• No results found

DiMON: sociale teams in frontlinie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DiMON: sociale teams in frontlinie"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bouwstenen voor een

nieuw lokaal sociaal domein

Een uitgave van DiMON,

Directeuren Maatschappelijke Organisaties Noord Januari 2013

Samen werken aan een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet

(2)

De kracht van onze organisaties en onze inzet vatten we samen in de vier P’s

P1 Participatie

We stimuleren actief burgerschap en meedoen.

We vergroten de zelfredzaamheid van individuen en gemeenschappen, helpen kwetsbaren te participeren en ondersteunen initiatieven die verbinding en

ontmoeting tussen mensen tot stand brengen.

P2 Preventie

In een buurt waar mensen elkaar kennen en meedoen ontstaan minder problemen. En waar ze er toch opdoemen, weet men ons te vinden en zorgen we er samen voor dat problemen niet groter worden dan nodig.

P3 Presentie

We staan dicht bij mensen, we geven actief invulling aan onze rol in de buurt. We zijn alert op signalen dat er wat aan de hand is en komen dan snel in actie.

P4 Perspectief

We gaan uit van de eigen kracht van mensen en

zoeken aansluiting bij hun talenten en mogelijkheden, in hun eigen buurt en netwerk. Dat is het perspectief:

een lokale samenleving waarin iedereen meedoet en meetelt.

Inhoud

Inleiding

1

Visie Iedereen telt mee en doet mee 6

Eigen kracht en sociale omgeving 6

Ondersteuning dichtbij, toegankelijk en snel 7 Eén klant, één plan, één hulpverlener 8

En bovendien voor de jeugd... 8

2

Lokale sociale structuur Samenhangende zorg- en 11 vitale buurten ondersteuningsstructuur

3

Het sociale team Opdracht en taken 12

Samenstelling en werkwijze 14

Coördinatie en aansturing 17

Inbedding en samenwerking 17

Verantwoording 19

4

20 Samen aan de slag

(3)

Een verschuiving kortom naar de kerntaken van het sociaal werk. De methodische kaders voor deze verschuiving worden aangeduid met begrippen als Welzijn Nieuwe Stijl en Pedagogische Civil Society.

Sociaal beleid moet gefundeerd zijn op een visie: een beeld van wat met het sociale beleid bereikt zou moeten worden en wat daarbij vooral belangrijk is. Wij formuleren dat samenvattend als ‘een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet’

(hoofdstuk 1). Deze doelen realiseren lukt alleen als gemeente en sociale partners er gezamenlijk in geloven en aan werken. Dat vraagt om afstemming, samenhang en coördinatie van ieders inzet. Dit is het tweede niveau waarvoor deze notitie bouw- stenen bevat (hoofdstuk 2). Het derde niveau betreft de praktijk: de uitvoering van het sociaal werk in de specifieke lokale omstandigheden. Sociale teams* spelen daarbij een centrale rol. In het hoofdstuk drie vindt u onze bouwstenen voor de opdracht, samenstelling, werkwijze en inbedding van deze teams.

.

Als Groninger maatschappelijke organisaties zijn wij hecht verankerd in de lokale samenlevingen waar we vanouds ons werk doen. Vanuit deze positie en in samenwerking met gemeenten, zorg- en dienstverleners en andere betrokken organisaties, verwachten wij een onmisbare bijdrage te kunnen leveren aan een lokale sociale sector die zich effectief, efficiënt en met hart en ziel inzet voor een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet.

Groningen, januari 2013

Anja Aaldering, voorzitter DiMON

* Sociale teams worden ook wel anders genoemd, bijvoorbeeld CJG-team of OGGZ-team.

Voor het gemak gebruiken we in deze brochure steeds de term ‘sociaal team’

Gemeenten krijgen de komende jaren een veel grotere rol in het sociale domein.

Onder andere via de voorgenomen

decentralisaties van de Jeugdzorg, de AWBZ- begeleiding en diverse wettelijke regelingen op het gebied van werk, sociale zekerheid en maatschappelijke participatie krijgen gemeenten meer verantwoordelijkheden en meer taken. Tegelijk nemen de budgetten af. Gemeenten en maatschappelijke organisaties staan zodoende voor grote opgaven.

Een belangrijke reden voor de in gang gezette en komende veranderingen is de alom gevoelde noodzaak om in het sociale domein minder snel een beroep te doen op

geïnstitutionaliseerde professionele onder- steuning en zorg, en meer aandacht te besteden aan het versterken van de eigen kracht en de directe sociale omgeving. In de wereld van de maatschappelijke zorg en dienstverlening verschuift het accent van specialistische individuele hulp naar preventie, collectieve voorzieningen en stimuleren van de zelfredzaamheid.

Inleiding

De maatschappelijke organisaties in de provincie Groningen hebben in de achterliggende maanden met elkaar, met gemeenten, zorgaanbieders en andere betrokken

organisaties intensief van gedachten gewisseld over de toekomst van het het lokale sociale domein. De weerslag van die gedachtenwisseling vindt u in het document dat u nu in handen heeft. In deze brochure presenteren wij u bouwstenen voor visie, organisatie en uitvoering van het lokale sociale beleid in de komende jaren.

(4)

Zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig

Ondersteuning is zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig. Doel is zoveel mogelijk de inzet van tweedelijns zorg (gespecialiseerde zorg na verwijzing) te voorkomen.

Hiervoor is het nodig te investeren in preventie en (nieuwe vormen van) lichtere ondersteuning en zorg.

Ondersteuning dichtbij, toegankelijk en snel

Voor burgers die ondersteuning (hulp, zorg) nodig hebben, moet deze dichtbij en gemakkelijk toegankelijk beschikbaar zijn. Elk signaal moet worden opgepakt.

Ondersteuning is in beginsel altijd tijdelijk en duurt niet langer dan nodig is om de regie over het eigen leven (weer) op te kunnen nemen; al of niet met behulp van mensen uit de eigen sociale omgeving of het formele netwerk.

Snel ondersteuning bieden verdraagt zich niet met ingewikkelde en tijdrovende procedures en protocollen. De samenwerking met en tussen nulde, eerste en tweede lijn moet beter.

In dit hoofdstuk formuleren we onze visie: het beeld dat wij hebben van de doelen, uitgangspunten en randvoor- waarden voor en van het lokale sociale domein van de toekomst. Aan het eind van dit hoofdstuk formuleren we enkele aanvullende principes voor het werk gericht op de jeugd.

Iedereen telt mee en doet mee

Ons achterliggende doel is een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet. Veel mensen slagen daarin op eigen kracht.

Als dat niet (helemaal) lukt, steken we als samenleving een helpende hand toe.

In eerste instantie is de burger zelf verant- woordelijk voor de eigen levensloop en voor de gewenste kwaliteit van het leven. We gaan uit van kansen en talenten (en niet van problemen en onmogelijkheden).

Eigen kracht en sociale omgeving Het doel is meer te werken vanuit de eigen kracht van burgers en meer gebruik te maken van de eigen sociale omgeving.

De regie moet terug naar de burger.

Dienst- en hulpverleners uit de ‘nulde lijn’

(vrijwilligers, mantelzorgers, buurt- en op- bouwwerkers) en eerste lijn (rechtstreeks toegankelijke hulp) gaan samen met de hulpvrager op zoek naar wat hij zelf kan, samen met de mensen en steungroepen in de eigen sociale omgeving (civil society) en door gebruik te maken van algemeen toegankelijke basisvoorzieningen.

7 6

Visie

Goed voor het hele gezin

Meneer Hoekman (53) is werkloos en hangt de hele dag voor de tv. Meneer Hoekman lust wel een biertje. Soms verliest hij zijn geduld en dan kan zijn vrouw maar beter niet in de buurt zijn. Naar aanleiding van signalen van de buren, komt de buurtwerker op bezoek voor een praatje. Ze ontdekt dat meneer Hoekman handig met de computer is en stelt hem voor in het buurthuis als vrijwilliger computerles te komen geven. Meneer Hoekman vindt het een goed plan. Het hele gezin knapt ervan op.

1

(5)

Alle leefgebieden

Bij de ondersteuning van gezinnen zijn alle leefgebieden belangrijk.

Kind - gezin - buurt

We kiezen voor een brede systeemgerichte benadering. Ondersteuning richt zich op het kind in zijn omgeving: kind - gezin - buurt/dorp. ‘Vitale buurten’ zijn voor gezond opgroeien en opvoeden van groot belang. Vitale buurten worden vormgegeven door de bewoners zelf.

Veilige omgeving

Een veilige omgeving is een eerste voorwaarde voor kinderen om gezond op te kunnen groeien. Indien de veiligheid van een kind niet gewaarborgd kan worden en ouders niet willen meewerken is intensieve bemoeizorg met dwang en drang noodzakelijk.

Eén klant, één plan, één hulpverlener

Burgers die ondersteuning nodig hebben, moeten terecht kunnen op één plek;

ongeacht of dit nu een fysiek punt is, een persoon of een eerstelijns team.

Alle steun- en zorgaanbieders werken vanuit het principe één klant(systeem) of huishouden, één plan, één hulpverlener. Dat is duidelijk voor de betreffende klant en het werkt efficiënter. Hulp- en ondersteuning uit nulde lijn, eerste lijn en tweede lijn gaan vloeiend in elkaar over. De coördinatie van de ondersteuning gebeurt door één hulpverlener, bij voorkeur een generalistische eerstelijns sociaal werker.

En bovendien voor de jeugd...

Voor de jeugd hanteren we aanvullend de volgende principes:

Meer preventie

Voorkomen is altijd beter dan genezen. Bij kinderen, die nog een leven voor zich hebben, geldt dat des te sterker. Zorgen voor de jeugd is dus vooral: voorkomen van problemen. De maatschappelijke basisvoorzieningen (scholen, verenigingen, buurt- huizen) hebben een belangrijke pedagogische en signalerende rol.

Acht verhuizers

Mevrouw Kremer (78) moet verhuizen en heeft niemand die haar daarbij kan helpen. ‘Kan ik Bijzondere Bijstand krijgen voor een verhuis- bedrijf?’ vraagt ze. ‘Is dat nou wel nodig’, is de tegenvraag van de buurtwerker. ‘Ik ga het niet voor u oplossen, maar ik wil wel samen met u op een rijtje zetten welke contacten u hebt die u hulp kunt vragen’. Uiteindelijk heeft mevrouw Kremer acht mensen gevonden die meegeholpen hebben.

Zo werd de verhuizing voor mevrouw Kremer èn voor de verhuizers een gezellige dag.

Samen praten over de kinderen

Mevrouw Yilmaz (36) heeft drie jongens. De jongens zijn hier geboren, maar mevrouw Yilmaz zelf niet. Ze wil haar kinderen goed opvoeden, maar weet niet goed wat dat in Nederland precies inhoudt. Ze vraagt zich af of ze er ondersteuning bij kan krijgen. De buurtwerker begeleidt haar naar de huiskamer van het CJG waar mevrouw Yilmaz andere moeders ontmoet, haar vragen kan stellen en haar zorgen kan delen.

(6)

Voor de kwaliteit van het opgroei- en opvoedklimaat en de vitaliteit van de buurt heeft de gemeente een eerste verantwoordelijkheid. De gemeente voert regie over de (basis)voorzieningen, veiligheid en leefbaarheid. Voor zover in de basisvoorzie- ningen professionals opereren, moeten de (pedagogische) competenties van deze medewerkers op orde zijn.

Samenhangende zorg- en ondersteuningsstructuur

Aanvullend op en deel uitmakend van de vitale buurt is een samenhangende zorg- en ondersteuningsstructuur nodig, die bestaat uit drie compartimenten.

1 Sociale netwerk: lichte interventies

Als er signalen of zorgen zijn komen als eerste de partijen in het sociale netwerk in actie (medewerkers van de kinderopvang en de scholen, wer- kers in de algemene buurt- en jeugdvoorzieningen). Zij bekijken hoe ze met lichte interventies kunnen ondersteunen.

2 Tweede compartiment: intensievere zorg

Als de signalen ernstiger zijn en lichte interventies niet toereikend, dan komt de regionale gespecialiseerde hulp in beeld. Dit betreft veelal intensievere zorg. Een lid van het sociaal team coördineert deze intensievere zorg.

3 Derde compartiment: specialistische zorg

Het derde compartiment bevat alle hulp die de zorgen of ondersteuning voor bewoners en de opvoeding van de kinderen voor langere tijd full time overneemt. Dit gebeurt door de tweedelijns instellingen.

Centrale rol voor sociale teams

Per gemeente en/of wijk of buurt zal de precieze invulling van de sociale structuur verschillen. Maar in alle gevallen zijn er meerdere partijen bij betrokken.

Afstemming, samenhang en coördinatie van ieders inzet is dan van belang.

Daarbij is ook van belang dat ondersteuning laagdrempelig en dichtbij huis wordt aangeboden. Op basis van deze overwegingen kennen wij een centrale rol toe aan sociale teams. Meer daarover in het volgende hoofdstuk.

Het gezamenlijke doel is een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet. In het kader van het sociaal werk hebben we het dan vooral over de samenleving op lokaal niveau: de eigen stad, de eigen buurt of het eigen dorp. In die lokale samenleving spelen vele partijen hun rol. Samen vormen ze de lokale sociale structuur.

Vitale buurten

Actief mee kunnen doen begint met een vitale buurt waarin ieder die dat wil, al dan niet met een beetje hulp van de omgeving, zijn bijdrage kan leveren en waar kinderen en jong vol- wassenen op een positieve manier opgroeien.

De belangrijkste voorwaarde voor een vitale buurt is dat mensen elkaar kennen. In de prak- tijk blijkt keer op keer dat de meeste mensen best bereid zijn iets voor een ander of voor de buurt te doen; maar vaak komt het er niet van simpelweg omdat men elkaar niet voldoende kent. Of geen weet heeft van elkaars proble- men. Of te weinig vertrouwen in de mogelijk- heden die er zijn als je samen aan de slag gaat.

Tussen wijken en buurten bestaan grote verschillen. Vaak zijn buurten ‘vitaal’ op eigen kracht, maar soms ook hebben bewoners wat ondersteuning nodig om elkaar te ontmoeten, te begrijpen en samen actief te zijn. Onder- steuning bijvoorbeeld van een moderne buurt(opbouw)werker, die drempels weg- neemt, mensen bij elkaar brengt, initiatieven stimuleert en zo nodig de weg wijst; een buurtwerker die als katalysator ervoor zorgt dat processen op gang komen.

11 10

Locale sociale structuur

2 2

(7)

Het sociale team

Het sociale team houdt zich bezig met de aspecten wonen, werken, welzijn en zorg en is niet specifiek gekoppeld aan een doelgroep of leeftijdsgroep. Sociale teams vormen het eerste aanspreekpunt voor het maken van ‘één plan voor één cliënt/

huishouden, uit te voeren door één hulpverlener’.

De taken van het sociale team bestaan zijn:

T geven van informatie en advies

T stimuleren en faciliteren van ontmoeting

T bevorderen participatie, activering

T uitvoeren van eerstelijns ondersteuning / - hulpverlening

T doorverwijzen naar en coördinatie van hulpverlening

Aan bewoners met een ondersteuningsvraag wordt ook altijd gevraagd wat ze zelf kunnen betekenen voor anderen. Want wederkerigheid versterkt het activerend vermogen en de participatie en draagt bij aan de beoogde civil society.

In de uitvoering van het sociale beleid spelen sociale teams een centrale rol.

Sociale teams zijn kleine teams van vijf tot maximaal tien professionals. Het sociale team is actief in buurten, wijken, dorpen of stadsdelen.

Opdracht en taken

In de eerste plaats hebben sociale teams de opdracht om de ‘vitale buurt’ te versterken.

Dat betekent mensen bij elkaar brengen, ini- tiatieven stimuleren en zo nodig de weg wij- zen. In een vitale buurt is het prettig leven en worden de meeste problemen door de mensen zelf opgelost.

Vervolgens hebben de sociale teams de op- dracht eraan bij te dragen dat er minder een beroep gedaan hoeft te worden op de (kost- bare) tweedelijns zorg. Dat doen ze door de mogelijkheden in de nulde- en eerstelijnszorg en -hulpverlening te vergroten.

Bij signalen dat er extra aandacht nodig is, wordt altijd eerst gekeken wat bewoners zelf, samen met familie en sociaal netwerk, kunnen doen. Als het netwerk niet toer- eikend is, wordt geprobeerd het samen met de bewoner te versterken. Waar mogelijk maakt het team gebruik van de inzet en diensten van het vrijwilligerswerk. Ook wijst het team op laagdrempelige (algemene) voorzieningen in de eigen leefomgeving.

Pas als deze interventies niet voldoende oplveren, komt inzet uit de eerste en tweede lijn in beeld.

Wereldkeuken

Enkele bewoners hebben gezamenlijk het initiatief genomen om eens per week met elkaar te koken in het wijkcentrum. Elke week maken ze een maaltijd uit een ander land. Na een leuk artikel in het wijkkrantje is de kookgroep flink uitgebreid.

Niet iedereen staat achter het fornuis, maar samen boodschappen doen of afwassen is ook gezellig.

3 3

(8)

Samenstelling en werkwijze

Multidisciplinair

Een sociaal team is niet groot: vijf tot maximaal tien teamleden. Het team bestaat uit eerstelijns professionals (HBO niveau) met een verschillende achtergrond.

Te denken valt aan buurtmaatschappelijk werkers, wijk- of sociaal verpleegkundigen, gezinscoaches, jeugdhulpverleners, consulenten Werk en Inkomen en Wmo- consulenten. Kennis van psychiatrie en lichte verstandelijk beperkingen is in het team aanwezig of binnen handbereik. De teamleden maken (ook) onderdeel uit van de moeder-organisatie die ze vertegenwoordigen. De grootte en samenstelling van het sociaal team is afgestemd op de specifieke lokale omstandigheden en kan dus per dorp, wijk of buurt verschillen.

T - S H A P E D P R O F E S S I O N A L S

De leden van het team zijn zogenaamde T-shaped professionals. De horizontale streep van de T staat voor wat deze professionals gemeen hebben: de algemene competenties en vaardigheden van de sociaal werker (zoals de eigen kracht kunnen versterken, op de vraag af kunnen gaan, integraal kunnen werken en

15 14

Bewoners beheren speelveld

Onlangs heeft de gemeente in de wijk een nieuw speelveldje aangelegd. Na een week was er al iets kapot gemaakt, waarna de reparatie vier weken op zich liet wachten. Twee buurtbewoners bedachten dat het anders moest en stelden voor dat de buurt- bewoners zelf het speelveldje in beheer zouden nemen. De buurtopbouwwerker bracht ze in contact met de betreffende afdeling van de gemeente.

Die durfde het experiment wel aan. Het beheerteam draait inmiddels helemaal op eigen kracht.

kunnen verbinden, signaleren en agenderen). De verticale streep van de T staat voor de specifieke kennis, vaardigheden, ervaring en competenties van de individuele sociale werker. De T-shaped professional is dus enerzijds generalist en anderzijds specifiek deskundig op een bepaald terrein.

Het sociale team heeft twee schillen. In de eerste schil werken generalistische T-shaped professionals, in de tweede schil eerstelijns specialisten of

vertegenwoordigers van tweedelijns organisaties.

Eerste schil: generalisten (sociaal werkers)

De sociaal werkers zijn de spil in het sociale team. De sociaal werker richt zich niet op specifieke doelgroepen maar is er voor iedereen die ondersteuning nodig heeft.

Hij/zij heeft een gevoelige diagnostische antenne en mandaat om te doen wat gedaan moet worden. Hij/zij kan direct handelend optreden en actief ingrijpen zonder last te hebben van domeinen en wetten, schotten en financieringsstromen.

Als een specialist nodig is schakelt de sociaal werker die in, coördineert die inzet en behoudt de regie (tenzij daar andere afspraken over gemaakt worden).

DE SOCIAAL WERKER

T Versterkt de eigen kracht

T Werkt outreachend en integraal

T Verbindt, signaleert en agendeert

T Brengt informatie begrijpelijk over; geeft voorlichting en advies

T Kan gesprekken voeren

T Werkt samen met andere organisaties

T Heeft kennis van de sociale kaart in wijk, dorp of stad

T Verleent adequate eerste hulp bij sociale (hulp)vragen of problemen

T Beoordeelt (zo nodig na collegiale consultatie) welke hulp/zorg uit de tweede lijn ingeschakeld moet worden

T Coördineert ondersteuning waarbij meerdere ondersteuners/hulpverleners betrokken zijn

T Voert regie en onderhoudt het contact met de hulpvrager

T Vertaalt individuele problemen zo nodig naar collectieve maatschappelijke interventies

Tweede schil: specialisten

De tweede schil van het sociale team bestaat uit specialistische tweedelijns medewerkers. Dat kunnen specialisten zijn uit de psychiatrie, licht verstandelijk

(9)

Coördinatie en aansturing

Elk sociaal team heeft een coördinator. Hij of zij zorgt ervoor dat de betrokken hulp- en dienstverleners goed met elkaar samenwerken en dat er een goede coördinatie is tussen de front- en backoffice. Bij knelpunten werkt hij/zij aan structurele oplossingen (op beleidsniveau). Hij/zij participeert in lokale en regionale overleggen.

De sociale teams kunnen in belangrijke mate zelforganiserend zijn en worden aangestuurd door een organisatie. Bij voorkeur is dat een organisatie die nu al als een spin in het web in de wijken of dorpen fungeert en met T-shaped professionals werk. In veel gevallen is dat de lokale welzijnsinstelling.

Inbedding en samenwerking

De sociale teams werken op allerlei manieren samen met (medewerkers van) andere voorzieningen en zorg- en hulpverleningsorganisaties. Dat vraagt enerzijds om heldere afspraken over taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Anderzijds zal duidelijk zijn dat voor slagvaardig optreden, dichtbij de burger, juist ook flexi- biliteit en professioneel vertrouwen onmisbaar zijn. Hoe de (formele) inbedding van de sociale teams en de samenwerking met de andere betrokkenen het best gestalte kan krijgen, zullen alle betrokkenen de komende tijd gezamenlijk moeten

ontdekken*. Zonder een blauwdruk te willen bieden, geven we hieronder alvast enkele aanzetten.

* Inmiddels wordt er volop geëxperimenteerd met sociale teams in Groningen, Stadskanaal, Pekela en Veendam.

gehandicaptenzorg, verslavingszorg, jeugdzorg, leerplichtcontrole, of sociale dienst.

Zij komen in actie op verzoek van de sociaal werker. ZIj doen diagnostisch onderzoek en adviseren over interventies. Zo veel mogelijk bedenken zij interventies die door de sociaal werkers kunnen worden uitgevoerd, het liefst in de eigen leefomgeving.

Terugschakelen

In onze visie ligt de coördinatie van alle ondersteuning/zorg voor een persoon/gezin dus altijd bij een sociaal werker uit het sociale team. Als er (tijdelijk) hulp geboden wordt door de tweedelijns organisaties, worden er afspraken gemaakt over wie wanneer de regie heeft. Als de hulp uit de tweede lijn stopt - of verminderd kan worden - gaat de casus weer terug naar de betreffende sociaal werker, met als doel om zo snel mogelijk ‘terug te schakelen’ naar ondersteuning op een lager niveau. Zie ook verderop bij ‘Inbedding en samenwerking’.

Frontoffice

Momenteel hebben bestaande instellingen veelal een eigen frontoffice/intake, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat een burger met zijn vraag als vanzelfsprekend bij het sociaal team in zijn of haar dorp of wijk terecht kan. Het sociale team analyseert de hulpvraag en zorgt voor een passend antwoord. Daarmee wordt het sociale team een gebundelde frontoffice op dorps- of wijkniveau.

Toch een diploma

Raymon zit op het Noorderpoort, maar vindt er niet veel aan. De omstandigheden thuis zijn ook niet ideaal. Na een telefoontje van school legt het sociale team contact met een vrijwillige mentor.

Deze geeft Raymon tijdelijk de extra aandacht die hij nodig heeft. Volgend jaar haalt hij zijn diploma.

(10)

19 19

Werkzame afspraken

Twee buren hebben al een tijd ruzie met elkaar. Een medewerker van het sociale team hoort ervan en wijst de ruziënde buren op de vrijwillige buurtbemiddelaars in hun wijk.

Ze besluiten die hulp in te roepen. De buurt- bemiddelaar hoort beide partijen aan, en stelt voor een aantal werkzame afspraken te maken. Dat werkt. De buren komen nog niet bij elkaar op de koffie, maar de ruzie is voorbij.

Verantwoording

De sociale teams leggen verantwoording af over hun resultaat: dat is in hoeverre zij - in samenwerking met alle andere

betrokkenen - er in slagen enerzijds het beroep op tweedelijns zorg te verminderen en anderzijds bijdragen aan het achter- liggende doel: een samenleving waarin iedereen meetelt en meedoet.*

* Om te kunnen beoordelen of dit daadwerkeijk lukt is in Rotterdam een meetinstrument ontwikkeld: de Sociale Index. Aan de hand van een aantal criteria (capaciteiten, leefomgeving, meedoen en sociale binding) geeft de Sociale Index een beeld van de sociale gesteldheid van een buurt, de wijk en de gemeente als geheel.

Verbinding met de nulde- en eerste lijn

In onze visie zou het sociaal team - op termijn - het gezamenlijk frontoffice moeten zijn voor alle hulp/zorgvragen. Daarvoor is nodig dat de samenwerking tussen de sociale teams en alle betrokken hulp/zorg/dienstverleners effectief, efficiënt en voor iedereen bevredigend verloopt. Een dergelijke samenwerking kan gestalte krijgen via het ‘linking-pin’-principe.

Verbinding met de tweede lijn

De toegang tot de tweedelijn verloopt normaal gesproken via de eerste lijn. Bij lichte of korte meervoudige ondersteuningsvragen is het echter wenselijk dat de sociaal werker de tweede lijn rechtstreeks kan inschakelen. Dit werkt sneller en kan leiden tot een betere afstemming tussen tweedelijnszorg en leefomgeving van de cliënt, waarmee de kans toeneemt dat de betrokken persoon, ook op de lange duur, zich op eigen kracht kan staande houden.

Mandaten en afspraken

In voorkomende, urgente gevallen moet de sociaal werker actief kunnen ingrijpen.

Dat kan betekenen dat hij/zij moet kunnen doorverwijzen naar een specialist, waarbij dan direct de hulpverlening moet starten. Dit maakt het noodzakelijk dat de sociaal werker bepaalde bevoegdheden (mandaten) krijgt.

De maatschappelijke organisaties kunnen de samenwerking met het integraal opererende sociale team op verschillende manieren formaliseren:

T Samenwerkingsovereenkomsten/convenanten (onderlinge afspraken over taken en bevoegdheden vastleggen)

T Hoofd- en onderaannemerschap (één organisatie is aanspreekpunt en maakt concrete afspraken met onderaannemers over inzet, kwaliteitseisen en financiering)

T Detachering (arbeidsrechtelijk bij de moederorganisatie, maar functionerend in het sociale team naar de daar heersende mores en afspraken).

Welke vorm gekozen wordt, is uiteindelijk vooral een keuze van de gemeente, omdat die bepaalt waarvoor en hoe de sociale teams gefinancierd gaan worden.

(11)

: Tekst: Kees Frenay Grafische vormgeving: Jeannette Ensing Drukwerk: Drupon

Samen aan de slag

4 Gemeenten, maatschappelijke organisaties

en andere betrokkenen zullen in de komende periode gezamenlijk antwoorden moeten vinden op de actuele opgaven in het sociale domein. Sociale teams zullen een belangrijke rol gaan spelen.

De bouwstenen voor het vernieuwde sociale domein presenteerden we op de voorgaande pagina’s. Met nadruk zeggen we ‘bouw- stenen’, want het complete bouwwerk is nog lang niet af. Daarmee moeten alle betrokkenen de komende tijd gezamenlijk aan de slag.

De in DiMON verenigde maatschappelijke organisaties zijn hecht verankerd in de lokale samenleving waarin zij vanouds hun werk doen. Daarom verwacht DiMON een essentiële bijdrage te kunnen leveren aan de inrichting en uitvoering van het nieuwe lokaal sociaal beleid.

De maatschappelijke organisaties in Groningen verschillen sterk in omvang.

In DiMON delen zij hun kennis en ervaring, waardoor ook de kleinere organisaties in staat zijn professionele antwoorden te formuleren op de vragen van vandaag en morgen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2021 Alle 4 zo hoog als hoogste van de BUCH in 2016 Jaarlijks Brede Raadsinformatiebijeenkomst. Programma DVL:

In deze pilot Herijken toezicht op voor- en vroegschoolse educatie (vve) en kinderopvang onderzoeken we onder andere of de gemeente en de schoolbesturen zicht hebben op de kwaliteit

Ondanks deze hindernissen lieten de social enterprises in Nederland in 2016 een indrukwekkende groei zien van 26%, neemt de toegang tot financiering toe, stijgt de

Ondanks deze hindernissen lieten de social enterprises in Nederland in 2016 een indrukwekkende groei zien van 26%, neemt de toegang tot financiering toe, stijgt de

algemene  maatregel  van  bestuur  te  bepalen  dat  een  of  meer  daarbij  aan  te  geven  artikelen   van  de  Drinkwaterwet  niet  van  toepassing  zijn  op

De investeringen van gemeenten bedragen op dit moment volgens de Nationale Rekeningen 8,5 miljard euro per jaar waar ze uitgaande van het niveau van voor de financiële crisis

Het is duidelijk dat antichiliasten een mensgemaakt, oecumenisch koninkrijk najagen waarin de volgende bijbelse eigenschappen van het toekomstig geopenbaarde koninkrijk van

Generalisten in lokale teams en specialisten buiten de teams hebben elkaar nodig om voor inwoners goede zorg en ondersteuning te organiseren.. Maar hoe richt je die samenwerking