• No results found

Natuur.focus 2002-2 Herstel van een bijzonder heidebiotoop in het Maldegemveld

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2002-2 Herstel van een bijzonder heidebiotoop in het Maldegemveld"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER - APRIL 2002 - JAARGANG 1 - NUMMER 2

a uur. Deus

(2)

Natuur.focus 1(2): 48-52

ARTIKELS HERSTEL BIjlONDER HEIDEBIOTOOP DE BEELDE 2002

HersteL van een bijzonder heide ..

biotoop in het natuurreservaat het Maldegemveld (Oost-Vlaanderen):

een tussentijdse baLans

TOM DE BEELDE

Op de grens van de Oost-Vlaamse gemeenten Maldegem en Knesselare bevindt zich het Drongengoed. Dit uitgestrekte boscomplex is ontstaan bij de laat-middel- eeuwse veldontginningen in Binnen-Vlaanderen en heeft tal van heiderelicten.

Zoals de heiderelicten ten zuiden van Brugge, gaat het hier om een bijzondere hei- devegetatie. Het is een overgangstype tussen enerzijds de Noord-Atlantische heide, van de Kempen (tot Noord-Duitsland) en anderzijds de Atlantische heide van Zuid- west Engeland en Bretagne. Het beheer en de uitbouw van dit reservaat is in han- den van Natuurpunt vzw, en geniet ook Europese ondersteuning. Dit artikel bericht

,

over de gunstige, eerste ontwikkelingen van het herstelbeheer.

Situering

Het natuurreservaat Maldegemveld is gele- gen in het noordoosten van het Drongen- goed. Dit gebied ligt centraal op de cuesta die van Oedelem naar Zomergem loopt.

Deze langgerekte rug bestaat uit Bartoonklei en bereikt een hoogte tot 29 meter. De quar- taire zandlaag is er erg dun of ontbreekt, zodat het tertiair kleisubstraat dagzoomt.

Op deze klei bodems ontstaan er in de herfst en winter stuwwatertafels. De bossen in en rond het natuurreservaat zijn hoofdzakelijk monotone plantages waar vooral Europese Lork en Grove Den domineren, maar ook andere naaldbomen en Amerikaanse Eik werden aangeplant. Plaatselijk is er verjon- ging van onder meer Zomereik en berk. Het natuurlijke bostype in dit gebied is vooral het eiken-berkenbos. Door de kappingen tij- dens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde op grotere schaal heide, die later echter opnieuw verdween. Verspreid komen er relic- ten van heidevegetaties voor (Blondia 1995,

Natuurreservaten 1994). Het huidige natuurreservaat is genoemd naar het histo- rische Maldegemveld en verwijst naar het vroegere heidelandschap.

Historiek

Tijdens de vroege middeleeuwen waren er in het oorspronkelijk Atlantisch eikenwoud in zandig Binnen-Vlaanderen een aantal uitge- strekte heidevelden (Verhulst 1964). Alge- meen wordt aangenomen dat deze heidevel- den ontstaan zijn door degradatie van het oorspronkelijk loofbos, mogelijk door over- beweiding in combinatie met lichte kli- maatswijzigingen. Ook op het grondgebied van de huidige gemeenten Ursel, Maldegem, Knesselare en Adegem lag een grote zone woeste gronden, het Maldegemveld (dr.

Kaart de Ferraris 1775). Naar schatting was het historische Maldegemveld in deze perio- de ongeveer 2000 ha groot. Door de kleibo- dem en het ontbreken van afwaterings- grachten was het er drassig. Reeds in de elfde

eeuw startte een eerste grote ontginnings- golf, gevolgd door een tweede ontginnings- fase vanaf de achttiende eeuw. Deze jonge- re ontginningen gebeurden vooral vanuit de Drongengoedhoeve (Hofkens & Roosens 2001). Terwijl aanvankelijk vooral de randzo- ne van de heidevelden werd bebost, nam de oppervlakte aan heide vanaf het einde van de achttiende eeuw drastisch af. De eerder aangeplante loofhoutbossen werden omge- vormd tot landbouwgronden terwijl de over- gebleven heidekernen op hun beurt met naaldhout bebost werden, met een zoge- naamde inversie van het landschap als gevolg (Gijsels 1993). Het huidige Drongen- goed is voor een belangrijk deel het resultaat van deze jonge veldontginningen in de acht- tiende en negentiende eeuw. De half- natuurlijke heidevelden zijn economisch belangrijk geweest als gemene weiden, om rijshout te kappen en om heidezoden te ver- zamelen als brandstof voor de haard (Hof- kens & Roosens 2001). De heide werd hier

(3)

HERSTEL BIJZONDER HEIDEBIOTOOP

wel gemaaid maar niet geplagd zoals dit gebruikelijk was in de Kempense heiden (Stieperaere 1986, De Blust & Slootmaekers 1997).

Relicten van unieke vegeta- ties

Ondanks de grote oppervlakte aan bos val- len de belangrijkste natuurbehoudswaarden in het Drongengoed buiten de bossfeer. Het gaat om zeldzame plantengemeenschappen van voedselarme, droge tot zeer natte bodems (Hermy 1984; Saey 1984; Hoste 1986). De heiderelicten hebben een erg beperkte oppervlakte, maar behoren vegeta- tiekundig tot een bijzonder overgangstype tussen de Noord-Atlantische heide van de Kempen en de Atlantische heide van Zuid- west-Engeland en Bretagne, de zgn. interme- diair Atlantische heide. Dit blijkt uit de aan- wezigheid van soorten met een strikt Atlantische verspreiding naast soorten met een Noord-Atlantische en boreale versprei- ding (Stieperaere 1969, 1970;Tanghe 1975).

r

Figuur 1a

250 m

Figuur 7e

DE BEELDE 2002

Zandig Binnen-Vlaanderen heeft een vrij uitgesproken Atlantisch kara~ter met typi- sche soorten zoals Tweenervige Zegge, Gaspeldoorn en ten zuiden van Brugge ook Rode Dophei. Dit onderscheidt deze heide van de Kempense heidevegetaties (Stiepera- ere 1973, 1979). Bovendien vinden we in deze relictvegetaties nog tal van - zeker voor het Vlaams district - erg zeldzame soorten:

Geelgroene Zegge, Bleke Zegge, Liggende Vleugeltjesbloem, Ronde Zonnedauw en Heidekartelblad (Stieperaere 1970; Hoste 1986). Voor het historische Maldegemveld uit de achttiende eeuw wordt bovendien nog melding gemaakt van andere typische heidesoorten zoals Veenpluis, Beenbreek, Klokjesgentiaan, Draadgentiaan, Dwergvlas, Grote Wolfsklauwen Moeraswolfsklauw en soorten van zure, voedselarme moerassen zoals Wateraardbei (Blond ia 1995).

De unieke fytogeografische positie en de grote natuurbehoudswaarde van deze inter- mediair Atlantische heide staan in schril con- trast met de sterk gefragmenteerde, bedreig-

Figuur 1b

Figuur 7 legende

ARTIKELS

de toestand. Maar ook de meer Noord- Atlantische heide ging het niet voor de wind.

In Nederland en Vlaanderen resteert nu nog maar 5 % van het heide-areaal van 1850.

Heel wat heidevelden werden bebost.

Bovendien is de huidige ecologische kwaliteit van de heiden vaak niet goed. In Vlaanderen is 60 % van de natte heide sterk vergrast en 30 % van de droge heide (Odé et al. 2001).

Alleen al door het beperkte areaal is de inter- mediair Atlantische heide in Vlaanderen kwetsbaar. De negatieve milieudruk op deze relicten is erg hoog (bv. vermesting en ver- droging). Reeds dertig jaar geleden vestigde Stieperaere (1970) de aandacht op het grote belang voor het natuurbehoud van de hei- schrale graslanden in het Drongengoed.

Ondertussen zijn die waardevolle vegetaties grotendeels vernietigd ondermeer onder de invloed van vermesting (Natuurreservaten 1994).

Naast de botanische waarde van de heide- habitats, staat ook de typische fauna onder druk. Structuurrijke heiden en heischrale

D Erkend nabJurreservaat

D Weiland

D Akker

D Urbaan gebied

Aanplant van 0 a Amerikaanse eik Monotone naaldhoutaanplanten

Eiken.berkenbos

Spontane opslag, adelaarsvaren. bramen

o

Boomheide met natte en droge heidevegetaties en schraal grasland [iJ Eiken-berkenbos met Grove den

Iilill Open tot haWopen eiken.berkenbos

D Grasland

D Recent verwijderde naaldhoulbestanden

liJ Relictvegetaties heide

Figuur 1: Vegetatie types in het Maldegemveld: a) uitgangssituatie, b) huidige situatie en e) streefbeeld volgens het beheersplan.

(4)

NatuurJoc.us 1(2): 48-52

ARTIKELS

graslanden zijn bijvoorbeeld erg belangrijke leefgebieden voor dagvlinders (Maes & Van Dyck 1999). Twee soorten die sterk achter- uit zijn gegaan, maar nog steeds in zeer klei- ne aantallen in het Drongengoed leven, zijn de Aardbeivlinder en het Groentje. Op de Vlaamse Rode lijst van de dagvlinders staat de Aardbeivlinder als bedreigd en het Groen- tje als kwetsbaar aangeduid (Maes & Van Dyck 1996). De Aardbeivlinder vliegt in nat tot vochtig, (hei)schraal grasland met droge- re terreindelen waar voldoende zon én beschuttingsmogelijkheden maar ook vol- doende korte vegetaties aanwezig zijn. De nabijheid van een soorten rijke heide met voorzomerbloeiers is belangrijk voor de nectarbehoefte. Het Groentje is ook aanwe- zig in gradiënten van droge tot vochtige hei- de met voldoende struiken. Die struiken doen dienst als ontmoetingsplaats (Bink 1992). Van de Aardbeivlinder komen in Vlaanderen nog maar vier populaties voor; in het Drongengoed verdween hij uit twee van de drie atlasblokken.

Beheer natuurreservaat Mal- degemveld

Het opnieuw ontwikkelen van de levensge- meenschappen gebonden aan heide, hei- schrale graslanden en spontaan eiken-ber- kenbos vormt de centrale doelstelling voor het beheer van het natuurreservaat Malde- gemveld (Fig. 7). Voor heidehabitats gaat het vooral om natte en droge heide (inclusief pioniersstadia) en heischraal grasland (Eri- cion tetralicis, Calluno-ulicetea en Nardeta-

HERSTEL BIJZONDER HEIDEBIOTOOP

lia). Belangrijke doel soorten zijn Nachtzwa- luw, Boomleeuwerik, Boompieper, Levend- barende Hagedis, Groentje en Aardbeivlinder (Natuurreservaten 2001). Het ligt in de bedoeling om meerdere tientallen hectaren heidevegetaties in een open bosomgeving te realiseren. Rekening houden met een nood- zakelijke minimumoppervlakte is van belang om voor de beoogde levensgemeenschap- pen duurzame overlevingskansen te bieden.

Kleine populaties in kleine gebieden hebben immers een grotere uitsterfkans door facto- ren zoals toevallige populatieschommelin- gen, veranderingen in de omgeving en isola- tie (Maes & Van Dyck 1999). Ook voor bijvoorbeeld kleine dieren als sprinkhanen wordt het belang van een zekere minimum oppervlakte vermeld en blijken grotere, gevarieerde terreinen soortenrijker dan klei- ne heiderelicten (Kleukers et al. 1997).

De grootste kansen voor heideontwikkeling bevinden zich in de naaldhoutplantages (Fig.

2). Uit een analyse van historisch kaartma- teriaal blijkt dat deze percelen tot in de acht- tiende eeuw onontgonnen bleven en nadien weinig of niet verstoord werden door land- bouwgebruik. De kans is dan ook groot dat de lokale zaadbank relatief intact is. Boven- dien zijn hier nog een aantal relicten die wij- zen op interessante potenties. Voorbeelden zijn plaatselijk spontaan ontwikkeld eiken- berkenbos met Pijpenstrootje en de ontwik- keling van Dopheide en Struikhei na wind- worp. De meest ingrijpende maatregelen die nodig zijn voor het bereiken van de doelstel- lingen zijn het gedeeltelijk verwijderen van

Figuur Z: Vanuit overwegend. dichte naaldhoutaanplantingen werden in het Maldegemveld nieuwe kansen voor de ontwikkeling van heidevegetatIes gecreëerd.

DE BEELDE 2002

naaldhoutplantages en het afplaggen van de strooisel- en bovenste humuslaag.

Ontwikkeling van nieuwe hei- dehabitats

In 1993 werden de eerste 4 ha van het natuurreservaat verworven; in 1998 werd het reservaat met 2 ha uitgebreid. Door drai- nage en spontane berkenopslag was hier nog nauwelijks Struikhei aanwezig in een ruigte met Pijpenstrootje en veenmos. Voorts bestonden deze percelen uit soortenarme naaldhoutaanplantingen. De waarde voor het natuurbehoud van uniforme naald hou- taanplanten wordt - in termen van biodiver- siteit - als laag beoordeeld (Lust et al. 1998).

In 1993 werd er op kleine schaal en op proef- ondervindelijke wijze gestart met heideher- stel. Een jong berkenbestand van enkele aren werd gekapt en vervolgens geplagd. Het plaggen gebeurde deels manueel en deels machinaal. Om de ontwikkeling van een nat- te heidevegetatie mogelijk te maken, werd een centrale ontwateringsgracht in het najaar tijdelijk opgestuwd. Verder werd ~r

een maai beheer uitgevoerd tijdens de maand juni in enerzijds een vegetatie van Adelaarsvaren en anderzijds in een ruigte van Pijpenstrootje. Het ging telkens om een oppervlakte van enkele aren. In september werd eventueel een tweede maaibelJrt toe- gepast afhankelijk van de productie.

Het plaggen leidde snel tot resultatel Na één jaar verschenen Struikhei, Gewone Dop- hei en Tormentil. Na twee jaar werden deze soorten aangevuld met Blauwe Zegge, Pil- zegge, Knolrus, Dubbelloof, Biezeknoppen en veenmossen. Deze jonge vegetatie werd sindsdien gefaseerd gemaaid tijdens de nazomer. Het tijdelijk opstuwen van de cen- trale ontwateringsgracht zorgde er voor dat de percelen vooral in het najaar en de winter merkelijk natter bleven. Zeven jaar na het plaggen is hier een soortenrijke vochtige hei- devegetatie aanwezig. Het eerder grazige karakter en de aanwezigheid van enkele for- se pollen Tweenervige zegge wijzen op het Atlantische karakter van de vegetatie.

Belangrijkste soorten zijn nu Gewone Dop- hei, Struikhei, Pijpenstrootje, Trekrus, Blauwe Zegge, Geelgroene Zegge, Veelstengelige Waterbies en enkele plantjes Gagel. Recent kiemden hier ook nog Ronde en Kleine Zon- nedauw.

Het maaien in de vroege zomer en/of najaar van een iets hoger gelegen vegetatie van Adelaarsvaren leidde tot minder spectaculai- ,re resultaten. De dominantie van deze

(5)

HERSTEL BIJZONDER HEIDEBIOTOOP

'monocultuur' werd slechts moeizaam door- broken. Zo werd 's winters de strooisellaag afgeharkt om de kans op vriesschade aan de wortels te verhogen. Ook het manueel uit- trekken van jonge scheuten werd uitgevoerd.

De beste resultaten werden echter verkregen toen een kleine oppervlakte machinaal werd geplagd. Vooral Struikhei (Fig. 3) en in min- dere mate Gewone Dophei, Trekrus en Dub- belloof worden er nu aangetroffen. Op de plaats waar acht jaar geleden gestart werd met het maaien in de maand juni en/of sep- tember van een ruigte met Pijpenstrootje ontwikkelde zich een meer gevarieerde vegetatie met (plaatselijk) dominantie van Struikhei. Door het gefaseerde maaibeheer is ook de structuurrijkdom toegenomen met zowel korte als hogere, vrij ruige vegetaties.

Figuur 3: Struikhei reageerde snel en gun- stig op de beheersingrepen.

Natuurbeheer met de steun van de Europese Unie

In 1999 kreeg het natuurreservaat Malde- gemveld Europese steun in het kader van het EU-Life Natuurprogramma (Project 'inter- mediair Atlantische Heide in Vlaanderen') waardoor nieuwe maatregelen voor het behoud en herstel van het beoogde leefge- bied mogelijk werden. Het reservaat werd uitgebreid tot bijna 40 ha en verdere aanko- pen worden voorbereid. De eerste fase in de ontwikkeling naar nieuwe heidehabitats werd ondertussen ook gerealiseerd. Onge- veer 1,7 ha naaldhout werd gekapt en in het najaar van 2000 werd deze kapvlakte machi- naal geplagd. Ontwateringsgreppels werden geëgaliseerd. Verder werd ook een opper- vlakte van 1,5 ha Europese Lork en spontane berkenopslag gekapt. Op deze percelen bleef uiteindelijk ongeveer eenderde bos overeind, vooral groepjes Zomereik en berk. Takken- hout werd geruimd en een proefvlak van ongeveer één are werd machinaal geplagd.

Verder moet de resterende oppervlakte nog geplagd worden en bijkomende ontwate-

DE BEELDE 2002 ARTIKELS Natuur.fOtUs

1(2): 48-52

Figuur 5: Door plaggen en afgraven kregen typische soorten van natte heidevegetaties - zoals de Moeraswolfklauw - nieuwe kansen.

ringsgrachten gedempt worden als afwer- king van een tweede fase.

In 2001 werden de eerste resultaten van deze maatregelen zichtbaar. Naast Knolrus, Pitrus, Zomprus, Greppelrus, Biezenknoppen en Trekrus kiemde hier erg veel Struikhei, een weinig Gewone Dophei, verschillende zegge- soorten (tot nu toe Geelgroene Zegge, Pil- zegge en vermoedelijk ookTweenervige Zeg- ge), Dichtbloemige Veldbies, Liggend Hertshooi, Egelboterbloem, Waterpostelein, Moerasdroogbloem en Dubbelloof. Niet alleen botanisch zijn de voorlopige resulta- ten erg waardevol. Ook op gebied van fauna werden reeds enkele interessante ontwikke- lingen vastgesteld. Zo blijken het Zuidelijk Spitskopje (Fig. 4) en de Gouden Sprinkhaan te profiteren van de nieuwe heidevegetaties.

In Vlaanderen komt het Zuidelijk Spitskopje voorlopig nog enkel in het westen voor, maar recent blijkt de soort toe te nemen. De Gou- den sprinkhaan staat op de voorlopige Rode Lijst als zeldzaam (Decleer et al. 2000). De soort is in Vlaanderen grotendeels beperkt tot het noorden van West- en Oost-Vlaan- deren. Deze soort is afhankelijk van struc-

Figuur 4: Het Zuidelijk Spits kopje is een sprinkhaan die gunstig reageerde op de ontwikkeling van nieuwe heldevegetaties.

tuurrijke vegetaties op vrij vochtige, arme bodems (Kleukers et al. 1997). Ook de terug- keer van de Boompieper als broedvogel en Boomleeuwerik (op doortrek in voor- en najaar) in en rond het natuurreservaat staat waarschijnlijk in verband met het herstel van een landschap met heide en open bos. Het belangrijkste broed biotoop van de Boom- leeuwerik zijn heiden en kapvlakten (Keirse- bilck 1989).

Verdere reservaatsuitbreidingen betreffen hoofdzakelijk monotone naaldhoutaanplan- tingen waar door dezelfde maatregelen als hierboven beschreven nieuwe heidehabitats zullen ontwikkeld worden. Erg interessant is ook een klein perceel waar enkele jaren gele- den door afgraving reeds een zeer soorten- rijke natte heidevegetatie tot ontwikkeling kwam: een pioniersvegetatie met als opval- lendste soorten Moeraswolfsklauw (Fig. 5), Ronde en Kleine Zonnedauw, Tweenervige Zegge, Blauwe Zegge,Trekrus, Dophei en Lig- gend Hertshooi. Op drogere delen komt een vegetatie met Struikhei voor met als meest opmerkelijke soort Stekelbrem. Hier treedt echter ook een sterke verbraming op. Sinds kort worden deze vegetaties gefaseerd gemaaid rond eind augustus of begin sep- tember.

Op termijn is voor het volledige gebied een begrazingsbeheer met runderen voorzien. In een eerste fase zal het nodig zijn om de begrazingsdruk en -periode met tussenras- ters te sturen. Naderhand kan het beheer hoofdzakelijk een integrale extensieve begrazing omvatten met plaatselijk plag-, maai- en kapbeheer als aanvulling. Dergelijk beheer op voldoende grote oppervlakte moet een systeem met zowel grazige, hei- schrale vegetaties, als bos en heide mogelijk maken.

(6)

NatuurJocus 1(2):48-52

ARTIKELS HERSTEL BIJZONDER HEIDEBIOTOOP DE BEELDE 2002

Conclusie

Het verwijderen van aanplantingen en recent bos in combinatie met het plaggen van de toplaag kan interessante perspectieven bie- den voor het herstel van heidevegetaties.

Hierbij rekent men vooral op de regeneratie- mogelijkheden vanuit de zaadbank (De Blust

& Schneiders 1989; Schaminee 1995). Ook

het afplaggen van de erg voedselrijke toplaag van landbouwpercelen kan tot goede resul- taten leiden als het om voormalige heide- percelen gaat waar de zaadbank nog aanwe- zig is (Smets 2000). In natuurreservaat het

Maldegemveld werd zo'n herstelbeheer zowel op experimentele als op grotere schaal toegepast op percelen met naaldhoutaan- plantingen en met spontane berkenopslag.

Hoewel we ons niet kunnen beroepen op gedetailleerde, kwantitatieve analyses blij- ken de voorlopige trends duidelijk en bijzon- der gunstig. Droge struikhei- en natte dop- heivegetaties en ook enkele fraaie pioniersvegetaties van de natte heide ont- wikkelden zich vrij snel na de beheersmaat- regelen. Meerdere planten die niet langer aanwezig waren, keerden terug vanuit de

zaadbank. Dit betrof niet alleen typische soorten uit de Kempense heide, maar dus ook meer Atlantische heide-elementen zoals Tweenervige Zegge. Naast dergelijke bijzon- dere soorten, beschouwen we het herstel van andere soorten zoals Ronde en Kleine Zon- nedauw, Gagel of Gewone Dophei die in het Vlaams district beslist niet algemeen zijn, ook als erg waardevol. Het Maldegemveld is momenteel in een omvormingsfase. Mede dankzij de steun van de Europese Unie heeft het herstel van 'intermediar Atlantische hei- dehabitats' hier een goede start genomen.

SUMMARY BOX:

De Beelde T. 2002. Heathland restoration in nature reserve Maldegemveld: Preliminary results [in Dutch]. Natuur.focus 1(2), 48-52.

Maldegemveld is a nature reserve and a part of Drongengoed, the largest local woodland network in the province of Oost Vlaanderen. Small remnants of a former heathland of 2000

ha still occur in a rather scattered way between the plantations of coniferous and other trees. It regards an interesting transi- tion type ofheathland with typical species ofboth the North

DANKWOORD

Dit alles is onmogelijk zonder de inzet van een hele groep vrijwilligers en in het bijzonder de conservators van het gebied, Steven De Bruycker en Kurt De Kesel. Een woord van dank is hier

zeker op zijn plaats. Dit natuurbeheersproject geniet ondersteu- ning van het Europese Life-Programma.

/ AUTEUR:

Tom De Beelde is stafmedewerker van de dienst natuurbe- heer van Natuurpunt vzw.

CONTACT:

T. De Beelde, Natuurpunt vzw, Kardinaal Mercierplein 1, B- 2800 Mechelen, (e-mail: tom.debeelde@natuurpunt.be)

Referenties

/

Bink FA 1992. Ecologische Atlas van de Dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt &

Co Uitgevers en Importeurs bv, Haarlem.

Blondia E. 1995. De bossengordel Drongengoed - Keigat. In: Het Meetjesland natuurlijk.

Natuur en Landschap Meetjesland i.s.m. De Eeclonaar, Eeklo.

De Blust G. & Schneiders A. 1989. Heiden en heidebeheer. In: Hermy M. (red.), Natuur- beheer. Uitgeverij Van de Wiele i.s.m. Stichting Leefmilieu, Natuurreservaten vzw en Instituut voor Natuurbehoud, Brugge, p. 105-124.

De Blust G. & Slootmaekers M. 1997. De Kalmthoutse heide. Davidsfonds, Leuven.

Decleer K., Devriese H., Hofmans K., Loek K., Barenbrug B. & Maes D. 2000. Voorlopige atlas en 'Rode lijst' van de sprinkhanen en krekels van België (Insecta, Orthoptera).

Werkgroep Saltabel i.s.m. IN en KBIN. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Gijsels H.1993. De landschappen van Vlaanderen en Zuidelijk Nederland. Een land- schapsecologische studie. Garant, Leuven/Apeldoorn.

Hermy M. 1984. Enkele plantengemeenschappen van het Drongengoedbos: natuurbe- houd en beheer. Referaat Dag van het Drongengoed. Wielewaal. VELT, GAL & Belgische Natuur- en Vogelreservaten.

Atlantic heathland (like in the Campine region) and the Atlantic heath (like in SW-England and Brittany). The man- agement of the reserve aims at restoring the heathland habi- tat by cutting down trees and sodcutting to stimulate typical species that are still present as propagules in the seedbank.

After seven years of practice at both small experimental and larger scale, this approach seems to be successful. Several plant species (e.g., Carex binervis) and some breeding birds (e.g., Lullula arborea) retumed. Hence, the restoration project - which is funded within the Life-program of the EU - is pre- . liminary considered to be quite successful.

Hofkens E. & Roosens I. (red.) 2001. Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De land- schapsatlas, baken voor een verruimd beleid. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Monumenten & Landschappen. Brussel. . Hoste 1.1986. Het Drongengoedbos, monnikenwerk in zandig Vlaanderen. NATUURIe-

servaten 1986, 196-202. \'

Keirsebilck P. 1989. Boomleeuwerik.ln:Vlavico,Vogels in Vlaanderen: Voorkomen en ver- spreiding. Vlaamse Avifauna Commissie, Bornem, p. 269-270.

Kleukers R., Van Nieukerken E., Odé B., Willemse L. & Van Wingerden W. 1997. De sprink- hanen en krekels van Nederland (Orthoptera) - Nederlandse fauna I. Nationaal Natuurhistorisch Museum, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland, Leiden.

Lust N., Muys B. & Nachtergale L. 1998. Increase of biodiversity in homogeneous Scots pine stands by an ecologically diversified management. Biodiversity and Conservation 7,249-260.

Maes D. & Van Dyck H. 1996. Een gedocumenteerde Rode lijst van de dagvlinders van Vlaanderen. Mededelingen van het Instituut voor Natuurbehoud 3, 1-154.

Maes D. & Van Dyck H. 1999. Dagvlinders in Vlaanderen: Ecologie, verspreiding en behoud. Stichting Leefmilieu i.s.m. Instituut voor Natuurbehoud en Vlaamse Vlinder- werkgroep, Antwerpen/Brussel.

Natuurreservaten 1994. Aanvraagdossier tot erkenning van het natuurreservaat Malde- gemveld. Rapport Natuurreservaten vzw, Brussel.

Natuurpunt 2002. LlFE-Natuur/Noodplan Intermediair Atlantische Heide in Vlaanderen.

Rapport Natuurpunt (in voorbereiding), Mechelen.

Odé B., Groen K. & De Blust G. 200l Het Nederlandse en Vlaamse heidelandschap. De Levende Natuur 4,145-149.

Saey F. 1984. Landschapsgeschiedenis en beknopte voorstelling van enkele belangrijke plantengemeenschappen. Referaat Dag van het Drongengoed. Wielewaal, VELT, GAL &

Belgische Natuur- en Vogelreservaten.

Smets M. 2000. Kansen tot versneld natuurherstel door het afgraven van zwaar bemes- te landbouwgronden. Jaarboek 1999 Natuurreservaten vzw, Brussel, p. 65-68.

Stieperaere H. 1969. Les dernières stations d'Erica cinerea dans la région au Sud de Bru- ges. Bull. Soc. Roy. Bot. Belg. 102, 221-237.

Stieperaere H. 1970. Overzicht van de botanische en vegetatiekundige waarde van de terreinen langs het NAO-vliegveld te Ursel. Niet gepubliceerd rapport, Brugge.

Stieperaere H. 1973. La végétation des landes d'Europe Occidentale (Nardo-Callunetea).

Le Violion caninae au sud de Bruges. Colloque Association Internationale de Phytoso- ciologie. Soc. Bot. de France, Ulie.

Stieperaere H. 1979. Heathland vegetation with Erica cinerea on a felled pi ne plantation south of Bruges (Belgium, Provo West Flanders), and its syntaxonomical relationships.

Biologisch Jaarboek Dodonaea 47, 96-106.

Stieperaere H. 1986. Hoe purper moet de hei? NATUURreservaten 8, 153-156.

Tanghe M. 1975. Atlas van België, commentaar bij de bladen 19A en 19B (Fytogeografie I en 11). Commissie voor de Nationale Atlas.

Verhuist A. 1964. Het landschap in Vlaanderen. De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kosten naar bedrijfsomvang Gemiddeld over de periode 2004 2008 hebben de grotere bedrijven lagere totale kosten per 100 kg melk dan de kleinere en de middengrote bedrijven figuur 1..

De excursie werd voorbereid door A.W.Bureger en begeleid door de geol.. Ronald Pouwer schreef het verslag in

Dit  rapport  geeft  eerst  de  bemonsteringsresultaten  weer  van  viscampagnes  op  beken,  rivieren  en  kanalen  uitgevoerd  door  het  INBO  in  2015. 

2,1 m breed, bodem met klei, grind en stenen, de oevers zijn gedeeltelijk verstevigd met stenen, steile taluds, weinig natuurlijke schuilplaatsen aanwezig, pool-rifflestructuur

In de G-IHD’s werden volgende doelen vooropgesteld voor de Rivierdonderpad (welke als overkoepelende soortgroep wordt beschouwd voor de in Vlaanderen voorkomende soorten

Het ontwerp van het Vlaams referentiemeetnet voor de visfauna kwam er als gevolg van een  revisie  van  het  INBO‐zoetwatervismeetnet  op  basis  van 

Met behulp van figuur 4 zouden we vanuit dagvlinderoogpunt kunnen voor- stellen dat gebieden die gelegen zijn in de bijzonder waardevolle en zeer waardevolle uurhokken,

Chapter 3 of this mini-dissertation will focus on the statutory and regulatory framework within which the Government and the City of Cape Town Municipality