• No results found

Statuut Ondersteuningsplanraad Stichting SAMENWERKINGSVERBAND VO WATERLAND (2707)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Statuut Ondersteuningsplanraad Stichting SAMENWERKINGSVERBAND VO WATERLAND (2707)"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Statuut Ondersteuningsplanraad Stichting SAMENWERKINGSVERBAND VO WATERLAND (2707)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

a. wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006, 658);

b. bestuur: het bestuur van het samenwerkingsverband;

c. MR: de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3 van de wet1; d. OPR: de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4a van de wet;

e. scholen: de scholen als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

f. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen van de scholen;

g. leerlingen: leerlingen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs;

h. personeel van het samenwerkingsverband: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bestuur en dat werkzaam is bij het samenwerkingsverband;

i. personeel van de scholen: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming en dat werkzaam is bij ten minste één van de scholen; en

j. statuut: dit medezeggenschapsstatuut.

Artikel 2 Werkingsduur en wijziging statuut

1. Het statuut treedt in werking op 1 november 2013 en heeft een werkingsduur van twee jaar.

2. Uiterlijk drie maanden voordat de termijn van de werkingsduur van het statuut is afgelopen, treden de OPR en het bestuur in overleg over het evalueren, actualiseren en opnieuw vaststellen van het statuut.

3. De OPR en het bestuur kunnen voorstellen doen tot wijziging van het statuut ongeacht het verloop van de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn van de werkingsduur.

4. Een voorstel tot het statuut en een wijziging daarvan behoeft de instemming van twee derde meerderheid van de leden van de OPR.

Hoofdstuk 2 Inrichting van de ondersteuningsplanraad

Artikel 3 Samenstelling van de OPR

1. Bij het samenwerkingsverband is een OPR ingesteld.

2. De OPR bestaat uit 24 leden afgevaardigd door de leden van de afzonderlijke

medezeggenschapsraden van de scholen, en wel zo dat het aantal leden, gekozen uit het personeel

1 Toelichting: Alle bepalingen m.b.d. MR van het samenwerkingsverband zijn geschrapt omdat nog onbekend is of de stichting personeel in diens zal krijgen. Indien er meer dan 2 personeelsleden in dienst treden dan dient er een MR samenwerkingsverband ingesteld worden en zal dit statuut aangepast worden om de medezeggenschap van MR en OPR te regelen.

(2)

van de scholen onderscheidenlijk uit ouders en leerlingen, elk de helft van het aantal leden van de OPR bedraagt.

3. De verkiezing van de leden van de OPR vindt plaats overeenkomstig het reglement van de OPR.

Artikel 4 Besprekingen namens bestuur

De besprekingen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet worden namens het bestuur gevoerd door de directeur. De directeur wordt daarbij op verzoek en afhankelijk van onderwerp vergezeld door een vertegenwoordiger van bestuur.

Hoofdstuk 3 Informatievoorziening

Artikel 5 Beschikbaar stellen informatie door het bestuur

1. Het bestuur stelt, gevraagd en ongevraagd, de informatie die de OPR nodig heeft voor het uitoefenen van de taken, tijdig en op een toegankelijke wijze en beschikbaar. Onder „tijdig‟ wordt verstaan: vanaf de beginfase van de beleidsontwikkeling, en in ieder geval op een zodanig tijdstip dat de OPR de informatie bij de uitoefening van hun taken kan betrekken, en zo nodig deskundigen kan raadplegen.

Onder „op een toegankelijke wijze‟ wordt verstaan: op een wijze waardoor de informatie begrijpelijk, relevant en helder is voor de OPR bij de uitoefening van hun taken.

2. Het bestuur stelt de in het voorgaande lid bedoelde informatie in ieder geval schriftelijk, en zo mogelijk eveneens langs digitale weg, ter beschikking.

3. Alle bedoelde informatie is in principe openbaar.

4. De OPR ontvangt in elk geval:

a. jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied;

b. jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit 's Rijks kas die worden toegerekend aan het bestuur;

c. jaarlijks voor 1 juli het jaarverslag;

d. de uitgangspunten die het bestuur hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden;

e. informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, bedoeld in artikel 17a. lid 13 van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bestuur naar aanleiding van dat oordeel zal nemen;

f. aan het begin van het schooljaar schriftelijk indien van toepassing gegevens met betrekking tot wijziging van de samenstelling van het bestuur, de organisatie binnen het

samenwerkingsverband, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid.

Artikel 6 Wederzijdse informatieverstrekking

1. In het geval dat het samenwerkingsverband in de toekomst binnen het kader van de wet op de medezeggenschap een MR (moet) inricht(en) doen de MR en de OPR elkaar gevraagd en ongevraagd schriftelijk verslag over hun activiteiten.

2. Elk van hen stelt de andere raad in de gelegenheid om over aangelegenheden die deze andere raad in het bijzonder aangaat, met hem overleg te voeren.)

Artikel 7 Informatieverstrekking achterban

1. De OPR doet aan de leden van de medezeggenschapsraden van de scholen gevraagd en

ongevraagd schriftelijk verslag over zijn activiteiten en stelt elk van die leden in de gelegenheid om met hem overleg te voeren. De OPR informeert de leden in ieder geval in de regel binnen uiterlijk vijftien dagen na een OPR-vergadering of een vergadering tot overleg met het bestuur.

2. Alle informatie wordt in principe schriftelijk verstrekt en waar mogelijk en wenselijk eveneens langs digitale weg.

(3)

Hoofdstuk 4 Faciliteiten

Artikel 8 Faciliteiten

1. Het bestuur staat de OPR het gebruik toe van de voorzieningen waarover het bestuur kan beschikken en die de OPR voor de vervulling van hun taken redelijkerwijs nodig hebben.

2. Het bestuur treft een regeling voor de redelijkerwijs noodzakelijke kosten van

medezeggenschapsactiviteiten die door de OPR worden ondernomen, daaronder begrepen scholingskosten passend binnen het toegewezen budget, kosten voor inhuur van deskundigen en kosten van het voeren van rechtsgedingen.

3. Het bestuur treft een regeling voor de leden van de OPR afkomstig uit het personeel voor faciliteiten in tijd ten behoeve van het voeren van overleg, scholing en overige medezeggenschapsactiviteiten.

Deze faciliteiten worden vastgesteld op een zodanige omvang als redelijkerwijs noodzakelijk is voor de taakvervulling inclusief het verrichten van administratieve handelinge door de leden van de OPR en wordt door alle besturen op dezelfde wijze toegepast.

4. Het bestuur stelt ten behoeve van de regeling zoals bedoeld in lid 2 en 3 op voordracht van de OPR en aan de hand van een van te voren vastgesteld maximaal te besteden budget de begroting van de OPR vast.

5. Begroting en jaarrekening van de OPR zijn onderdeel van de begroting respectievelijk de jaarrekening van het samenwerkingsverband en zijn deel van het regionale ondersteuningsplan.

6. Het bestuur kent een vacatie-/onkostenvergoeding toe aan ouders en leerlingen die lid zijn van de OPR.

Artikel 9 Wijze van beschikbaarstelling faciliteiten

1. Op het verzoek van de OPR stelt het bestuur de faciliteiten terstond aan de OPR beschikbaar.

2. Op het schriftelijk verzoek van de OPR vergoedt het bestuur aan de OPR terstond de kosten als bedoeld in artikel 8, tweede lid, hierboven. De OPR kan het bestuur verzoeken deze kosten rechtstreeks aan de deskundige of andere derde partij te betalen. In dit laatste geval voldoet het bestuur terstond aan dat verzoek.

3. De beschikbaarstelling van de faciliteiten als bedoeld in artikel 8, lid 4 gebeurt als volgt: aan ouders/leerlingen wordt een vacatie- en onkostenvergoeding verstrekt van 50,- per vergadering.

Artikel 10 Citeertitel; inwerkingtreding

Dit statuut kan worden aangehaald als: Statuut ondersteuningsplanraad samenwerkingsverband VO Waterland.

Vastgesteld door het bestuur van de stichting samenwerkingsverband voortgezet onderwijs waterland de datum 6-november-2013

Ondertekening:

………. ………..

dhr. dnr.V. Fafieanie Bestuurslid Secretaris

(4)

Concept

Reglement van de ondersteuningsplanraad van Stichting

Samenwerkingsverband voortgezet onderwijs Waterland te Purmerend (‘het samenwerkingsverband(SWV)’).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

a. wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006, 658);

b. bestuur: het bestuur van het samenwerkingsverband;

c. OPR: de ondersteuningsplanraad van het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4a van de wet;

d. scholen: de scholen als bedoeld in artikel 17a, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

e. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen van de scholen;

f. leerlingen: leerlingen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs;

g. personeel: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij ten minste één van de scholen;

h. geleding: de afzonderlijke groepen van leden, als bedoeld in artikel 4a, tweede lid, van de wet; en i. reglement: dit medezeggenschapsreglement.

Artikel 2 Werkingsduur en wijzigingen reglement

1. Het reglement treedt in werking op moment dat het door het bestuur is vastgesteld (zie datum ondertekening).

2. Het bestuur legt het reglement en elke wijziging daarvan als voorstel voor aan de OPR en stelt het (gewijzigde) reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de OPR heeft verworven.

3. Het eerste reglement is in principe vastgesteld voor 1 jaar, na het eerste jaar (uiterlijk mei 2014), wordt het reglement geëvalueerd en zullen zo nodig aanpassingsvoorstellen worden gedaan waarna het reglement 4 jaar geldig is.

Hoofdstuk 2 Inrichting van de OPR

Artikel 3 OPR

1. Aan het samenwerkingsverband is een OPR (ondersteuningsplanraad) verbonden.

Artikel 4 Leden OPR

1. De leden van de OPR wordt afgevaardigd volgens de bepalingen van dit reglement.

2. Het aantal leden van de OPR bedraagt 24, van wie:

a. 12 leden afgevaardigd zijn uit het personeel, zijnde per school binnen het SWV één personeelslid;

en

b. 6 leden afgevaardigd zijn uit de ouders;

c. 6 leden afgevaardigd zijn uit de leerlingen.

3. De aantallen leden uit de ouders en uit de leerlingen zijn aan elkaar gelijk. Indien niet aan dit vereiste kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kan de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaats (tijdelijk) worden toegedeeld aan de andere groep.

Toelichting artikel 4

Er is geen wettelijk minimum of maximum aantal l eden van de OPR. De leden worden afgevaardigd door of vanuit de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de bij het SWV aangesloten scholen en wel zo dat het aantal leden, gekozen uit personeel onderscheidenlijk uit ouders en leerlinge),

(5)

MR van de scholen van het SWV een lid hoeft af te vaardigen. Kern van de regeling is dat elke MR direct of indirect vertegenwoordigd is in de OPR.

OPR SWV Waterland heeft gekozen voor de volgende constructie:

Elke afzonderlijke school binnen het SWV vaardigt vanuit of door de GMR, dan wel school MR, één personeelslid en 1 ouder/leerling af.

Artikel 5 Zittingsduur leden

1. De zittingsduur van de leden van de OPR bedraagt vier jaar. ( dit i.v.m. aanbieden nieuw

Ondersteuningsplan m.u.v. de eerste periode waaraan een jaar wordt toegevoegd. Voor de eerste OPR-leden bedraagt derhalve de zittingsduur 5 jaar)

a. Met de volgende uitzonderingen:

i. Voorzitter en secretaris treden niet in hetzelfde jaar af. Hierdoor wordt de zittingsduur ven één van hen derhalve verlengd.

ii. De eerste OPR bepaalt in de eerste vergadering na intrede van de wet een rooster van aftreden waarbij continuïteit van expertise gewaarborgd is. Hierdoor kan de zittingsduur van meer leden derhalve worden verlengd.(zie toelichting)

2. Een lid van de OPR treedt na zijn zittingsperiode af (m.u.v. art5. Lid1 a1 en 11)en kan terstond opnieuw worden afgevaardigd.

3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is afgevaardigd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is afgevaardigd, zou moeten aftreden.

4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de OPR:

a. door overlijden van het lid;

b. door opzegging door het lid;

c. zodra het lid geen personeelslid, ouder of leerling meer is, of d. door onder curatelestelling.

Toelichting artikel 5

Lid 1: Dit is een keuze. Veelal kan het gaan om vier jaar met een mogelijkheid tot herverkiezing. Dit geeft evenwicht tussen „mobiliteit en continuïteit‟, maar ook een andere zittingsduur is formeel mogelijk. Het verdient aanbeveling een zodanig rooster van aftreden te maken dat:

a. Niet ineens alle leden van de OPR aan het eind van hun zittingstermijn zijn.

b. Er geen wisselingen van de wacht zijn in het jaar waarin het nieuwe OP wordt aangeboden en waarmee dient te worden ingestemd. Dat kan worden voorkomen door bijvoorbeeld uit te gaan van een zittingstermijn van 4 jaar (zie hierboven, maar alleen de eerste OPR voor 50% aan het eind van het derde OPR-jaar herkiesbaar te laten zijn en de tweede 50% aan het eind van het 5e jaar. Daarna geldt voor beide geledingen een termijn van 4 jaren.

Lid 3: Dit is een keuze (niet wettelijk voorgeschreven). Ook kan gedacht worden aan een rooster van aftreden, waardoor continuïteit beter gewaarborgd wordt. Er wordt dan bepaald in wel jaar welke / een aantal leden aftreden.

Artikel 6 Onverenigbaarheden

1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag van een van de scholen, het bestuur dan wel het intern toezicht als bedoeld in artikel 24e van de Wet op het voortgezet onderwijs, kunnen geen zitting nemen in de OPR.

2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bestuur op te treden in besprekingen met de OPR kan niet tevens lid zijn van de OPR.

Hoofdstuk 3 Afvaardiging leden OPR

Artikel 7 Organisatie afvaardiging

1. De afvaardiging van de leden van de OPR geschiedt door middel van afvaardigingen vanuit/door de afzonderlijke GMR-en, dan wel school MR-en. Indien de scholen kandidaten willen voordragen vanuit verkiezingen gelden de verkiezingsreglementen van de afzonderlijke scholen.

(6)

Artikel 8 Onvoldoende kandidaten

1. Bij te weinig kandidaten vanuit de afzonderlijke scholen mogen personeelsleden en ouders/leerlingen vanuit de andere scholen aanvullen tot 12, met instandhouding van de pariteit personeel :

ouders/leerlingen; hierbij blijft art.4 lid 3 onveranderd van kracht

2. De OPR stelt het bestuur, de leden van de medezeggenschapsraden van de scholen en de betrokken kandidaten daarvan tijdig in kennis.

Artikel 9 Tussentijdse vacature

1. In geval van een tussentijdse vacature vult de school waaruit de vacature is ontstaan de lege plaats in met een afgevaardigde. Mocht hiervoor geen kandidaat zijn, zie artikel 8 lid 1.

2. De afvaardiging geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De OPR doet van deze afvaardiging mededeling aan het bestuur, de medezeggenschapsraden van de scholen en de betrokken kandidaat.

Hoofdstuk 4 Taken, bevoegdheden en verplichtingen OPR

Artikel 10 Vergaderingen OPR

1. De vergaderingen van de OPR zijn openbaar, tenzij de OPR anders besluit.

2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de OPR in het geding is, kan de OPR besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De OPR kan tegelijkertijd besluiten dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt.

Artikel 11 Overleg met bestuur

1. Het bestuur en de OPR komen bijeen indien de OPR dan wel het bestuur daarom onder opgave van redenen verzoekt. Hiervoor wordt een termijn van 3 weken aangehouden gerekend vanaf de datum van verzenden van de uitnodiging.

2. Indien twee derde deel van de leden van de OPR en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bestuur de in het eerste lid bedoelde bespreking met elke geleding afzonderlijk.

3. De directeur SWV voert namens het bestuur het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de OPR, afhankelijk van het onderwerp en op verzoek van OPR dan wel op verzoek van de directeur of het bestuur, wordt de directeur vergezeld door een bestuurder.

4. Op verzoek van de OPR of op verzoek van de directeur SWV kan het bestuur besluiten de directeur van het SWV te ontheffen van zijn taak om een bespreking namens het bestuur te voeren.

5. Op verzoek van de OPR voert het bestuur in bijzondere gevallen zelf de besprekingen met de OPR.

Bijzondere omstandigheden worden in bijlage 1 nader omschreven. (bijlage 1, nog in ontwikkeling)

Artikel 12 Initiatiefbevoegdheid OPR

1. De OPR is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden het samenwerkingsverband betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bestuur voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken.

2. Het bestuur brengt op deze voorstellen binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de OPR.

3. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bestuur de OPR ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de OPR.

Artikel 13 Algemene taken OPR

1. De OPR bevordert naar vermogen openheid en onderling overleg in het samenwerkingsverband.

2. De OPR waakt voorts in het samenwerkingsverband tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers.

Artikel 14 Wijze informatieverschaffing

Het bestuur stelt de informatie die de OPR nodig heeft voor het uitoefenen van zijn taken, op een toegankelijke wijze beschikbaar. Onder „op een toegankelijke wijze‟ wordt verstaan: op een wijze

(7)

Het bestuur stelt de informatie zodanig op tijd beschikbaar dat der OPR in staat is de

besluitvormingsprocessen te volgen en, naar oordeel van de raad, op tijd te bespreken, alvorens tot instemming over te kunnen gaan.

Artikel 15 Jaarverslag

1. De OPR stelt jaarlijks, voor 1 mei, een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar vast. Het verslag wordt integraal opgenomen in het jaarverslag van het samenwerkingsverband dat vervolgens op een toegankelijke plaats (en digitaal) ter inzage wordt gelegd.

2. Het samenwerkingsverband maakt bij alle betrokkenen bekend dat het jaarverslag ter inzage ligt.

Artikel 16 Geheimhouding

1. De vergaderingen van de OPR zijn beperkt openbaar. Dat wil zeggen dat personen, behorende tot een der geledingen waaruit de leden van de OPR zijn afgevaardigd als toehoorder bij een vergadering aanwezig kunnen zijn.

2. Een vergadering of een deel van de vergadering is in elk geval besloten indien:

a. Zaken betreffende individuele personen worden behandeld;

b. De aard van de te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet.

3. De leden van de OPR zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in die hoedanigheid vernemen en ten aanzien waarvan het bestuur dan wel de OPR hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de

behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld, inclusief de termijn waarbinnen deze geheimhouding dient te worden gewaarborgd.

4. Indien bij een vergadering of onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de raad in het geding is, kan de raad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De behandeling van dat deel vindt dan in een besloten vergadering plaats.

5. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze geheimhouding duurt, alsmede of er personen of aangelegenheden zijn ten aanzien van wie of waarvan de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen.

6. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de OPR dan wel doordat het lid geen personeelslid dan wel ouder meer is.

Artikel 17 Instemming ondersteuningsplan

Het bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de OPR met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 17a van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 18 Termijnen instemming

1. De OPR besluit binnen zes weken tot instemming of onthouding van instemming met betrekking tot het voorgenomen ondersteuningsplan. Deze termijn gaat lopen vanaf het moment dat de OPR het verzoek tot instemming heeft ontvangen.

Op verzoek van de OPR verlengt het bestuur deze termijn met maximaal drie weken.

Toelichting

Voor het eerste ondersteuningsplan gelden de volgende wettelijke data:

Het bestuur van het samenwerkingsverband moet het eerste ondersteuningsplan uiterlijk 1 februari 2014 ter instemming voorleggen aan de OPR.

OPR spreekt zich uit binnen 4 weken (uiterlijk 01-03-2014). Bij onthouden van instemming geldt dat het bestuur binnen 2 weken naar Landelijke geschillencommissie Wms kan gaan.

De Landelijke geschillencommissie Wms doet uiterlijk 15 april uitspraak. Hierop is geen beroep mogelijk bij de Ondernemingskamer gerechtshof Amsterdam.

Uiterlijk 1 mei 2014 moet het eerste ondersteuningsplan naar de inspectie worden gestuurd.

(8)

Voor die tijd moet er dus al een reglement voor de ondersteuningsplanraad zijn vastgesteld. Dat betekent dat een bestuur van een samenwerkingsverband zo snel mogelijk na het vaststellen van de

bestuursstructuur zowel het reglement als een concept-ondersteuningsplan moet vaststellen. De landelijke organisaties bevelen de volgende werkwijze aan:

- Najaar 2013: een concept-ondersteuningsplan met de OPR bespreken en vragen om instemming met het concept.

- Direct daarna het verplichte overleg voeren: OOGO met de gemeenten en afstemmingsoverleg met aangrenzende samenwerkingsverbanden en samenwerkingsverbanden van cluster 1 en 2 uiterlijk in januari 2014.

- Als het overleg niet tot wijzigingen leidt, kan het concept-ondersteuningsplan worden vastgesteld.

Mochten er wel wijzigingen zijn, dan kan de instemmingsprocedure met de OPR relatief snel verlopen, omdat alleen de wijzigingen op grond van het overleg nieuw nog niet eerder besproken beleid zijn.

- Hoe later een concept-ondersteuningsplan aan de OPR wordt voorgelegd, hoe meer tijdsdruk er ontstaan kan. Dit vanwege de uiterste wettelijke data van 1 februari, 1 maart, 15 april en 1 mei 2014.

- De formele instemmingsprocedure vindt eerst plaats nadat het OOGO met de gemeenten heeft plaatsgevonden.

Overschrijding van de in dit lid genoemde termijn door de OPR wordt niet aangemerkt als een instemming met het voorgenomen ondersteuningsplan.

2. De OPR besluit binnen zes weken tot instemming of onthouding van instemming met betrekking tot het medezeggenschapstatuut en medezeggenschapsreglement, elke wijziging daaronder begrepen.

Deze termijn gaat lopen vanaf het moment dat de OPR het verzoek tot instemming heeft ontvangen.

Op verzoek van de OPR verlengt het bestuur deze termijn met maximaal 3 werkbare weken.

Toelichting

Overschrijding van deze termijn door de OPR wordt niet aangemerkt als een instemming met het voorgenomen medezeggenschapstatuut en medezeggenschapsreglement, elke wijziging daaronder begrepen.

Hoofdstuk 5 Inrichting en werkwijze OPR

Artikel 19 Voorzitter en secretaris

1. De OPR kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een secretaris.

2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de OPR in rechte.

Toelichting

De wet schrijft een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter (art. 5 WMS) voor. De rest is een keuze: dit geeft garantie op eenduidige correspondentielijnen en op continuïteit bij afwezigheid van de voorzitter. De WMS schrijft in artikel 5 een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter voor. Eén en ander kan ook in een huishoudelijk reglement geregeld worden

Artikel 20 Uitsluiting leden OPR

1. De leden van de OPR komen de uit het lidmaatschap van de OPR voortvloeiende verplichtingen na.

2. De OPR kan tot het oordeel komen dat een lid de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid:

a. ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet of het reglement;

(9)

c. een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de OPR.

3. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de OPR met een meerderheid van ten minste twee derde deel van het aantal leden besluiten het betrokken lid te wijzen op zijn

verplichtingen dan wel het betrokken lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de OPR dan wel het betrokken lid uitsluiten van de werkzaamheden van de OPR voor de duur van ten hoogste drie maanden.

4. De OPR pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de leden van de medezeggenschapsraden waardoor het betrokken lid is afgevaardigd, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van gegevens.

5. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt.

6. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman.

Artikel 21 Betrokkenheid werkzaamheden

1. De OPR betrekt alle bij het samenwerkingsverband betrokkenen in de volgende gevallen bij de werkzaamheden van de OPR: Bij het door de OPR niet instemmen met het ondersteuningsplan en indien de OPR dat noodzakelijk vindt.

2. De OPR doet dit via de GMR-en en de school MR-en van de afzonderlijke scholen.

3. De OPR kan het personeel, de ouders en de leerlingen raadplegen.

Toelichting

Het onderhouden van de relatie met de achterban is vereist. Mogelijke invullingen zijn:

1. De ondersteuningsplanraad dan wel een geleding van die raad kan besluiten, alvorens een instemming te geven over het voorstel-ondersteuningsplan van het bestuur het personeel en de ouders / leerlingen dan wel de afzonderlijke geledingen over dat voorstel te raadplegen.

2. De ondersteuningsplanraad kan ook jaarlijks met de organisaties van ouders en de vakorganisaties in de regio een informatief overleg houden.

Een middel kan ook een nieuwsbrief of een website zijn. Het steunpunt Medezeggenschap Passend Onderwijs heeft voor de website een faciliteit voor elke OPR beschikbaar. Via www.medezeggenschap- passendonderwijs.nl kan hier meer informatie over verkregen worden. De OPR moet deze website zelf beheren en kan ook andere informatie en tussentijds nieuws of discussies via de faciliteit toepassen.

Artikel 22 Huishoudelijk reglement

1. De OPR stelt, met inachtneming van de voorschriften van het reglement en de wet, een huishoudelijk reglement vast.

2. In het huishoudelijk reglement wordt in ieder geval geregeld:

a. de taakomschrijving van de voorzitter en secretaris;

b. de wijze van bijeenroepen van vergaderingen;

c. de wijze van opstellen van de agenda;

d. de wijze van besluitvorming; en

e. het quorum dat vereist is om te kunnen vergaderen.

3. De OPR zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bestuur.

Toelichting

Een model voor een huishoudelijk reglement van een OPR is te vinden op www.medezeggenschap- passendonderwijs.nl.

Hoofdstuk 6 Regeling overige geschillen

(10)

Artikel 23 Geschillenregeling overige geschillen

Op verzoek van het bestuur dan wel de OPR beslist de landelijke commissie voor geschillen als bedoeld in artikel 30 van de wet overeenkomstig diens reglement in geschillen tussen het bestuur en de OPR waarvoor de wet niet in een geschillenregeling voorziet. De uitspraak van de commissie is bindend.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen:

Artikel 24 Voorzieningen

1. Het bevoegd gezag staat de raad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.

2. De faciliteiten worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van de Regeling Voorzieningen welke deel uitmaakt van het medezeggenschapsstatuut en als bijlage bij het statuut is gevoegd.

Artikel 25 rechtsbescherming

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die op grond van de daarvoor geldende regels lid zijn of lid zijn geweest van de OPR niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met

betrekking tot de school waar zij afkomstig van zijn.

Artikel 26 Wijziging reglement

Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de OPR en stelt het

gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van tenminste twee derde deel van het aantal leden van de OPR heeft verworven.

Artikel 27 Citeertitel; inwerkingtreding

1. Dit reglement kan worden aangehaald als : “Medezeggenschapsreglement OPR SWV Waterland”

2. Dit reglement treedt in werking op …….2014

De OPR heeft op ..,..2014 unaniem ingestemd met dit medezeggenschapsreglement OPR Vastgesteld … ,… 2014 te Purmerend.

Namens bestuur Samenwerkingsverband Waterland:……….

(handtekening)

Namens de OPR, P.J.C. Hentenaar, voorzitter OPR.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de mezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan

Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al

Indien het bestuur niet binnen drie maanden een reactie als bedoeld in artikel 16, tweede lid van het reglement heeft uitgebracht op een door de ondersteuningsplanraad gedaan

Belgacom kan in geen geval aansprakelijk gesteld worden, indien de identificatie van een deelnemer onmogelijk is, omdat deze laatste foutieve of onvolledige gegevens meedeelt..

6.4 Ingeval naar het oordeel van de Raad van Commissarissen sprake is van een tegenstrijdig belang tussen een lid of meerdere leden van de Raad van Bestuur en de Stichting, neemt

wijziging reglement Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de raad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na over- leg

Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de GMR en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet

Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor