"
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
’t Hij-gend hert,der
ÌÌ ¡¡ Ì ¡¡
¡¡ ¡¡
jachtont -
¡¡ ¡¡
ÌÌ ÌÌ À
ko-men,
Ì¡¡Ì À
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
schreeuwt niet ster-ker
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
ÌÌ ÌÌ
naar’t ge-
Ì Ì Ì ¡¡
"
ÌÌ À
not
ÌÌ À ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
van de fris - se
ÌÌ ¡¡ Ì ¡¡ ¡¡ ¡¡
wa-ter -
¡¡ ¡¡
¡Ì ¡ Ì À
stro - men
¡¡ ¡ ÌÌ À
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
dan mijn ziel ver -
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
ÌÌ ÌÌ
langt naar
ÌÌ Ì¡¡
"
God.
ÌÌ À Ì Ì À
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
Ja, mijn ziel dorst
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
¡¡ ¡¡ ÌÌ À
naar de Heer:
¡¡ ¡¡ ÌÌ À
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
God des le - vens!
¡Ì ¡ ¡¡ ¡Ì ¡ ¡¡
¡¡ ¡¡ ÌÌ À
Ach,wan-neer
¡¡ ¡¡ ÌÌ À
"
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
zal ik naad’ - ren
ÌÌ ¡ ¡ ¡ Ì
¡ ¡¡
¡¡ ¡¡
voor Uw
¡ ¡¡
Ì¡ ¡ ÌÌ À
o - gen,
¡Ì ¡ ÌÌ À
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
in Uw huis Uw’
ÌÌ ¡¡ ÌÌ ¡¡
¡¡ Ì¡D Ì ¡ ÌÌ 7
naam ver-ho - gen?
¡¡ ¡¡ Ì¡ ¡ ÌÌ V
Maar de Heer zal uitkomst geven, Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt.
’k Zal in dit vertrouwen leven en dat melden in mijn lied;
’k zal Zijn lof zelfs in den nacht zingen, daar ik Hem verwacht en mijn hart, wat mij moog’ treffen, tot den God mijns levens heffen.
O mijn ziel, wat buigt g’ u neder, waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder, zoek in ’s Hoogsten lof uw lust!
Menigwerf heeft Hij uw druk doen verand’ren in geluk.
Hoop op Hem, sla ’t oog naar boven.
Ik zal God, mijn God, nog loven!
’k Heb mijn tranen onder ’t klagen tot mijn spijze dag en nacht, daar mijn spotters durven vragen:
“Waar is God, Dien gij verwacht?”
Mijn benauwde ziel versmelt, als zij zich voor ogen stelt, hoe ik onder stem en snaren feest hield met Gods blijde scharen.
O mijn ziel, wat buigt g’ u neder, waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder, zoek in ’s Hoogsten lof uw lust, want Gods goedheid zal uw druk eens verwiss’len in geluk.
Hoop op God, sla ’t oog naar boven, want ik zal Zijn naam nog loven.
’k Denk aan U, o God, in ’t klagen uit de landstreek der Jordaan.
Van mijn leed doe ’k Hermon wagen,
’k roep van ’t klein gebergt’ U aan.
’k Zucht, daar kolk en afgrond loeit, daar ’t gedruis der waat’ren groeit, daar Uw golven, daar Uw baren mijn benauwde ziel vervaren.
© Joh. de Heer & Zn.
2.
3.
4.
5.
6.
351
L. Bourgeois / arr.: J. v. Weelden323
Ps. 42: 1, 2, 3, 4, 5, 7