• No results found

Handboek Moraliseren. Burgerschap en ongedeelde moraal. Jaarboek TSS, Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Handboek Moraliseren. Burgerschap en ongedeelde moraal. Jaarboek TSS, Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken."

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Evelien Tonkens, Justus Uitermark

& marcel Ham (red.). handboek  moraliseren. Burgerschap en  ongedeelde moraal. jaarboek TSS,  Tijdschrift voor Sociale 

Vraagstukken. Amsterdam: Van Gennep, 2006, 207 p., € 18 ISBN 90 5515 727 9

Wie heeft het in vrienden­ of fami­

liekring niet gehad over het enor­

me billboard in het centrum van Utrecht? Er is een slanke, jonge vrouw op te zien in gouden bikini als reclame voor een bekende lin­

geriewinkel. De christenUnie, één van de huidige regeringspartijen, gaf de aftrap door haar zorg uit te spreken in het college van Burgemeester en Wethouders in Utrecht. Is de Unie nu een bond­

genoot in de feministische strijd tegen de afbeelding van de vrouw als lustobject of vertoont zij een verwerpelijk staaltje van bevoog­

ding?

‘Het is hoog tijd voor een hand­

boek moraliseren’, zo luidt de uit­

nodigende openingszin van het eerste hoofdstuk. Tonkens, Uitermark & Ham hebben een handboek uitgebracht met de befaamde opgestoken vinger op de voorkant. Normen en waarden en het elkaar daarop aanspreken vormen het gesprek van de dag, maar de huidige praktijk van mora­

liseren kan wel enige aanwijzingen gebruiken, zo lijkt het. Verderop lezen we echter dat de term ‘hand­

boek’ ironisch is bedoeld. De auteurs zijn eropuit om verwonde­

ring en reflectie te stimuleren over de praktijk van het moraliseren.

Deze recensie poogt eerst de rode lijn te reconstrueren die door de

diverse bijdragen aan het ‘hand­

boek’ loopt en maakt vervolgens de stand op met betrekking tot de beoogde verwondering en reflec­

tie.

Volgens Tonkens’ inleiding is er in het publieke debat slechts oog voor de twee extremen van vrij­

heid of autonomie en dwang. In de praktijk van alledag vindt het moraliseren juist plaats in het grijze middengebied. Daar ontwikkelen mensen hun visie op wat ‘goed leven’ is en dragen ze die uit.

Tonkens schetst een kader om de moraliseringspraktijk en de aan­

pakken die daarin gehanteerd wor­

den, in kaart te brengen. Zij onder­

scheidt ‘hiërarchisch’ en ‘democra­

tisch’ of ‘dialogisch’ moraliseren:

een hiërarchische moraal wordt van bovenaf opgelegd en een democratische moraal is het resul­

taat van een via dialoog ontwikkel­

de visie op het goede leven.

Daarnaast kan moraliseren via het woord (regels, overtuiging of pre­

ken) plaatsvinden of via praktijken.

De eerste vorm noemt Tonkens

‘ideologisch’ moraliseren, de twee­

de ‘institutioneel’ moraliseren.

De redactie heeft vervolgens ver­

schillende auteurs bereid gevonden om te reflecteren op hun praktijk van moraliseren en die te analyse­

ren aan de hand van de getypeer­

de aanpakken. Dit levert een boei­

ende reeks op van beschrijvingen van praktijken in de zorg, het onderwijs, het welzijnswerk, de stad, ondernemingen, het sociale­

zekerheidsstelsel. ook aan de invloed van cultuur en religie wordt enige aandacht besteed.

Interessant is de bijdrage van Jeanne Pols, die aan de hand van een voorbeeld uit de psychiatrie laat zien dat de dichotomie auto­

nomie en dwang niet productief is om te beschrijven hoe werkers cli­

enten begeleiden. In navolging van de filosoof Annemarie mol pleit zij ervoor het begrip ‘kalibreren’ te gebruiken. Het gaat er volgens haar om telkens de context als uit­

gangspunt te nemen, telkens de vraag te stellen wat hier (op dit moment, met deze persoon) goed is om te doen. Vanwege de aan­

dacht voor de context zijn er geen algemene regels voor kalibreren op te stellen. De enige algemene regel is het creëren van een goede relatie als startvoorwaarde.

Verhelderend is de bijdrage van René Diekstra over etiquette op straat. Zijn relaas over de Kore­

naarsdwarsstraat in Rotterdam­

West laat zien hoe de bewoners van die straat op dialogische wijze tot gedragsregels komen om hun samenleven te verbeteren. De gedragsregels worden fysiek ondersteund door de verstrekking van lichte, plastic ballen in plaats van harde, leren en de plaatsing van een klok in de straat (de avondrust gaat volgens de afge­

sproken regels in om negen uur door de week en om tien uur in het weekend). De afspraken wer­

ken (met periodieke evaluatie) wonderwel en lijken een school­

voorbeeld van dialogisch moralise­

ren. Dit in tegenstelling tot de Rotterdam­code, die omgangsre­

gels bevat, die op centraal niveau door ambtenaren zijn bedacht: een hiërarchische moraliseringsdraak,

BOEKEN

4 5

S O C I A L E   I N T E R V E N T I E   -   2 0 0 7   -   j A A R g A N g    6 ,   N u m m E R   2

(2)

die van het toneel verdwenen is vanwege gebrek aan draagvlak onder de bevolking.

In het slothoofdstuk concluderen Boutellier en Tonkens dat er een rijkdom aan benaderingen en prak­

tijken bestaat. Daartegen steekt het publieke debat, waarin vooral de extremen benadrukt worden, schril af. De oorzaak hiervan is vol­

gens de schrijvers dat het verfijnde hedendaagse moraliseren maar weinig op verhaal is gebracht.

Dialogisch moraliseren buiten kijf de voorkeur boven hiërarchisch moraliseren, maar het ontbreekt de professional aan instrumenten en ondersteuning hiervoor. De enige onbetwiste voorwaarde voor deze vorm van moraliseren is een inten­

sieve en langdurige relatie tussen professional en burgers. Boutellier en Tonkens sluiten af met de pro­

fessional te wijzen op ‘de imma­

nente moraliteit van praktijken’, zoals die door macIntyre in zijn boek After virtue (1981) wordt besproken. Deze moraliteit zou een brug kunnen vormen tussen de professional en zijn/haar praktijk aan de ene kant en het maatschap­

pelijke niveau aan de ander kant.

Verwondering en reflectie hebben we inmiddels genoeg gehad: veel­

belovende nieuwe terminologie, mooie voorbeelden en broodnodi­

ge waardering voor alledaagse professionele praktijken, weg van generaliserende en clichématige discussies over extremen als het Utrechtse billboard en de reactie van de christenUnie hierop. Het

‘handboek’ zet terecht het ‘hand­

werk’ van de professional in het zonnetje. De conclusie dat daar

maar weinig over geschreven is sinds mcIntyre in 1981, zal de lezer van Sociale Interventie echter niet delen. De praktijken waar het over gaat, zijn immers sociale interven­

tiepraktijken. Dit tijdschrift beschreef toch al veel eerder het belang van integratieve, generieke en wetenschappelijke aandacht voor dit soort praktijken? Het belang van de relatie is toch al gemeengoed sinds Kamphuis en anderen Helpen als ambacht in 1951 schreven? De cruciale vraag is eerder of de immanente morali­

teit van professionele praktijken sterk genoeg is om stand te hou­

den tegen hedendaagse bedreigin­

gen als fragmentarisering, proto­

collisering, juridisering en rationali­

sering. Het handboek zwijgt over het krachtenveld waarbinnen de professionals hun bijdrage leveren aan het goede leven. Wat als een interessante bijdrage aan een actu­

ele discussie begint, mist uiteinde­

lijk doel, omdat het niet ingebed is in de traditie en geschiedenis van praktijken, ervaringen en theorieën over het goede leven en de hel­

pende professional. Zou die profes­

sional misschien eerder een bill­

board en de daaropvolgende maatschappelijke discussie verdie­

nen?

Josje van der Linden 4 6

BOEKEN

S O C I A L E   I N T E R V E N T I E   -   2 0 0 7   -   j A A R g A N g    6 ,   N u m m E R   2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

W ie in de huidige wereld zich bezighoudt met buitenlandse politiek, heeft niet te klagen over gebrek aan stof, maar loopt integendeel voortdurend het gevaar in de

tische ideeën onderschrijft een heel andere houding zal aannemen ten opzichte van de sociale weten- schappen, waar - althans volgens historici - het po- sitivistische denken

Nadat die Ieser direkte verwysings na die gevestigde werklikheidsmodel verwerk het deur dit te interpreteer en in verband te bring met die res van die gedig, word

Zij heeft niet alleen de brede blik van een generalist, maar ziet ook de samenhang tussen problemen en heeft bovendien oog voor zijn gezondheid.. Waarschijnlijk werken in

“Ik moet naar school op niveau 1-2 want dan krijg ik studiefinanciering, maar ik weet niet wat ik wil, ik wil eigenlijk ook niet meer naar school, maar je moet me inschrijven.”

This last issue can be solved by implementing RZ switching in each sDAC cell (Clara, Klatzer, Gruber, Marak, Seger, & Pribyl, 2008) which makes sure that only

Hiervoor heeft zij geen (hoge) opleiding genoten te hebben en vooral in opdracht en reactief handelen. Het contact dat de diender met de politie heeft wordt zo minimaal

K ostprijsberekening in de landbouw is in vele landen geen aanvaarde zaak. In de eerste plaats het vrij losse verband tussen kosten in physische zin en