• No results found

Leven na slavernij? Vrijgegeven slaafgemaakten in Nederlands Sri Lanka ( )

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Leven na slavernij? Vrijgegeven slaafgemaakten in Nederlands Sri Lanka ( )"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leven na slavernij?

Vrijgegeven slaafgemaakten in Nederlands Sri Lanka (1740- 1785)

Faculteit der Letteren Bachelor Geschiedenis

Student: Coen Stikkelbroek (s48502987) Docent: Dr. Dries Lyna

Bachelorwerkstuk (LET-GESB3100) 15-03-2020

(2)

Introductie

Battege Gimara werd in 1680 als slavin geboren in de kustplaats Ahangamme, in het zuiden van de Nederlandse kolonie Ceylon, het huidige Sri Lanka.1 Tussen 1640 en 1796 werd dit eiland bestuurd als een kolonie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). In 1753 stond de inmiddels

geëmancipeerde, oftewel vrijgegeven Battege Gimara op 73 jarige leeftijd aan het hoofd van een uitgebreide familie. Deze familie was al meerdere generaties in het bezit van landbouwgrond, wat door de jaren heen uitgebreid was met nieuw aangeplante ‘tuinen’ oftewel boomgaarden.23 Het verhaal van Battege Gimara wekt meerdere vragen op over het leven van vrijgegeven slaven in deze periode. Het zou namelijk nog meer dan honderd jaar duren voordat de slavernij afgeschaft zou worden. Hoe verging het de andere slaven op het moment van hun emancipatie? Welke rol speelde familiaire netwerken in hun leven, en konden zij op vergelijkbare wijze landbouwgrond bemachtigen? En wat zegt dit grondbezit over hun sociaaleconomische situatie?

Life after slavery

De afgelopen jaren is binnen het onderzoeksveld van de slavery studies de wetenschappelijke aandacht sterk toegenomen voor ‘the afterlife of slavery’. Hiermee wordt de invloed bedoeld die het verleden als slaaf had op de verdere levens van deze personen en hun nakomelingen. Binnen deze studies gaat de aandacht overwegend uit naar de gevolgen van het slavernijverleden in Noord- en Zuid-Amerika, waar zwarte slaven gedwongen tewerkgesteld werden in de Europese plantagekoloniën. Dit is niet verwonderlijk, aangezien het overgrote deel van het onderzoek naar het slavernijverleden uit de Verenigde Staten en Brazilië komt, destijds de tweede grootste slavenmaatschappijen in deze regio.4 Door de onveranderlijke en eenvoudig te onderscheiden uiterlijke kenmerken van de zwarte slaven en hun nakomelingen is het tot vandaag de dag eenvoudig aan te wijzen wie van de slaven afstamde.

Hierdoor blijft de erfenis van het slavernijverleden zichtbaar aanwezig. Bovendien vormde de lange periode van segregatie en discriminatie jegens de zwarte bevolking, die op deze uiterlijke kenmerken gebaseerd was, een sociaal-politieke drijfveer voor historisch onderzoek naar dit onderwerp.

De algemene afschaffing van de slavernij in de negentiende eeuw wordt doorgaans als

vanzelfsprekend beginpunt genomen voor onderzoek naar dit onderwerp.5 Hierdoor blijven de

verhalen van eerder vrijgegeven slaven, vóór de algemene afschaffing van het systeem, in de schaduw

1 De naam Ceylon werd door de Europeanen gebruikt om het eiland aan te duiden en was tot 1972 de officiële naam van de tegenwoordige Sri Lanka. In dit werk gebruik wordt de naam Ceylon gebruikt om de Nederlandse kolonie aan te duiden, en de naam Sri Lanka om het eiland aan te duiden.

2 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0093

3 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0094

4 M. Zeuske. en D. Fernbach., ‘Historiography and Research Problems of Slavery and the Slave Trade in a Global-Historical Perspective, International Review of Social History 57:1 (2012). 87-111.

5Lyna, D., ‘Leven na slavernij en voor abolitionisme Op zoek naar vrijgelaten slaven in achttiende- eeuws Sri Lanka’, Nieuw Letterkundig Magazijn 38:11 (2020), 12-17.

(3)

van het historisch onderzoek als enkele gelukkige uitzonderingen. Wanneer er toch onderzoek gedaan wordt naar deze ‘uitzonderingen’ richt dit zich meestal op gewelddadig verzet of pogingen tot

vluchten. Onder andere de werken van Henri Louis Gates 6 en David W. Blight,7 zijn hier voorbeelden van. Maar in 2019 toont Aline Helg aan dat veel meer slaven in Noord- en Zuid-Amerika hun vrijheid verkregen vóór de algemene afschaffing, dan de enkele uitzonderingen die voorheen werden

aangenomen.8 Bovendien legt zij uit dat geweld en vluchten veel minder vaak voorkwamen dan individuele emancipatie via manumissiebrieven van de voormalige eigenaar.

‘The afterlife of slavery’ in de Kaapkolonie en de Indische Oceaan

Naast deze toegenomen aandacht voor life after slavery vóór de algemene afschaffing is er binnen slavernijstudies ook sprake van een geografische verbreding richting de overkant van de Atlantische Oceaan; Susan Newton-King schreef in 2015 over de individuele emancipatie van slaven in de Nederlandse Kaapkolonie en richt zich op de rol die sociale netwerken hierbij speelden. Alhoewel de vrijgegeven slaven doorgaans als individuen uit verre overzeese gebieden kwamen, betekende dit lang niet altijd dat zij er ook helemaal alleen voor bleven staan. Deze personen legden namelijk connecties in hun omgeving die uitgroeiden tot een sociaal netwerk van andere slaven, voormalige slaven, maar ook andere vrije personen, zelfs binnen de koloniale elite.9 Binnen deze netwerken kon men elkaar op verschillende manieren helpen en kans op manumissie van vrienden en familie aanzienlijk vergroten.

Deze netwerken waren ook na de emancipatie van grote invloed op het leven van de vrijgegeven slaven.10 Met name de sociale band met de lokale elite, waaronder die met de voormalige eigenaar kon grote voordelen bieden. De voormalige slaaf of slavin had vanwege deze connectie meer toegang tot de sociale elite waardoor deze ook de eigen sociaaleconomische positie kon verbeteren. Briefverkeer vanuit Amsterdam, Colombo en Batavia wijst erop dat deze netwerken van vrienden en familie over meerdere generaties en duizenden kilometers oceaan overeind konden blijven. Zij concludeert dat de sociaaleconomische positie van de vrijgegeven slaven in de Kaapkolonie voor een groot deel werd bepaald door de situatie van de voormalige eigenaar en de connectie die er bestond tussen deze personen.11

6 H.L. Gates, Frederick Douglass : Autobiographies : Narrative of the Life of Frederick Douglass, an American Slave / My Bondage and My Freedom / Life and Times of Frederick Douglass (New York, 1994).

7 D.W. Blight, A Slave No More: Two Men Who Escaped to Freedom, Including Their Own Narratives of Emancipation (Boston, 2009).

8 A. Helg, Slave No More: Self-Liberation before Abolitionism in the Americas (Chapel Hill, 2019).

9 S. Newton-King, ‘Family, friendship and survival among freed slaves’ in Nigel Worden (red.): Cape Town between east and west: Social identities in a Dutch colonial town. (Cape Town, 2015). 153-175.

10 Susan Newton-King, ‘Slavery, Race and Citizenship: The Ambiguous Status of Freed Slaves at the Cape in the Seventeenth and Eighteenth Centuries.’ In: I. Pesa en Jan-Bart Gewald (red), Magnifying perspectives:

Contributions to history, a Festschrift for Robert Ross, (Leiden, 2017), 66-111.

11 Susan Newton-King, ‘Slavery, Race and Citizenship’, 157-161.

(4)

In vergelijking met de uitgebreide studies naar Noord- en Zuid-Amerika en de Kaapkolonie staat het historisch onderzoek naar het slavernijverleden rondom de Indische Oceaan nog in de kinderschoenen.

Het ontbreken van duidelijk te onderscheiden etnische kenmerken, of een andere zichtbare verbinding met de hedendaagse maatschappij zoals in Noord- en Zuid-Amerika en in de kaapkolonie, maakt dat slavernij en ‘the afterlife of slavery’ rondom de Indische Oceaan tot in de eenentwintigste eeuw in de schaduw van de aandacht bleef. 12 Markus Vink is een van de pioniers in dit onderzoeksveld. Hij schreef in 2003 een overzichtswerk over Nederlandse slavernij in de hele Indische Oceaan in de hoop meer historisch onderzoek aan te moedigen.13 Sindsdien is deze regio langzaam meer in de aandacht gekomen van de slavernijstudies. Dit werd dan ook hoog tijd; in de loop van de zestiende en

zeventiende eeuw zouden door de VOC tienduizenden slaven vanuit Zuid- en Zuidoost-Azië

verhandeld en tewerkgesteld worden in de kolonies rondom de Indische Oceaan.14Volgens Matthias van Rossum waren dit er zelfs meer dan de Afrikaanse slaven die door de West-Indische Compagnie (WIC) in Suriname en de Caraïbische eilanden tewerkgesteld werden.15 Deze Aziatische slaven waren voornamelijk afkomstig uit Bengalen en Coromandel, in het huidige India en Bangladesh.16 Remco Raben legt uit dat deze slaven na hun emancipatie zijn opgegaan in de multi-etnische bevolking in en rondom de koloniale steden.17

Dit onderzoek probeert vanuit het perspectief van ‘the afterlife of slavery’ te kijken naar een van de belangrijkste, doch vaak vergeten bestemmingen van deze slaven in het koloniale netwerk van de VOC; Nederlands Ceylon, gelegen op het tegenwoordige Sri Lanka. Alhoewel het bestaan van

slavernij in Ceylon genoemd wordt in de werken van Remco Raben18 en Lodewijk Wagenaar19, ligt de focus hier niet op dit onderwerp. Ook vanuit de Sri-Lankaanse geschiedschrijving gaat er weinig aandacht uit naar het onderwerp. Daar richten historici zich meer op het feodale kastensysteem en de verplichte arbeidsdiensten die daar zijn juridische basis vonden. Bij een bredere interpretatie van slavernij kan een groot deel van deze diensten echter ook als slavernij gezien worden.20 De afgelopen

12 Richard B. Allen ‘Satisfying the ‘Want or Labouring People’: European slave trading in the Indian Ocean, 1500-1800’, Journal of World History 21:1 (2010), 45-53.

13 M.Vink., ‘The World’s Oldest Trade: Dutch Slavery and Slave Trade in the Indian Ocean in the Seventeenth Century’, Journal of World History 14:2 (2003), 132-135.

14 Alicia Schrikker en Nira Wickramasinghe, ‘Slavernij, slavenhandel en de VOC in Zuid-Azië’ in Pepijn Brandon, Guno Jones eds., De slavernij in Oost en West: Het Amsterdam-onderzoek (Amsterdam, 2020),176.

15 M. van Rossum, Kleurrijke Tragiek. De geschiedenis van de slavernij in Azië onder de VOC (Hilversum, 2015), 19-31.

16 Alicia Schrikker en Nira Wickramasinghe, ‘Slavernij, slavenhandel en de VOC in Zuid-Azië’ in Pepijn Brandon, Guno Jones eds., De slavernij in Oost en West: Het Amsterdam-onderzoek (Amsterdam, 2020),176.

17 Remco Raben, Batavia and Colombo: The ethnic and spatial order of two colonial cities, 1600-1800 (onuitgeven proefschrift, Universiteit Leiden, Leiden, 1996), 261.

18 Remco Raben, ‘Facing the Crowd: The urban ethnic policy of the Dutch East India Company 1600-1800.’ In K. S. Mathew, Mariners, Merchants and Oceans (New Delhi: 1995).209-235.

19 L. Wagenaar, Galle, VOC-vestiging in Ceylon: Beschrijving van een koloniale samenleving aan de vooravond van de Singalese opstand tegen het Nederlandse gezag, 1760 (Leiden, 1994).

20 Alicia Schrikker en Kate Ekama, ‘Through the lens of slavery: Dutch Sri Lanka in the eighteenth century’ in:

Zoltan Biedermann en Alan Strathern (red.): Sri Lanka at the crossroads of history. (London, 2017), 180.

(5)

tien jaar is er meer over slavernij in Nederlands Ceylon geschreven, onder andere door Kate Ekama, Alicia Schrikker en Nira Wickramasinghe.212223 De vrijgegeven slaven in Nederlands Ceylon waren allemaal bij wijze van manumissie individueel vrijgegeven door hun voormalige eigenaren.Op het moment dat de slavernij in de Nederlandse koloniën werd afgeschaft, in de jaren 1860, was het bestuur van Sri Lanka inmiddels door de Britten overgenomen. Alicia Schrikker en Kate Ekama stelden dat de slaven na hun emancipatie inderdaad opgingen in de multi-etnische bevolking van Sri Lanka en bevestigden daarmee de uitspraak van Remco Raben.24 Maar hoe verging het deze personen eigenlijk?

Konden zij ook bouwen op een netwerk van vrienden en familie, zoals de voormalige slaven in de Kaapkolonie, of stonden zij er helemaal alleen voor? Konden zij wel rondkomen, of waren ze veroordeeld tot een leven in armoede?

Deze scriptie zet het onderzoek naar het slavernijverleden van Nederlands Ceylon voort door de familiaire netwerken van voormalige slaven en de patronen van hun landbezit te bestuderen. Door deze gegevens te combineren biedt deze scriptie een nieuw perspectief op ‘the afterlife of slavery’ in Nederlands Ceylon. Dit onderzoek richt zich tot de vrijgegeven slaven die leefden in en rondom de stad Galle, de tweede grote stad op het eiland. Door juist deze regio onder het vergrootglas te leggen, levert dit werk een nieuwe bijdrage aan het geheel naast de eerdere werken over Colombo en Jaffna, de twee andere belangrijke districten van de kolonie. Bovendien bestaat er zeer gedetailleerd

bronmateriaal in de vorm van hoofd- en landthombo’s uit dit district over de periode 1740-1785. Dit bronmateriaal zal verderop toegelicht worden. In het eerste deel worden op basis van de

thomboregistratie de demografische gegevens van de vrijgegeven slaven, en hun sociale connecties weergegeven vanuit een vogelperspectief. Deze gegevens worden vervolgens in de context geplaatst van de bevindingen van Kate Ekama over slavernij, emancipatie in het district Colombo.25 Daarnaast wordt het landbezit van deze vrijgegeven slaven weergegeven en geanalyseerd op basis van de informatie over grondgebruik in vroegmodern Sri Lanka, verkregen uit het werk van Nirmal Dawasiri.26 In het tweede deel wordt vervolgens gefocust op twee plaatsen; Galoepiadde en

Ahangamme. Omdat hier meerdere vrijgegeven slaven bij elkaar in de buurt woonden is de kans groter sociale connecties en familiaire netwerken aan het licht te brengen, zoals Susan Newton-King deze vond voor de Kaapkolonie. 27 Bovendien wordt op deze manier het grondbezit van de vrijgegeven slaven in de bredere context van de twee dorpen geplaatst en zo een completer beeld te krijgen ter

21 K. Ekama, ‘Slavery in Dutch Colombo: A social history (Nijmegen, 2012).

22 A. Schrikker en Kate Ekama, ‘Through the lens of slavery: Dutch Sri Lanka in the eighteenth century’ in: Zoltan Biedermann en Alan Strathern (red.): Sri Lanka at the crossroads of history. (London, 2017).

23 A. Schrikker en Nira Wickramasinghe, ‘The Ambivalence of Freedom: Slaves in Jaffna, Sri Lanka, in the Eighteenth and Nineteenth Centuries’ Journal of Asian studies 78:3 (2019), 497-519.

24 A. Schrikker en Kate Ekama, ‘Through the lens of slavery’, 181.

25 K. Ekama, Slavery in Dutch Colombo: A social history’ (Nijmegen, 2012) 23-42.

26 N.R. Dewasiri, Peasant in transition: agrarian society in Western Sri Lanka under Dutch Rule, 1740-1800.

(Leiden, 2007).

27 S. Newton-King, ‘Family, friendship and survival among freed slaves’ in Nigel Worden (red.): Cape Town between east and west: Social identities in a Dutch colonial town. (Cape Town, 2015), 153-175.

(6)

indicatie van de sociaaleconomische situatie van deze personen ten opzichte van de andere

grondeigenaren. Deze twee hoofdstukken vormen samen het antwoord op de vraag: Wat kunnen we vertellen over de sociaaleconomische situatie van vrijgegeven slaven in het district Galle op

Nederlands Sri Lanka tussen 1740 en 1785?

Land- en bevolkingsregistratie in vroegmodern Sri-Lanka

Pre-koloniaal Sri Lanka werd bestuurd via het rājakāriya-systeem, min of meer vergelijkbaar met het feodale systeem van middeleeuws Europa. De Bhupati, of heer van het land, bezat al het land maar kon dit aan iemand geven, of lenen in ruil voor diensten.28 Voor de Portugezen, en later de

Nederlanders, was het van belang dit systeem van diensten te begrijpen en in kaart te brengen,

voornamelijk om inzicht te krijgen in de belastingopbrengst. De Portugezen maakten hiervoor gebruik van het inheemse administratiesysteem genaamd Lēkamiti. Vervolgens voegden ze daar een systeem van landregisters, genaamd thombo’s, en belastinggegevens, genaamd forals aan toe. Toen de Nederlanders het bestuur van de Portugezen overnamen, namen zij deze pre-koloniale en Portugese administratie over en verklaarde zich de nieuwe Bhupati over de gebieden die zij bestuurde.

Vervolgens bouwden zij het administratiesysteem verder uit. Het heeft tot 1740, honderd jaar na de overname geduurd voordat men erin er slaagde tot een effectieve administratie te komen; het systeem van de hoofd- en landthombo’s.29 De thombo’s zijn als volgt georganiseerd: Op de eerste pagina staan de familiehoofden en de personen die onder zijn of haar huishouden vielen. Dit noemt men het hoofdthombo-gedeelte. Aan de rechterkant, het landthombo-gedeelte, staat het grondbezit, ingedeeld in het aantal ‘tuinen’ en ‘zaaivelden’ van het huishouden vermeld, in eigendom van het familiehoofd.

Daarnaast staat hier de locatie en de ‘transportakte’ vermeld; de wijze waarop de betreffende tuin of het zaaiveld in het bezit van het huishouden is gekomen. De tweede pagina geeft de grootte van de verschillende tuinen en de zaaivelden weer die over het eigendom betaald diende te worden. Voor de tuinen werd dit gemeten en geregistreerd in de aantallen kokosnootbomen, jackfruitbomen30,

betelnootbomen31 en ledige gronden in de tuin.32 Andere bomen en planten werden niet geregistreerd, maar uiteraard werden er andere bomen en planten verbouwd, onder andere bananen, mango’s, citrusvruchten en broodfruit.33 De grootte van de zaaivelden, werd berekend aan de hand van de graancapaciteit. De aantallen bomen, de ledige gronden, de zaaivelden per groottecategorie en de

28 N.R. Dewasiri, Peasant in transition: agrarian society in Western Sri Lanka under Dutch Rule, 1740-1800.

(Leiden, 2007), 94-98.

29 N. Rupesinghe., Negotiating Custom: Colonial Lawmaking in the Galle Landraad (Leiden, 2016),45.

30 In de thombo’s aangegeven als soorsakbomen

31 In de thombo’s aangegeven als areeksbomen (arekaootbomen)

32 Met ledige gronden werd braakliggend land bedoeld, gebaseerd op het aantal kokosnootbomen wat er op zou kunnen staan.

33 N.R. Dewasiri, Peasant in transition: agrarian society in Western Sri Lanka under Dutch Rule, 1740-1800.

(Leiden, 2007), 18.

(7)

verschillende belastingvormen die over al het bezit betaald dienden te worden, staan in verschillende kolommen ingedeeld.34

De achtergrond van het slavernijverleden in Nederlands Ceylon

Het hoofdstuk van de Nederlandse overheersing van Sri Lanka begon in 1637. In dat jaar stelde de koning van Kandy, het laatste onafhankelijke koninkrijk op het eiland een bondgenootschap voor aan de VOC om de Portugezen te verdrijven, die sinds 1579 de kaneelrijke zuidwestkust van het eiland in handen hadden. De VOC, die dit waardevolle domein graag van de Portugezen overnam, ging op het voorstel in en landden het jaar daarop op het eiland. Het zou echter nog twintig jaar duren totdat de Portugezen in 1658 helemaal van het eiland verdreven waren.35

Na de overname had de VOC al snel te maken met een groot tekort aan arbeidskrachten. Dit was een algemeen probleem in de Europese overzeese gebiedsdelen, maar hier werd het versterkt door de gevolgen van de oorlog met de Portugezen. Steden en forten moesten heropgebouwd worden terwijl een groot deel van de inheemse bevolking was gevlucht voor het oorlogsgeweld.36 Het probleem werd opgelost door gebruik te maken van slaven. Slavernij en slavenhandel was in veel samenlevingen rondom de Indische Oceaan sinds de oudheid een vanzelfsprekendheid. Een van de meest

voorkomende oorzaken voor slavernij waren openstaande schulden. Personen die hun schulden niet meer konden afbetalen, konden vaak samen met hun familie tot slaaf gemaakt worden; de welbekende schuldslavernij. Maar ook bepaalde misdaden konden met slavernij bestraft worden. Ten slotte werden krijgsgevangen en door oorlog overwonnenen vaak massaal als slaaf verkocht. Anders dan in Noord- en Zuid-Amerika, hoefden de Europeanen hier dus niet een logistiek netwerk op te zetten maar konden zij aanhaken aan deze bestaande structuren.37

Er bestond geen slavernij in de Nederlandse Republiek en er waren dus ook geen wetten over. Het VOC-bestuur in Sri Lanka kon dus geen gebruik maken van het Romeins-Hollandse recht wat in de Republiek gold en moest op zoek naar een andere manier om de praktijk te legitimeren. De oplossing werd gevonden in het Corpus Iuris, een aantal Romeinse rechtsregels die nooit onderdeel waren geweest van het Nederlandse rechtssysteem. Alle juridische kwesties met betrekking tot de wettelijke status en rechten en plichten van slaven werden via dit Romeinse recht beslecht.38 Door de hoofd- en landthombo’s in de context van deze rechtsregels te passen, wordt het mogelijk om informatie uit de thombo’s beter te begrijpen, aan te vullen en juist in twijfel te trekken.

34 N. R. Dewasiri, Peasant in transition, 13.

35 L. Wagenaar, Galle, VOC-vestiging in Ceylon: Beschrijving van een koloniale samenleving aan de vooravond van de Singalese opstand tegen het Nederlandse gezag, 1760 (Leiden, 1994) 13-14.

36 K. Ekama, Slavery in Dutch Colombo: A social history’ (Nijmegen, 2012) 5.

37 G. Campbell, ‘Slavery in the Indian Ocean World’ in: Gad Heuman en Trevor Burnard(red): The Routledge History of Slavery (Cambridge, 2011), 53-61.

38 L. Wagenaar, Galle, 51.

(8)

Emancipatie door manumissie:

De rechtsregels die het belangrijkste zijn voor dit onderzoek, gaan over de juridische afhandeling van manumissie; het vrijgegeven van slaven. De manumissie werd juridisch vastgelegd in een akte van emancipatie. Deze akte begon met de verklaring van de eigenaar dat de desbetreffende slaaf werd vrijgegeven. Doorgaans werd enkel de voornaam van de slaaf opgegeven. Daarnaast werd er een reden opgegeven voor de emancipatie, meestal was het een beloning voor jarenlange trouwe dienst aan de eigenaar. Ten slotte werd het bewijs van eigendom aan de akte toegevoegd, waar in de akte vervolgens officieel afstand van gedaan werd. Alsnog was emancipatie niet altijd onvoorwaardelijk. Het kwam voor dat een slaaf moest blijven werken tot de dood van zijn eigenaar, of zelfs de dood van diens kinderen, voordat de emancipatie daadwerkelijk van kracht ging en de persoon volledig vrij zou zijn.

Daarnaast wilde de VOC voorkomen dat slaven na trouwe dienst zonder bestaansmiddelen werden vrijgegeven. Daarom moest bij de emancipatie minimaal één persoon voor een periode van zes jaar garant staan voor de economische onafhankelijkheid van de vrijgegeven persoon. Dit was doorgaans de voormalige eigenaar of een aanverwant persoon. 39 De kans was namelijk groot dat deze personen anders in de bedelstand terecht zouden komen en op deze manier een ‘last’ zouden gaan vormen voor de compagnie. De ‘generale orde op het stuk van vrijgeven der lijfeigenaren’ bepaalde dat vrijgegeven slaven die langer dan twaalf jaar in dienst waren geweest in staat moesten zijn om in hun eigen

levensonderhoud te voorzien.40 Over deze laatste voorwaarde wordt verder ingegaan in het onderdeel

‘De patronen van landbezit onder de vrijgegeven slaven.’

Het is onduidelijk hoeveel slaven er in heel Nederlands Ceylon via manumissie zijn vrijgegeven. Maar het onderzoek van Kate Ekama, op basis van manumissiebrieven wijst op enkele tientallen vrijgegeven slaven per jaar in en rondom Colombo in de tweede helft van de achttiende eeuw.41 Alhoewel concrete aantallen ontbreken komt dit vermoedelijk neer op enkele duizenden vrijgegeven slaven in de

zuidwestelijke delen van het eiland. Uit de hoofd- en landthombo’s van het district Galle komen 43 vermeldingen voor van vrijgegeven slaven tussen 1740 en 1785. Tegen de achtergrond van enkele duizenden in de wijdere omgeving, valt dit aantal bijzonder klein uit. Het is echter vrijwel zeker dat er sprake is van significante onder-registratie, dus dat er in werkelijkheid meer vrijgegeven slaven geweest zijn dan uit de thombo’s blijkt. Ten eerste bestaat de mogelijkheid dat enkel huishoudens met landbezit geregistreerd werden, alhoewel er in het district Colombo ook mensen zonder land

geregistreerd zijn, maar alsnog sluit dit niet uit dat er personen, waaronder vrijgegeven slaven missen in de registratie.42

39 K. Ekama, ‘Slavery in Dutch Colombo’, 24.

40 L. Wagenaar, Galle, 53-54.

41 K. Ekama, ‘Slavery in Dutch Colombo’, 23.

42 L. Bulten et al, “Contested Conjugality? Sinhalese marriage practices in eighteenth-century Dutch Colonial Sri Lanka.”, Annales de Démographie Historique, 135:1 (2018), 63.

(9)

Daarnaast is het belangrijk te realiseren dat de sociale status van een slaaf naar alle waarschijnlijkheid niet iets geweest zal zijn waar men trots op zou zijn. De kans is dus groot dat een persoon uit

eergevoel zijn of haar verleden als slaaf niet zou noemen bij de registratie, tenzij het slavernijverleden het eigendomsbewijs vormde voor grondbezit. Dit bewijs leidt direct naar een ander punt van

bronkritiek; de thombo’s vormden dan wel het eigendomsbewijs, maar tegelijkertijd was dit het bewijs dat er belasting over het eigendom betaald diende te worden. De registratie kon door de inheemse bevolking dus als voordelig, maar ook als nadelig worden beschouwd.43 Met name in de regio Galle zou veel verzet zijn geweest tegen de thombo’s.44 Omdat de vrijgegeven slaven lange tijd zonder eigendom geleefd hebben, zullen zij echter vermoedelijk veel waarde hechten aan de juridische bescherming die de thombo-registratie bood en zich relatief minder zorgen maakten over de belasting die daar over betaald moest worden. Met de kwestie van onder-registratie in het achterhoofd, dienen de 43 vrijgegeven slaven dan ook gezien te worden als het zichtbare, maar waarschijnlijk onvolledige, aantal vrijgegeven slaven in en rondom Galle.

Demografische gegevens van de vrijgegeven slaven in het district Galle; een vogelperspectief Onder de 43 vrijgegeven slaven zijn er 24 mannen en 19 vrouwen. Hierin lijkt een verschil te zitten met de vrijgegeven slaven in Colombo. Op basis van manumissiebrieven uit Colombo is bekend dat daar tussen 1750 en 1795 meer vrouwen dan mannen vrijgegeven waren, maar dit verschil zou ook het gevolg kunnen zijn van de eerdergenoemde vertekende aantallen.45 De leeftijd die de persoon had op het moment van emancipatie staat niet specifiek vermeld in de thombo’s, toch is deze datum bij veel personen te achterhalen door de transportakte van het grondeigendom te bekijken. Wanneer dit grondeigendom is verkregen in de vorm van een gift, of testamentaire dispositie, oftewel een erfenis van de voormalige eigenaar staat de datum van de overdracht doorgaans in de transportakte vermeld.

Dit was bij 32 van de 43 personen het geval. Door deze datum te combineren met de leeftijd die de persoon ten tijde van de registratie had is de vermoedelijke leeftijd bij emancipatie te achterhalen.

Helaas is bij slechts 13 van de vrijgegeven slaven de leeftijd geregistreerd. Het feit dat veel personen hun leeftijd moesten schatten, dient hier ook in het achterhoofd gehouden te worden. Een dergelijke berekening was onder andere mogelijk bij Christina. Zij is in 1746 geregistreerd en had destijds een leeftijd van 40 jaar. Haar grondbezit was door haar voormalige eigenaar, de schoolmeester Joan de Silve op 14 mei 1743 toegevoegd aan de akte van emancipatie . Zij was toen dus 25 jaar. Naast Christina was het bij 9 andere personen mogelijk zowel het jaar van emancipatie als de leeftijd te

43 N. Rupesinghe., Negotiating Custom, 48-50.

44 Ibidem, 49.

45 In de periode 1750-1752 waren dat 42 vrouwen, 30 mannen en 9 waarvan het geslacht onbekend is en tussen 1779-1795 waren dat 83 vrouwen en 44 mannen: K. Ekama, Slavery in Dutch Colombo: A social history’ 23-24.

(10)

achterhalen. De leeftijden lopen uiteen van 16 tot 53 jaar. Zie figuur 1. Helaas zijn de leeftijden van de vrijgegeven slaven rondom Colombo niet bekend, waardoor een vergelijking niet mogelijk is.46 Figuur 1: Alle vrijgegeven slaven waarvan de vermoedelijke leeftijd op het moment van emancipatie te achterhalen is.47

De patronen van landbezit van de vrijgegeven slaven

Voor de grote meerderheid van de bevolking was landbouw de belangrijkste bron van inkomen, daarom geeft het grondbezit een indicatie van de economische situatie van de vrijgegeven slaven. Uit de transportakten wordt duidelijk dat de grote meerderheid van de vrijgegeven slaven hun landbezit via hun voormalige eigenaar had verkregen. Dit is te verklaren aan de hand van de eerdergenoemde bepaling dat de voormalige eigenaar voor zes jaar garant moest staan voor de economische

zelfstandigheid van de vrijgegeven slaaf. Dit gebeurde doorgaans dus via een schenking of erfenis van landbouwgrond. De grote meerderheid van de vrijgegeven slaven is op deze manier aan het grondbezit gekomen. De meeste voormalige slaven die geen grond van hun voormalige eigenaar kregen, hadden al grondbezit in de familie, waardoor zij bij hun emancipatie al in hun levensonderhoud konden voorzien. In figuur 4 zijn de verschillende transportakten weergeven en hoe vaak deze voorkwamen onder de vrijgegeven slaven.

46 K. Ekama, ‘Slavery in Dutch Colombo’, 11-12.

47 NL-HaNA_1.11.06.08_ 7395A_0159, “-”_7434A_0015, “-”_7414IV_0053, “-”_7438_0063, “-”_7438_0111,

“-”_7438_0113, “-”_7562_0056 Jaar van

registratie

Naam Geslacht Leeftijd bij

registratie

Leeftijd bij emancipatie

1753 Ziela M 38 16

1746 Dominga V 35 15

1775 Maria V 50 22

1746 Christina V 40 37

1746 Siman M 30 23

1746 Joseph M 25 18

1746 Pauloe M 36 29

1746 Rebecca V 35 28

1746 Aurelius M 60 53

1747 Pauloe M 35 21

(11)

Figuur 4: Transportakte per vermelding. Sommige personen verwierven op meerdere manieren hun grondbezit waardoor zij vaker meetellen.48

Transportakte Vermeldingen per persoon(percentage)

Erfenis van voormalige eigenaar 26 (55%) Schenking van voormalige eigenaar 6 (13%)

Verkregen via familie 8 (17%)

Zelf aangeplant 3 (6%)

Gekocht 1 (2%)

Anders 2 (4%)

Totaal 47

De omvang van het grondbezit verschilde sterk tussen de vrijgegeven slaven. In figuur 5 is de omvang van het grondbezit per huishouden en per persoon weergegeven op basis van de drie geregistreerde boomsoorten: kokosnoot-, jackfruit- en betelnootbomen.49 Door deze gegevens in de context te plaatsen van bekende patronen van grondgebruik in vroegmodern Sri-Lanka, verkregen uit het werk van Nirwal Dewasiri, ontstaat een interessant beeld over het grondbezit van deze personen.50 Op het eiland waren twee vormen van agrarisch grondgebruik te onderscheiden. Ten eerste waren er de traditionele ‘gewatta’s’ In deze kleinere tuinen verbouwde men voornamelijk voor eigen

consumptie Daarnaast waren er de grotere plantages; hier werd doorgaans exclusief verbouwd voor de markt. De omvang van deze plantages varieerde van ongeveer tweehonderd tot meerdere duizenden bomen.51 Naast het verschil in omvang was er ook een verschil in de soorten gewassen die er in bij de twee landbouwvormen verbouwd werden. Kokosnootbomen en jackfruitbomen werden zowel in de gewatta’s als op de plantages verbouwd. Kokosnoten en kokosolie werden voornamelijk gebruikt om mee te koken, maar elk deel van de boom was bruikbaar. Kokosnootbomen waren dan ook vrijwel noodzakelijk voor alle huishoudens. Naar schatting had een huishouden vier kokosnootbomen per persoon nodig om in het eigen levensonderhoud te voorzien.52 Het aantal kokosnootbomen per persoon

48 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0093, “-”_7395A_0105, “-”_7395A_0121, “-”_7395A_0131, “-”_7456_0105,

“-”_7395A_0159, “-”_7409_0037, “-”_7414III_0153, “-”_7414IV_0045, “-”_7414IV_0053, “-”_7421_0049, “-

”_7432_0030, “-”_7434A_0015, “-”_7438_0061, “-”_7438_0063, “-”_7438_0111, “-”_7438_0113, “-

”_7438_0113, “-”_7438_0173, “-”_7438_0191, “-”_7438_0197, “-”_7463_0033, “-”_7474III_0025, “-

”_7485_0036, “-”_7499_0186, “-”_7541_0108, “-”_7550_0006, “-”_7562_0056

49 Naast deze bomen werden ook de ledige gronden en zaaivelden geregistreerd, maar deze kwamen zodanig weinig voor onder de 27 huishoudens dat deze informatie niet meegenomen is in dit deel van het onderzoek.

50 N.R. Dewasiri, Peasant in transition: agrarian society in Western Sri Lanka under Dutch Rule, 1740-1800.

(Leiden, 2007).

51 N.R. Dewasiri, Peasant in transition, 54-55

52 Naar schatting verbruikte een gemiddeld huishouden (van 5 personen) twee kokosnoten per dag. Een boom gaf gemiddeld tussen de vijftig en zestig kokosnoten per jaar. Bij een familie van vijf personen komt dit neer op twintig kokosnootbomen, oftewel vier kokosnootbomen per persoon om in het eigen levensonderhoud te voorzien: N.R. Dewasiri, Peasant in transition, 41-53

(12)

was zeer verschillend tussen de huishoudens. Maar bijna alle huishoudens hadden meer dan vier kokosnootbomen per persoon tot hun beschikking. Alleen de huishoudens van Susanna en Philippoe kwamen daar niet aan. Zij hadden ongeveer drie kokosnootbomen per persoon. Wel hadden deze beide huishoudens, evenals de andere huishoudens met een kleiner aantallen bomen per persoon, een aantal jackfruitbomen in bezit. Jackfruitbomen werden traditioneel verbouwd voor haar zeer voedzame vruchten. Het grote aantal vruchten per boom maakte echter dat één jackfruitboom ruim voldoende zou zijn voor twee personen. Voor de minder bedeelde huishoudens zouden een aantal jackfruitbomen om deze reden mogelijk een verstandige keuze zijn. Jackfruit was echter verre van schaars, de

vruchten zouden regelmatig ongebruikt onder de bomen weg liggen te rotten, de kans is groot dat huishoudens de bomen dus niet zelf in bezit hoefden te hebben om de benodigde hoeveelheid vruchten te komen, ook zouden de vruchten om deze reden niet veel opbrengen op de markt.53 Jackfruitbomen kwamen in de gewatta’s dan ook weinig voor in verhouding tot kokosnootbomen, dit patroon is duidelijk terug te zien onder de vrijgegeven slaven. Dit gold echter niet voor de plantagelandbouw, maar daar waren het niet de vruchten waar het om draaide. Sinds de komst van de Europeanen was er namelijk een blijvende vraag naar scheepshout, en het hout van jackfruitbomen was zeer geschikt voor dit doeleinde. Deze houtproductie vroeg echter een grote investering en logistieke organisatie,

aangezien de bomen telkens opnieuw aangeplant dienden te worden en het vervoer van het hout een hele onderneming was.54 Naar alle waarschijnlijkheid waren de vrijgegeven slaven hier dan ook niet primair in betrokken, bij geen van hen zijn de aantallen jackfruitbomen zo groot dat dit wijst op het verbouwen voor scheepshout. Naast kokosnoot- en jackfruitbomen, werden ook betelnootbomen geregistreerd. Betelnoten werden specifiek voor de markt verbouwd, dus in plantagevorm. Onder de vrijgegeven slaven waren er zeven huishoudens die betelnootbomen hadden.55 Zij hadden dan ook allen grote aantallen in bezit. Bovendien hadden zij in de meeste gevallen ook grote aantallen kokosnootbomen. Dit sluit sterk aan bij het patroon van plantagelandbouw. Het verschil tussen de plantagelandbouw en de gewatta’s dient echter niet te zwart-wit gezien te worden. De meeste

huishoudens hadden, buiten hun eigen consumptie een overschot van meer dan tien kokosnootbomen per persoon. Ook hier zal het grootste deel van de oogst voor de markt bestemd zijn.

53 Ibidem, 47-54.

54 Ibidem, 51-52.

55 Ibidem, 47-49.

(13)

Figuur 5: Alle huishoudens met vrijgegeven slaven uit het district Galle, tussen 1740 en 1785. Het aantal personen in deze huishoudens en het aantal bomen in hun eigendom per soort, zowel in totaal als per persoon.56

56 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0093, “-”_7395A_0094, “-”_7395A_0105, “-”_7395A_0106, “-

”_7395A_0121, “-”_7395A_0122, “-”_7395A_0131, “-”_7395A_0132, “-”_7456_0105, “-”_7456_0106, “-

”_7395A_0159, “-”_7395A_0160, “-”_7409_0037, “-”_7409_0038, “-”_7414III_0153, “-”_7414III_0154, “-

”_7414IV_0045, “-”_7414IV_0046, “-”_7414IV_0053, “-”_7414IV_0054, “-”_7421_0049, “-”_7421_0050, “-

”_7432_0030, “-”_7432_0031, “-”_7434A_0015, “-”_7434A_0016, “-”_7438_0061, “-”_7438_0062, “-

”_7438_0063, “-”_7438_0064, “-”_7438_0111, “-”_7438_0112, “-”_7438_0113, “-”_7438_0114, “-

”_7438_0113, “-”_7438_0114, “-”_7438_0173, “-”_7438_0174, “-”_7438_0191, “-”_7438_0192, “-

”_7438_0197, “-”_7438_0198, “-”_7463_0033, “-”_7463_0034, “-”_7474III_0025, “-”_7474III_0026, “-

”_7485_0036, “-”_7485_0037, “-”_7499_0186, “-”_7499_0187, “-”_7541_0108, “-”_7541_0109, “-

”_7550_0006, “-”_7550_0007, “-”_7562_0056, “-”_7562_0057 Familiehoofd Aantal

personen

Totaal aantal bomen Bomen per persoon Kokos Jackfruit Betel Kokos Jackfruit Betel

Battege Gimara 25 137 5 0 5 1 0

Passieckoege Bastiaan 18 106 38 0 6 2 0

Mananege Diogoe 16 143 20 0 9 1 0

Maria 11 190 0 0 17 0 0

Salomon 6 237 0 0 40 0 0

Dominga 6 90 34 500 15 6 83

Pedroe Perera 6 90 25 0 15 4 0

Pauloe (1) 5 748 42 780 150 8 156

Pauloe (2) 5 120 5 998 24 1 200

Aurelius 5 80 5 0 16 1 0

Ziela 4 333 0 0 83 0 0

Augustus 4 100 0 0 25 0 0

Philippoe 4 14 4 0 4 1 0

Susanna 4 13 11 0 3 3 0

Amblangoddege Louis 3 870 0 0 290 0 0

Christina 3 30 0 0 10 0 0

Tiija 2 167 0 0 84 0 0

Helena 2 100 12 1500 50 6 750

Lourens 2 55 0 0 28 0 0

Rebeca Rodriga 2 29 22 1560 15 11 780

Siman 2 24 0 0 12 0 0

Louis 1 350 56 0 350 56 0

Maria 1 150 0 0 150 0 0

Jan Baasge Rebekka 1 50 0 0 50 0 0

Poentje Naijnde 1 32 8 234 32 8 234

Michiel 1 30 9 806 30 9 806

Pauloe 1 19 15 0 19 15 0

Totaal 141 4307 311 6378 1532 133 3009

Gemiddelde 5 160 12 236 57 5 111

(14)

Patronen in Galoepiadde en Ahangamme

Het vorige hoofdstuk bood een vogelperspectief op de sociale connecties en familiaire banden van de vrijgegeven slaven in het district Galle en de verschillen in landbezit tussen deze huishoudens. Maar er ontstaat een veel completer beeld door het landbezit van de vrijgegeven slaven naast het landbezit van andere huishoudens in de omgeving te leggen en zo een vergelijking mogelijk te maken. Er zijn twee opvallende concentraties van vrijgegeven slaven te zien in de dorpen Galoepiadde en Ahangamme.

Vandaar dat de thombo’s van deze twee plaatsen nader bestudeerd zijn.

Galoepiadde

Galoepiadde was een van de dorpen binnen de Vier Gravetten, de suburbane binnenlanden, direct buiten de poort van het Galle Fort.57 Helaas is de exacte locatie van het dorp op geen enkele beschikbare landkaart aan te wijzen, zowel historisch als modern. Galoepiadde werd in 1648 in de thomboregistratie opgenomen. In totaal werden in het dorp 28644 kokosnootbomen, 677

jackfruitbomen en 132835 betelnootbomen geregistreerd. 58 59 De registratie van dit relatief

dichtbevolkte gebied moet echter een complexe organisatie geweest zijn die vanuit twee ‘richtingen’

plaatsvond. Ten eerste werden commissionairs naar het dorp gestuurd om de landeigenaren te registeren die in Galoepiadde woonden. Daarnaast werden eigenaren van land in Galoepiadde opgeroepen om naar de Landraad te komen om hun zich daar te laten registreren.60 Immers; niet alle familiehoofden die grond in Galoepiadde hadden, woonden daar ook. Van de 169 huishoudens die hier geregistreerd woonden 64 huishoudens elders. Deze personen die landeigendom buiten hun

woonplaats hadden worden ‘afwezige landeigenaren’ genoemd. 61 Zij werden voor het grootste deel apart geregistreerd, na de inwoners van het dorp.62 Aangezien deze groep voor Galoepiadde zo groot is, ongeveer een derde van het totale landeigendom was van afwezige landeigenaren, zullen zij verderop, apart van de inwoners besproken worden. De 104 huishoudens die wel in het dorp woonden telden bij elkaar 1177 personen. Hun gezamenlijke bezit in Galloepiadde bestond uit 14901

kokosnootbomen, 420 jackfruitbomen en 118614 betelnootbomen. Van hen waren er echter 31 tevens landeigenaar over grond in andere plaatsen. dit stond namelijk bij het huishouden vermeld bij het hoofdthombo-gedeelte. Dit eigendom buiten Galoepiadde kan niet meegenomen worden in de berekeningen, aangezien de aantallen bomen niet in deze thombo’s opgenomen zijn, maar in de

57 N. Rupesinghe., Negotiating Custom, 84.

58 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0000 - “-”_7438_0283.

59 Missende en onleesbare pagina’s in de thomboregistratie maken dat de getallen, evenals andere gegevens, nooit volledig betrouwbaar zijn.

60 N. Rupesinghe., Negotiating Custom, 45-47.

61 Ibidem, 128.

62 Halverwege de pagina staat de melding: ‘Naamen der persoonen die in andere Dorpen woonagtig zijn en in dit Dorp eenige Landerijen hebben teweten’: NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0155.

(15)

thombo’s van de desbetreffende dorpen. Daarom dienen de opgegeven aantallen beschouwd te worden als enkel het eigendom in Galoepiadde, niet al het eigendom van de huishoudens die daar woonden.

In Galoepiadde woonden twintig vrijgegeven slaven, verdeeld onder vier huishoudens. Drie van deze huishoudens vallen in het bijzonder op, dit zijn de huishoudens van de voormalige ‘collega’s’ Siman, Joseph, Pauloe, Rebecca en Aurelius, allen vrijgegeven slaven van de onderofficier Cornelis

Moerzaat.63 Deze huishoudens zijn allemaal bij elkaar geregistreerd wat ernaar wijst dat de

vrijgegeven slaven als buren naast elkaar woonden.64 Cornelis Moerzaat overleed op 7 oktober 1739 waarop deze vijf slaven geëmancipeerd werden en grond erfden van hun voormalige eigenaar. Siman en Joseph bleven als collega’s bij elkaar en vormden als zodanig een huishouden. Pauloe en Rebecca gingen als echtpaar bij elkaar wonen. Aurelius vormde een huishouden met zijn echtgenote Mahata, een Singalese vrije vrouw. In de Kaapkolonie was het tot 1820 voor slaven verboden om te trouwen,65 het is niet zeker of dit in Nederlands Ceylon toegestaan was. Deze twee echtparen zijn daarom een opvallende vondst. Op het moment dat zij de grond erfden hadden. Pauloe en Rebecca al twee zoons, Jacob van vijf en Isaac van drie jaar oud. Aurelius en Mahata hadden op dat moment een dochter van zeventien jaar oud, genaamd Anna. Alhoewel het niet duidelijk is voor beide echtparen of zij al getrouwd waren voorafgaand aan de emancipatie, wijzen de kinderen wel degelijk op een verregaande liefdesrelatie in deze periode, wellicht vergelijkbaar met een onofficieel huwelijk.66 Opvallend is dat de transportakten van het grondbezit erop wijzen dat deze personen ook in deze samenstelling de grond geërfd hebben. Dit houdt in dat deze samenstelling van huishoudens al vastgelegd was in het testament van Cornelis Moerzaat. Het feit dat deze banden werden erkend en vastgesteld in zijn testament, zou kunnen betekenen dat Cornelis Moerzaat waarde hechte aan deze relaties, en ze mogelijk zelfs ook zag als geldige huwelijken.67 De band tussen Siman en Joseph is ook interessant.

Alhoewel het gedeelde eigendom voortkomt uit de keuze van Cornelis Moerzaat, die mogelijk geen rekening hield met de band die de twee voormalige collega’s hadden, is er mogelijk toch sprake van een vriendschappelijke relatie die sterk genoeg was om als één huishouden verder te willen gaan. De verschillen in het grondbezit tussen deze drie huishoudens is erg groot. Pauloe en Rebecca hadden de grootste tuin geërfd met 120 kokosnootbomen, 5 jackfruitbomen en 998 betelnootbomen. Aurelius kreeg 80 kokosnootbomen en 5 jackfruitbomen. Siman en Joseph kregen veruit het kleinste deel; 24 kokosnootbomen.68 Het is goed mogelijk dat Cornelis Moersaat rekening heeft gehouden met het

63 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0111 en “-”_7438_0113.

64 Alhoewel het niet zeker is in welke volgorde zij geregistreerd zijn, is het aannemelijk dat huishoudens die vlak na elkaar geregistreerd werden, ook bij elkaar in de buurt hun landbezit hadden liggen en daar, tenzij anders vermeld ook woonden.

65 K. Ekama, Slavery in Dutch Colombo: A social history’ 44.

66 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0113

67 Zie bijlage 3 voor alle vrijgeven slaven in een huwelijk.

68 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0112 en “-”_7438_0114.

(16)

aantal personen in het toekomstige huishouden. Anders dan Siman en Joseph hadden de twee echtparen naast zichzelf ook hun kinderen te voeden.

Naast de voormalige slaven van Cornelis Moerzaat woonde ook Christina in Galoepiadde, samen met haar twee kinderen.69 Zij was een vrijgeven slavin van de schoolmeester van de Singalese school; Joan de Silve. Alhoewel er geen zichtbare verbinding is tussen Christina en de andere vrijgegeven slaven in Galoepiadde, is deze er wel degelijk met het huishouden van familiehoofd Dinijs Desilve wat direct na haar geregistreerd is, waarschijnlijk woonden zij naast elkaar. Dinijs is de zoon van Joan de Silve, de Singalese schoolmeester waarvan Christina de vrijgegeven slavin is. Joan de Silve was op het moment van registratie zeventig jaar en mogelijk niet meer in staat om het huishouden te leiden. Christina werd drie jaar voor de registratie vrijgegeven, op dat moment zou Joan de Silve volgens de registratie 67 jaar zijn, mogelijk had haar emancipatie ook met de hoge leeftijd van Joan de Silve te maken. Bij haar vrijgeven werd haar door Joan de Silve een tuin met 30 kokosnootbomen toegewezen.70 Hier zou wel eens sprake kunnen zijn van de eerdergenoemde voorwaardelijke manumissie; bijvoorbeeld dat Christina voor Joan, of voor zijn zoon diende te blijven zorgen, dit zou natuurlijk een verklaring kunnen zijn dat zij naast elkaar woonden.71

Figuur 6: Huishoudens van vrijgegeven slaven die woonden in Galoepiadde en de aantallen bomen in hun bezit, met daarbij ter vergelijking de aantallen van andere inwoners van het dorp.72

Naast de vrijgegeven slaven die in Galoepiadde woonden, waren er ook vier huishoudens, bestaande uit vrijgegeven slaven, die als ‘afwezig landeigenaar’ geregistreerd waren. De twee grootste

huishoudens waren die van de familiehoofden Pauloe73 en Salomon. Deze bestonden beide uit ex- collega’s en zij hadden eveens in groepsverband grond geërfd, dus ook hier stond deze samenstelling al vast voor de emancipatie. 74 De kans is groot dat het hier ging om een vriendschappelijke relatie en

69 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0063.

70 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0064.

71 K. Ekama, ‘Slavery in Dutch Colombo’, 24.

72 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0061, “-”_7438_0063, “-”_7438_0111, “-”_7438_0113, “-”_7438_0173, “-

”_7438_0191, “-”_7438_0197.

73 Om verwarring te voorkomen: Deze Pauloe was een andere persoon dan de echtgenoot van Rebecca, die in Galoepiadde woonde.

74 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0191 en “-”_7438_0197.

Huishoudens Aantal personen

Totaal bomen Gemiddelde per persoon Kokos Jackfruit Betel Kokos Jackfruit Betel

Alle inwoners 693 14901 420 118614 19 0.5 127

Pauloe (1) 5 120 5 998 24 1 200

Aurelius 5 80 5 0 16 1 0

Christina 3 30 0 0 10 0 0

Siman 2 24 0 0 12 0 0

(17)

dat deze personen dus geen hechte familiebanden hadden buiten de groep. Het huishouden van Pauloe woonde in Combalwelle, en van Salomon in de stad Galle. De twee huishoudens zijn kort na elkaar geregistreerd, maar dat kan evengoed op toeval berusten, aangezien er geen andere relatie te zien is tussen de twee huishoudens. Het huishouden van Salomon, bestaande uit zes vrijgegeven slaven had 237 kokosnootbomen in bezit. Zij kregen dit grondbezit als erfenis van hun voormalige eigenares Maria Paulusz. Ten slotte beschikte het huishouden van Pauloe over 748 kokosnootbomen en daarnaast 42 jackfruitbomen en 780 betelnootbomen.75

Verder waren Rebecca Rodriga en Maria beiden vrijgegeven slaven van de stadsherbergier Jan de Feber. Maar hun paden lijken na hun emancipatie een heel andere richting genomen te hebben. Jan de Feber gaf Rebecca Rodriga in 1734 een tuin met 29 kokosnootbomen, 22 jackfruitbomen en 1560 betelnootbomen. Bij Maria staat echter de opmerking dat zij een ‘opvoedeling’ was van Sr. Cornelis Vliethoorn. Het nemen van ‘opvoedelingen’ kwam voort uit de christelijke zending; er werd mee bedoeld dat een ‘heidens’ kind in huis genomen werd door christenen, gedoopt werd en een

christelijke opvoeding kreeg. In feite was dit adopteren van een kind eerder gericht op het bieden van sociaaleconomische zekerheid, dan een teken van zendingsdrang.76 Dit betekend dus dat zij in 1634 te jong geweest zijn om zelfstandig te zijn. Ook staat er bij haar transportakte dat zij haar grondbezit, bestaande uit een tuin met 150 kokosnootbomen, in 1743 van Chittij Bastiaan Christoboe gekregen heeft. Hij heeft dit stuk land wat oorspronkelijk twee verschillende tuinen waren, voor een deel gekocht van de ‘voormalige bottelier Pieter Grijn’. Mogelijk was er een connectie tussen deze twee heren en Jan de Feber, maar dit is niet zeker. Rebecca Rodriga en Maria zijn beiden in de stad Galle komen te wonen, wie weet of zij daar nog contact met elkaar haddden77

Figuur 7: Huishoudens van de vrijgegeven slaven en de aantallen bomen in hun bezit in Galoepiadde, met daarbij ter vergelijking de huishoudens van de andere afwezige landeigenaren.78

75 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0192 en “-”_7438_0198.

76 L. Wagenaar, Galle, 93-94.,

77 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0061, “-”_7438_0062, “-”_7438_0173 en “-”_7438_0174.

78 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0061, “-”_7438_0063, “-”_7438_0111, “-”_7438_0113, “-”_7438_0173, “-

”_7438_0191, “-”_7438_0197.

Huishoudens Aantal personen

Totaal bomen Gemiddelde per persoon Kokos Jackfruit Betel Kokos Jackfruit Betel Alle afwezige

landeigenaren (64) 184 13743 257 18221 134 1,6 110

Salomon 6 237 0 0 40 0 0

Pauloe (2) 5 748 42 780 150 8 156

Rebeca Rodriga 2 29 22 1560 15 11 780

Maria 1 150 0 0 150 0 0

(18)

Het is duidelijk dat de grootte van het grondbezit tussen de vrijgegeven slaven sterk verschillend was.

Omdat alle vrijgegeven slaven hun grondbezit van hun voormalige eigenaar geërfd of gekregen hadden, wordt de invloed zichtbaar die deze persoon had op het verdere leven van de vrijgegeven slaaf of slavin. Het huishouden van ex-collega’s van de tweede Pauloe zou namelijk gezien kunnen worden als grootgrondbezitter, terwijl het grondbezit van de ex-collega’s Siman en Joseph ver onder het gemiddelde van het dorp is.79

Ahangamme

Ahangamme lag vanuit de vestingpoort van Galle ruim twintig kilometer ten oosten van de stad, via de kustweg voorbij Talpe en het Kogallameer was Ahangamme het eerste grotere dorp wat zou

verschijnen. Het is goed mogelijk dat dit de route was die de commissionair 1753 nam om de inwoners van het dorp en hun landeigendom te registeren. Het is namelijk opvallend dat in deze thombo’s van dit dorp geen afwezige eigenaren zijn opgenomen. Ook woonden hier nauwelijks huishoudens met geregistreerd grondbezit buiten het dorp. In Ahangamme woonden 81 huishoudens, in totaal ongeveer 1159 personen . De huishoudens waren hier over het algemeen dus een stuk groter.80 Er stonden 19048 kokosnootbomen, gemiddeld 238 per huishouden. Verder stonden er 1759 jackfruitbomen en 81948 betelnootbomen. 60 huishoudens hadden jackfruitbomen en 27 hadden betelnootbomen. Deze huishoudens hadden gemiddeld 31 jackfruitbomen en 2926 arecenootbomen. Twee huishoudens schieten er ruim bovenuit: Het huishouden van Lienege Michel bezat 1757 kokosnootbomen, 176 jackfruitbomen en 2820 betelnootbomen. Het huishouden van Wietanege Don Pasqual bezat 3562 koksonootbomen, 229 jackfruitbomen en 2444 betelnootbomen. Voor de betelnootbomen was er echter sprake van twee andere grootgrondbezitters; de weduwe Japageij Joeandezilve met 11740 bomen en de weduwe Dona Maria met 24880 bomen, samen bijna de helft van alle bomen in het dorp.

In Ahangamme woonden zes geregistreerde vrijgegeven slaven.81 Van deze personen stonden er vier aan het hoofd van het huishouden. In tegenstelling tot Galloepiadde, waar de vrijgegeven slaven over het algemeen met ex-collega’s woonden, woonden zij hier samen met uitgebreide families. Bovendien hadden de meeste huishoudens hier geen grond geschonken gekregen of geërfd. Vermoedelijk werden deze personen bij hun emancipatie opgevangen door hun familie en konden zij delen in de oogst van hun grond, waardoor hun voormalige eigenaar hun geen grond hoefde te schenken. Alle huishoudens in Ahangamme met vrijgegeven slaven en hun grondbezit zijn weergegeven in figuur 8.

Ten eerste valt het huishouden van Battege Gimara op.82 De transportakten van het grondbezit van haar huishouden geven interessante informatie over het verleden van deze familie. Een van de tuinen , met 45 kokosnootbomen en 1 jackfruitboom, was namelijk al in het bezit van de grootmoeder van

79 Zie Bijlage 1 voor een overzicht van alle vrijgegeven slaven die landeigendom in Galoepiadde hadden.

80 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0000 - “-”_7395A_0208.

81 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0093 - “-”_7395A_0160.

82 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0093.

(19)

Battege Gimara; Battege Inesa. Deze vrouw was ook een vrijgegeven slavin, en mogelijk was deze tuin de borg die haar voormalige eigenaar had geschonken of gelegateerd voor haar economische onafhankelijkheid. Hier staat echter niets over vermeld, waarschijnlijk was het in 1753 niet meer bekend hoe de tuin in het bezit gekomen is. De vader van Battege Gimara is ook bekend; Watteijena, hij plantte namelijk een tweede, kleinere tuin aan met 10 kokosnootbomen. Behalve de naam is er over hem helaas niets bekend, hij is ook niet als vrijgegeven slaaf vermeld. Het is daarom niet bekend of hij de zoon, of de schoonzoon van Battege Inesa was. De moeder van Battege Gimara is helaas niet bekend, waardoor veel vragen onbeantwoord zullen blijven. Een derde tuin met 45 kokosnootbomen en 4 jackfruitbomen werd aangeplant door de zwagerin van Battege Gimara; Oedoegamme

Arrembegoddege Annona, Ten slotte werd een vierde tuin met 37 kokosnootbomen aangeplant door Anna, de dochter van Battege Gimara. Bij de emancipatie van Battege Gimara, werd zij waarschijnlijk opgevangen door haar familie en kon zij delen in de oogst. De tuin van Battege Inesa was destijds vrijwel zeker al in het bezit. Dit is minder duidelijk voor de andere tuinen, alhoewel de kans groot is dat de tuin die haar vader aanplantte, ook al in bezit was.

Bij het huishouden van Passieckoege Bastiaan gaat het ook om een familiestructuur.83 Maar er zijn opvallende verschillen met het huishouden van Battege Gimara. Over de ouders van Passieckoege Bastiaan is helaas niets bekend. Hier is het zijn jongere broer Philipoe en diens vrouw Mannenege Maricka geweest die de drie eerste tuinen hebben aangeplant.84 Passieckoege Bastiaan heeft na zijn emancipatie zelf nog vier tuinen aangeplant op compagniegronden. In totaal stonden hier 45 kokosnootbomen en 21 jackfruitbomen. Later heeft Philipoe hier nog een grotere tuin van 46 kokosnootbomen en 24 jackfruitbomen aangeplant. Ten slotte heeft de overleden broer van

Passieckoege Bastiaan, Passieckoege Jasentoen nog drie tuinen aangeplant op compagniegronden, met in totaal 41 kokosnootbomen en 17 jackfruitbomen.

Battege Philippoe en Battege Bastiaan.85 Dit waren de enige vrijgegeven slaven die door te trouwen met de dochters van het familiehoofd Mananege Diogoe, onderdeel werden van een huishouden wat verder uit vrije personen bestond. Deze twee huwelijken wijzen op een hechte band tussen de vrijgegeven slaven en dit huishouden. Het is aannemelijk zo dat deze band al bestond voor de emancipatie van deze personen; Battege Philippoe en Battege Bastiaan hadden zelf namelijk geen grond gekregen bij hun emancipatie, maar zij deelden in het grondbezit van het huishouden. Dit grondbezit is deels overgenomen van de vader van Mananege Diogoe, Mananege Doenmingoe. Hij had vanouds drie tuinen in bezit legde nog drie tuinen aan op Ratmaherregronden, in totaal had hij 122 kokosnootbomen en 20 jackfruitbomen in bezit. Daarnaast hebben Mananege Diogoe zelf, en zijn zuster Maricka nog twee tuinen aangeplant met in totaal 104 kokosnootbomen en 1 jackfruitboom. Het

83 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0121.

84 L. Hovy, Ceylonees Plakkaatboek (Hilversum, 1991) 985.

85 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0105.

(20)

is goed mogelijk dat het bij de emancipatie al duidelijk was dat Battege Philippoe en Battege Bastiaan in opbrengst van dit grondbezit konden delen en op die manier in hun levensonderhoud konden voorzien, waardoor de voormalige eigenaar niet verplicht was om grond aan deze personen te

schenken. Ten slotte valt het familiehoofd Lourens op. Dit is namelijk de enige vrijgegeven slaaf met grondbezit in twee plaatsen, geregistreerd in aparte thombo’s.86 Naast twee tuinen in Ahangamme, met in totaal 31 kokosnootbomen had hij een tuin in Mattoewapiediegamme met 24 koksosnootbomen. De tuinen in Ahangamme heeft hij samen met zijn jongere broer Ambrozie aangeplant op Ratmaherre- gronden. De tuin in Mattoewapiediegamme was door Lourens alleen aangeplant, op

compagniegronden. Ambrozie wordt op deze thombo niet vermeld en lijkt dus niet te hebben gedeeld in het eigendom van deze tuin.87

Er is een duidelijk verschil te zien tussen het sociaaleconomische leven van de vrijgegeven slaven in Galoepiadde en Ahangamme. Waar voor de vrijgegeven slaven in het dichter bevolkte Galoepiadde de relatie met hun voormalige eigenaar een zeer belangrijke factor was voor het leven van de slaven, lijkt dit voor de grotere families in Ahangamme minder het geval, simpelweg omdat deze personen hun grondbezit niet van hun voormalige eigenaar gekregen hebben, met uitzondering van het huishouden van Ziela. Deze uitzondering maakt de invloed van de voormalige eigenaar echter nogmaals duidelijk;

Ziela had namelijk van de vrijgegeven slaven in Ahangamme veruit de meeste kokosnootbomen in bezit, zowel in totaal als in verhouding tot het aantal personen in het huishouden. Ziela had namelijk 333 kokosnootbomen in zijn bezit en hoefde deze bovendien met slechts drie personen te delen. In verhouding tot het aantal personen in het huishouden stond Lourens er daarna het beste voor en pas ver daarna de grotere families van Battege Gimara, Passieckoege Bastiaan en Mananege Diogoe.

Figuur 8: Huishoudens met vrijgegeven slaven en de aantallen bomen in hun bezit in Ahangamme, met daarbij ter vergelijking de huishoudens van de andere inwoners.88

86 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0105, “-”_7395A_0106, “-”_7395A_0131 en “-”_7395A_0132.

87 Zie Bijlage 2 voor een overzicht van alle vrijgegeven slaven die landeigendom in Galoepiadde hadden.

88 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0061, “-”_7438_0063, “-”_7438_0111, “-”_7438_0113, “-”_7438_0173, “-

”_7438_0191, “-”_7438_0197.

Familiehoofd Aantal personen

Totaal aantal bomen Bomen per persoon Kokos Jackfruit Betel Kokos Jackfruit Betel

Alle inwoners 1159 19048 1759 81948 27 162 81948

Battege Gimara 25 137 5 0 5 1 0

Passieckoege Bastiaan 18 106 38 0 6 2 0

Mananege Diogoe 16 143 20 0 9 1 0

Ziela 4 333 0 0 83 0 0

Lourens 2 55 0 0 28 0 0

(21)

Conclusie

In dit onderzoek staat de vraag centraal wat er kan worden verteld over de sociaaleconomische situatie van de vrijgegeven slaven die leefden in en rondom de stad Galle, Nederlands Ceylon, tussen 1740 en 1785. De beantwoording van deze vraag is mogelijk vanwege de hoofd- en landthombo’s. Door deze bijzondere bronnen te raadplegen en gedetailleerd te bestuderen kunnen de verhalen van de deze voorheen vergeten personen aan het licht gebracht worden. Door de hoofd- en landthombo’s van de vrijgegeven slaven naast elkaar te leggen en vanuit een vogelperspectief te bekijken is duidelijk geworden dat de sociaaleconomische situatie van de vrijgegeven slaven na hun emancipatie onderling net zo varieerde als de andere bewoners van het eiland. Niet alleen de omvang van de huishoudens verschilde, ook de samenstelling ervan varieerde sterk. Het landeigendom liep bovendien uiteen tot kleine tuintjes voor het eigen levensonderhoud tot marktgeoriënteerde plantages.

Aangezien het overgrote deel van de vrijgeven slaven via de voormalige eigenaar aan het grondbezit is gekomen, geeft dit duidelijk het grote belang aan van sociale contacten, met name met de voormalige eigenaar. Vooral in Galoepiadde komt dit duidelijk naar boven. Ten eerste geven de grote verschillen in grondbezit weer dat het van groot belang was hoe omvangrijk het grondbezit van de eigenaar was.

Dit zou later namelijk potentieel aan de slaven nagelaten worden. Ten tweede liet dit het belang zien van het scheppen en onderhouden van een sterke sociale band met deze eigenaar, aangezien de voorkeur voor een persoon kon leiden tot een groot verschil in eigendom. Toch betekende het ontbreken van dergelijk sociaal contact met de eigenaar niet altijd een leven in armoede. De

individuele verhalen van de uitgebreide families in Ahangamme laten zien dat vrijgegeven slaven ook door sociale vangnetten van familie en schoonfamilie opgevangen werden.

Het vogelperspectief en de twee verdiepende onderzoeken naar twee heel verschillende dorpen komen samen in het antwoord dat het spannen van familiaire en vriendschappelijke vangnetten en het

onderhouden van sociale contacten, absoluut centraal stonden en een bepalende factor speelden in het sociaaleconomische leven van de vrijgegeven slaven in en rondom Galle tussen 1740 en 1785.

(22)

Literatuur

Allen, B.R., ‘Satisfying the ‘Want or Labouring People’: European slave traiding in the Indian Ocean, 1500-1800’, Journal of World History 21:1 (2010).

Blight, D.W., A Slave No More: Two Men Who Escaped to Freedom, Including Their Own Narratives of Emancipation (Boston, 2009).

Campbell, G., ‘Slavery in the Indian Ocean World’ in: Gad Heuman en Trevor Burnard(red): The Routledge History of Slavery (Cambridge, 2011).

Dewasiri, N.R., Peasant in transition: agrarian society in Western Sri Lanka under Dutch Rule, 1740- 1800. (Leiden, 2007).

Ekama, K., ‘Connected Lives: Experiences of Slavery in VOC Colombo’ in: Alicia Schrikker en Nira Wickramasinghe ed., Being a Slave (Leiden 2020).

Ekama, K., ‘Slavery in Dutch Colombo: A social history’ (Researchmasterscriptie Geschiedenis, Radboud Universiteit, Nijmegen, 2012).

Gates, H.L., Frederick Douglass : Autobiographies : Narrative of the Life of Frederick Douglass, an American Slave / My Bondage and My Freedom / Life and Times of Frederick Douglass (New York, 1994).

Helg, A., Slave No More: Self-Liberation before Abolitionism in the Americas (Chapel Hill, 2019).

Hovy, L., Ceylonees Plakkaatboek (Hilversum, 1991).

Lyna, D., ‘Leven na slavernij en voor abolitionisme Op zoek naar vrijgelaten slaven in achttiende- eeuws Sri Lanka’, Nieuw Letterkundig Magazijn 38:11 (2020).

Newton-King, S., ‘Family, friendship and survival among freed slaves’ in Nigel Worden (red.): Cape Town between east and west: Social identities in a Dutch colonial town. (Cape Town, 2015).

Newton-King, S., ‘Slavery, Race and Citizenship: The Ambiguous Status of Freed Slaves at the Cape in the Seventeenth and Eighteenth Centuries.’ In: I. Pesa en Jan-Bart Gewald (red), Magnifying perspectives: Contributions to history, a Festschrift for Robert Ross. (Leiden, 2017).

Raben. R., Batavia and Colombo: The ethnic and spatial order of two colonial cities, 1600-1800 (onuitgeven proefschrift, Universiteit Leiden, Leiden, 1996).

Raben, R., ‘Facing the Crowd: The urban ethnic policy of the Dutch East India Company 1600-1800.’

In K. S. Mathew, Mariners, Merchants and Oceans (New Delhi: 1995).

Rossum M. van., Kleurrijke Tragiek. De geschiedenis van de slavernij in Azië onder de VOC (Hilversum, 2015).

Rupesinghe. N., Negotiating Custom: Colonial Lawmaking in the Galle Landraad (Leiden, 2016).

Schrikker, A., en N. Wickramasinghe, ‘Slavernij, slavenhandel en de VOC in Zuid-Azië’ in Pepijn Brandon, Guno Jones eds., De slavernij in Oost en West: Het Amsterdam-onderzoek (Amsterdam, 2020).

Schrikker A., en N. Wickramasinghe, ‘The Ambivalence of Freedom: Slaves in Jaffna, Sri Lanka, in the Eighteenth and Nineteenth Centuries’ Journal of Asian studies 78:3 (2019).

Schrikker, A., en K. Ekama, ‘Through the lens of slavery: Dutch Sri Lanka in the eighteenth century’

in: Zoltan Biedermann en Alan Strathern (red.): Sri Lanka at the crossroads of history. (London, 2017).

(23)

Vink. M., ‘The World’s Oldest Trade: Dutch Slavery and Slave Trade in the Indian Ocean in the Seventeenth Century’, Journal of World History 14:2 (2003).

Wagenaar, L., Galle, VOC-vestiging in Ceylon: Beschrijving van een koloniale samenleving aan de vooravond van de Singalese opstand tegen het Nederlandse gezag, 1760 (Leiden, 1994).

Zeuske, M., en D. Fernbach., ‘Historiography and Research Problems of Slavery and the Slave Trade in a Global-Historical Perspective, International Review of Social History 57:1 (2012).

(24)

Bijlage 1: Alle vrijgegeven slaven per huishouden in Galloepiadde, met de transportakte en het aantal bomen in hun bezit. Wanneer er bij de transportakte geen naam vermeld staat, betreft het de

voormalige eigenaar. Huisgenoten die geen vrijgegeven slaven zijn, zijn weergegeven als +1 enzovoorts. 89

Huishouden Voormalige eigenaar

Transportakte Transport- datum

Totaal aantal bomen

Kokosnoot Jackfruit Betelnoot Pauloe

Rebecca +3

Cornelis Moerzaat

Erfenis 7 oktober 1739

120 5 998

Aurelius + 4

Cornelis Moerzaat

Erfenis 7 oktober 1739

80 5 0

Christina + 3

Joan de Silve

Schenking 14 mei 1743

30 0 0

Siman Joseph

Cornelis Moerzaat

Erfenis 7 oktober 1739

24 0 0

Salomon David Aletta Rachel Moettoe Anna

Maria Paulusz

Erfenis van de

‘onderkoopman’

4 augustus 1746

237 0 0

Pauloe Jacob Joannis Joanna Rachel

Onbekend Erfenis van Adriana de Costa

18 juni 1744

748 42 780

Rebecca Rodriga

Jan de Feber

Schenking 3 februari 1734

29 22 1560

Maria Jan de Feber

Schenking van Chittij Bastiaan Christoboe

20 juni 1743

150 0 0

89 NL-HaNA_1.11.06.08_7438_0061, “-”_7438_0063, “-”_7438_0111, “-”_7438_0113, “-”_7438_0173, “-

”_7438_0191, “-”_7438_0197.

(25)

Bijlage 2 Alle vrijgegeven slaven per huishouden in Ahangamme, met de transportakte en het aantal bomen in hun bezit. Wanneer er bij de transportakte geen naam vermeld staat, betreft het de

voormalige eigenaar. Huisgenoten die geen vrijgegeven slaven zijn, zijn weergegeven als +1 enzovoorts. 90

Huishouden Transportakte via: Totaal aantal bomen

Kokosnoot Jackfruit Betelnoot Battege Gimara

+22

Grootmoeder Vader Zwagerin Dochter

137 5 0

Battege Philippoe Battege Bastiaan +14

Schoongrootvader Schoonvader

227 21 0

Passieckoege Bastiaan + 17

Broer Schoonzus

106 38 0

Lourens +1

Zelf aangeplant 55 0 0

Ziela +3

Voormalige eigenaar

333 0 0

Bijlage 3: Vrijgegeven slaven, geregistreerd als gehuwd.91

Jaar Naam Leeftijd Echtgen(o)t(e) Leeftijd Status/Kaste

1753 Battege Philipoe - Pauwestina 37 Bellale

1753 Battege Bastiaan - Catharintja 35 Bellale

1753 Passieckoege Bastiaan

45 Mananege

Chatarina

37 Bellale

1746 Pauloe 36 Rebecca 35 Ex-slavin

1746 Rebecca 35 Pauloe 36 Ex-slaaf

1746 Aurelius 60 Mahata 52 Singalese

vrijevrouw

1745/46 Michiel Overleden Jabina Croes - -

1744 Pedroe Perera 69 Kallienagaijani 60 -

90 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0093, “-”_7395A_0094, “-”_7395A_0105, “-”_7395A_0106, “-

”_7395A_0121, “-”_7395A_0122, “-”_7395A_0131, “-”_7395A_0132, “-”_7395A_0159 en “-”_7395A_0160.

91 NL-HaNA_1.11.06.08_7395A_0105, “-”_7395A_0121, “-”_7438_0113, “-”_7438_0113, “-”_7485_0036, “-

”_7550_0006.

(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met vrijmoedigheid wendden de ondel'geteekel1c1en zich tot Zijne Majesteit, eerbiedig verzoekende eene wetsyoor- dragt iu het belang der slaven tel' gunste hunner

Tijdens het veldbezoek wordt bepaald of het plangebied geschikt is als habitat voor beschermde soorten vlinders, libellen en overige ongewervelden (o.a. kevers en

Het complete aanvullend onderzoek naar vleermuizen, dat is uitgevoerd om alle mogelijke functies van het plangebied voor deze soort (en mogelijk nog andere soorten) vast te

Door het wegvangen van de dieren binnen en buiten het plangebied wordt voorkomen dat de rugstreeppad zich hier voortplant of zich tijdens werkzaamheden in de plangebied bevind..

Als de aanwezigheid van één functie van het plangebied voor de rugstreeppad tijdens één van de onderzoeken is vastgesteld is aanvullend onderzoek naar andere functies niet

Ter herdenking van de eerste stichting van de Zusters van Voorzienigheid van Ruille sur Loir in Sri Lanka kregen onze zusters op 19 december 2019 de gelegenheid om de vreugde

En nu blijkt dat die- zelfde mensen, als ze niet dement maar volkomen wilsbe- kwaam zijn, zonder enig overleg aan levensverkortende pijn- bestrijding worden onderworpen.. Ik stel me

Het Belgische wetsvoorstel werd een top story – er is een reportage, een infografiek en er zijn opiniestukken en een debat – en journaliste Christiane Amanpour spitte het thema uit