• No results found

P ALEO-AKTUEEL. redactie. Mette Bienna Jurj en M. Bos Otto H. Harsema. Vakgroep Archeologie. Groningen, 1998

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "P ALEO-AKTUEEL. redactie. Mette Bienna Jurj en M. Bos Otto H. Harsema. Vakgroep Archeologie. Groningen, 1998"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Auteursrechten voorbehouden

Copyright

1998,

Graninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen Druk- en b indwerk: Universiteitsdrukkerij , RuG

Omslag: golvend dekzand in de W i ldervanksterdal len (pp.

23-26)

Omslagontwerp: J.M. Smit

Delen van deze u itgave mogen i n andere pub l icaties worden overgenomen m its zij van een duidelijke bronvermelding zijn voorzien

lnl ichtingen: Graninger Instituut voor Archeologie, Poststraat

6, 9712

ER Groningen ISBN

90-367-0945-8

(3)

P ALEO-AKTUEEL

9

redactie

Mette B i enna Jurjen M. B os Otto H . Harsema

Vakgroep Archeologie Groningen,

1998

(4)

In deze aflevering: Egypte, Griekenland, ltalie, Nederland.

(5)

In deze aflevering uit N oord-Nederland: l . Stavoren; 2. Har! ingen;

3.

W ijnaldum ;

4.

Franeker; 5 . Winsum; 6. Zuidertrim deel;

7.

Oldeholtwolde;

8.

Oldekerk;

9.

Selwerd;

l O.

Lieuwerderwo lde;

11.

L ieveren; 1 2. W inde; 1 3 . Hooge Veld; 1 4 . Wildevanksterdallen; l

5.

Zuidbroek; 1 6 . Delfzij l .

2 3 4

• •

5

6

8

9 .10

11 •• 12

13

.15

.14

.",.·-·-'-·-·-.J o

J (

\.

l l l l

20km

s

(6)

INHOUD

L. JOHAN SEN & D. STAPERT

Een gezin m et drie vuursteenbewerkers: de refitting-analyse van Oldeholtwol de (Fr.) 9

O. DE G RAAF, L . JOHANSEN & D. STAPERT

Drie jongpaleolithische vindplaatsen in noordelij k Drenthe 1 4

M.J. L.Th. N IEKUS, D . STAPERT & L . JOHANSEN

Een Federmesser-vindpiaats b ij Doetinchem (Gid.), met vijf retouchoirs rand een haard 1 8

M.J. L.Th. NIEKUS & H . A . GROENENDUK

Mesolithisch onderzoek in de Wi ldervanksterdallen (Gr.)

J.T. ZEI LER

Kleine knagers in het neolithicum . Resten van woelmuizen ais informatiebron bij landschapsreconstructies

M. KLEIB RINK & M. SANGINETO

De franjestij l & Co. Over mat-beschilderd aardewerk uit de altaaras op de ' Ti mpone de !la Motta', Francavilla Marittim a

M . J . HAAGSMA

Baubo in de put. Resultaten van de opgravingen in Huis 9 in HaJos, 1 997

H . R. REINDERS & A . H . KLOOSTERMAN Hellenistische muntvondsten uit N ieuw HaJos

P.A.J. ATTEMA

Romeinse kolonisatie ten zuiden van Rome (4), veldverkenningen in het hoogland van de Romeinse kolonie Setia (Centraal-ltalie)

R. CAPPERS

Perziken en pepers in de woestijn: voedsel en handel i n Romeins Berenike

T. LOO!JENGA

De naam van de Bataafse god Hercules Magusanus A . M . BAKKER

23

27

30

36

40

46

51

56

Een sm i d i n het kamp: Romeinse ijzeren wapens van het Kops Plateau te N ij m egen (Gid.) 60

J.M. BOS, M.J. L.Th. NIEKUS, J. SCHEFFER & T.B. VOLKERS Opgraving W insum-Bruggeburen: Romeinen i n Frieslan d!

J. BAZELMANS

De Friezennaam en het laatromeinse bewoningshiaat i n het noordelijk kustgebied

65

70

(7)

M. HUlSMAN

Over oude en n ieuwe Friezen, vanuit het perspectief van de metaalvondsten op de terp Tj itsma, W ij naldum (Fr.)

W. PRUMMEL

Dieren ais grafgiften op vroegm iddeleeuwse brandstapels in de terpen

H. HALICI

Gebruiksvoorwerpen van been en gewei uit de terp Tj itsma, Wij naldum (Fr.)

H.A. GROENENDUK & G.J. DE LANGEN

Gods hof ais bewaarplaats. Vooronderzoek naar de m iddeleeuwse kerk van Oldekerk, gem. Grootegast (Gr.)

H.A. G ROENENDUK & J. MOLEMA

Een middeleeuws steenhuis op het bedrijventerrein ' De Gouden Driehoek' te Zuidbroek (Gr.)

M . J . L. Th . N IE KUS, C . TULP, J.M. BOS & J . H . ZWIER Een terpje in Harlingen, gemeente Harlingen (Fr.)

F.E. VREDE

Archeobotanisch onderzoek in Lieuwerderwolde (Gr.)

A. JAGER

Een aanzet tot een archeologische inventarisatie van het Zuidertrimdeel (Fr.)

A. UFKES

Evaluatie van een m onument, kloosterterre in Selwerd (Gr.)

J . L. VAN BEEK & A. UFKES

Fysisch-antropologische studie van ' Charlie', het skelet van Selwerd (Gr.)

A. JAGER

Van schuur tot stadshuis: onderzoek aan pand Zilverstraat l

O

te Franeker (Fr.)

A. UFKES

Een n ieuw l icht op de reconstructie van het blokhuis van Stavoren, gemeente Nijefurd (Fr.)

P . B . KOOI

Stichtelij ke beelden

S . SOTTEMA

Over het gedrag van lokganzen

74

77

8 1

84

88

94

96

1 00

1 03

1 07

I I I

1 1 4

1 1 8

1 22

7

(8)

HELLENISTISCHE MUNTVONDSTEN UIT NIEUW HALOS

Reinder Reinders en Astrid Kloosterman

!nleiding

In de periode 1 978- 1 993 zijn in de stad Nieuw Halos zes woonhuizen opgegraven. H ierbij werd duidelijk dat de hele stad waarschijnlijk door een aardbeving is verwoest. Na de verwoesting is de stad n i et herbouwd en binnen de ommu­

ring heeft men naderhand niet meer gewoond.

In 1 995 en 1 997 is onderzoek verricht naar de zuidoostpo011 van de stad (Dij kstra et al., 1 996).

Bij het onderzoek bleek dat men na de verwoes­

ting van de poort op en rond de resten van de poort heeft gewoond. Tijdens de opgraving van de poort zij n tot nu toe 77 munten gevonden. I n dit vo01·lopige artikel zullen w e nagaan welke datering de munten voor de bewon i ngsfase van de poort geven. Ook zullen we deze groep mun­

ten vergelijken met de munten u it de huizen.

Yoor de beschrijving van e en traveller 's hoard die een indicatie geeft voor de bouwdatum van de poort en de naam van de stichter van Nieuw Halos wordt verwezen naar een artikel in Paleo­

aktueel 7 (Bakker & Reinders, 1 996).

De verwoesting van Nieuw Ha/os

B ij de opgravingen van de zes buizen in Nieuw Halos is telkens gebleken dat slechts een bewo­

ni ngslaag aanwezig was met veel aardewerk, dat we liswaar was gebroken, maar dat vaak nog campleet ter plekke lag. Hellenistisch aardewerk laat zich in tegenste l l ing tot het aardewerk u it de Se en 4e eeuw v.Chr. niet gemakkelijk date­

ren. Yoor de datering zijn we dan ook aangewe­

zen op de munten. In de huizen zijn in totaal 1 5 0 munten gevonden. U it de samenste l ling van deze groep munten is af te leiden dat de stad N ieuw Halos voornamelijk contacten had met de naburige steden Peuma en Larisa Kremaste, met Lokris en met de steden Chalkis en Histiaia op het ei land Euboia. De munten van Halos, The­

bai, Peuma, en Larisa Kremaste - alle steden in het district Achaia Phthiotis - dragen het m ono-

gram XA, dat waarschij n l ijk het teken van een muntmeester is. Het is verbazingwekkend dat deze betrekkelijk kleine steden in de eerste helft van de 3e eeuw v.Chr. bronzen munten sloegen.

De legenden die staan afgebeeld op de munten van Halos (Phryxos op een ram), Thebai (Prote­

silaos die aan wal springt) en Larisa Kremaste (Thetis die Ach i l les zij n sch i l d brengt) laten zien dat de munten van deze steden verwijzen naar een oorsprong in een ver verleden. Het is n iet u itgesloten dat men de hoge kosten van het aanmaken van deze bronzen munten kon op­

brengen dankzij rijke koperertsvoorkomens bij de stad Larisa Kremaste.

U it de samenstell ing van de groep munten uit de huizen (tabel

l)

blijkt verder dat de bewoners van Nieuw HaJos nauwe lijks contacten hadden m et de steden van de machtige kerngewesten van Thessalie: Pelasgiotis, Thessaliotis, Hesti­

aiatis en Phthia. Het aantal munten van steden in die districten, zoals Larisa, Trikka, Skotoussa, Orthe en Gyrton is uiterst bescheiden. In verge­

l ijking m et een stad ais Demetrias is ook het aantal munten van de Macedonische kaningen gering. Een grote stad ais Demetrias was voor zijn behoefte aan kleine bronzen m unten geheel afhankelijk van Larisa in PeJasgiatis e n de emissies van de Macedon ische koningen . In het algemeen was Demetrias sterk op het noorden gericht, terwij l Hal os contacten onderhield m et gebieden en steden ten zuiden van de stad.

Voor de datering van de bewoning en de ver­

woesting van Nieuw HaJos vormen de m unten een goede basis. Drie aspecten zijn daarbij van be lang: a) het voorkomen van munten van ko­

ning Ptolemaios I l van Egypte, b) het voorko­

men van s lechts twee munten van Antigonos I l Gonatas e n c ) het ontbreken van munten van de omvangrijke emissies van de Aetoliseile Bond en de latere emissies van Antigonos I l Gonatas.

Op de munten van Ptolemaios I l van het Zeus/ Adelaar-type is op de keerzijde een adelaar op een b liksemschicht afgebeeld. Dergelijke munten zijn gevonden in legerkampen van Ptole-

(9)

Tabel

l.

Overzicht van de Hellenistische munten die in Halos zijn gevonden hij de opgraving van zes huizen en de zuidoostpoort.

hu i zen poorl

MAKEDONIA

Alexandros lll (336-332 v. Chr.) AR Herakles/Zeus op lroon 2

AE Herakles/Boog en knols l

Kassandros (3 1 6- 1 97 v. Chr.) AE Herakles/Ruiter I O 6

AE Herakles/Zittende leeuw l

Demelrios l (294-288 v. Chr.) AE Schild mel monogram/Helm 6

AE Demetrios/Boeg schip 2

Antigonos I l (277-239 v. Chr.) AE Schild mel monogram/Helm 2

AE Athena/Pan 25

Onbekend (monogram niet leesbaar) AE Schild/Helm 3

AJGYPTOS

Ptolemaios Il (285-246 v. Chr.) AE Zeus/Adelaar (klein) l

AE Zeus/Adelaar (groot) 1 3 I O

EPEIROS

Pyrrhos (295-272 v. Chr.) AE Schild met monogram/Helm 2

MAKEDONIA Orthagoreia AE Apollo/Helm

KORKYRA Korkyra AE Amfoor/Druiventros

PERRI-lAlBIA Orthe AE Paard/Rols

PELASGTOTJS Gyrton AE Zeus/Paard

Larisa AE Nymt/Ruiter 3

AE N y m f/Grazend p a ard

Skotoussa AE Athena/Stijgerend paard 4

H ESTIA!OTIS Trikka AE Nymf/Asklepios met slang

PHTHIOTIS Thebai AE Demeter/Protesilaos

l'euma AE Nymf/XA 2

AE Mannenhoofd/XA 5

Hal os AE Zeus/Phryxos, serie 6 2

AE Zeus/Phryxos, serie 7 20

AE Zeus/Phryxos, serie 8-20 3

Ekkara AE Zeus/ Artemis

Larisa AE Mannenhoofd/Thetis 3 2

AE Nymf/Harpa x 2

MALIS Lam i a AE Nymf/Philoktetes 4

LOKRJS Lokris A R Demeter/ Aja x 3

AE Athena/Druiventros 7

EUBOIA Chalkis AE Vrouwenhoofd/Adelaar 1 4

1-lisliaia AE M aenade/Lopende stier 5

AE Maenade/V oorstuk stier 5 AE Herakles/Kop stier

AE M aenade/Stier en druivenstruik Bond AE Stier/Druiventros

PHOKIS Phokis AE Athena/<P l

BOEOTIA Thebai AR Schild/Kantharos 2

Thespiai AR Schild/ Aphrodite

Federatie AE Schild/Drietand 2

KORINTHTA Korinthos AR Pegasus/Nymf

SYKJONIA Sykion AE Vliegende duit/Oiijftak l

Onleesbaar 5 1 4

4 1

(10)

maios I I in Attika. Deze legerkampen worden in verband gebracht met de Chrem onidische Oor­

log die duurde van 268/7 tot 262/ 1 v.Chr. Dit sluit goed aan b ij een datering van 265/4 v.Chr voor de verwoesting van N ieuw HaJos. Deze da­

tering wordt ondersteund door het ontbreken van exemplaren van de omvangrijke series van bronzen m unten van Ptolemaios II die vanaf 26 1 /0 v.Chr. in omloop kwamen (Mørkholm,

1 99 1 : p. 1 0 1 ).

Ook zijn geen exemplaren gevonden van de omvangrijke em issies van bronzen munten van het Athena/Herakles-type die door de Aetol iseile Bond zijn geslagen. Verder ontbreken de bron­

zen m unten van de emissies van Antigonos I I Gonatas d i e rond het m idden van d e 3 e eeuw v. Chr. in omloop waren.

De bewoning van de zuidoostpoort

Hoewel bij de opmet i ng van de zuidoostpoort in 1 982 al was geconstateerd dat de doorgang van de poort was geblokkeerd, was het een grote verrassing toen bij de opgraving in I 995 bleek dat men na de verwoesting van N ieuw Halos in, op en rand de poort had gewoond. Deze waarne­

m i ng werd tijdens de voortzetting van de opgra­

ving in 1 997 bevestigd. De opgravi ng vond plaats van 22 m e i t/m

I

augustus. Zeventien ar­

cheologen en studenten uit Groningen, Engelan d, Denem arken, Noorwegen en Canada hebben in deze twee maanden in een aantal opgravingsput­

ten rand en in de poort gewerkt. Een Griekse ploeg, bestaande uit twee archeologen, vier technici en een studente, nam een grote put aan de westzijde van de poort voor zijn rekening. 1

Aan de noordzijde bleek de doorgang tussen twee dwarsmuren geblokkeerd te zijn met grote goed gestapeide porosblokken . Al leen een smal­

le deuropening was opengelaten, die toegang gaf tot de ruimte tussen vier dwarsmuren, waar oor­

spronkelij k de poortdeuren waren gesitueerd met mogel ij k wachtruimtes aan weerszijden. H ier was echter b itter weinig van over gebleven . Vanaf de smalle deuropening liep een plaveisel langzaam op naar een waterput die tot een diep­

te van l

O

m in de pleistocene bodem was inge­

graven. De bovenkant van de put werd gevormd door een pythos. De put was precies ingegraven op de plaats waar oorspronke l ij k de westelijke poortdeur m oet hebben gedraaid; daarvan is der-

halve n iets bewaard gebleven. Aan de westzijde van het plaveisel was een ruimte die door een m uur met deuropening was afgescheiden. Aan de oostzijde l iep een trap vanaf de put tot aan de bovenkant van de twee ooste l i j ke dwars­

m uren. Kennelijk heeft men zowel in ais op de oorspronkelijke wachtruimte gewoond.

Aan de zuidzijde van de po011 heeft men tegen de twee torens voorraadkamers gebouwd.

waarin een groot aantal grote pithoi en amforen zijn gevonden. Vermoedel ij k zijn ook op andere plaatsen rond de poort voorraadkamers geweest.

In alle opgravingsputten waren duidelij ke bewo­

nings- en afbraaklagen te onderscheiden. Ken­

nel ij k heeft men voor de bouwsels uit de tijd na de verwoesting porosblokken gebruikt ais basi s voor d e m uren e n mudbrick voor de opbouw.

De verwoestings lagen bestanden uit grote hoe­

veelheden verspoeld mudbrickmateriaal.

Ondanks de overhouwing van het poortcom­

p lex en de aandacht die daarom moet worden besteed aan de latere bouwsels is bij het onder­

zoek in 1 997 toch nog een detail van het oor­

spronkel ij ke poortgebouw aan h et l icht geko­

men. B ij het vervaardigen van een reconstructie­

tekening van de zui doostpoo11 was ervan u itge­

gaan dat aan de westzijde een trap m oet zijn geweest om op de weergang van het poortcom­

p lex te kunnen komen. Dit kon worden afgeleid uit een verspringing aan de buite112ijde van de westmuur. B ij de opgraving in 1 997 kwamen in­

derdaad treden van een trap aan het licht die een bevestiging waren voor de reconstructietekening.

De bewoning van het po011complex, na de verwoesting, kan worden gedateerd aan de hand van munten. T ijdens de campagnes in 1 995 en 1 997 zijn i n totaal 77 m unten gevonden: naast een Romeinse en een Byzantijnse m unt, dateer­

den 6 1 munten uit Hellen istische t ijd; 1 4 waren onleesbaar. Hoewel het aantal kleiner is dan dat van de m unten uit de buizen zij n b ij een verge­

l ij king van beide groepen frappante versch i l ien te zien. In de eerste plaats geven de m unten een indicatie over de periode van bewoning van het poortcomplex, m aar ze laten ook een geheel an­

dere muntcirculatie z i en (tabel l ).

Munlvondsten uit de zuidoostpoort

De munten uit de onderste lagen dateren u i t de periode dat de poort nog in gebru ik was. Het

(11)

Tabel 2. Bronzen munten van de Antigoniden. A = gevonden in de huizen; B = gevonden in de poort; C = niet gevonden.

ANTIGONOS I MONOPHTHALMOS (306-301 v.Chr.) - geen bronzen munten

DEMETRIOS I POLIORKETES (306-283 v.Chr.)

- Demetrios met Korinthische helm/Boeg van een schip, BA [A]

- Macedonisch schild, monogram �HMHTPH/Macedonische helm, BA Il: volgens Mørkholm geslagen door Demetrios I I [A]

- Paseidon/Athena Promachos, BAIIAEDI MfMHTPIOY [C]

Paseidon/Baeg van een schip, BA [C]

ANTIGONOS I l GONATAS (277-239 v.Chr.)

Macedonisch schild, ANTI/Macedonische helm; valgens sammige auteurs geslagen door Antiganos III [A]

Athena met Korinthische helm/Pan met tropaian, ANTI [B]

Herakles/Ruiter, AN TI; valgens sommige anteurs geslagen doar Antigonas II I [C]

DEMETRIOS I I (239-229 v.Chr.)

Macedanisch schild, �HMHTPH/Macedanische helm; valgens sammige m1teurs geslagen daar Demetrias l [zie bij Demetrias l ]

ANTIGONOS I I I DOSON (229-22 I v.Chr.)

- Herakles/Ruiter, ANTI; valgens sommige at1teurs geslagen daar Antigonas II [zie bij Antiganas I I ] - Macedonisch schild, ANTI/Macedonische helm; volgens sommige auteurs geslagen door Antigonos I I Ganalas

[zie bij Antigonos II]

PHILIPPOS V (229- 1 79 v.Chr.) - Herakles/Ruiter, cD! BA [C]

- Zestien andere series bronzen munlen [C]

PERSEUS ( 1 79- 1 68 v.Chr.)

- Perseus met helm/Adelaar op ploeg o f bliksemschicht, BA [C]

gaat om een gering aantal munten, waaronder een munt van het Zeus/Phryxos-type van de stad Halos (Serie 7) die u it het begin van de 3e eeuw v.Chr dateert. N iet in alle werkputten werd tot nu toe dit niveau bereikt.

Een goede indicatie voor de vroegste bewo­

n i ng van het poortcomplex zijn enige munten die zijn gevonden in de ooste l ijke wcrchtruimte achter de poortdeur. Hier kwamen in de onder­

ste laag munten tevoorschijn van Ptolemaios I l , d i e goed vergel ij kbaar zijn met d e bronzen mun­

ten van het ZeusiAdelaar-type van Ptolemaios I l die i n d e huizen zijn gevonden. Op een iets ho­

ger niveau zijn munten van Ptolemaios II aange­

troffen, tezamen met munten van het Athenal­

Pan-type die door Antigonos II Gonatas zijn ge­

stagen. Onder de munten van dit type is een aantal exemplaren dat in voortreffe l ijke staat

verkeerde en nauwelij ks in om loop is geweest.

Ook in de bewoningslagen van de andere werkputten is een groot aantal munten van het AthenalPan-type gevonden, in totaal 25 (tabel 1 ) . Helaas is de datering van de Athena/Pan­

munten onduidelijk. Wel is men het er in het algemeen over eens dat deze munten zijn gesla­

gen door Antigonos Il en niet door Antigonos III (tabel 2). Het zijn omvangrijke emissies die circuleerden in het gebied dat onder Macedoni­

sche invloed stond. Ook na het overlijden van Antigonos Il in 239 v.Chr. bleven deze munten in circulatie. B ij de opgravingen in Demetrias zijn grote aantallen AthenaiPan-munten gevon­

den, waarvan zeer vele versteten exemplaren die reeds lang in om loop waren. N iet m inder dan 30% van deze munten had bovendien een klop;

deze munten zijn voornamelij k in 2e-eeuwse la- 43

(12)

gen aangetroffen (FUiiwangler, 1 990: p. 1 3 8).

Onder de 2 5 AthenaiPan-munten uit de zuid­

oostpoort is er niet een m et een klop. Bovendien zijn de meeste in goede tot voortreffe l ij ke staat.

Het samen voorkomen m et m eestal versleten munten van het ZeusiAdelaar-type van Ptole­

m aios II kan een aanwij zing zijn dat deze Athe­

naiPan-munten dateren u it het m i dden van de regeerperiode van Antigonos II Gonatas, de pe­

riode tussen 260 en 250 v.Chr. Dit betekent dat men vlak na de verwoesting van de stad in het poortcomplex is gaan wonen. Voorlopig gaan we er vanuit dat de bewoning op de poort slechts van korte duur is geweest. Een datering 260-250140 v.Chr. l ij kt het meest aannemelijk.

Muntcirculatie in het gebied van Ha/os

De muntvondsten van de zuidoostpoort zijn uiteraard n iet alleen van belang voor een date­

ring van de bewoning van de poort, maar ze le­

veren ook gegevens over de vraag welke munten na de verwoesting van de stad nog in het gebied circuleerden. Hoewel het aantal munten uit de opgraving van de zuidoostpoort geringer is dan dat uit de opgravingen van de buizen !evert een vergelij king van de herkomst van de munten een aantal frappante versch i lien (tabel l ).

In de eerste plaats is duidelijk dat de m unt­

slag van de steden van Achaia Phthiotis tot een einde is gekomen. Moge l ij k was dit al in een eerdere fase het geval, rond 280-70 v.Chr.?

S lechts enkele munten van HaJos en Larisa Kre­

maste zijn in de poort tevoorschijn gekomen, waaronder drie munten van bet ZeusiPhryxos­

type; exemplaren van de series 8-20. In de bui­

zen zijn ook enkele munten van de series 8-20 gevonden die vooral bekend zijn u it openbare verzamel ingen. Z ij zijn van beduidend m indere kwaliteit dan munten van de series 6 en 7.

Een ander frappant verschi l is de sterke terug­

gang van het aantal munten van Lokris en van de steden op Euboia. Uiteraard is het goed te begrijpen dat na de verwoesting van de stad de overgebleven bewoners verspreid in het gebied hebben geleefd en n iet zoals in de periode daar­

voor contacten onderhielden m et andere steden in Achaia Phthiotis of op Euboia. Ook het aan­

tal steden waarvan munten zijn teruggevonden is veel geringer dan b ij de huizen.

Zoals te verwachten was is het aantal munten

van Macedonische kaningen sterk toegenomen.

Daaronder hevinden zich twee fraaie tetradrach­

men van Alexandros I I I die laten zien dat de be­

woners van het poortcomplex een zekere wel­

stand genoten. In de buizen zijn geen tetradrach­

men aangetroffen. Van de munten van Kassan­

dras is bekend dat zij lange tijd in om loop zijn geweest. In de 2e eeuw v. Chr. werden ze nog wel ais grafgift m eegegeven. In het voorgaande

is al aandacht besteed aan de AthenaiPan-mun­

ten van Antigonos II Gonatas. Z ij vormen veruit de grootste groep en zijn van u itstekende kwali­

teit. Het is n iet verwonderlijk dat de bewoners van het gebied van Halos rond het m i dden van de 3e eeuw v.Chr. voor hun behoefte aan bron­

zen kleingeld gebruik m aakten van de n ieuwe AthenaiPan-emissies van Antigonos II, naaste de oude en weliswaar versleten, m aar grote bron­

zen munten van Ptolemaios I I .

Conclusie

De muntvondsten uit de buizen en de zuidoost­

poort van HaJos bieden niet alleen m ogelij k­

heden tot datering van de bewoning, maar geven ook inzicht in de muntcirculatie in de eerste helft van de 3e eeuw v.Chr. Over de m untslag van de Antigoniden bestaat nog veel onduide­

l ij kheid. Een overzichtswerk ontbreekt. Dankzij de opgravingen in Halos is het in ieder geval m ogelijk om de Schi ldiHelm-munten m et de m onogrammen L'lHM HTPH en ANTI toe te wij­

zen aan Dernetrias l en Antigonos II. Ook is duidelij k dat de AthenalPan-series van Antigo­

nos II Gonatas voorafgaan aan de H erakles/Rui­

ter-series, maar voor een nadere chronologische verfijning is het nodig de samenstel ling van muntvondsten van verschi l iende opgravingen met elkaar te vergel ijken, en per laag de stem­

pels van de AthenalPan-series te ontrafelen en te bekijken met welke andere munten ze voor­

komen. Een heidens karwei .

Summary

The investigation of the Southeast Gate of Hel­

lenistic Ha/os (Thessaly, Greece) was continued in 1 997. In the period from 22 May until l A ugust a group of 22 archaeologists, students and technicians from the Netherlands, Greece

(13)

...

and other countries exeavafed the destruetion and habitation layers on and araund the gate.

After the exeavalian campaigns of 1 995 and 1997 il is clear that the remains of the gate comp/ex were inhabited afier the town and the gate were destroyed by an earthquake in 265 BC. Coin .ftnds indicate that the occupants of the gate comp/ex relied on the bronze emissions o f the Macedonian kings: n o fewer t han 2 5 out of 77 coins were of the A thena/P an type, s truck by Antigonas II Gonatas. In the previous per iod, befare the destruetion of the town, the citizens of Hal os struck their own coins and maintained confacts with neighbouring cities and the cities on the is/and of Euboia. For the time being, we assume that the gate comp/ex was inhabited during the period 265-245 BC, because coins of Antigonos 11 Gonatas ofthe Heracles/Horseman type and worn and eauniermarked specimens of the A thena/P an type were not found.

Noal

l . Aan de campagne in 1997 is deeigenomen door:

E. Akkerman, O. Berg (Noorwegen), C. Clay (Engeland), Y. Dijkstra, S. Hayward (Engel and, K.

Henderson (Canada), M. Huisman, A. Klooster­

man, C. Kruidhof, B. Loven (Denemarken), Z.

Malakasioti, M. Mamaloudi, S. Mitchell (Enge­

land), W. de Neef, R. Reinders, V. Rondiri, E.

Schrijer, F. Veenman, S. Whatley (Engeland) en M. W iggers.

Literatuur

Bakker, A. & R. Reinders, 1 996. Tetradrachmen en tetrobolen, een muntvondst in N ieuw Halos. Paleo-aktueel 7, pp. 66-69.

Dij kstra, Y., R. Reinders & S.J. Tuinstra, 1 996.

De zuidoostpo011 van Hellenistisch Halos.

Paleo-aktueel 7, pp. 62-6 5 .

Furtwangler, A.E., 1 990. Demetrias, eine Make­

donische Grundung im Netz hellenistiseher Handels- und Geldpolitik. Habilitations­

schrift, Saarbrucken.

Mørkholm, 0., 1 99 1 . Em·ly Hellenistic coinage, from the accession af A lexander to the peace

of Apamea (336- 188 B. C.) . Cambridge.

45

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gelukkig zijn er ook veel mooie verhalen te vertellen. Irene helpt samengestelde gezinnen in haar praktijk; samen een gezin. Net als Bianca, maar voordat ik dadelijk alles al

In de gewesten Friesland en Groningen volgt het gewest Friesland, dat te Leeuwarden in 1580 een munthuis vestigt, de uniebesluiten op door onder andere dukaten en

Beide geweien zijn derhalve van oude herten afkomstig, die voor de l 4e respectievelijk l 5e keer een gewei hadden opgezet. Gewei I heeft een zwak ontwikkelde

ven in de aslaag dat al in de 9e eeuw v.Chr., dus geruime tijd voor de stichting van de Griekse kolonie Sybaris - die in de laatste decaden van de Se eeuw

Omdat er gelet op de besehikbare tij d en middelen geen directe mogelijkheid was om het gehele binnenterrein voor nader onderzoek vrij te graven, en dit in

Een belangrijke gebeurtenis voor h et onderzoek in dat j aar was ook de toewijzing van twee grote projecten door de Stichting voor Historische Wetenschappen van de Nederlandse

Daarna zal een afweging gemaakt moeten worden of het waar- devol is om graven die bedreigd worden door klimaatverandering op te graven of om juist de aandacht te verleggen

deeltelijk verbrand) -, hetzij omgekapt en ais bleke stammen liggend op de grond, maar altijd in cultuurland geplaatst, zijn andere voorbeelden van de wijzen waarop