• No results found

Een kijkje in de keuken: taalvaardigheidsondersteuning in het hoger onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een kijkje in de keuken: taalvaardigheidsondersteuning in het hoger onderwijs"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van Avermaet, P. (2015). ‘Anderstaligheid als handicap en meertaligheid als troef:

mythes en feiten’. [Eigen aantekeningen en PowerPointpresentatie bij deze lezing, gehouden tijdens een bijeenkomst van het Nederlands/Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs].

Van der Westen, W. (2002). “Ondersteunend Onderwijs Nederlands: het perspectief op een goede taalvaardigheid”. In: A. Mottart (red.). Retoriek en praktijk van het schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 207-219.

Van der Westen, W. & D. Wijsbroek (2010). “Slecht in taal, slecht in studie? Een onderzoek naar de relatie tussen taalvaardigheid en studiesucces”. In: Hoger Onderwijs Management, december 2010, p. 18-20.

Van der Westen, W. & D. Wijsbroek (2011). “Slecht in taal, slecht in studie?

Resultaten van een onderzoek naar de relatie tussen taalvaardigheid en studiesuc- ces”. In: S. Vanhooren & A. Mottart (red.). Vijfentwintigste Conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 118-123.

Van der Westen, W. & D. Wijsbroek (2014). “Taalbeheersing een garantie voor stu- diesucces?”. In: F. Meijers e.a. Dynamiek in dialoog / Dynamic dialogue. Den Haag:

De Haagse Hogeschool, Centrum voor Lectoraten en Onderzoek, p. 157-180.

Welie, C. (2013). ‘Onderzoeksrapportage project OTAW: Taalvaardigheid in Amsterdam-West. Een analyse van leerlingachtergrond, taalonderwijs en lessen Nederlands’. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Ronde 7

Annemijn Pasman fonQ, Utrecht

Contact: annemijnpasman@hotmail.com

Een kijkje in de keuken: taalvaardigheidsondersteuning in het hoger onderwijs

1. Inleiding

Tijdens mijn opleiding Communicatie aan de Universiteit Utrecht telde correct taal- gebruik regelmatig – maar niet altijd – mee bij schrijfopdrachten. Dat was soms even zweten, want elke foute spatie of komma kostte me punten. Ondertussen hoorde ik over opleidingen waar studenten papers vol spelfouten inwisselden voor voldoendes.

Hoe kan dat zo verschillen? Ik had er niet aan gedacht om dat nader te onderzoeken,

(2)

totdat de kans zich voordeed tijdens mijn masteropleiding. Inmiddels was het advies- rapport Vaart met taalvaardigheid (2015) van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren (RNTL) gepubliceerd, dat taalvaardigheid opnieuw op de politieke agenda zette. Mijn toenmalige begeleider, prof. dr. Leo Lentz, spoorde mij daarom aan om taalvaardigheid in het hoger onderwijs te onderzoeken. Hierbij hanteerde ik de hoofd- vraag: in hoeverre ondersteunen instellingen voor hoger onderwijs de taalvaardigheid van hun studenten met behulp van e-learning?

Het literatuuronderzoek van Herelixka & Verhulst (2014) en het rapport van de RNTL (2015) vormden deels de aanleiding voor deze onderzoeksvraag. Er bleek immers weinig onderzoek te zijn gedaan naar taalvaardigheid in het hoger onderwijs.

De aandacht voor het onderwerp groeit wel, maar er is nog veel onduidelijkheid over wat instellingen precies doen aan toetsing en remediëring (RNTL 2015). Veel vragen zijn op dit moment nog onbeantwoord. Daarnaast wordt in literatuuronderzoek de mogelijke toepassing van e-learning voor taalvaardigheid besproken. Dit lijkt immers de potentie te hebben om tweedetaalverwervers te helpen met hun taalvaardigheid, omwille van de veelzijdigheid van de oefeningen (Coryell & Chulp 2008). Er is ech- ter nog maar weinig onderzoek gedaan naar de effecten van e-learning bij moedertaal- sprekers.

2. Methode

Mijn onderzoek betrof een kwalitatief onderzoek, waarvoor ik 31 contactpersonen heb geïnterviewd die op dat moment betrokken waren bij de ontwikkeling van taalvaar- digheid of van academische vaardigheden van hun studenten. Ze werkten bij de oplei- dingen Rechten, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Toegepaste Psychologie, Psychologie (wo) en Rechten (wo) bij acht verschillende Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs. De interviews heb ik vervolgens geanalyseerd volgens een analyse- schema met centrale termen rondom de thema’s ‘taalproblemen’, ‘taalambities’, ‘aan- pak van taalondersteuning’, ‘taalbeleid’, ‘e-learning’ en ‘knelpunten bij ondersteuning’.

Uit deze analyse konden diverse conclusies getrokken worden.

3. Conclusies

3.1 E-learning in het hoger onderwijs

Instellingen voor hoger onderwijs blijken vaak geen e-learningmodules te kennen die aan hun behoeften kunnen voldoen of weten niet hoe e-learning hen kan helpen. Nog geen handvol opleidingen werkt met een vorm van e-learning. De bestaande modules zijn voornamelijk bedoeld om deficiënties weg te werken en om de student naar een instapniveau te helpen. Sommige docenten sturen hun studenten ook door naar web-

3

(3)

sites met tips of verwijzen hen naar eigen digitale leeromgevingen waar studenten met oefeningen en video’s aan de slag kunnen. Studenten kunnen dan oneindig oefenen, zonder dat dit het curriculum beïnvloedt.

Als opleidingen e-learning inzetten, dan doen zij dat eerder voor basistaalvaardigheden dan voor complexere taalvaardigheden. Met name ‘spelling’ en ‘grammatica’ komen terug in e-learning, zoals bij het e-learning-programma ‘Hogeschooltaal’. De instellin- gen bieden voor andere schrijfvaardigheden weinig ondersteuning aan. Instellingen zien wel mogelijkheden in blended learning voor schrijfvaardigheden zoals ‘formuleren’

en ‘structureren’.

3.2 Aanpak van de ondersteuning

Een groot aantal instellingen biedt schrijfvaardigheidsondersteuning aan. Vaak zijn dat instellingsbrede cursussen. De verantwoordelijkheid voor de aanpak wordt vooral bij de student neergelegd, hoewel sommige instellingen steeds meer gaan inzien dat stu- denten hun problemen niet zelfstandig kunnen verhelpen. Verschillende opleidingen hebben taalvakken of vakken voor academische vaardigheden, waarbij ‘onderzoeksrap- portage’ centraal staat. Deze vakken zijn vooral in het eerste studiejaar terug te vinden.

Daarna wordt ervan uitgegaan dat studenten weten wat van hen verwacht wordt. De voornaamste manier om taalproblemen aan te pakken, is via feedback op schrijfop- drachten. De opleidingen proberen studenten zo bewust te maken van hun eigen niveau van taalvaardigheid.

3.3 Ambities voor taalvaardigheidsondersteuning

De onderwijsinstellingen verschillen in hun ambities. Sommige opleidingen hebben de ambitie om meer met taal te doen in hun onderwijs. Dat blijkt vaker het geval te zijn bij de opleidingen Rechten dan bij de opleidingen Psychologie. Opleidingen die al een bepaalde vorm van ondersteuning aanbieden, streven vaak ook naar verdere integratie van taal in het onderwijs. Dat willen ze realiseren door middel van consis- tente feedback op schrijfproducten, door een schrijfleerlijn of door taalontwikkelend lesgeven. Bovendien willen ze meer aandacht besteden aan ‘formuleren’ en ‘structure- ren’ – naast aan ‘spelling’ en ‘grammatica’. Andere instellingen hebben die ambities niet of minder. Zij willen ook betere feedback geven, maar hopen vooral dat hun stu- denten meer initiatief nemen om zelfstandig aan de slag te gaan met die feedback.

3.4 Knelpunten bij de ondersteuning

In het hoger onderwijs is een grote behoefte aan richtlijnen voor de beoordeling van taalvaardigheid. De beoordeling en toetsing ervan lijkt op dit moment immers het grootste knelpunt: docenten weten nog niet goed wat een student op welk niveau

(4)

moet kunnen, hoe een opleiding dat niveau moet beoordelen en naar welk eindniveau een student toewerkt. Studenten lijken daarnaast niet gemotiveerd om met feedback of met extra taaloefeningen aan de slag te gaan. Ze worden dan ook weinig geconfron- teerd met hun taalproblemen en met de consequenties daarvan.

Instellingen willen daarnaast zo weinig mogelijk extracurriculaire ondersteuning aan- bieden om te voorkomen dat ze studenten met taalproblemen extra zouden belasten.

De instellingen zijn ook terughoudend omdat ze, naar hun gevoel, opgescheept zitten met een probleem uit het voortgezet onderwijs. Het opleidingsmanagement lijkt daar- om minder snel bereid om geld of ruimte vrij te maken in het onderwijs voor (de ont- wikkeling van) ondersteuning in taalvaardigheid.

3.5 Verschillen tussen hogescholen en universiteiten

Uit het onderzoek blijkt ten slotte dat de hogescholen een schoolsere aanpak hanteren dan de universiteiten. Hogescholen bieden meer ondersteuning aan en nemen meer verantwoordelijkheid voor de taalproblemen van hun studenten dan universiteiten. Zo grijpen hogescholen de propedeusefase vaak aan als reparatiejaar. Sommige hbo-oplei- dingen hebben bovendien een taalbeleid, terwijl geen enkele universitaire opleiding dat op dit moment heeft. Hogescholen lijken daarom een stap dichter bij structurele aandacht voor taal dan universiteiten.

Universiteiten besteden daarentegen wel veel aandacht aan onderzoeksvaardigheden.

Studenten krijgen in het wo namelijk wel ondersteuning bij het schrijven van een onderzoeksrapport. Hogescholen bieden daarin weer minder onderwijs of ondersteu- ning aan. Het blijkt soms nog moeilijk om onderzoeksvaardigheden een volwaardige plek te geven in het curriculum.

4. Advies aan instellingen voor hoger onderwijs

Instellingen voor hoger onderwijs lijken moeite te hebben om problemen met taal- vaardigheid aan te pakken. Op basis van dit onderzoek heb ik daarom verschillende aanbevelingen geformuleerd voor het hoger onderwijs.

• Overweeg het belang van taalvaardigheid voor de eigen opleidingen.

Taalvaardigheid is een belangrijk gereedschap voor studenten. Het helpt hen niet alleen om hun studie te halen, maar ook in hun latere beroep. Dat geldt voor elk beroep dat volgt op het hoger onderwijs en niet alleen voor neerlandici of communi- catiedeskundigen.

3

(5)

• Bied enkel gerichte taalvaardigheidsondersteuning aan.

Instellingen voor hoger onderwijs moeten tijd vrij durven maken, zodat een coördina- tor of een team onderzoek kan doen naar de behoeften op het vlak van taalvaardigheid in een opleiding. Vervolgens kunnen deze verantwoordelijken ondersteuning ontwik- kelen of inkopen die aansluit bij deze behoeften. Zo verspillen instellingen en oplei- dingen geen tijd of geld aan ondersteuning die niet aan de behoeften voldoet.

• Help studenten ook op weg met spelling en grammatica.

Spel- en grammaticafouten veroorzaken veel frustratie bij docenten. Negeer dergelijke problemen daarom niet, maar help studenten op weg. Het is begrijpelijk dat instellin- gen voor hoger onderwijs dit niet zien als onderdeel van hun onderwijs. Overweeg in dat geval om studenten de mogelijkheid te bieden om buiten het onderwijs te oefe- nen. Maak dat eventueel verplicht als onderdeel van de tutorbegeleiding.

• Onderzoek specifieke taalbehoeften en de motivatie van studenten.

Neem wensen vanuit de opleiding mee in de ontwikkeling, maar betrek ook studen- ten bij de ontwikkeling van taalvaardigheidsondersteuning. Dat kunnen studenten zijn die een affiniteit hebben met taal – die kunnen zich inzetten als schrijfcoach of bijlesstudent – of studenten die moeite hebben met taal – zij representeren immers de groep die van de ondersteuning gebruik moet gaan maken.

• Ga in gesprek met andere onderwijsinstellingen of opleidingen.

Veel instellingen zijn ervan overtuigd dat de problemen met schrijfvaardigheid in het hoger onderwijs hun oorsprong vinden in het middelbaar onderwijs. Ik adviseer in dat geval dat instellingen voor hoger onderwijs in gesprek gaan met middelbare scholen en mbo-instellingen. Deze instellingen kunnen hun onderwijs dan beter op elkaar aan- sluiten.

Instellingen voor hoger onderwijs en opleidingen doen er ook goed aan om onderling met elkaar in gesprek te gaan. Instellingen of opleidingen kunnen samen taalcompe- tenties of taalvaardigheidsondersteuning ontwerpen of elkaar inspireren op dat gebied.

Zo komt er meer eenheid in het hoger onderwijs. Daarnaast hoeft niet iedereen opnieuw het wiel uit te vinden en blijft onnodige tijdsinvestering en moeite de betrok- kenen bespaard.

Referenties

Herlixka, C. & S. Verhulst (2014). Nederlands in het hoger onderwijs. Een verkennende literatuurstudie naar taalvaardigheid en taalbeleid. Den Haag: Nederlandse Taalunie.

(6)

Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren (2015). Vaart met taalvaardigheid.

Nederlands in het hoger onderwijs. Den Haag: Nederlandse Taalunie.

Ronde 8

Leen Schelfhout, Gert Vanthournout, Debbie Van Loo & Ann de Roover Artesis Plantijn Hogeschool, Antwerpen

Contact: Leen.schelfhout@ap.be Gert.Vanthournout@ap.be Debbie.Vanloo@ap.be Ann.deroover@ap.be

Het KAMELEON-model: een praktijkgericht model voor het realiseren van een brede focus in lesgeven

1. Probleemstelling

Lesgevers in het hoger onderwijs staan voor een stevige uitdaging. Door de democra- tisering van het Vlaamse hoger onderwijs worden groepen groter en de diversiteit onder studenten neemt toe (Vlaams Ministerie voor Onderwijs en Vorming 2014).

Van lesgevers wordt verwacht dat ze een krachtige en toegankelijke leeromgeving opzetten, waarin alle studenten kunnen uitgroeien tot zelfbewuste, autonome en gemotiveerde participanten van het werkveld en de maatschappij (zie Figuur 1;

Burgstahler & Cor 2008; Coertjens, Lardon & Vanthournout 2009). Diezelfde maat- schappelijke en economische realiteit vraagt vandaag aan het hoger onderwijs om, naast voor vakkennis, ook meer aandacht te hebben voor (beroeps)competenties (Cornford 2002). De huidige context van het hoger onderwijs daagt lesgevers dan ook uit om verder te kijken dan hun vak- en leerinhouden en om een brede focus in les- geven aan te nemen, waarbij ze oog hebben voor ‘(verschillen in) taal- en communi- catievaardigheden’ (Van der Westen 2010), ‘motivatie’ (Vansteenkiste, Lens, Donche

& Van Petegem 2006), ‘leerstrategieën’ (Vanthournout, Van de Mosselaer, Donche, &

Vansteenkiste 2016), ‘generieke beroepscompetenties’ (Kyndt e.a. 2014) en ‘de per- soonlijke ontwikkeling van studenten’. Een dergelijke brede focus vraagt vaak bijko- mende professionele ontwikkeling en inspanningen van lesgevers, wat spanning ople- vert met de hoge werkdruk die ze reeds ervaren.

3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit is kenmerkend voor een beschrijvende studie (Babbi, 2004, p. De afhankelijke variabele is in dit geval ‘het beleid van HEIs omtrent het leveren van onderzoeksresultaten’. Dit

waarom die teloorgang van ideolo- gieën en godsdiensten plaatsheeft. Welnu, kort en krachtig, al die be- loften en overspannen verwachtin- gen door de eeuwen en de jaren heen

Vooral mannen met een niet-westerse migratieachtergrond halen minder vaak een diploma dan andere studenten.. Hbo voltijd bachelor Wo voltijd

Het aandeel hbo bachelorstudenten dat na vijf jaar een diploma haalt, daalde de afgelopen tien jaar naar 57 procent. In het wo haalt 70 procent van de bachelor- studenten na

• Toezichtskader inspectie: “het beoordelen en bevorderen van de kwaliteit van het stelsel voor hoger onderwijs”8. • Grote diversiteit in het

Met dank aan alle leerlingen, studenten, scholen en vertegenwoordigingen die meegewerkt hebben aan het realiseren van de Stem van de Leerling 2018. De Stem van de Leerling wordt

De grond voor intrekkingen van de rechten bij rechtspersonen voor hoger onderwijs kan zijn dat de continuïteit van deze rechtspersoon niet langer gewaarborgd is, dan wel dat

Ö leerlingen die minder werk maken van de studiekeuzetaken in het laatste jaar, minder binding voelen met hun studie in het hoger onderwijs: ze zijn minder zeker van hun studie