• No results found

P ALEO-AKTUEEL. redactie. Mette Bienna Jurj en M. Bos Otto H. Harsema. Vakgroep Archeologie. Groningen, 1998

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "P ALEO-AKTUEEL. redactie. Mette Bienna Jurj en M. Bos Otto H. Harsema. Vakgroep Archeologie. Groningen, 1998"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Auteursrechten voorbehouden

Copyright 1998, Graninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen Druk- en b indwerk: Universiteitsdrukkerij , RuG

Omslag: golvend dekzand in de W i ldervanksterdal len (pp. 23-26) Omslagontwerp: J.M. Smit

Delen van deze u itgave mogen i n andere pub l icaties worden overgenomen m its zij van een duidelijke bronvermelding zijn voorzien

lnl ichtingen: Graninger Instituut voor Archeologie, Poststraat 6, 9712 ER Groningen

(3)

P ALEO-AKTUEEL

9

redactie

Mette B i enna Jurjen M. B os Otto H . Harsema

Vakgroep Archeologie Groningen, 1998

(4)

In deze aflevering: Egypte, Griekenland, ltalie, Nederland.

(5)

In deze aflevering uit N oord-Nederland: l . Stavoren; 2. Har! ingen; 3. W ijnaldum ; 4. Franeker; 5 . Winsum; 6. Zuidertrim deel; 7. Oldeholtwolde; 8. Oldekerk; 9. Selwerd; l O. Lieuwerderwo lde; 11.

L ieveren; 1 2. W inde; 1 3 . Hooge Veld; 1 4 . Wildevanksterdallen; l 5. Zuidbroek; 1 6 . Delfzij l .

2 3 4

• •

5

6

8

9 .10

11 •• 12

13

.15

.14

.",.·-·-'-·-·-.J o

J (

\.

l l l l

20km

s

(6)

INHOUD

L. JOHAN SEN & D. STAPERT

Een gezin m et drie vuursteenbewerkers: de refitting-analyse van Oldeholtwol de (Fr.) 9

O. DE G RAAF, L . JOHANSEN & D. STAPERT

Drie jongpaleolithische vindplaatsen in noordelij k Drenthe 1 4

M.J. L.Th. N IEKUS, D . STAPERT & L . JOHANSEN

Een Federmesser-vindpiaats b ij Doetinchem (Gid.), met vijf retouchoirs rand een haard 1 8

M.J. L.Th. NIEKUS & H . A . GROENENDUK

Mesolithisch onderzoek in de Wi ldervanksterdallen (Gr.)

J.T. ZEI LER

Kleine knagers in het neolithicum . Resten van woelmuizen ais informatiebron bij landschapsreconstructies

M. KLEIB RINK & M. SANGINETO

De franjestij l & Co. Over mat-beschilderd aardewerk uit de altaaras op de ' Ti mpone de !la Motta', Francavilla Marittim a

M . J . HAAGSMA

Baubo in de put. Resultaten van de opgravingen in Huis 9 in HaJos, 1 997

H . R. REINDERS & A . H . KLOOSTERMAN Hellenistische muntvondsten uit N ieuw HaJos

P.A.J. ATTEMA

Romeinse kolonisatie ten zuiden van Rome (4), veldverkenningen in het hoogland van de Romeinse kolonie Setia (Centraal-ltalie)

R. CAPPERS

Perziken en pepers in de woestijn: voedsel en handel i n Romeins Berenike

T. LOO!JENGA

De naam van de Bataafse god Hercules Magusanus A . M . BAKKER

23

27

30

36

40

46

51

56

Een sm i d i n het kamp: Romeinse ijzeren wapens van het Kops Plateau te N ij m egen (Gid.) 60

J.M. BOS, M.J. L.Th. NIEKUS, J. SCHEFFER & T.B. VOLKERS Opgraving W insum-Bruggeburen: Romeinen i n Frieslan d!

J. BAZELMANS

De Friezennaam en het laatromeinse bewoningshiaat i n het noordelijk kustgebied

65

70

(7)

M. HUlSMAN

Over oude en n ieuwe Friezen, vanuit het perspectief van de metaalvondsten op de terp Tj itsma, W ij naldum (Fr.)

W. PRUMMEL

Dieren ais grafgiften op vroegm iddeleeuwse brandstapels in de terpen

H. HALICI

Gebruiksvoorwerpen van been en gewei uit de terp Tj itsma, Wij naldum (Fr.)

H.A. GROENENDUK & G.J. DE LANGEN

Gods hof ais bewaarplaats. Vooronderzoek naar de m iddeleeuwse kerk van Oldekerk, gem. Grootegast (Gr.)

H.A. G ROENENDUK & J. MOLEMA

Een middeleeuws steenhuis op het bedrijventerrein ' De Gouden Driehoek' te Zuidbroek (Gr.)

M . J . L. Th . N IE KUS, C . TULP, J.M. BOS & J . H . ZWIER Een terpje in Harlingen, gemeente Harlingen (Fr.)

F.E. VREDE

Archeobotanisch onderzoek in Lieuwerderwolde (Gr.)

A. JAGER

Een aanzet tot een archeologische inventarisatie van het Zuidertrimdeel (Fr.)

A. UFKES

Evaluatie van een m onument, kloosterterre in Selwerd (Gr.)

J . L. VAN BEEK & A. UFKES

Fysisch-antropologische studie van ' Charlie', het skelet van Selwerd (Gr.)

A. JAGER

Van schuur tot stadshuis: onderzoek aan pand Zilverstraat l O te Franeker (Fr.)

A. UFKES

Een n ieuw l icht op de reconstructie van het blokhuis van Stavoren, gemeente Nijefurd (Fr.)

P . B . KOOI

Stichtelij ke beelden

S . SOTTEMA

Over het gedrag van lokganzen

74

77

8 1

84

88

94

96

1 00

1 03

1 07

I I I

1 1 4

1 1 8

1 22

7

(8)

DE FRANJESTIJL & CO. OVER MAT-BESCHILDERD AARDEWERK UIT DE ALTAARAS OP DE 'TIMPONE DELLA MOTTA ' , FRANCAVILLA MARITTIMA

Marianne Kleibrink en Maria Sangineta

lnleiding

De 'Timpone della Motta' is een nederzettings­

heuvel van 280 m met drie afgevlakte bewo­

n ingsarealen in de huidige provineie Calabrie , Zuid-ltalie (Galestin & Kleibrink, 1 995: p p . 52- 57; Klei brink, 1 996: pp. 63-68). Deze arealen worden door de opgravers van het GIA, dat sinds 1 990 de heuvel onderzoekt, plateaus genoemd.

Van de m idden-bronstijd tot ea. 450 v .Chr.

stand op deze p lateaus woonbebouwing, eerst hutten en daarna h uizen, terwij l zieh op de eveneens afgevlakte heuveltop een belangrijk heiligdom m et drie enorme tempels bevond. Het nieuwe Graningse onderzoek wijst onder andere uit dat het offeren van dieren b ij deze tempels relatief vroeg begon, namelijk al in de 9e eeuw v.Chr. Het bewijs voor deze vroege datering wordt geleverd door de oudste potseherven, die, samen met dierenbotten, onder andere tevoor­

schijn kwamen uit een d ikke aslaag, die ge­

dumpt was ten zuiden van de tempels, hel l ing­

afwaarts (fig. l : onder).

Deze aslaag bevatte veel fragmenten van zo­

genaamd impasto-aardewerk uit de ijzertijd. De­

ze tam e l ijk logge keramiek is altijd met de hand, van ongezuiverde klei gemaakt en verder herkenbaar aan de gladgewreven buitenkant I n de aslaag zaten vooral voorraadvaten, kookpot­

ten, sehotels, bekers en kommen in rood- tot zwartbruine tinten en in al lerlei maten. Zeld­

zamer was het gezuiverde, l ichtgekleurde en ge­

decoreerde aardewerk. Ook deze keramiek werd m et de hand samengesteld uit ringvormige seg­

m enten, die, nadat ze tot een leerhard stadium waren i ngedroogd, aanelkaar werden gezet en dan met een spons of iets dergel ij ks aan de buitenzijde werden gladgestreken. Dit soort pot­

ten is beschilderd met donkere, meestal geo­

metrische matieven in een m atte kleiverf met ferro-m angaan poeder, wat deze keramiek de be-

nam ing 'mat-beschi lderd' bezorgde. De potvor­

men zijn typisch voor de ltalisehe vroege ijzer­

tijd, omdat zulke biconische urnen en kannen, en ook zulk soort kop- en komvormen m et ha­

ge, naar boven staande, lusvormige oren, in allerlei varianten over het gehele schiereilan d voorkomen. Mat-besch i lderde kera m iek werd echter in Noord- en M idden-ltalie, dat al leen impasto-tradities kent, n iet gemaakt en i s dus uniek voor de buidige Zuid-Italiaanse regio's van Apulie, Basilicata en Calabrie.

Yntema 's typo-chronologie

Dr. Douwe Yntema, archeoloog b ij de Vrije U niversiteit van Amsterdam, is de internationale expert voor dit Zuid-Italische mat-beschilderde aardewerk (o.a. Yntema, 1 990a; 1 990b). H ij be­

studeerde het m ateriaal u it veJe opgravingen en vervaardigde een bruikbare en aanvaarde typo­

ehronologie. Yntema ontdekte dat deze kera­

m iek ingedeeld kan worden in achtereenvolgens proto-, vroeg-, m idden- en laat-Geometrische fa­

sen. Het Zuid-Italische mat-beschilderde aarde­

werk begint in de 1 2e eeuw v.Chr. in strata van si tes in Apuli e, Caiabrie en Sicilie waarin, naast veel impasto, soms ook het Italo-Mykeense aar­

dewerk nog aanwezig is, wat goede dateringen m ogelij k m aakte (De la Geniere, 1 968; Yntema, 1 990b: p. 23). De mat-beschi lderde keramiek l ijkt in het begin dan ook enigszins op de Mykeense, die echter deearaties in glanzende kleiverf la ten zien. Van af de I l e eeuw v.Chr.

verspreidt de m at-beschilderde keramiek zich kennel ijk over een groter deel van Zui d-Itali e . W a t eehter het repertoire van vormen en deeara­

ties betreft, inspireren de lokale pottenbakkers elkaar kennelij k lange tijd, M er w aren maar een paar productiecentra actief, want de potten van de door Yntema onderscheiden proto-Geometri-

(9)

Q Q 0 9 ..... '0

!

9

p o

... -.'O 00

'O..Q'Q.

···o.o o."% oo o

gebouw III

'0--o"_;__

····o.-o._

N.

l

�---;20m .}

K. IIl 'f

... -,..

/ l '

i

·· .. ).. ___ , ___ _ -··-·--'···

..

200rn

<' o

Fig. l. Platlegrand van de Timpone del/a Malta (boven) mel een inlas van de kaart van de Si bari­

tide mel de genoemde plaatsen, en (onder) plattegrand van het heiligdom op de top.

31

(10)

sche ( 1 2e eeuw - 900 v.Chr.) en vroeg-Geome­

trische stij len (900-SOO v. Chr. ) zijn over een groot gebied gelijk. Het aardewerk uit deze twee perioden is gemakkelijk te herkennen: uit bet Mykeense repertoire afkomstige gevulde drie­

hoeken werden verwerkt tot wilde friezen. Ook de bundels verticale en horizontale goltlij nen, al of niet afgewisseld m et rijen dikke punten, zijn in deze periode nogal grof en wild geschi lderd (fig. 2). Waarschij n l ij k werden ook deze matie­

ven eerst van de veel fij ner uitgevoerde, My­

keense deearaties afgekeken.

Dat zulke uniforme stij len gedurende drie eeuwen en over een areaal van 30.000 km2, dat wil zeggen van Apu l i e tot de punt van Zuid­

ltal ie, voorkomen, pleit tegen de door d iverse ltaliaanse geleerden aangenomen etnische in­

vasies gedurende de vroege ijzertij d. Yntema's studies laten zien dat pas bij de versieringen van bet m i dden-Geometrisch aardewerk, gem aakt en gebruikt gedurende de gehele Se eeuw v.Chr., opvallende regionale verschilien optreden. Zo kent bet Lukaanse m idden-Geometrisch de ei­

genaardige 'tent' stij l, terwij l door het n ieuwe Gran ingse onderzoek in Francav i l la Marittima duidelij k geworden is dat zich in de S ibaritide ook een eigen midden-Geometriselle stijl ontwik­

kelde . De ontstaansgeschiedenis van deze eerste regionale stij len is nog lang ni et glashelder. Dui­

delij k is echter wel dat overname en interpretatie van bet driehoekenmotief, dat in de proto- en vroeg-Geometrische stij len al zo' n be langrijke rol had, belangrijk was want m et de driehoeken gebeurt in de eerste helft van de Se eeuw v.Chr.

iets eigenaardigs. De zijden van de driehoeken worden dan namelij k alleen nog maar hol weer­

gegeven, waardoor de driehoeken op tenten gaan lijken, vandaar de benam ing 'a tenda '-keramiek voor deze stij l . Op de mat-beschi lderde potten

Fig. 2. Voorbeeld van een proto-Geo­

metrische pot en van een 'a tenda'­

pol.

van een aantal inheemse sites in de provincie Basilicata uit de m idden-Geometriselle fase worden naast zulke tenten ook gestileerde dierfiguren en menselijke figuren geschi lderd, m eestal eenden, herten, volwassenen en k inderen (fig. 2). Om dat zu lke m atieven naast de ' tenten' staan menen wij dat de deearatie verwijst naar de werkelijke wereld en dus niet meer zuiver abstract van karakter is zoals eerder. De 'tenten' zijn vermoedelijk hutten. Evenals Yntema, val­

gen ook wij Juliette de la Geni ere bij het onder­

scheid van twee duidelij k verschiliende ' tent'­

stij len: l ) de potten met de ' Ienda elegante'­

decoratie, bestaande uit fraaie, evenwichtige driehoeken m et elegante bijmotieven, en 2) veel ru w er versierde ' Ienda' -potten. De 'e legante tent' stij l stamt uit werkplaatsen gelegen ergens in het hart van het Zuid-Jtalische inheemse ge­

bied, maar het is nog onduidelij k waar precies.

Deze over een groot deel van Zuid-ltal i e geex­

porteerde ' elegante tent' stij l werd het voorbeeld voor allerlei lokale, ruwere imitaties, die op hun beurt in de bovengenoemde gebieden de aanlei­

ding varmden tot verdere variaties en eigen de­

coratiestij len.

Het belang van de mat-beschilderde scherven van de Motta

Het aardewerk uit de aslaag van bet altaar in bet heiligdom van de 'Timpone Motta' te Francavil­

la Mma laat de ontwikkeling van een eigen, re­

gionale stij l in de S ibaritide zien.

De recent opgegraven aslaag bevatte frag­

m e nten van mat-beschi lderd aardewerk uit de d ri e hoofdperioden: vroeg-Geometrisch (900-775 v.Chr.), m idden-Geometrisch (ca. 775-725 v.

Chr.) en laat-Geometrisch (725-650 v.Chr.). Het

(11)

\_pie::;) g

\ .. � o� ) o tB e;e,

� 2::] l 21111§; ) .1)- 1

__Ac6 c_3 ---

AC 2292/1

AC 2041/1

ij��)�

AC 4006/3

\

lir'! li

AC5 10/1

Fig. 3. VoOJ'bee/d van vroeg-, midden- en /aat­

Geometrische keramiek uit hel heiligdom op de

Timpone del/a Motta. FM 2812/1 1 0 cm

vroeg-Geometriseh kenmerkt zieh voornam elij k door deearaties met een dikke horizontale golf­

l ijn geflankeerd door, eveneens dikke, reehte l ijnen. Aan het eind van het vroeg-Geometriseh kwamen in de Sibaritide kennelijk naast ge'im­

porteerde ' elegante tent'motieven ook plaatselijk bedaehte 'tent'm otieven in zwang (fig. 3). Deze werden voorname l ij k op gesloten potten aange­

braeht: in de aslaag zaten veel m i dden-Geome­

triselle sehouder- en halsfragmenten van kannen en kruiken en van kleinere potjes, van het type dat de ltalianen attingitoio noemen. Naast de i m itatie-'tent'stij l uit de eerste helft van de Se eeuw v.Chr., nog tijdens het m idden-Geome­

triseh dus, ontwikkelen de potschilders te Fran-

______ ,,

cavilla Mma ook de eigen stij l, waarvoor door het Greningse onderzoeksteam niet de door Y n­

tema bedachte naam Crati-stij l werd overgeno­

m en, maar die ' franj e ' stij l werd gedoopt ('stile a frange ', �fi'inge ' sty/e). Deze franjestij l deea­

ratie heeft grote voorkeur voor friezen, m eestal aangebracht r ond de breedste diam eter van de pot en bestaande uit alternerende vakken, meest­

al trapeziumvonnig, maar ook rechthoeken en driehoeken komen voor, waarbij steeds een vak is gevuld met horizontale, parallelle lij nen en het vak ernaast werd uitgespaard. Van de uitgespaar­

de vakken hangen franjes naar beneden af. Deze bestaan uit een aantal verticale, parallelle l ijnen, die midden op de pot ophouden. De franjestij l-

3 3

(12)

deearaties zijn zowel op gesloten ais op open potvormen aangebracht: b ijv. op attingitoi, op karmen, op kopj es en op kantharoi. Deze franje­

decoratie komt op de top van de Motta niet al­

leen op fragmenten uit de aslaag voor, maar ook op een aantal potten gevonden in en b ij paalga­

ten van gebouw V (fig. 3). M i n iatuuraardewerk in inheemse stijl laat zien dat de lokale pot­

sch ilders inspeelden op de vraag naar typisch votiefaardewerk, die kennelijk b ij het hei ligdom ontstaan was. Zij combineerden daarbij twee tra­

dities: een inheemse, want in de ltali sche brons­

en ijzertijd was dedicatie van miniatuurpotjes in grotten en bij bronnen gebruikelijk, maar ook m issebien een Griekse, want in een later stadium van het Motta-heil igdom werden allerlei Grieks­

koloniale minipotj es gewijd. Het hier afgebeelde potje kwam uit een gat in de rotsbodem van tempel V tevoorschijn. Samen m et de in de paal­

gaten gevonden m at-beschilderde fragmenten, eveneens met m idden-Geometrische franjedeco­

ratie, markeert het minivaasje dus het begin van de oudste tempel op de Timpone della Motta.

Gezien de strata van Francavilla Mma gaat onze voorkeur uit naar een datering van de fran­

jestij lartefacten in 750/730 v.Chr. In de latere periode is m en in de Sibaritide namelij k van de franjestij l afgestapt en van stij l veranderd: in de bovenste aslaag op de M otta zijn een aantal scherven gevonden die duidelij k stij lverandering laten zien. Het lokale m at-beschilderde aarde­

werk im iteert nu bijv. rozetten en vlechtbanden (fig. 3), die aan Grieks proto-Korinthische aarde­

werk ontleend zijn, dat algemeen in de periode 725-680 v.Chr gedateerd wordt. In deze lfde bo­

venlaag van de as werden ook laat 8e-/vroeg 7e­

eeuwse Egyptische faiencefiguren gevonden, die zo'n latere datering ondersteunen.

Voor het heil igdom van Francavilla Mma is de fasering belangrijk, om dat m et de datering de mate van Griekse bemoeienis m et de bouw van de oudste tempel m i n of m eer vast te stel len is.

Wat het begin van de activiteiten van het heilig­

dom betreft weten we nu door de aanwezigheid van vroeg-Geometrische m at-beschilderde scller­

ven in de aslaag dat al in de 9e eeuw v.Chr., dus geruime tijd voor de stichting van de Griekse kolonie Sybaris - die in de laatste decaden van de Se eeuw v.Chr. gedateerd wordt - reeds altaren op de Motta voor dierenoffers brandden.

De datering voor de bouw van de oudste tempel,

gebouw V, opgericht bij het altaar en in in­

heemse techniek, met forse houten palen, opge­

trokken, komt dichter in de buurt van de stich­

tingsdatum van de kolonie Sybaris. Hoe dicht is nog onderwerp van studie, want wat ons in dit stadium van onderzoek voor·al nog ontbreekt zijn valdoende 14C-dateringen voor de as lagen en de lagen eronder en erboven. De keramiek u it de aslagen l aat in ieder geval zien dat de altaren tot in de eerste decennia van de 7e eeuw v.Chr. in gebruik waren, dus ook nog een aantal decennia nå de bouw van de eerste tempe l.

Wat de vormen van de potten betreft zal het verdere onderzoek nog veel gegevens over de offergebruiken aan het l icht kunnen brengen. Er zijn i n de aslaag bijvoorbeeld veel schote ls ge­

vonden, en zoals we boven zagen, schotels m et bijzondere decoratie. Dat is voor vleesoffers ook te verwachten. Er zijn echter ook fragmenten van gesloten vazen, zoals de al genoemde bico­

n ische kruiken en kannen en de sierlij ke kopjes en komm en met hoge oren, die waarschijnlij k n iet voor dierenoffers maar voor drankoffers ge­

bruikt zijn. In de toekomst, dat wil zeggen nadat ook de botten en het impasto-aardewerk geana­

lyseerd zul len zijn, kunnen de ailaarresten u it de pre-koloniale fase van de Sibaritide ons zeker nog veel meer vertellen.

Voorlopige conclusie

De franjekeram iek is een volstrekt lokaal ver­

schijnsel, d.w.z. dat het uitsluitend gemaakt werd in een aantal ijzertijdsites in de vlakte van Sybaris en het achterland daarvan, te weten Tor­

re Mordil lo, Castrovillari en Francavilla Mma.

In verband met deze verspreiding is het valgen­

de op te merken: ten eerste dat het patroon te m aken heeft met de route van de lonische kust landinwaarts, want de weg naar de Tyrrheense kust, van Francavilla Mma l iep namelij k langs het dal van de rivieren de Raganel lo en de Crati en Esaro. De gemakkel ij kste weg loopt nog steeds hierlangs, en het is een route, die eeu­

wenlang gebruikt moet zijn geweest ais trans­

humance trattura naar de bovenweiden van de Sellaro ( 1 200 m) en de Pollino (2200 m). De keramische franjestij l m arkeert dus een gebied dat reeds in de bronstijd samenhang kende. Wat echter ook opvalt is dat de franjestij l voorkomt

(13)

over precies dat deel van de S ibaritide dat, naar verwachting, het sne1st onder contro le van Syba­

ris gebracht zal zijn. Beide feiten kunnen ons inziens goed met elkaar in verband worden ge­

bracht: het centrale deel van de S ibaritide met grotere inheemse nederzettingen op heuveltop­

pen zoals de hiervoor genoemde, had zijn b loei onder andere aan de goede runderen te danken.

Dit deel was daarom voor Griekse kolonisten het meest interessant, en waarschijnlijk niet alleen economisch (het l atere Sybaris was be­

roemd om de runderen) maar, gezien de route naar het binnenland, ook strategisch. De vroege dateringen voor de altaren en de oudste tempels op de Motta laten zien dat er dan ook al vroeg contacten met de Griekse wereld waren. Top­

heiligdommen met dierenoffers zijn uit de in­

heemse wereld tot nu toe onbekend, wel kent men watercultussen, en Griekse invloed in het Francavilla Mma-heiligdom is dus goed voor­

stelbaar. Dit i s ook te verwachten, daar aan de stichting van een kolonie-stad altijd een proces van wederzij dse verkenn ing voorafgegaan zal zijn. De gemeenschappelijke identiteit die uit de franj estij l keramiek spreekt markeert ons inziens het oudste pre-kolon iale areaal, met als grote trekpieister het heiligdom op de heuvel van de Motta. De graven van de Macchiabate en van Torre Mordilla laten zien dat de Grieken de in­

heemse bevolking, die doorgaans met de bena­

m ing Enotriers wordt aangeduid, echter geheel zelfstandig l ieten begaan. M issebien werden er vriendschapsverdragen gesloten m et de inheem­

se leiders. Een scherp contrast vormt de ge­

schiedenis van Broglio di Trebisacce, dat in de late bronstijd/vroege ijzertijd een grote bloei doormaakt, maar dat na de stichting van Syba­

ris, dus na ca. 700 v.Chr., ancters dan Francavil­

la Mma, ophoudt te bestaan.

Summary

During the Early Iran A ge in southern Jtaly, the regions af modern Apulia, Basiiicaia and Cala­

bria saw the produetion af a special kind af pottery, usually labelled 'matt-painted'. !t was hand-made and deearaled with geometric motifs in brownish-black paint. The studies of Dr D.

Yntema, archaeologist af the AJVU in Amster­

dam and international specialist an this pottery,

demonstrated that it can be divided into proto-, early, middle and late Geomelric styles. A re­

markable conclusion in Yntema 's work is t hat during the proto- and early Geomelric periods no Fegional styles occurred. Only during the middle Geomelric period {from c. 7 75 BC on­

wards) did regional styles appear: for instance in the Salento (the heel), in Basilicata and in Calabria. In this article the middle Geomelric style af the Sibaritide is commenled upon, es­

pecially the material recent/y exeavaled by a team from Groningen University, at the Timpo­

ne del/a Motta, in an altar-ash layer which also contained 9th-century BC early Geomelric ma­

terial. The middle Geomelric 'ji-inge ' s ty le, pro­

minent among the sherds in the altar-ash layer an the Timpone della Motta, was produced and used main/y in three indigenous siles af the Central Sibaritide: Torre Mordillo, Castrovillari and Francavilla Mma. Judging from this evi­

dence - and from the faet that these sites sur­

vived as indigenous sites after Sybaris was founded a few decades befare 700 BC, w hil e in the northern Sibaritide Braglia di Trebisacce did not - the authors believe that the fringe ' s ty le identifies the ol des t a re a af common inier­

est o

f

the Greeks and the indigenous Enotrians.

Literatuur

De la Geniere, J., 1 968. Recherches sur l 'age de fer en Italie meridionale. Napo l i .

Galestin, M . C . & M. K1eibrink, 1 995. Wijge­

schenken voor de godin. Paleo-aktueel 7, pp.

52-57.

Kleibrink, M., 1 996. Weven voor de godin : een labyrinth. Paleo-aktueel 8, pp. 63-68.

Sangineto, M., 1 997. La ceramica geometrica del quinto edificio di Francavilla Marittima.

Tesi di laurea Univ. ' La Sapienza' , Roma.

Yntema, D., 1 990a. Le ceram iche e l 'artigianato del Salento tra l ' eta del ferro e la romanizza­

zione. In: J Messapi, Atti del Irentesima con­

vegno di studi sulla Magna Grecia. Napoli.

Yntema, D . , 1 990b. The malt painted potte1y af southern !taly. Taranto.

3 5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ten, bij een ancter deel is dat niet het geval (D. Stapert introduceerde hiervoor de term incerto-facten). Beide categorieen zullen in het onderzoek buiten besehouwing worden

Hoewel er tijdens deze opgravingen niet speciaal monsters voor mijten onderzoek waren ge­. nomen, bleek het mogelijk om de schaarse hoeveelheid grond die aan hotresten

In de ons omringende landen komen ook veel depots van bronzen voorwerpen uit natte context voor die eveneens beschouwd kunnen worden als rituele depots. Er kan

Waarschijnlijk worden deze vuursteenknollen door de Eerste Boeren in eerste instantie gewoon van de grond opgeraapt.. Later, zo tussen 4200 tot 2650 voor Christus, wordt deze

In de gewesten Friesland en Groningen volgt het gewest Friesland, dat te Leeuwarden in 1580 een munthuis vestigt, de uniebesluiten op door onder andere dukaten en

Ein Experte erklärte, das jetzt in Bayern gefundene Kleidungsstück sei 250 Jahre älter als der beim Gletscher- mann „Ötzi“ gefundene Grasmantel und von überregionaler

U it de samenste l ling van deze groep munten is af te leiden dat de stad N ieuw Halos voornamelijk contacten had met de naburige steden Peuma en Larisa Kremaste, met

de gegrondheid goeddeels moet worden toegegeven. Maar mag men een in zichzelf goede zaak verwerpen, omdat er door sommigen misbruik van gemaakt wordt? Is het billijk om