• No results found

Vluchtelingenprotest in Nederland, anders dan andere protesten?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vluchtelingenprotest in Nederland, anders dan andere protesten?"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelor scriptie Politieke Communicatie Scriptiebegeleider: Ruud Wouters Door: Abel van Dartel

UvA ID: 11014059

Datum van inleveren: 12 juni 2017

Aantal woorden exclusief referenties en bijlage: 6460

Vluchtelingenprotest in Nederland, anders dan andere protesten?

Een onderzoek naar de behandeling van protesten tegen vluchtelingen ten opzichte van protesten met een ander thema in Nederlandse kranten

(2)

Samenvatting

Het vluchtelingenprobleem is in Nederland nog nooit zoveel besproken als tijdens de Tweede Kamerverkiezingen in het jaar 2016. Dit probleem gaat gepaard met protesten voor én tegen de komst van vluchtelingen naar Europa en Nederland. Met dit onderzoek is geprobeerd om aan te tonen of Nederlandse media protesten tegen vluchtelingen anders behandelen dan andere protesten. Middels een kwantitatieve inhoudsanalyse van 200 artikelen uit tien verschillende Nederlandse kranten is er een antwoord geformuleerd op de vraag of Nederlandse media het vluchtelingenthema anders behandelen en welke factoren van invloed zijn op de toon van berichtgeving. Of een protest verstorend is of niet en het type krant lijken een direct effect te hebben op de toon van berichtgeving. Het thema lijkt echter geen modererende werking te hebben op dit effect. Het thema vluchtelingen wordt dus niet anders behandeld door Nederlandse media dan andere thema’s.

(3)

Inleiding

Meer dan ooit was het zo’n groot thema tijdens verkiezingscampagnes: de stroom vluchtelingen die voornamelijk via Turkije en Griekenland verder Europa in probeert te trekken. Deze vluchtelingen zorgen voor grote verdeeldheid in Nederland, met duidelijke voor- en tegenstanders voor de komst van deze vluchtelingen. Deze grote verdeeldheid brengt ook protesten met zich mee. In veel dorpen waar plannen zijn om vluchtelingen op te vangen zijn protesten gehouden. Voor de media is het een goudmijn aan nieuws. De vraag is hoe media berichten over de protesten en of protesten tegen de komst van nieuwe vluchtelingen negatiever worden weergegeven dan protesten met een ander thema.

Onderzoekers hebben al aardig in kaart gebracht welke factoren ervoor zorgen dat protesten als nieuwswaardig worden beschouwd (Andrews & Carren, 2010; Corrigall-Brown, 2016). Daarnaast is er veel onderzoek gedaan naar hoe journalisten berichten over protesten (Weaver & Scacco, 2013;

McLeod, 2007; Lee, 2014). In dit onderzoek wordt geprobeerd te achterhalen of er verschil zit in berichtgeving over protesten. Boyle et al. (2004) vonden dat protesten die meer ‘tegen het systeem’

in gingen negatiever worden beschreven in de media dan meer gematigde protesten. Protesten die worden gehouden voor radicale verandering van het huidige systeem worden negatiever beschreven dan protesten die minder tegen het huidige systeem in gaan (Boyle et al., 2004). Er wordt in dit onderzoek een vergelijking gemaakt tussen protesten tegen vluchtelingen en protesten met een ander thema en gekeken of protesten tegen vluchtelingen op een andere manier behandeld worden door de media dan andere protesten. Deze vergelijking wordt gemaakt omdat protesten tegen vluchtelingen enkele kenmerken bezitten die er mogelijk voor kunnen zorgen dat deze protesten voor negatievere berichtgeving zorgen dan andere protesten.

Een van die kenmerken is het radicale waar Boyle et al., in 2004 onderzoek naar deden.

Aangezien immigratiebeleid een belangrijk onderwerp was tijdens de verkiezingscampagnes van de politieke partijen voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2017 is er aan de uitslag enigszins af te leiden hoe Nederland over dit issue denkt. Geert Wilders en zijn extreemrechtse partij de PVV was een van de weinigen die zich namelijk sterk uitsprak tegen de komst van nieuwe vluchtelingen naar Nederland waarmee hij het gezicht is geworden van een anti-immigratie beleid. Hij behaalde onder andere door dit standpunt een winst van 5 zetels in het parlement ten opzichte van voorgaande verkiezingen. Een groot deel van Nederland keert zich echter af van Wilders, wat is te merken aan het niet willen vormen van een coalitie met de PVV door vrijwel alle grote Nederlandse partijen. Deze grote afkeer tegen het immigratiebeleid van Wilders suggereert dat Wilders een te radicale

verandering wil aanbrengen in het huidige beleid omtrent immigratie. De protesten tegen

vluchtelingen draaien om eenzelfde verandering: stoppen met het opvangen van vluchtelingen (en de radicale maatregelen die hiervoor getroffen moeten worden). Protesten tegen vluchtelingen zijn

(4)

dus protesten vóór een radicale verandering van het huidige systeem en zullen mogelijk in lijn met het onderzoek van Boyle et al. uit 2004 negatiever worden beschreven door de media. In dit onderzoek wordt onderzocht of dit werkelijk zo is. Er wordt getracht factoren te vinden die van invloed zijn op de toon van de berichtgeving. Maar nog belangrijker is de vraag of de invloed van deze factoren nog sterker is wanneer het protest een protest tegen vluchtelingen betreft. Dit resulteert in de volgende onderzoeksvragen:

RQ1: Welke factoren zijn van invloed op de toon van de berichtgeving?

RQ2: Is het effect van deze factoren op de toon van berichtgeving bij protesten tegen vluchtelingen nog sterker dan bij andere protesten?

Er wordt onderzocht of berichten over protesten tegen vluchtelingen positiever of negatiever worden beschreven, maar ook andere factoren worden meegenomen in het onderzoek. Zo worden de vorm van het protest, de soort krant en de organisatoren van het protest ook als onafhankelijke variabele meegenomen om te controleren of deze factoren invloed hebben op de toon van de berichtgeving.

Daarnaast geeft dit onderzoek een beeld over hoe media met protesten omgaan. Wanneer er wordt gevonden dat protesten tegen vluchtelingen negatiever worden beschreven dan andere protesten dan betekent dit dat de Nederlandse media protesten over verschillende thema’s én dus met verschillende doelen op een andere manier behandelen. Het is zorgwekkend wanneer protesten tegen vluchtelingen negatiever worden beschreven dan andere protesten wanneer de kenmerken van het protest gelijk zijn, omdat dit erop duidt dat de media een afkeer hebben van de protesten tegen vluchtelingen of het standpunt dat centraal staat bij deze protesten. Het zou een teken zijn van een andere behandeling van een protest dat een erg gevoelig standpunt in Nederland representeert.

Daarnaast kan het aangeven dat ook het thema van het protest van invloed kan zijn op de toon van berichtgeving en biedt dit aanknopingspunten voor vervolgonderzoek. Er is namelijk nog niet eerder aangetoond dat het thema van het protest een direct of indirect effect heeft op de toon van

berichtgeving.

(5)

Conceptueel model

In dit onderzoek zal de toon van de berichtgeving over protesten tegen vluchtelingen en andere protesten worden onderzocht. De toon van berichtgeving is afhankelijk van het standpunt dat wordt ingenomen. In dit onderzoek is toon van berichtgeving bekeken vanuit de demonstrant of de sociale beweging achter het protest. Positieve berichtgeving betekent dus positief voor de demonstranten of de sociale beweging. Er wordt gekeken of het thema van een protest invloed heeft op hoe een protest wordt beschreven door de media. Dit wordt onderzocht door naar factoren te kijken die effect hebben op de toon van de berichtgeving en na te gaan of het thema van het protest dit effect verandert. Dit onderzoek vergelijkt protesten met het thema vluchtelingen met andere thema’s. Het belangrijkste van dit onderzoek is dus om te achterhalen of er anders wordt bericht over protesten tegen vluchtelingen dan andere protesten.

In figuur 1 is te zien dat er in dit onderzoek drie onafhankelijke variabelen worden onderzocht waarvan wordt gemeten of deze variabelen invloed hebben op de toon van de

berichtgeving. Er wordt verwacht dat de vorm van het protest (of het protest verstorend is of niet), het type krant (populair of kwaliteit) en de organisator van het protest (extremistisch of niet- extremistisch) invloed hebben op de toon van berichtgeving. Ook is in het conceptueel model

zichtbaar dat het thema vluchtelingen op twee van deze onafhankelijke variabelen een modererende werking heeft. De verwachting is dat het thema vluchtelingen anders wordt behandeld dan andere thema’s wanneer er gecontroleerd wordt voor de drie onafhankelijke variabelen. Met de vorm van het protest wordt er onderscheid gemaakt tussen verstorend en niet-verstorend. Een verstorend protest is een protest waarbij de openbare orde verstoord wordt door bijvoorbeeld geweldpleging of andere criminele activiteiten waar ernstige hinder van ondervonden kan worden. Denk bij een verstorend protest ook aan het afkondigen van noodverordeningen of andere maatregelen die afwijken van de normale gang van zaken om zo het protest in toom te houden.

Met een extremistische organisator wordt een organisator bedoeld die bekend staat om zijn radicale werkwijze en standpunten. Dit is anders dan een verstorend protest, omdat hier specifiek naar de invloed van de organisator wordt gekeken en niet naar de manier waarop er geprotesteerd wordt. Zo komt het ook voor dat een extremistische organisator vreedzaam protesteert. Er wordt dus de vraag gesteld of het al dan niet extremistische imago van de organisator invloed heeft op de toon van berichtgeving. Bij deze variabele is er door de onderzoeker een afweging gemaakt per organisator of dit een extremistische organisator betreft of niet.

(6)

Figuur 1 - Conceptueel model

Hypothesen

Hoewel er nog weinig onderzoek is gefocust op protesten tegen vluchtelingen is er wel onderzocht dat verstorende protesten tot meer negatievere berichtgeving leiden (Smith et al., 2001; Wouters, 2015). Sociale bewegingen tegen vluchtelingen lijken vaak een verstorend protest te kiezen als vorm van protest. De vorm van het protest wordt deels bepaald door de tactiek van de sociale beweging.

Deze tactiek heeft invloed op hoe zij in de media komen (Boyle, McLeod & Armstrong, 2012; Lee, 2014; Evans, 2016). Een gematigde tactiek, met weinig radicale acties en geen geweld, zal leiden tot meer positieve berichtgeving. Verstorende protesten hebben daarnaast ook een negatieve invloed op de toon van de berichtgeving en leiden af van het probleem waartegen wordt geprotesteerd (Smith et al., 2001; Wouters, 2015). De protesten tegen vluchtelingen kenmerken zich door veel onrust. Zo worden er varkenskoppen gebruikt om duidelijk te maken tegen een asielzoekerscentrum te zijn en wordt er verbaal en fysiek geweld gebruikt tijdens demonstraties ("Grimmige azc-protesten leidden ook elders tot schrappen opvang", 2016). Deze protesten zijn dus zo verstorend dat het effect van verstorende protesten op de toon van de berichtgeving voor deze protesten weleens nog sterker kan zijn. Daarom zijn de volgende hypothesen opgesteld:

H1A: Verstorende protesten leiden tot negatievere berichtgeving dan niet-verstorende protesten H1B: Het effect van verstorende protesten op de toon van berichtgeving zal bij protest tegen

(7)

vluchtelingen nog sterker zijn dan bij protesten met andere thema’s; protesten tegen vluchtelingen worden negatiever beschreven.

De vorm van het protest is niet de enige factor die van invloed kan zijn op de toon van de

berichtgeving. De krant waarin een artikel wordt gepubliceerd heeft ook een effect op de toon van de berichtgeving. In Nederland bestaan er enkele duidelijk ‘populaire’ kranten zoals het Algemeen Dagblad en De Telegraaf en kwaliteitskranten zoals de Volkskrant, de Trouw en het NRC Handelsblad (Bakker & Scholten, 2006). De populaire kranten zijn meer sensatiegericht dan kwaliteitskranten.

Sensatiegerichte kranten hebben meer ruimte voor drama in de vorm van geweld of ongelukken en minder aandacht voor politiek nieuws (Schaap & Pleijter, 2012). Een verschil tussen kranten lijkt dus een aannemelijke verwachting. Protesten bevatten over het algemeen veel dramatische effecten waardoor er mogelijk veel aandacht is voor het protest maar weinig voor het probleem achter het protest, omdat dit simpelweg niet sensationeel genoeg is. Bij protesten tegen vluchtelingen is dit dramatische nog veel meer aanwezig (varkenskoppen, veel geweld etc.). Zo lijken de demonstranten zelf te kiezen voor veel dramatische effecten tijdens hun protesten, wat populaire kranten nog meer input geeft voor sensationele berichtgeving. Minder aandacht voor het probleem en meer aandacht voor al het drama rondom het protest is negatief voor de demonstranten, omdat zo hun wensen niet gehoord worden. Dit leidt tot de volgende hypothesen:

H2A: Populaire kranten zullen negatiever berichten over protesten dan kwaliteitskranten.

H2B: Populaire kranten zullen nog negatiever berichten over protesten dan kwaliteitskranten wanneer het protesten tegen vluchtelingen betreft.

Rohlinger en Brown onderzochten in 2013 of de reputatie van een organisatie van invloed is op de media-aandacht en de toon van de berichtgeving over een sociale beweging. Zij vonden dat een goede reputatie leidt tot meer maar ook positievere berichtgeving. Zij onderzochten echter alleen de verschillen tussen een goede of slechte reputatie. Bij protesten is er een onderscheid te maken tussen extremistische en niet-extremistische sociale bewegingen. Een sociale beweging met een extremistisch imago, die bekend staat om zijn radicale protesten zal hoogstwaarschijnlijk een slechte reputatie hebben bij de media, puur en alleen om de wandaden die worden verricht tijdens de protesten. Het is daarom niet ondenkbaar dat protesten georganiseerd door organisaties met een extremistische reputatie negatiever in het nieuws komen dan organisaties met een minder

extremistische reputatie. Het type organisatie kan dus van invloed zijn op de toon van berichtgeving (Rohlinger & Brown, 2013). Wat betreft protesten tegen vluchtelingen is er geen organisatie zo actief als de Pegida beweging. De oorspronkelijk Duitse beweging is verantwoordelijk voor onder andere de

(8)

protesten met varkenskoppen waarover in de inleiding wordt gesproken. Onrust zaaien lijkt de standaard voor een protest van Pegida. Er worden over het algemeen veel arrestaties verricht door de politie, omdat er geweld wordt gepleegd en verboden worden genegeerd ("Pegida: een korte uitleg van de protestbeweging", 2015). Er kan gesteld worden dat Pegida een extremistische reputatie heeft opgebouwd. De organisatie protesteert extremistisch in de vorm van verbaal en fysiek geweld. Dit leidt tot de volgende hypothese over extremistische organisaties:

H3A: Protesten georganiseerd door een meer extremistische organisator zullen negatiever worden beschreven dan protesten die zijn georganiseerd door minder extremistische organisatoren

Methode

Onderzoeksmateriaal

In dit onderzoek wordt er een kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd om na te gaan of de hierboven opgestelde hypotheses kloppen. Dit gebeurt middels een inhoudsanalyse, omdat er simpelweg gekeken wordt naar berichtgeving en er dus media inhoud moet worden bekeken. In dit onderzoek wordt er vooral ingegaan op krantenartikelen, omdat krantenartikelen makkelijk

toegankelijk zijn en er dan geen tijd verloren gaat aan het bijvoorbeeld transcriberen van

nieuwsuitzendingen. Er hoeft niks aan de inhoud te gebeuren voordat er gecodeerd gaat worden.

Voor het selecteren van de artikelen wordt er gebruik gemaakt van de LexisNexis database. In deze database kunnen naar wens kranten en zoektermen worden geselecteerd. De kranten die worden meegenomen in het onderzoek staan gelijk aan de grootste nationale kranten naar oplage in Nederland zoals te zien in tabel 1. De artikelen over protesten tegen vluchtelingen gaan dan ook voornamelijk over Nederlandse protesten. De andere protesten gaan over protesten uit de hele wereld. Er is gekozen om artikelen van de laatste vijf jaar te gebruiken voor dit onderzoek om zo het meest recente onderzoeksmateriaal te hebben en alsnog een representatieve steekproef te trekken.

(9)

Tabel 1 - Kranten naar oplage in cijfers

In LexisNexis zijn de kranten doorzocht op de volgende zoektermen: LEAD (Vluchtelingen OR asielzoeker! OR azc OR Pegida) AND HEADLINE (Protest OR Beweging OR Demonstratie). Dit levert 202 artikelen op. Van deze 202 artikelen worden in overleg tussen de onderzoekers, de artikelen gefilterd die niet een protest tegen vluchtelingen als onderwerp hebben. Dit resulteert in 100 artikelen over protesten tegen vluchtelingen. De andere protesten zijn gevonden middels de

zoektermen: HEADLINE(Protest) AND NOT (Vluchtelingen OR asielzoeker! OR azc OR Pegida). Om de artikelen gelijk over de tijd te verdelen worden er van ieder half jaar gedurende de

onderzoeksperiode een aantal artikelen genomen. Er zijn in totaal evenveel artikelen over

vluchtelingen als over andere protesten om zo een eerlijke vergelijking te maken. Uiteindelijk zijn er dus 200 artikelen gecodeerd. Voor de artikelen over vluchtelingenprotest is er dus gebruik gemaakt van de hele ‘populatie’ van de afgelopen vijf jaar. Wel is hier door de onderzoekers zelf beoordeeld of het artikel geschikt was. Hier kan je dus spreken van een beoordelingssteekproef. Voor de andere artikelen is er gebruik gemaakt van een systematische steekproef waarin er ieder eerste, middelste en laatste artikel is gebruikt van elke pagina. Er waren 31 pagina’s waardoor er nog 7 artikelen willekeurig geselecteerd moesten worden om op een totaal van 100 uit te komen. Als een artikel niet bruikbaar bleek is er in overleg een artikel onder of boven gebruikt. Belangrijk is wel dat het

selecteren van de artikelen dus enige beoordeling van de onderzoeker vereist. Dit is echter niet te voorkomen, omdat de zoekopdracht zo sluitend mogelijk is geformuleerd.

Variabelen

De toon van berichtgeving wordt gemeten aan de hand van zogenoemde framing devices. De framing devices zijn deels afkomstig uit het onderzoek van Dardis (2006) en deels middels inductief onderzoek vastgesteld. Vooraf is er gekeken in het onderzoeksmateriaal en zijn er enkele devices naar voren gekomen. De framing devices zijn zowel positief als negatief en slaan zowel op

handelingen van demonstranten als op keuzes die de auteur van het artikel maakt. Zoals in tabel 2 is

(10)

te zien zijn er zes positieve en zes negatieve framing devices Een meer uitgebreide uitleg is te vinden in het codeboek in de bijlage.

Tabel 2 - Framing devices

Van de framing devices zullen drie nieuwe variabelen worden geconstrueerd die de toon van de berichtgeving meten. Er ontstaan twee variabelen die de hoeveelheid negatieve en positieve frames meten. Deze variabelen zijn de som van de positieve en negatieve frames. Voor de derde variabele worden de scores bij de negatieve framing devices gehercodeerd naar negatieve waarden.

Vervolgens worden per artikel alle scores op elk framing device bij elkaar opgeteld. Een negatief getal betekent negatieve aandacht en een positief getal betekent positieve aandacht. De hoogte van de waarde betekent dan in hoeverre het artikel negatief of positief is. De waarde vertelt ons dus hoeveel negatieve framing devices tegenover positieve framing devices staan.

Naast de toon van de berichtgeving worden er enkele onafhankelijke variabelen gemeten. De meest belangrijke onafhankelijke variabele is het thema van het protest. De helft van de artikelen heeft natuurlijk als thema vluchtelingen. De andere helft kan over uiteenlopende onderwerpen gaan

(11)

die gecodeerd worden aan de hand van een opgestelde lijst categorieën. In dit onderzoek wordt gekeken of het thema vluchtelingen een modererende variabele is bij enkele factoren die de toon van berichtgeving beïnvloeden. Er wordt dus gekeken of het thema van het protest invloed heeft op het effect van een onafhankelijke variabele op de toon van de berichtgeving. Om hypothese 1 te testen moet er worden gekeken naar verstorende protesten en niet-verstorende protesten.

Allereerst moet de variabele die meet of een protest verstorend is dichotoom worden gemaakt. Er wordt getoetst of verstorende protesten negatiever worden beschreven dan niet verstorende protesten. De variabelen die het aantal positieve en aantal negatieve framing devices meten zijn numeriek en de verstorende protesten is een dichotome variabele. Dit zorgt ervoor dat er een t-toets voor het verschil tussen twee gemiddelden uitgevoerd kan worden gevolgd door een tweeweg variantieanalyse.

In hypothese 2 wordt er een verschil tussen populaire kranten en kwaliteitskranten gemaakt Voor deze hypothese wordt dezelfde route als bij hypothese 1 gevolgd. Eerst een t-test om na te gaan of het type krant daadwerkelijk invloed heeft op de toon van de berichtgeving en vervolgens een tweewegs-variantieanalyse om na te gaan of dit effect bij vluchtelingen sterker zal zijn. Het onderscheid in kranten is als volgt: De populaire kranten zijn het AD, de Telegraaf en Metro en de overige zeven kranten zijn als kwaliteitskranten. Om hier analyses mee te doen moet de variabele

‘type krant’ eerst worden gehercodeerd tot een dichotome variabele. De kwaliteitskranten krijgen hierbij de waarde 1 en de populaire kranten de waarde 0. De krant die het meest voorkomt in de sample is het Algemeen Dagblad, 33 maal. De telegraaf zat 30 keer in de sample gevolgd door Trouw (25), Volkskrant (23), Reformatorisch Dagblad (22), Metro (20), NRC Next (15), NRC Handelsblad (14), Nederlands Dagblad (14) en het Financieele dagblad (4). Voor de verdeling

populaire/kwaliteitskranten betekent dit 83 artikelen uit populaire kranten en 117 uit kwaliteitskranten.

Hypothese 3 ging over of een extremistische organisator invloed heeft op de toon van

berichtgeving. Deze hypothese kan onderzocht worden op dezelfde manier als hypothese 1 en 2. Ook hier wordt per schaalvariabele een t-test en tweeweg variantieanalyse uitgevoerd. Hier is echter nog wat voorwerk te doen. In 106 artikelen werd er een organisator vermeld en in 94 artikelen niet. Er wordt onderscheid gemaakt tussen extremistische en niet extremistische organisatoren. Er moet dus daar waar er een organisator is vermeld, uitgezocht worden of de organisator extremistisch is of niet.

De meest voorkomende extremistische organisator is Pegida. Na research zijn de organisatoren Nederlandse Volks-Unie, Ons Montfoort Vluchtelingvrij, aanhangers Moqtada al-Sadr, Identitair verzet, Dutch Self Defense Army, Defend Gouda, AFA denhaag en HoGeSa als extremistisch aangeduid. Deze organisaties krijgen handmatig de waarde 1 toegediend. De overige artikelen de

(12)

waarde 0. De artikelen waarin staat dat zij organisator zijn van een protest worden afgezet tegenover artikelen waarin geen organisator wordt vermeld of de organisator niet extremistisch is.

Intercodeurbetrouwbaarheid

De intercodeurbetrouwbaarheid voor de framing devices is maar deels in orde. Deze

betrouwbaarheid is berekend middels de Krippendorff’s Alpha (kalpha). Uit enkele kalpha’s van de devices volgt een ‘novaration error’. Deze error geeft SPSS als er geen variatie in de data aanwezig is.

Het betreft het frame over negatieve publieke opinie en positieve aandacht tegendemonstraties.

Deze frames kwamen dus geen enkele keer voor in de voor de intercodeurbetrouwbaarheidstest gecodeerde artikelen. Dit betekent dat de twee codeurs overal ‘nee’ hebben geantwoord en dus voor 100% gelijk gecodeerd hebben. De intercodeurbetrouwbaarheid is dus niet in gevaar, wel moest er overwogen worden om de devices aan te passen of te verwijderen uit het codeboek. De

variabelen ‘negatieve publieke opinie’ en ‘positieve aandacht tegendemonstraties’ zijn wel meegenomen in het onderzoek, omdat de tegenhangers van deze variabelen wel geregeld voorkwamen in het onderzoeksmateriaal.

Bij de overige devices kwam er een positiever resultaat uit. De devices ‘standing’ (1.00),

‘legitimiteit’ (0,93), ‘confrontatie met politie’(0,87) en ‘Rustig en vreedzaam’ (0,84) behaalden een kalpha van boven de 0,80. Daarnaast haalden de devices ‘positieve publieke opinie’ (0,79), ‘negatieve aandacht tegendemonstraties (0,72) en ‘demanding’ (0,80) een kalpha van boven de 0,70. De devices

‘geweld’ (0,53), ‘volgens de wet’ (0,51) en ‘freak’ (0,36) moeten in het codeboek beter worden uitgelegd.

Naast de devices zijn er enkele andere variabelen gecodeerd. De vorm van het protest heeft een kalpha van 0,66 en of er een organisator wordt vermeld een kalpha van 0,93.

Analyses & Resultaten

Allereerst worden er enkele simpele beschrijvende analyses uitgevoerd. Zoals tabel 3 is te zien wordt er op de nieuwe variabele die het aantal positieve frames meet gemiddeld 0,73 gescoord. Dit

betekent dat er redelijk laag is gescoord op het aantal positieve framing devices. Op de negatieve framing devices is gemiddeld 1,16 gescoord. Ook hier is er relatief laag gescoord. Dit ligt mogelijk aan het feit dat een artikel vaak niet meer dan een of twee framing devices bevat. Op de totaalvariabele van toon van berichtgeving wordt gemiddeld -0,44 gescoord. Er wordt dus erg gemiddeld gescoord op deze schaal. Wel laat het negatieve gemiddelde zien dat er over het algemeen meer negatieve framing devices in een artikel gebruikt worden dan positieve framing devices. Dit is ook terug te zien als we in de figuur kijken naar het aantal keer dat een specifiek frame voorkomt in de artikelen. In de volledige sample van 200 artikelen zijn er 232 negatieve framing devices gevonden tegenover 145

(13)

positieve framing devices. Zowel bij de positieve als negatieve framing devices lijkt er een duidelijke voorkeur voor een bepaald framing device. Zo kwam het legitimiteitsdevice 79 keer voor en

demanding 57 keer.

Tabel 3 - Framing devices en schalen

Hypothese 1A en 1B

Aan de hand van t-toetsen en een tweeweg variantieanalyse kan er antwoord worden gegeven op hypothese 1A en 1B. Hierbij moet worden getest of verstorende protesten effect hebben op de toon van berichtgeving maar nog belangrijker, of het thema vluchtelingen anders wordt behandeld door de media dan andere thema’s. Zoals te zien in tabel 4 bevatten artikelen over verstorende protesten meer negatieve framing devices (M=2,5 , SD=1,32) dan artikelen over niet verstorende protesten (M=0,53 , SD=0,88). Dit is een significant effect, t(90,03) = 10,86, p = 0,000, CI = [1,61, 2,33]. Cohen’s d is 1,76. Dit betekent dat er een zeer sterk effect is van het wel of niet verstorend zijn van een protest op het aantal negatieve frames. Daarnaast bevatten artikelen over verstorende protesten minder positieve framing devices (M=0,42 , SD=0,75) dan artikelen over niet verstorende protesten

(14)

(M=0,87 , SD=0,94). ). Dit is een significant effect, t(198) = 3,32, p = 0,001, CI = [0,18, 0,71] Cohen’s d is hier 0,52, wat betekent dat dit een redelijk effect is. Niet verstorende protesten scoren gemiddeld 0,34 op de toon van berichtgeving (SD=1,33) tegenover een score van -2,08 van verstorende

protesten (SD=1,48). Ook dit is een significant resultaat, t(198) = 11,55 , p = 0,000, CI = [2,00, 2,83].

Net als bij negatieve framing devices is ook dit effect zeer sterk met een Cohen’s d van 1,72. Voor alle drie de schalen die de toon van berichtgeving meten wordt er een significant resultaat gevonden.

Hypothese 1A ‘Verstorende protesten leiden tot negatievere berichtgeving dan niet verstorende protesten’ kan dus worden aangenomen.

Er zijn drie tweeweg variantieanalyses uitgevoerd met de drie schaalvariabelen om te testen op een interactie-effect tussen verstorende protesten en het thema van het protest. Artikelen over een niet-verstorend protest en het vluchtelingenthema scoorden gemiddeld 0,92 (SD=1,04) op het aantal negatieve framing devices, tegenover 0,23 (SD=0,58) negatieve framing devices bij artikelen over een niet verstorend protest met een ander thema. Daarnaast scoorden artikelen over een verstorend protest en het vluchtelingenthema gemiddeld 2,70 (SD=1,33) op het aantal negatieve framing devices tegenover 2,13 (SD=1,25) door artikelen over een verstorend protest met een ander thema. Dit verschil is niet significant, F(1,196) = 0,11 p = 0,737. Op de positieve framing devices scoorden artikelen over een niet verstorend protest met het vluchtelingenthema gemiddeld 0,63 (SD=0,74) tegenover 1,05 (SD=1,04) door artikelen over een niet verstorend protest met een ander thema. Artikelen over een verstorend protest met het vluchtelingenthema scoorden gemiddeld 0,39 (SD=0,80) tegenover 0,48 (SD=0,67) door artikelen over een verstorend protest met een ander thema. Ook dit verschil is dus niet significant, F(1,196) = 1,53, p = 0,218. Op de totaalvariabele toon van berichtgeving scoorden artikelen over een niet verstorend protest en het vluchtelingenthema gemiddeld -0,29 (SD=1,26), dit is een stuk lager dan bij artikelen over een niet verstorend protest met een ander thema, dit gemiddeld was namelijk 0,82 (SD=1,18). Artikelen over een verstorend protest en het vluchtelingenthema scoorden gemiddeld -2,32 (SD=1,46) op de toon van

berichtgeving, tegenover 1,65 (SD=1,47) door artikelen over een verstorend protest met een ander thema. Ook hier is er geen significant verschil, F(1,196) = 1,19, p = 0,278. Er lijkt dus geen bewijs voor hypothese 1B ‘Het effect van verstorende protesten op de toon van berichtgeving zal bij vluchtelingen nog sterker zijn dan bij protesten met andere thema’s; protesten tegen vluchtelingen worden

negatiever beschreven.’ Het thema vluchtelingen wordt dus niet anders behandeld door de media wanneer het gaat om verstorende protesten.

(15)

Tabel 4 - T-toetsen hypothese 1, 2 en 3

Hypothese 2A en 2B

Hypothese 2 volgt eenzelfde weg als hypothese 1. De t-toets en variantieanalyse geven opvallende resultaten. Zo bevatten artikelen uit populaire kranten (M=0,72 , SD=1,11) gemiddeld minder negatieve framing devices dan artikelen uit kwaliteitskranten (M=1,47 , SD =1,48). Dit is een significant effect, t(197,45) = 4,08, p = 0,000, CI = [0,39 , 1,11]. Het is een redelijk effect met een Cohen’s d van 0,57. Voor de positieve framing devices is er geen significant resultaat gevonden tussen populaire en kwaliteitskranten, t(198) = 1,88, p = 0,061, CI = [-0,01 , 0,50]. Gemiddeld scoren artikelen uit populaire kranten 0,87 (SD=0,97) op het aantal positieve framing devices tegenover 0,62 (SD=0,85) door artikelen uit kwaliteitskranten. Bij de totaalvariabele is er wel een significant effect zichtbaar, t(189) = 4,11, p = 0,000, CI = [0,52 , 1,47]. Artikelen uit populaire kranten scoren significant

(16)

hoger (M=0,14 , SD=1,59) op de totaalvariabele toon van berichtgeving dan artikelen uit kwaliteitskranten (M=-0,85 , SD=1,80). Ook dit is een redelijk effect, want Cohen’s d is 0,58. Dit betekent dat zij dus minder negatieve framing devices gebruiken dan kwaliteitskranten. Voor twee van de drie schaalvariabelen is er dus een significant resultaat gevonden dat het type krant invloed heeft op de toon van berichtgeving. Dit significante resultaat is echter exact het tegenovergestelde van hypothese 2A ‘Populaire kranten zullen negatiever berichten over protesten dan

kwaliteitskranten.’ Deze kan dus niet bevestigd worden. Dit resultaat is uiterst opvallend te noemen, omdat er verwacht werd dat populaire kranten negatiever zouden berichten dan kwaliteitskranten.

Net zoals bij hypothese 1B wordt er opnieuw geen interactie-effect gevonden. Artikelen uit een populaire krant met het vluchtelingenthema scoorden met een gemiddelde van 1,31 (SD=1,26) een stuk hoger op het aantal negatieve framing devices dan artikelen uit een populaire krant met een ander thema met een gemiddelde van 0,28 (SD=0,71). Daarnaast scoorden artikelen uit een

kwaliteitskrant met het vluchtelingenthema gemiddeld 1,84 (SD=1,53) tegenover 1,02 (SD=1,29) door artikelen uit een kwaliteitskrant met een ander thema. Hoewel er een groot verschil lijkt te zitten tussen het vluchtelingenthema en andere thema’s is dit verschil niet significant, F(1,196) = 0,31, p = 0,578. Bij de positieve framing devices is er opnieuw geen significant effect gevonden, F(1,196) = 2,53, p = 0,680. Artikelen uit een populaire krant met het vluchtelingenthema scoorden gemiddeld 0,69 (SD=0,89) op het aantal positieve framing devices tegenover 1,00 (SD=1,02) door artikelen uit populaire kranten met een ander thema. Daarnaast scoorden artikelen uit kwaliteitskranten met het vluchtelingenthema met een gemiddelde van 0,44 (SD=0,69) ook lager dan artikelen uit

kwaliteitskranten met een ander thema, met een gemiddelde van 0,85 (SD=0,97). Op de

totaalvariabele wordt er door artikelen uit populaire kranten met het vluchtelingenthema gemiddeld -0,61 (SD=1,55) gescoord tegenover een gemiddelde van 0,72 (SD=1,36) door artikelen uit populaire kranten over een ander thema. Daarnaast wordt er door artikelen uit kwaliteitskranten met het vluchtelingenthema gemiddeld -1,41 (SD=1,68) gescoord, tegenover -0,17 (SD=1,73) door artikelen uit kwaliteitskranten met een ander thema. Ook dit verschil is niet significant F(1,196) = 0,045, p = 0,832. Er lijkt dus geen bewijs voor hypothese 2B ‘Populaire kranten zullen nog negatiever berichten over protesten dan kwaliteitskranten wanneer de protesten gaan over het vluchtelingenthema.’ Het vluchtelingenthema lijkt dus opnieuw niet anders behandeld te worden door de media wanneer er gecontroleerd wordt door een andere onafhankelijke factor, in dit geval kranttype.

Hypothese 3

De t-testen bij hypothese drie resulteren in slechts één significant resultaat. Het wel of niet noemen van een extremistische organisator in een artikel heeft geen significant effect op het aantal positieve of negatieve framing devices. Gemiddeld wordt er 1,39 (SD=1,32) gescoord door artikelen waarin een

(17)

extremistische organisator wordt genoemd tegenover een gemiddelde van 1,04 (SD=1,41) door artikelen waarin geen (extremistische) organisator wordt genoemd. Dit verschil is niet significant, t(198) = 1,68, p = 0,094, CI[-0,06 , 0,08]. Op de positieve framing devices wordt er gemiddeld 0,56 (SD=0,77) gescoord door artikelen waarin een extremistische organisator wordt genoemd, terwijl artikelen zonder (extremistische) organisator gemiddeld 0,81 (SD=0,96) scoren op het aantal positieve framing devices. Ook dit verschil is niet significant, t(198) = 1,81, p = 0,072, CI [-0,02 , 0,51].Wel is er een significant effect gevonden op de totaalvariabele, t(174,80) = 2.52, p = 0,013 , CI [0,13 , 1,06]. De artikelen waarin geen extremistische organisator wordt genoemd scoren namelijk gemiddeld 0,05 op toon van berichtgeving (SD=1,75). Artikelen over een protest met een

extremistische organisator scoren gemiddeld -0,83 (SD=1,35). Dit is echter maar een zwak tot redelijk effect (Cohen’s d = 0,36). Gezien twee niet significante effecten en één zwak tot redelijk effect kan hypothese 3 ‘Protesten georganiseerd door een meer extremistische organisator zullen negatiever worden beschreven dan protesten die zijn georganiseerd door minder extremistische organisatoren’

niet worden aangenomen.

Bij deze hypothese kan er niet worden getoetst of het vluchtelingenthema hier anders behandeld wordt, omdat het aantal artikelen met een extremistische organisator en het vluchtelingenthema te dominant was in de sample. Zo hadden 62 van de 66 artikelen met een extremistische organisator het thema vluchtelingen. Daarom is er gekozen om binnen het vluchtelingen thema te kijken of er verschil zit tussen extremistische en niet extremistische

organisatoren. Hiervoor zijn dus 100 artikelen gebruikt met allen het vluchtelingenthema waarvan 62 over een protest met een extremistische organisator gaan en 38 over een protest zonder duidelijke (extremistische) organisator. Enkel voor de negatieve framing devices kwam hier een significant resultaat uit. Opvallend is dat artikelen over een protest met een extremistische organisator (M=1,42 , SD=1,33) lager scoren dan artikelen over een protest zonder extremistische organisator (M=2,03 , SD=1,60) op het aantal negatieve framing devices. Dit verschil is significant, t(98) = -2,05, p = 0,043 , CI [ -1,19 , -0,02]. Dit effect is zwak tot redelijk met een Cohen’s d van 0,41. Dit betekent dat artikelen over een protest zonder (extremistische) organisator negatiever wordt behandeld dan artikelen over een protest met een extremistische organisator wanneer enkel de artikelen over het

vluchtelingenthema worden gebruikt. Dit is tegenstrijdig met de eerdere vondst uit de hele sample dat artikelen zonder (extremistische) organisator juist positiever worden behandeld. Wanneer de sample dus wordt verkleind naar enkel protesten tegen vluchtelingen, verandert het effect van wel/geen extremistische organisator op de toon van berichtgeving.

(18)

Conclusie & Discussie

De meest belangrijke conclusie die getrokken kan worden is dat het vluchtelingenthema geen modererende werking lijkt heeft op de drie factoren die zijn onderzocht. Het hoofddoel van deze studie was om vast te stellen of het vluchtelingenthema anders behandeld zou worden dan andere thema’s. De verwachting was dat het vluchtelingenthema het effect van de factoren dat onderzocht werd in de drie hypothesen zou versterken. Er is in de data geen bewijs gevonden voor een dergelijke hypothese. Er kan dus geconcludeerd worden dat er op geen enkele manier een verband is gevonden tussen het thema van een protest en de toon van berichtgeving. Protesten tegen vluchtelingen worden op eenzelfde manier behandeld dan andere protesten. De karakteristieken van protesten tegen vluchtelingen lijken doorslaggevend in het bepalen van de toon van berichtgeving en niet het thema.

Er lijkt een duidelijk bewijs voor de verwachting dat verstorende protesten leiden tot

negatievere berichtgeving. Dit is in lijn met de bestaande literatuur en onderzoeken van bijvoorbeeld Smith et al. uit 2001 of Wouters uit 2015 en zeker geen verrassend resultaat. Wat wel een

opvallende bevinding is, is dat kwaliteitskranten protesten namelijk negatiever lijken te behandelen dan populaire kranten. Dit is tegenstrijdig met de opgestelde hypothese over kwaliteits- en populaire kranten. Dit betekent dat het meer sensationele van populaire kranten, waar Schaap & Pleijter in 2012 bewijs voor vonden, niet per se hoeft te resulteren in meer negatief nieuws ten opzichte van kwaliteitskranten. Populaire kranten scoorden alsnog negatief op de toon van berichtgeving wat aangeeft dat de bevindingen van Schaap & Pleijter niet aan de kant mogen worden geschoven. Alleen de vergelijking met kwaliteitskranten gaat bij berichtgeving over protesten niet op. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat in kwaliteitskranten meer ruimte is voor langere artikelen en dus ook meer ruimte voor diepgang, achtergrondinformatie en dus ook meer negatieve devices in plaats van een kort feitelijk bericht over het protest. Daarnaast zou het ook kunnen zijn dat het AD en De Telegraaf als sensationele kranten ook vaak als rechtse kranten worden beschouwd. Het standpunt dat de demonstranten tegen vluchtelingen verkondigen is een erg rechts standpunt. Het zou zo kunnen zijn dat de rechtse kranten bewust of onbewust dit standpunt steunen en dit terug te zien is in de berichtgeving. Omgekeerd zou een bijvoorbeeld linkse krant als de Volkskrant juist negatief over dit onderwerp berichten, omdat het standpunt dat verdedigd wordt ver van de krant en de lezers af staat. Een keiharde verklaring is hier echter niet te vinden. Er zou immers eerst een duidelijk uitsluitsel moeten komen welke krant links of rechts is. Vooralsnog is dit in

(wetenschappelijke) literatuur niet gedaan. Dit maakt het een uiterst interessant punt om te onderzoeken in een vervolgstudie. Wanneer de verdeling links en rechts is gemaakt kan er namelijk onderzocht worden of het linkse of rechtse karakter van een krant invloed heeft op hoe zij bepaalde

(19)

thema’s behandelen. Zeker omtrent het vluchtelingenthema is het interessant om linkse en rechtse media tegenover elkaar te zetten. Het onderzoek zou hetzelfde uitgevoerd kunnen worden als dit onderzoek, dus eerst onderzoeken of linkse of rechtse kranten invloed hebben op de toon van berichtgeving en vervolgens na gaan of er een interactie-effect is met het thema van een protest.

Als laatst lijkt het voor de toon van de berichtgeving niet uit te maken wat voor soort organisatie het protest organiseert. Bij vluchtelingenprotest lijkt er wel verschil te zitten in

organisator. Een extremistische organisator krijgt namelijk een positievere behandeling dan een niet extremistische organisator. Dit is natuurlijk uiterst opvallend te noemen. Een ietwat simpele

verklaring zou kunnen zijn dat van een extremistische organisator wordt verwacht dat het

extremistisch te werk gaat. Dit zou kunnen resulteren in mildere of verzachtende omstandigheden wanneer er een artikel over een protest met een extremistische organisator wordt opgesteld.

Wanneer een organisator waarvan geen extremistische praktijken worden verwacht, wel extremistisch te werk gaat dan zou juist dat uitgelicht kunnen worden. Dit is echter een zeer speculatieve verklaring en deze zal vervolgstudies nodig hebben om dit aan te tonen. Zo kan er bijvoorbeeld worden gefocust op een of meer extremistische organisaties en hun protesten en kunnen deze naast extremistische protesten worden gelegd waarvan de organisatie niet per se extremistisch is. Pas dan kan er worden geconcludeerd of het type organisator invloed heeft op de toon van berichtgeving.

Een mogelijk minpunt aan dit onderzoek is de gebrekkige wetenschappelijke onderbouwingen bij hypothese 2 en 3. Deze gebrekkige onderbouwing komt, omdat er zo goed als geen onderzoek is gedaan naar het al dan niet anders behandelen van een (vluchtelingen)thema. Dit komt mogelijk door het feit dat protesten tegen vluchtelingen flink zijn toegenomen de laatste vijf jaar. Als de onderzochte periode namelijk met 5 jaar uitgebreid werd, werd het aantal artikelen nauwelijks groter. Daarnaast is juist het gebrek aan wetenschappelijke literatuur in combinatie met de relevantie van dit onderwerp aanleiding geweest tot deze studie.

Een tweede kanttekening die bij dit onderzoek geplaatst kan worden is het beperken tot Nederlandse kranten. Hoewel dit niet meteen een probleem op hoeft te leveren is het wel van belang dat in een vervolgstudie meerdere landen worden meegenomen om na te gaan of de gevonden resultaten niet alleen in Nederland gelden. Het vluchtelingenthema is in heel Europa een groot issue. Veel landen in Europa kennen een ander medialandschap dan Nederland. Er zijn bijvoorbeeld landen waarin de politieke voorkeur de boventoon voert in kranten waardoor de berichtgeving omtrent het vluchtelingenthema mogelijk, door politieke voorkeur, anders behandeld wordt. Een studie waarin landen met verschillende medialandschappen worden meegenomen is dus een logische vervolgstap.

Deze studie biedt inzicht in hoe Nederlandse kranten met protesten omgaan, welke factoren

(20)

hierbij van invloed zijn en hoe het vluchtelingenthema wordt behandeld ten opzichte van andere thema’s. Er is geen bewijs voor een andere behandeling van het vluchtelingenthema ten opzichte van andere thema’s als er gekeken wordt naar de bekende factoren die van invloed zijn op de toon van berichtgeving. De Nederlandse media maken dus geen onderscheid tussen bepaalde thema’s en behandelen elk thema op een gelijke manier. De karakteristieken van een protest lijken vooralsnog leidend bij de berichtgeving over protesten. Er kan dus gesteld worden dat de Nederlandse media neutraal berichtgeven over protesten. Dit is goed voor de Nederlandse democratie, omdat een gelijke behandeling van thema’s zorgt voor een zo neutraal mogelijke weergave van de werkelijkheid.

Dit geeft iedereen de kans om nieuwsfeiten over de vluchtelingenproblematiek zo neutraal mogelijk tot zich te nemen wat het democratische proces bevordert. Deze resultaten kunnen als eerste opstap dienen voor vervolgonderzoek naar de behandeling van het vluchtelingenthema in de (Nederlandse) media.

(21)

Referenties

Amenta, E., Gharrity Gardner, B., Celina Tierney, A., Yerena, A., & Elliott, T. A. (2012). A Story- Centered Approach to the Newspaper Coverage of High-Profile SMOs. In Media, Movements, and Political Change (pp. 83-107). Emerald Group Publishing Limited.

Andrews, K. T., & Caren, N. (2010). Making the news: Movement organizations, media attention, and the public agenda. American Sociological Review, 75(6), 841-866.

Bakker, P., & Scholten, O. (2011). Communicatiekaart van Nederland: overzicht van media en communicatie.-8e dr. Kluwer.

Beyeler, M., & Kriesi, H. (2005). Transnational protest and the public sphere. Mobilization: An International Quarterly, 10(1), 95-109.

Boyle, M. P., McLeod, D. M., & Armstrong, C. L. (2012). Adherence to the protest paradigm: The influence of protest goals and tactics on news coverage in US and international newspapers. The International Journal of Press/Politics, 17(2), 127-144.

Boyle, M. P., McCluskey, M. R., McLeod, D. M., & Stein, S. E. (2005). Newspapers and protest: An examination of protest coverage from 1960 to 1999. Journalism & Mass Communication

Quarterly, 82(3), 638-653.

Boyle, M. P., McCluskey, M. R., Devanathan, N., Stein, S. E., & McLeod, D. (2004). The influence of level of deviance and protest type on coverage of social protest in Wisconsin from 1960 to 1999. Mass Communication & Society, 7(1), 43-60.

Corrigall‐Brown, C. (2016). What Gets Covered? An Examination of Media Coverage of the Environmental Movement in Canada. Canadian Review of Sociology/Revue canadienne de sociologie, 53(1), 72-93.

Dardis, F. E. (2006). Marginalization devices in US press coverage of Iraq war protest: A content analysis. Mass Communication & Society, 9(2), 117-135.

Evans, E. M. (2016). Bearing Witness: How Controversial Organizations Get the Media Coverage They Want. Social Movement Studies, 15(1), 41-59.

(22)

Grimmige azc-protesten leidden ook elders tot schrappen opvang. (2016, 03 februari). Geraadpleegd van http://nos.nl/artikel/2084758-grimmige-azc-protesten-leidden-ook-elders-tot-schrappen- opvang.html

Lee, F. L. (2014). Triggering the protest paradigm: Examining factors affecting news coverage of protests. International Journal of Communication, 8, 22.

McCluskey, M., Stein, S. E., Boyle, M. P., & McLeod, D. M. (2009). Community structure and social protest: Influences on newspaper coverage. Mass Communication and Society, 12(3), 353-371.

McLeod, D. M. (2007). News coverage and social protest: How the media's protect paradigm exacerbates social conflict. J. Disp. Resol., 185.

Noakes, J. A., & Wilkins, K. G. (2002). Shifting frames of the Palestinian movement in US news. Media, Culture & Society, 24(5), 649-671.

Pegida: een korte uitleg van de protestbeweging. (2015, 11 oktober). Geraadpleegd van http://www.nu.nl/dvn/4143009/pegida-korte-uitleg-van-protestbeweging.html

Rohlinger, D., & Brown, J. (2013). Mass Media and Instituional Change: Organizational Reputation, Strategy, and Outcomes in the Academic Freedom Movement. Mobilization: An International Quarterly, 18(1), 41-64.

Schaap, G., & Pleijter, A. (2012). Het sensatiegehalte van voorpaginafoto's: Een inhoudsanalyse van populaire en kwaliteitskranten in Nederland. Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap, 40(1), 71.

Smith, J., McCarthy, J. D., McPhail, C., & Augustyn, B. (2001). From protest to agenda building:

Description bias in media coverage of protest events in Washington, DC. Social Forces, 79(4), 1397- 1423.

Tenenboim-Weinblatt, K. (2014). Producing protest news: An inquiry into journalists’ narratives. The International Journal of Press/Politics, 19(4), 410-429.

Weaver, D. A., & Scacco, J. M. (2013). Revisiting the protest paradigm: The tea party as filtered through prime-time cable news. The International Journal of Press/Politics, 18(1), 61-84.

(23)

Wouters, R. (2015). Reporting Demonstrations: On Episodic and Thematic Coverage of Protest Events in Belgian Television News. Political Communication, 32(3), 475-496.

(24)

Bijlage

Het databestand, de syntax, codeboek en codeerschema zijn te vinden via onderstaande link:

https://www.dropbox.com/sh/wl8i3yo6mzatxyz/AADt6JzDuSH1qeZqU4G2yb5ma?dl=0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- het ontwerpbestemmingsplan ‘Kleinere kernen, Hunzeweg 82 De Groeve’ vanaf 27 november 2019 gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen;. -

In het groene aannemerswereldje zijn de protesten nog redelijk voorzichtig, maar de protesten tegen Emvi in de bouw beginnen al voorzichtig de vorm van een storm aan te

Andere uitkom­ sten waren dat er meer activiteiten in Nederland moeten worden georganiseerd door JOVD Internationaal, waarbij te den­ ken valt aan protesten voor

Niet alleen de bevolkingsopbouw van de Arabische landen speelt een rol in de recente protesten.. Er zijn veel andere factoren in

 Wie verhalen tot sagen bestempelt, bedoelt daar gewoonlijk mee dat deze verhalen in verschillende varianten voorkomen en gepresenteerd worden als waar, maar dat niet, of

Deze vier elementen zijn zowel in de andere gebieden veel minder genoemd, als in de eigen plattelandsrepresentatie van de respondenten uit

Er zijn protesten in Australië van mensen die vinden dat de regering wel wat aan de branden kan doen.. Stel je voor dat je deze mensen

Maar niet tevreden met zijn nieuwe leven, keert Jonathan terug naar de aarde om anderen zoals hij te vinden om hen te vertellen wat hij had geleerd en om zijn liefde voor het