertelde, toen hij terug was, dat het toch nog wel een hele poppenkast was geworden. En dat hij het geweigerd had om van zijn paard te komen en zich uit te kleden, zich

bloot te geven, kwetsbaar te worden. Zo makkelijk accepteer je die veilige ruimte bij God nou ook weer niet, kennelijk. Om daar als arme zondaar of bedelaar van Gods genade alleen te leven. Hoe moeilijk is het dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat, is dat niet een woord van Jezus? Zo makkelijk laten we ons niet afschminken.

Maar, zo zeiden gelukkig een paar kadetten, Zabeth, zo

vertelde mevrouw: ze zeiden: meneer Naäman, u bent als een vader voor ons, als die man Gods nu hele ingewikkelde rituelen had gevraagd, of hele dure zalven of dagenlange sessies,

gekoppeld aan een supergepeperde rekening, dan had u het gedaan. Want mensen hebben alles over voor hun gezondheid en leven, zo lijkt het. Maar nu vraagt hij alleen een doop in het water van de Jordaan, en u haalt u neus er voor op. Meneer Naäman, die koning hier in Samaria, die was doodsbang, die zou de hele wereld op zijn kop hebben gezet, om u te helpen, nee, niet om u te willen helpen, maar om zijn eigen vege lijf te willen redden, want hij was doodsbang voor vergelding als hij niet zou zorgen dat u heelhuids in Damascus zou terugkomen.

Maar deze man Gods, deze Elisa, heeft daar niks van. Hij komt

(7)

niet eens aan de deur. Hij straalt een ongekende soevereiniteit, vrijheid uit. Hij is niet bang. Hij hoeft u niet te helpen, en toch doet hij het. Zegt dat misschien iets over de God die hij en dat meisje bij u thuis dienen en vereren? Een God die grenzen passeert, die insluit en niet uitsluit. Jezus die melaatsen

aanraakt en hen geneest. Een doop, waar je geschonden-door- het-leven in gaat, maar waar je gaaf uit op staat? Om

vernieuwd verder te kunnen gaan?

En Zabeth, weet je wat ook zo raar was? Die man wilde er niks voor hebben. Wel die secretaris-penningmeester, die kwam daarna nog achterop, ach ja de hele wereld lijkt wel corrupt, het leek Damascus wel, die kon rekenen en dacht: een

kerstboom vol ballen, die moet je plukken. Maar die man, die wilde er niks voor hebben. Beste generaal, had hij gezegd: bij onze God zijn zulke levensveranderende gebeurtenissen gratis.

En sterker nog, toen vroeg mijn man of hij wat nog wat mee kon krijgen, een beetje grond van het beloofde land, omdat wij nu alleen nog maar aan God willen denken, als we dankbaar zijn om ons leven, en dat kreeg hij mee, uit de tuin van die man, twee ezelladingen vol. Als je het doet, doe het dan goed, had hij gezegd.

En toen had hij nog een heel lang pastoraal gesprek, mijn man, met die profeet-pastor: hoe dat nou moest, als gelovige in een ongelovige wereld, of hij nu zijn baan moest opzeggen, of toch nog, vanwege sociale verplichtingen, in de tempel van Rimmon kon komen, hier in Damascus. En toen had die man hem Gods zegen gegeven, en hij had gezegd: Naäman ga in vrede. Wees voortaan een kind van God, op de plaats waar Hij jou stelt. En bekijk vandaaruit wat jij kunt doen, om jouw land en jouw koning beter te kunnen dienen, en om jouw koning te bewaren voor onrechtvaardige dwaasheden. Praat er nog eens over met dat meisje, hoe dat moet, gelovig zijn in een ongelovige

wereld. Bewaar het geheim in je hart, man, en wees voortaan voor je vrouw èn voor dat dienstmeisje van haar, die jou de

(8)

weg wees, een broeder in het geloof, in de hoop en de liefde.

Doe haar trouwens de groeten uit het beloofde land. Dat had hij tot slot gezegd tegen mijn man.

Dank je, Zabeth, dat je mij vertelde over jullie God, die nu ook onze God geworden is. Genadig is Hij, een Schenker van heil.

Een toevlucht is Hij geworden. Eer de bergen van de Libanon er waren en nog voor de aarde en wereld waren voortgebracht, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid is Hij God, van geslacht tot

geslacht. Gezegend is Hij. Ja dat zei ze echt, mevrouw-hier, dat geloof je niet, ongelovigen die tot geloof komen.

En weet je wat ik toen dacht? Dank je wel paps en mams, dat jullie mij het Geheim lieten zien. En ik zei zachtjes in mij zelf:

dank, Heer, dat ik het altijd durfde te blijven geloven en dat ik het in een wereld vol ongelovigen durfde te delen, dat U goed bent en dat uw goedheid levens kan veranderen.

Lof zij U Christus Amen

Lied van beaming: Gezang 834:1,2,3 (‘Vernieuw Gij mij o eeuwig Licht’)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alles wat adem heeft, juich voor onze Heer. Elke hand strekt zich uit naar de hemel, tot uw eer. U heeft de hoogste plaats en U hebt alle macht. Laat alles in dit huis zijn tot

Abrahams oren werken goed, – hij hoort dus wat God zegt –, maar hij neemt Gods woorden ook ter harte, hij luistert.. Aan Petrus, Jakobus en Johannes vraagt God op

Want door de wijding worden jullie teken en beeld van Christus, Hij voor wie geen mens te min was en die zelf de minste der mensen is willen worden.. Tot slot wil ik graag de

Hier en daar kun je uitsparingen maken in je stapel brandhout, deze vul je op met hooi of stro en dek je af met planken, veel dieren zijn je dankbaar. Dood hout in

Richt jezelf op, bevrijd jezelf en de mensen om je heen van al die beklemming, omdat dat een echte dienst is aan de Eeuwige, niet langer de cultus van handel en wandel, loven en

Giften voor de Stichting Vrienden van de Thomaskerk op rek.nr. Stichting Vrienden van de

Ik heb nog geant- woord op die mail dat Nederland wel vaker in gesprekken met Frank opdook, maar dat het niets veranderde aan zijn vraag voor euthanasie.. Ik was toen

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is