• No results found

De rechter mag bij zijn straftoemetingsbeslissing geen rekening houden met de v.i.: hij moet!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rechter mag bij zijn straftoemetingsbeslissing geen rekening houden met de v.i.: hij moet!"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rechter mag bij zijn straftoemetingsbeslissing geen rekening houden met de v.i.: hij moet!

Wingerden, S.G.C. van

Citation

Wingerden, S. G. C. van. (2012). De rechter mag bij zijn

straftoemetingsbeslissing geen rekening houden met de v.i.: hij moet!.

Proces, Tijdschrift Voor Strafrechtspleging, 91(4), 232-234. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/44068

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/44068

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)

De rechter mag bij zijn straftoemeting geen rekening houden met de v.i.: hij moet!

*

Sigrid van Wingerden

Zwaarder straffen omdat het zo goed als zeker is dat de verdachte voor voorwaar- delijke invrijheidstelling (v.i.) in aanmerking komt. Daartegen uitte jhr. mr. Her- man Laman Trip, advocaat in Arnhem, in de eerste jaargang van het Maandblad voor Berechting en Reclassering van Volwassenen en Kinderen (MBR) zijn ongenoe- gen: ‘Op deze wijze wordt de mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling, in plaats van een belooning wegens getoonde vatbaarheid voor verbetering, een kans tot verhooging van straf.’ In een andere bijdrage van hem in MBR beargu- menteert hij dat de rechter bij zijn straftoemetingsbeslissing geen rekening mag houden met de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat het een wijze van ten- uitvoerlegging is waar de rechter niets over te zeggen heeft, en omdat de rechter niet zeker weet of de voorwaardelijke invrijheidstelling wel plaats zal vinden: ‘Hij zou dus met een onberekenbare factor gaan rekenen.’

Sinds 1922 is er veel veranderd op het gebied van de v.i. Van meet af aan was de v.i. een gunst voor goed gedrag van de gedetineerde, waarbij bij de vrijlating voor- waarden betreffende zijn gedrag werden gesteld. Er waren twee redenen om een gedetineerde voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Ten eerste om de overgang naar de vrije maatschappij lichter te maken en ten tweede als de langdurige vrijheids- straf zonder gevaar voor de openbare orde feitelijk kon worden ingekort in het algemeen belang. In 1987 werd de v.i. gewijzigd in vervroegde invrijheidstelling.

Dit sloot beter aan bij de praktijk, waar de v.i. al geen gunst maar uitgangspunt was geworden en waar al weinig actie werd ondernomen als voorwaarden geschonden werden: de v.i. was in de praktijk al verworden tot een vervroegde invrijheidstelling.1 Als veroordeelden twee derde van de straf hadden uitgezeten, werden zij vrijgelaten. Dit systeem werd echter sterk bekritiseerd, omdat aan de veroordeelden die vervroegd in vrijheid werden gesteld geen voorwaarden konden worden gesteld (zoals een contactverbod bij stalkers, of het volgen van een agressieregulatietraining) en omdat een eenmaal toegekende vervroegde invrij- heidstelling niet kon worden ingetrokken. Daarom is in 2008 de voorwaardelijke invrijheidstelling weer ingevoerd. Deze verschilt wel van de oude v.i.: de v.i. is geen gunst meer, maar een recht. Algemene voorwaarde bij de v.i. is dat de ver- oordeelde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie, op advies van de directeur van de penitentiaire inrichting, bijzondere voorwaarden aan de invrijheidstelling stellen. De veroordeelde moet instemmen met deze voorwaarden. Volgens de memorie van toelichting is de v.i.

* Mr. drs. Sigrid van Wingerden is PhD-fellow bij het Instituut voor Strafrecht & Criminologie aan de Universiteit Leiden en sinds 2009 redactielid van PROCES.

1 J. Spijkerman, ‘De nieuwe regeling voorwaardelijke invrijheidstelling’, NJB 2008, 35, p. 2215-2219.

232 PROCES 2012 (91) 4

(11)

De rechter mag bij zijn straftoemeting geen rekening houden met de v.i.: hij moet!

‘geen ongeclausuleerde strafkorting meer, maar is invrijheidstelling onder voor- waarden verbonden aan de bereidheid van de gedetineerde om verantwoordelijk- heid te dragen voor de eigen toekomst’.2

Gedetineerden komen voor v.i. in aanmerking als zij tot een vrijheidsstraf van meer dan één jaar zijn veroordeeld en zij twee derde van deze straf hebben uit- gezeten (art. 15 Wetboek van Strafrecht (Sr)).3 Als de gevangenisstraf echter deels voorwaardelijk is opgelegd, komt de gedetineerde niet voor v.i. in aanmerking (art. 15 lid 3 sub a Sr). Zo wordt voorkomen dat er twee voorwaardelijke regimes, proeftijden en bijzondere voorwaarden naast elkaar lopen.4 De ontwikkeling van voorwaardelijke naar vervroegde en weer naar voorwaardelijke invrijheidstelling heeft ook gevolgen voor de kwestie die Laman Trip opwierp: mag de rechter bij zijn straftoemetingsbeslissing rekening houden met de v.i.? Waar Laman Trip in 1922 stellig protesteerde tegen het verdisconteren van de v.i. bij straftoeme- tingsbeslissingen, beargumenteerde mr. dr. Anton Albert Cnopius, advocaat- generaal bij het Gerechtshof Arnhem, in dezelfde jaargang van MBR dat de rech- ter er in speciale gevallen wel rekening mee mag houden: ‘Omdat velen, die met mij sedert lang in de Magistratuur zijn, als ’t ware bij intuïtie gevoelen, dat men soms in een speciaal geval niet onder een zeker tijdperk werkelijke vrijheids- beroving mag en moet gaan, op welke overtuiging door de v.i. inbreuk zou gemaakt worden.’ Hoewel Cnopius stelt dat de rechter ‘in speciale gevallen’ de mogelijke v.i. mag verdisconteren in de straf, gebeurde dit later in het tijdperk van de vervroegde invrijheidstelling standaard. Iedere rechter wist: als ik wil dat een veroordeelde zes jaar vastzit, moet ik hem een straf van negen jaar opleggen.

Op de rechtbank circuleerden omrekentabellen van ‘bruto’ naar ‘netto’ straffen.5 Laman Trips argument dat de rechter met een onberekenbare factor zou rekenen, ging in ieder geval niet meer op, want dat de veroordeelde vervroegd in vrijheid zou worden gesteld stond vast.

Sinds de wetswijziging in 2008 naar de voorwaardelijke invrijheidstelling is de invloed van de v.i.-regeling op de straftoemeting alleen nog maar groter gewor- den. Paulien Schuyt schreef hierover in 2010 een artikel in PROCES.6 Dat de v.i.

een belangrijke rol speelt bij de straftoemeting heeft er vooral mee te maken dat v.i. niet mogelijk is als ook een deel van de straf voorwaardelijk is opgelegd.7 Als de rechter aan een veroordeelde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, kan die veroordeelde slechter af zijn dan een veroordeelde aan wie de hele straf

2 Kamerstukken II 2005/06, 30 153, nr. 3, p. 2.

3 Gedetineerden die tot een vrijheidsstraf van één tot twee jaar zijn veroordeeld, worden voor- waardelijk in vrijheid gesteld wanneer de vrijheidsbeneming ten minste een jaar heeft geduurd en van het overige gedeelte van de straf een derde is ondergaan (art. 15 lid 1 Sr).

4 Kamerstukken II 2005/06, 30 153, nr. 3, p. 17.

5 P.M. Schuyt, ‘De voorwaardelijke invrijheidstelling en de calculerende rechter?’, PROCES 2010, p. 76-85.

6 Schuyt 2010.

7 De v.i.-regeling speelt ook een rol als de rechter een gevangenisstraf van tussen de zes en twaalf maanden oplegt: bij deze strafduur was de vervroegde invrijheidstelling wel van toepassing, maar de voorwaardelijke niet. De verdachte die vóór 2008 tot een gevangenisstraf van twaalf maanden werd veroordeeld, heeft dus een kortere ‘netto’ strafduur dan een verdachte die na 2008 tot die straf werd veroordeeld.

PROCES 2012 (91) 4 233

(12)

Sigrid van Wingerden

onvoorwaardelijk is opgelegd: de ‘netto’ straf bij een deels voorwaardelijke straf kan langer zijn dan bij een geheel onvoorwaardelijke straf.8 Immers, als de rechter bijvoorbeeld drie jaar gevangenisstraf oplegt, waarvan zes maanden voorwaarde- lijk, komt de veroordeelde na tweeënhalf jaar vrij, terwijl de veroordeelde bij een volledig onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar al na twee jaar voorwaar- delijk in vrijheid wordt gesteld. Door de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen kan de rechter de veroordeelde dus onbedoeld benadelen. Om dit te voorkomen worden dan ook wederom omrekenlijstjes voor de ‘netto’ straf gehan- teerd in de praktijk.9

Kortom: met de nieuwe v.i.-regeling mag de rechter bij zijn straftoemetingsbeslis- sing niet alleen rekening houden met de v.i., hij moet het ook doen om ongewen- ste ongelijkheid te voorkomen. Aan het rekensommetje zitten echter nog wel wat haken en ogen. Zo weet de rechter niet welke bijzondere voorwaarden gesteld worden bij de v.i. Die worden immers bepaald door het Openbaar Ministerie. De voorwaardelijke periode van de v.i. is daarom qua zwaarte moeilijk te vergelijken met het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf, waarbij de rechter wel degene is die de bijzondere voorwaarden bepaalt. Desalniettemin is duidelijk dat met de v.i.-regeling rekening gehouden wordt – en dient te worden. Laman Trip vreesde destijds dat de veroordeelden die waarschijnlijk voor v.i. in aanmerking kwamen, zwaarder gestraft zouden worden om een zekere minimale ‘netto’ straf te garanderen. Nu zien we dat de rechter niet zozeer rekening houdt met de v.i.

door er een schepje bovenop te doen bij zijn straftoemetingsbeslissing, maar door goed in de gaten te houden of veroordeelden aan wie de gevangenisstraf deels voorwaardelijk wordt opgelegd, niet onbedoeld langer vastzitten dan veroordeel- den die eenzelfde strafduur geheel onvoorwaardelijk moeten uitzitten.

8 Ook de proeftijd kan bij een voorwaardelijke veroordeling langer duren dan bij v.i.

9 Schuyt 2010.

234 PROCES 2012 (91) 4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoe kunnen dierenartsen het best geholpen worden om veterinaire richtlijnen daadwerkelijk te gebruiken.. Dierenarts en promovendus Isaura Wayop doet er

Update 16-3-2020 Sommigen benadrukken één eigenschap ten koste van andere eigenschappen..

De nieuwe richtlijn om niet langer voorgangers te zenden naar funeraria en crematoria wordt gedragen door alle bisdommen.. Ik doe nooit iets op eigen houtje, maar

De rechter concludeerde echter dat een patiënt weliswaar constitutioneel zijn eigen behandeling mag bepalen, maar dat artsen gebonden zijn aan hun medische code, die vereist dat

Omdat Frankrijk geen heldere euthanasiewet heeft, is Vincent Lambert al tien jaar voorwerp van een juridisch en familiaal steekspel.. VAN ONZE REDACTEUR

Maar de High Court- rechter legde het bezwaar naast zich neer en gaf Nicklinson wel degelijk toestemming zijn zaak voor een rechter te brengen.. Als die beslist dat Nicklinson

euthanasiewet veronderstelt, dat kinderen van, bijvoorbeeld, 8 jaar bekwaam zijn om een oordeel te vellen over de keuze tussen leven en dood, dan moeten ze ook bekwaam zijn om

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),