• No results found

ENIGE FUNDAMENTELE VRAAGSTUKKEN VAN DE KOSTPRIJSBEREKENING IN DE LANDBOUW IN VOGELVLUCHT

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ENIGE FUNDAMENTELE VRAAGSTUKKEN VAN DE KOSTPRIJSBEREKENING IN DE LANDBOUW IN VOGELVLUCHT"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

E N IG E F U N D A M E N T E L E V R A A G S T U K K E N V A N D E K O S T P R IJS B E R E K E N IN G IN D E L A N D B O U W IN

V O G E L V L U C H T door P rof. D r ]. H orring

K ostprijsberekening in de landbouw is in vele landen geen aanvaarde zaak. V elen zijn van opvatting, d a t zowel theoretisch als practisch niet tot een bevredigende oplossing kan w orden gekomen, voornam elijk op grond van de volgende vijf fundam entele moeilijkheden, die vooral in de lan d ­ bouw n a a r voren komen. In de eerste plaats het vrij losse verband tussen kosten in physische zin en opbrengsten in natura. In de tw eede plaats de w aardering van de in het bedrijf geproduceerde productiem iddelen als hoofd- of bijproduct, w aarvan niet of slechts incidenteel m arktprijzen bestaan. T e n derde de in hoge m ate verbondenheid van de voortbrenging van de verschillende producten. T e n vierde het bijzondere karakter van de grond als kostenfactor. E n tenslotte in de vijfde plaats de afhankelijk­ heid van de kostprijzen van de intensiteitsgraad van de productie, die be­ ïnvloed w ordt door de prijzen der producten. D eze vijf vraagstukken vor­ men inderdaad de fundam entele vraagstukken bij de kostprijsberekening in de landbouw . W ij zullen deze in het kort bespreken, w aarbij het in het kad er van dit artikel niet mogelijk is in discussie te treden m et diverse schrijvers, die de m oeilijkheden onoverkom elijk achten. H et volgende is in de eerste plaats afgestem d op kostprijsberekeningen voor de prijspoli­ tiek in de landbouw , hoew el een belangrijk deel ervan ook geldt voor calculaties ten behoeve van de bedrijfsvoering 1).

I. H e t verband tussen kosten en opbrengsten in natura

H e t verband tussen kosten en opbrengsten is ook in de industrie niet geheel vast van karakter. D oor uitschakeling van de verspilling en de invloed van incidentele oorzaken kom t men to t standaardhoeveelheden kosten. H e t verband tussen kosten en opbrengsten varieert in de lan d ­ bouw van productieproces tot productieproces op hetzelfde bedrijf even­ wel tussen veel w ijdere grenzen dan in de industrie. D it h an g t sam en met de grote invloed op de productie van de niet-beheersbare variabele factoren, als w eersom standigheden, planten- en veeziekten. D e variatie ligt voor de verschillende producten niet gelijk en voor dezelfde producten in verschillende streken ook nog vaak anders. Z o varieert het verband tussen benodigde arbeid, veevoeder en varkensvlees binnen veel engere grenzen dan tussen benodigde arbeid, m eststoffen en de oogst van a a rd ­ appelen in natura. E n deze variatie is voor aardappelen op droge grond w eer groter dan op vochthoudende grond.

H e t behoeft geen betoog, d at kostprijsberekening op grond van in een bepaald jaar geconstateerde input-output relatie geen enkele betekenis heeft. T och vindt dit nog in verschillende landen plaats. V erw erping hier­ van kan evenwel nog niet verw erping van de kostprijsberekening rech t­ vaardigen.

N a arm ate het verband tussen „in p u t” en „o u tp u t” varieert tussen wij­ dere grenzen verliest de kostprijsberekening aan betekenis. D it geldt even­ wel niet alleen voor de kostprijsberekening, m aar in gelijke m ate voor alle calculaties; ook voor die van de m arginale hoeveelheden product. D it

(2)

w o rd t nl. nog wel eens v erg eten door schrijvers, die op basis h ierv a n de kostprijsberekening van geen betekenis achten, m aar wel m arginale cal­ culaties bepleiten. D e variatie in de verhouding van kosten en opbrengsten is ondertussen voor de algem ene prijspolitiek van m inder betekenis, d aa r deze m eer m oet w o rd en afgestem d op het „norm ale” geval, d an vo o r de bedrijfsvoering. N a a rm a te het elem ent kansspel g ro ter w ordt, neem t de calculatie op grond v an het „norm ale” verband in betekenis sterk af.

D e kostprijsberekening is op de toekom st gericht. Zij zal dus m oeten uitgaan van de input-output relatie, die als de m eest w aarschijnlijke of de „norm ale” kan w orden beschouw d.

H et is evenwel duidelijk, d a t de bepaling van d it norm ale verband van kosten en opbrengsten bij een dergelijke stan d van zaken veel aan d ach t en analyse vraagt.

V oor deze norm alisatie is het onontbeerlijk, dat in de boekhoudingen zoveel mogelijk in m aat, gew icht en tijd het gebruik van de productie­ m iddelen w o rd t geregistreerd en eveneens de hoeveelheden verkregen producten w orden vastgelegd. H oew el de boekhoudingen een belangrijke bron van de benodigde gegevens vorm en, m oeten ook dikwijls andere bronnen w orden gebruikt. H e t meer technisch gerichte landbouw kundig onderzoek, zoals d at op proefvelden en bij onderzoek van voeding van het vee geschiedt, kunnen hier belangrijke bijdragen leveren.

D e berekeningen w orden uitgevoerd binnen het k ader van een type-be- drijf. E en type-bedrijf is zodanig opgezet, d a t het in een bepaald la n d ­ bouw gebied het gem iddelde van de bedrijven typeert, t.a.v. grootte, g rond­ soort, verkaveling, productieplan, trekkrachtvoorziening, arbeidsm ethoden, e.d. D e bedrijfsvoering dient overeen te komen m et het gem iddelde peil van vakkundig geleide bedrijven in het desbetreffende gebied.

E r zij duidelijk op gew ezen, d a t het type-bedrijf geen b estaan d bedrijf is, m aar niettem in grote overeenkom st vertoont met de bestaan d e bedrij­ ven, w elke het typeert.

D a t het bedrijf in opzet denkbeeldig is, betekent niet d at het een theore­ tisch of onwerkelijk bedrijf is; er zijn concrete bedrijven m et ongeveer een dergelijke opzet aanw ezig.

Bij de opzet van een type-bedrijf kan men van tw ee verschillende stan d ­ punten uitgaan. Enerzijds kan men een type-bedrijf voor w a t b etreft grondsoort, verkaveling, bouw plan enz. afstem m en op het statistisch ge­ m iddelde van een bepaald landbouw gebied, anderzijds k an men streven n a a r een zo nauw mogelijke aansluiting bij h et overheersende bedrijfs- ty p e in het belangrijkste deel van het gebied.

D e eerste m ethode heeft het bezw aar, d at de verscheidenheid in g ro n d ­ soort, verkaveling, arbeidsm ethoden, trekkrachtvoorziening enz. zo groot is, d a t de com binatie van gem iddelde w aarde, w elke bij deze m ethoden een type-bedrijf karakteriseren, in w erkelijkheid niet voorkom t bij be­ staan d e bedrijven.

D e tw eede m ethode is er juist op gericht, een type-bedrijf zo nauw mogelijk bij bestaan d e bedrijven te laten aansluiten. Hierbij w o rd t een type-bedrijf zodanig om schreven en gelocaliseerd, d a t m en in de betrok­ ken streek bedrijven zal kunnen aanw ijzen, w elke vrijwel m et het type- bedrijf overeenstem m en.

A anvankelijk w erd door ons d e eerste m ethode gevolgd, terw ijl wij nu de richting van de tw eede, meer realistische wijze van w erken inslaan.

(3)

H e t spreekt bijna vanzelf, d at over dit punt nog veel m isverstand be­ staat. W a a rd e rin g op grond van in het verleden betaalde prijzen is nog schering en inslag. H ierover behoef ik in dit blad echter niet te schrijven. Evenw el ook als men een m odern stan d p u n t ten aanzien van de w a a r­ dering inneem t, is er nog sp rake v an een v ra a g stu k met eigenaardige moeilijkheden. H e t resu ltaat in n atu ra van de voortbrenging in de lan d ­ bouw w ordt bepaald door medew erking van een aantal factoren, die niet alle of niet altijd een k ostenkarakter hebben. M en denke bijv. aan licht en w arm te, die de zon om niet schenkt. In de tuinbouw w o rd t bij verw arm de kassen de w arm tetoevoer wel een kostenfactor. H etzelfde geldt voor de neerslag m aar irrigatie en kunstm atige beregening m aken de toevoer van w a te r wel tot een kostenelem ent.

H e t graan stro w ordt als bedekkingsm ateriaal tegen vorst voor bijv. aardappelen en als voer en strooisel voor het vee gebruikt, terw ijl het in ons land w aardevol is als grondstof voor de fabricage van strocarton. In andere landen als bijv. E ngeland, w a ar het stro als grondstof voor de industrie weinig w o rd t gebruikt, is veelal zoveel stro op de bedrijven aanw ezig, d at een gedeelte w ordt verbrand. In een dergelijke situatie van geen schaarste vorm t stro geen kostenelem ent. T och zullen andere bedrij­ ven, die over niet voldoende stro beschikken een zekere prijs m oeten b eta­ len in verband met de transportkosten. A lle m iddelen, die voor de produc­ tie w orden gebruikt, hebben dus wel potentieel een kostenkarakter, m aar of ze w erkelijk kosten vormen, h angt ervan af, of bij het gebruik van deze m iddelen in concreto nu t w o rd t opgeofferd. H e t gebruik v an het begrip van de opportunity-costs, d at als het meest fundam entele kostenbegrip kan w orden aangeduid, is dan ook onm isbaar in de landbouw . D e v er­ vangingsw aarde, die in de industrie algem een gebruikelijk is, is volgens onze mening de juiste toepassing van dit meer fundam entele begrip voor het d a a r meest voorkom ende geval.

V o o r zover de productiem iddelen op de boerderij m oeten w orden a a n ­ gekocht, is de w aardering tegen de aankoopprijs of de vervangingsw aarde aangew ezen, bijv. kunstm eststoffen, veevoer, machines- W o rd e n de p ro ­ ductiem iddelen op eigen bedrijf voortgebracht, dan zal verkoopprijs af- boerderij de juiste m aatstaf vorm en, bijv. melk voor kalveropfok, voer- aardappelen, stro. T u ssen aankoopprijs en verkoopprijs van hetzelfde goed kan in v erb an d met tran sp o rtk o sten en handelsm arges een a a n ­ merkelijk verschil liggen.

D e grootste moeilijkheden voor de w aardering doen zich evenw el voor bij die productiem iddelen, die uit eigen bedrijf stam m en, m aar w aarin niet of slechts incidenteel handel b estaat en zich dus geen betrouw bare m arktprijs vorm t. K w antitatief kan dit vrij belangrijk zijn. T w e e gevallen kunnen hierbij w orden onderscheiden. H e t eerste geval b etreft de w a a r­ dering van zelfstandig voortgebrachte productiem iddelen bijv. voeder­ bieten voor de veehouderij. D e juiste w aard erin g sm aatstaf hiervoor lijkt ons de genorm aliseerde kostprijs ■— w aarbij dus eigenlijk de sam enstel­ lende com ponenten afzonderlijk w orden gew aardeerd —, terw ijl bij deze kostprijs de w inst moet w orden opgeteld, die men n a a r schatting verkre­ gen zou hebben bij verbouw van een gew as, d at ongeveer dezelfde plaats in de vruchtw isseling inneemt, bijv. aard appelen of suikerbieten, die wel een m arktprijs hebben. H et tw eede geval heeft betrekking op nevenpro­ ducten bijv. suikerbietenkoppen en -loof en stalm est. Bij de w aardering

(4)

hiervan zal men rechtstreeks het opportunity-costs beginsel m oeten toe­ passen. In een bedrijf, w a a r m eer suikerbietenkoppen en -loof kunnen w orden vervoederd aan de veestapel dan aanw ezig zijn, zal de w aard e van de besparing aa n an d e r soortgelijk veevoer kunnen w orden gecalcu­ leerd. In een bedrijf, w a a r zoveel suikerbietenkoppen en -loof aanw ezig zijn, d a t niet alles vervoederd kan w orden en gedeeltelijk to t onderploegen w o rd t overgegaan, zal de besparing aan andere m eststoffen als leidraad voor de w aardering m oeten dienen. Bij de w aardering van de stalm est zal een soortgelijke gedragslijn behoren te w orden gevolgd in verband met de besparing aa n kunstm est en groenbem esting.

3. D e verdeling der kosten

H e t derde fundam entele vraag stu k heeft betrekking op de verdeling van de kosten over de verschillende producten w elke in één bedrijf w o r­ den voortgebracht. D it v ra ag stu k ra a k t zowel het vraag stu k van de b e­ paling van d e norm ale input-output relatie als het vraag stu k v an de w a a r­ dering, m aar toch dit laatste vraag stu k het m eest

D e gezam enlijke voortbrenging van producten in één bedrijf vindt ten dele zijn oorzaak in biologische en landbouw kundige verschijnselen. M en denke aan tarw ekorrel en stro, aan melk en vlees. In deze gevallen is de input-output relatie in physische kw antiteiten niet afzonderlijk voor elk product te bepalen, m aar enkel en alleen voor de com binatie van beide producten. E en kostprijsberekening voor elk product afzonderlijk voor deze noodgedw ongen in com binatie voortgebrachte producten is d an ook onmogelijk m aar tegelijkertijd zinloos. U itera ard is het voor practische doeleinden mogelijk om uitgaande van een b epaalde prijs van het bij­ product ■—' in casu stro en vlees -—■ een „kostprijs” te berekenen voor tarw e en melk. D e betekenis hiervan is evenw el afhankelijk van de prij­ zen d er bijproducten. Slechts in het geval in deze verbonden productie een aanm erkelijke variatiem ogelijkheid b estaat ten aanzien van de v er­ houding d er kw antiteiten, is theoretisch een oplossing mogelijk en zinvol, m aar practisch toch nog steeds moeilijk uitvoerbaar.

Ligt de oorzaak van de gezam enlijke producties evenw el in het econo­ m ische vlak, nl. een b etere b enutting v a n arb eid sk rach ten , p ro d u ctie­ m iddelen e n - g ro n d (vruchtw isseling), dan zijn de physische input-output relaties wel te bepalen en ligt het probleem geheel in de sfeer van de w aardering d er gebruikte hoeveelheden productiem iddelen. Hierbij zal het principe van de opportunity-costs de juiste oplossing kunnen brengen. O ver de w aardering van de in eigen bedrijf voortgebrachte producten, w elke w eer dienst doen als productiem iddel in andere bedrijfsonderdelen, is reeds gesproken. M oeilijkheden van principiële a a rd doen zich hierbij niet voor. P ractische m oeilijkheden zijn er w el nl. de bepaling van de ge­ bruikte hoeveelheden en kw aliteit van de producten.

D e verdeling van de kosten van menselijke arbeid en tractie kent wel enige moeilijkheden nl. in verband met de toppen en dalen in het gebruik. D eze moeilijkheden kunnen w orden opgelost door de w aardering van arbeid en bijv. p aard e-u ren te variëren n aa r het jaargetijde.

4. H e t bijzondere karakter van de kosten van de grond

(5)

ook van de prijzen van de landbouw producten. In de kostprijsberekening kan men eventueel van de gegeven toestand uitgaan; bij de hantering van deze berekeningen voor de prijspolitiek evenw el niet. M en zou zonder twijfel in een prijzenspiraal verzeild raken. Indien immers ten gevolge van een gunstige rentabiliteit de koopprijzen van de grond en de pacht stijgen, zou dit in hogere kostprijzen van d e producten resulteren en op zijn beurt w eer to t bepaling van hogere prijzen der producten. H ierdoor zou de re n ­ tabiliteit opnieuw stijgen en de grondprijs en pachtprijs w eer een impuls krijgen om in de hoogte te gaan.

D e oplossing kan m.i. w orden gevonden door de kosten van de grond te splitsen in tw ee groepen nl. in enerzijds uitgaven w elke noodzakelijk zijn om de grond en de gebouw en in stan d te houden en anderzijds het inko­ m ensbestanddeel, de n etto-rent, w elke de grond ontvangt.

O n d e r de noodzakelijke uitgaven voor de instandhouding van grond en doelm atige gebouw en vallen m.i.:

a. de. kosten van verzekering, onderhoud en reparaties aan gebouw en en eventueel andere niet-eeuw igdurende kunstw erken,

b. afschrijving van deze niet-eeuw igdurende kapitaalgoederen op basis van d e vervangingsw aarde,

c. re n te van deze niet-eeuw igdurende kapitaalgoederen om de voor­ w a ard en voor herinvestering te vervullen,

d. retributies aan publiekrechtelijke organen voor instandhouding van ontw atering of bew atering en w egen,

e. belastingen op de grond en gebouw en, w elke onafhankelijk zijn van veranderingen in de rentabiliteit van het bedrijf.

M et deze kosten b eh o o rt m.i. bij de prijzenpolitiek ten volle rekening te w orden gehouden.

M et de n e tto -re n t ■—- het inkom ensbestanddeel v an de o p b ren g st v an de grond -— ligt de zaak an ders. E en b epaalde n e tto -re n t k an w orden geaccepteerd, nl. tenm inste de differentiële rent, w elke de b etere g ro n ­ den hebben als de re n t op de groep m arginale bedrijven o ngeveer nihil is. In N e d e rla n d ontw ikkelt de politiek v an m inim um prijzen in deze richting. M en k an zelfs iets v e rd e r g aan en ook op deze m arginale b e­ drijven nog een zekere n e tto -re n t to estaa n vo o r de prijzenpolitiek. D e beslissing v an w elke basis m en wil uitg aan , is in zekere m ate arb itra ir. W a a r het op aankom t is evenw el, d at een stijging v an landprijzen en pachten, vo o r zover die v o o rtv lo eit uit een stijging v an de n etto -ren t, niet als een prijzenverhogende factor in de kostprijscalculatie v oor de prijsbepaling w o rd t a a n v a a rd . H e t g ev a ar vo o r de spiraalbew eging in de prijzenpolitiek uit dezen hoofde is d an bezw oren.

5. D e invloed van de graad van intensiteit

(6)

prijs-politiek nuttig te w eten hoe deze in p u t-o u tp u t relaties liggen bij verschil­ lende intensiteitsg rad en . H oew el h et onderzoek in H olland zich wel in deze richting bezighoudt, bijv. in v erb an d met stikstofbem esting op g ra s­ lan d en k ra ch tv o ed erv erb ru ik ten opzichte v a n de m elkgift, v a lt op dit terrein nog veel te doen. N a u w e sam enw erking m et het zuiver technische landbouw kundige onderzoek is h iervoor een d rin g en d vereiste. Eigenlijk is het econom isch onderzoek o v erw eg en d een v a n u it bepaalde gezichts­ punten gericht technisch-landbouw kundig onderzoek.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deel 1: Gegevens over de kandidaat-stagemeester 1.1 Persoonlijke gegevens: Naam       Voornaam       Telefoonnummer       Gsm-nummer      

Akkurate diagnose van ATHV word dikwels gekompliseer deurdat: 1) baie probleme wat met ATHV geassosieer word, ook eienskappe van ander gedragsversteurings van die kinderjare

Ons team is een multidisciplinair, mobiel team dat advies en begeleiding verstrekt aan de palliatieve patiënt, zijn familie en aan de hulpverleners van het ziekenhuis en dit op elke

I n het federale meerjarenplan voor patiëntveiligheid hebben vier criteria betrekking op medicatiereconciliatie en transmurale zorg. Het ontbreekt de ziekenhuizen echter vaak aan

Da oijfara voor ijsar aa aluminium sijn voldoende laag.. Da aoutgehalten aijn overal

Hendriks Deelrapport 33: Analyse achtergrondconcentraties voor stikstof en fosfor op basis van water- en nutriëntenbalansen voor deelgebied Wieringermeer Oost

van 100 cm en hebben een hoogte van 5 cm. De monsters worden doorgaans verticaal genomen met behulp van een boor waar de monsterring is ingesloten. Nadat de grond tot de gewenste

Theo: “Ik richt me op het thema Dataficatie in Agrofood en Leefomgeving, en daarbinnen op drie onderwerpen: het Open Data Lab Agro- food, Big data in nieuwe afzetketens (Korte