pagina 1 van 3
Vaste commissie van Sociale zaken en werkgelegenheid t.a.v. griffier H. Post
Anna van Hannoverstraat 4 Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Datum ons kenmerk
Utrecht, 23 januari 2014 SW/14004
Onderwerp contactpersoon
relatie Participatiewet en Wmo 2015 Ernst Radius, radius@mogroep.nl,
Geachte commissieleden,
Naar aanleiding van de brief van staatssecretaris Klijnsma van 10-01-2014 (33261 nr 10) over de relatie tussen de wetsvoorstellen Participatiewet en Maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), brengt de MOgroep, brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening, het volgende onder uw aandacht:
De MOgroep voorziet het buiten de boot vallen van met name extra kwetsbare groepen burgers, door de nieuwe verkokering die ontstaat, doordat middelen in het sociaal deelfonds niet gelijkelijk, en op basis van visie en beleid vrijelijk, kunnen worden besteed aan deze doelgroepen
De Participatiewet is geen aan de Wmo 2015 voorliggende voorziening: de Participatiewet moet, net als de huidige Wwb, beschouwd worden als het vangnet van de sociale zekerheid.
Dat blijkt duidelijk uit de Kamerbrief van staatssecretaris Klijnsma van SZW, waarin ze een toelichting geeft op de relatie Participatiewet en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Gemeenten krijgen met de wetsvoorstellen Participatiewet, Jeugdwet en Wmo 2015 de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om binnen het sociaal domein integraal maatwerk aan cliënten te bieden.
Het Kabinet staat een Participatiesamenleving voor, waarin alle burgers meedoen. Het is vanuit die grondgedachte hoogst wenselijk dat zoveel mogelijk burgers met afstand tot de arbeidsmarkt bereikt worden. Gemeenten kunnen maatwerk vormgeven via een integrale benadering, en dus het in samenhang brengen van nieuwe wetgeving.
De Participatiewet richt zich primair op de arbeidsparticipatie van mensen; de Wmo 2015 op de
pagina 2 van 3
maatschappelijke ondersteuning van mensen. Gemeenten zullen, als dat nodig is om maatwerk te bieden, de Participatiewet en de Wmo 2015 in onderlinge samenhang moeten toepassen.
Juist burgers met grote afstand tot de arbeidsmarkt, kunnen niet zonder begeleiding (vanuit de Wmo), om überhaupt stappen te gaan of blijven zetten richting arbeidsparticipatie (Participatiewet).
Begeleiding kan liggen op diverse terreinen: schuldhulp, huisvesting, psychosociale begeleiding, opvoedondersteuning, enz. Het kan gaan om ‘opstartbegeleiding’ waarbij belemmeringen om actief werk te zoeken eerst stap voor stap weggewerkt worden, of structurele waakvlambegeleiding tijdens het re-integratietraject, en/of het daadwerkelijke werken.
De MOgroep ziet daarvoor als randvoorwaarde dat de middelen in het sociaal deelfonds gelijkelijk, en op basis van visie en beleid vrijelijk, kunnen worden besteed aan de betreffende doelgroepen. Zoals de staatssecretaris dat nu in haar Brief vormgeeft, is dat helaas niet het geval.
Immers: het Rijk stort het niet-Werkdeel van het ministerie van SZW in het deelfonds van het brede sociaal domein. Het Rijk stelt dat de re-integratiemiddelen, waaronder de middelen voor het zittend Wsw-bestand, via dit deelfonds beschikbaar zullen komen.
De MOgroep voorziet dat er binnen het sociaal deelfonds door de beperktheid van toegezegde
middelen en verplichte bestedingen opnieuw verkokering ontstaat. En dat is nou net datgene waar we vanaf moeten. Verkokering opheffen is een harde basisvoorwaarde voor een succesvolle transformatie en integrale aanpak. Verkokering moeten we willen voorkomen in het sociale domein. Immers; één gezin, één plan, één regie. Door nieuwe verkokering ontstaat er een geheel onwenselijke verdringing voor besteding aan bepaalde doelgroepen en instrumenten binnen het sociaal deelfonds.
U kunt de staatssecretaris daarom de volgende vragen stellen:
1. De MOgroep hoort van haar achterban dat veel cliënten die wel behoren wel tot de doelgroep, nu al niet meer aangemeld worden voor de Wsw. Lopen zij niet een groot risico ook buiten de boot te vallen als het gaat om re-integratie en maatschappelijke participatie, terwijl juist deze groep die begeleiding nodig heeft ?
2. Zullen gemeenten door beperkte middeleninzet en deels geoormerkte inzet van re-
integratiemiddelen (zoals middelen voor het bestaande Wsw-bestand) in het sociaal deelfonds zich slechts gaan richten op de verplichte onderdelen en op die mensen die dicht bij de
arbeidsmarkt staan? Waardoor de groep met grotere afstand tot de arbeidsmarkt in het geheel niet meer gestimuleerd en ondersteund wordt deel te nemen aan re-ingratie of actieve
burgerparticipatie, zoals vrijwilligerswerk?
pagina 3 van 3