SEPTEMBER/OKTOBER 2OO5 No. -5
le Predikatie over Zondag 7, uraag 21, van de Heidelbergse Catechismus, gehouden door Ds. J.P. Paauwe op 26 mei L940 te 's-Gravenhage*
Wij
spreken,mijn
zeer geachte toehoorders, over vraag2l
van onze catechismus:"Wat is een waar
geloof "
Op deze vraag
blijven
de opstellers van de catechismus het antwoord vooral niet schuldig.De
catechismusis
een zeerbelangrijk
boekje. Reeds een predikantuit
de 17e eeuw, Jodocus van Lodenstein, heeft gezegd:"Als
we de catechismus niet al had- den, we zouden hem niet meer kunnen maksn".Zo
was toen reeds de ware leer weg.Dat is begonnen na de jaren 1618-1619, toen op de synode van Dordrecht de gerefor- meerde godsdienst
in
zekerezin
gestabiliseerd werd door het aannemen van de drie Formulieren van Enigheid als belijdenisschriften. Men is daarna gaan rusten.Hier
geldt alleen wat Godin Zijn
Woord en deHeilige
Geestin
ons hart getuigt, en zo wensik
te prediken, enik
hoop dat God hetmij
eeuwigonmogelijk
gemaakt heeft om het anders te doen. En dan hoopik
datik
moge spreken totuw
stichting, tot opbouw. En als het geloof er niet is, datgij
danzult
horen enuzelf
metuw
waange-loof
zult laten neerwerpen. En dat zou uw behoudenis wezen, want"Wie in 't
stof lag neergebogen,wordt
door Hem weeropgericht"
(Ps. 146:6 ber.)."God; Die
helptin
nood" (Ps.99:2ber.),
is de bijstand van al wat niet verder kan. Wanneer u nu als een gewonde aan de wegblijft
liggen, als de gewonde in de bekende gelijkenis, dankomt
er Eén enHij
neemt u op, enHij
doet alles aan u, enHij
geeft u de toezegging datHij
voor alles zal zorgen. En dat hebbenwij
nodig:"Ik
sta in voor alles". Alleen dan kun- nenwij
loslaten. Zonder losgelaten te hebben geenvrijheid!
Een mens die nietvrij
is.is ook niet gelukkig. Maar eerst dan is men
vrij
als men losgelaten heeft, niets meerbezit,
geenstoffelijk
en geen geestelijk goed.Wie
iets heeft,is
straatarm.Wie
niets heeft, is schatrijk. Verstaat u dat?"In
God is almijn heil, mijn
eer" (Ps. 62:5 ber.)-
dat is de belijdenis en het getuigenis van de
Kerk
van Jezus Christus.Ik
dacht vanmiddag: watwij
doorleefd hebben, is onnoemelijk zwaar geweest,**en dan nog voor de een veel zwaarder dan voor de ander, maar onder de dingen die
wij
erdoor geleerd kunnen hebben- ik
weet niet ofgij
geleerd hebt-
behoort ook dit:*
Het is niet bekend wat er gelezen en gezongen is.*x Gedoeld wordt op de oorlogsdagen van mei 1940
38-s
loslaten. En als het alleen dat was, dan zouden
wij
alle reden hebben om met de pro- feet Jeremia te zeggen, niet alleen:"Het zijn
de goedertierenheden des HEEREN, datwij niet vernield zijn",
maarook: "dat Zljn
barmhartigheden geen einde hebben"(Klaagl. 3:22).Het
is zo schoon om wat geleerd te hebben.Ik
weet niet of u het zich nog herinnert, maarik
heb u dezer dagen erop gewezen dat erin
Jesaja 26 staat: "WanneerUw
gerichten op de aarde zijn, zo leren deinwo-
ners der wereld gerechtigheid" (vs. 9). Dat u het meer of minder goed hebt, is niet van het hoogste belang, ook nietof
u gezondzijt,
ook niet dat u nogallerlei
hebt van de aangenaamheden des levens, maardit
dat God in uw leven getreden is, en tot u, enin
u, gezegd heeïÍ'."Zie,
hier benIk"
(o.a. Jes. 65:1). Dat is het. Dan is ons leven opge- nomeninZijn
leven, enik
hoop dat u weet wat dat betekent. God komtin
en tot ons, en zegt:"Zie,hierben Ik. Ik
ben gekomen, niet om U te veroordelen,gelijk gij
denkt, maarom u te
behouden" (Joh.3:17). Dat is
onze levendmaking,of wilt u,
onze wedergeboorte. (Ja, nu komik
nog niet aanmijn
onderwerp. Maar vindt u het erg datik
de bespreking ervan nog even uitstel?) Want als God tot en in de mens gekomen is, dan komtzo'n
mens tot God.Nooit
kwamhij
tot God, nooit. Dat weten alle mensen diewaarlijk
gezocht heb- ben,die zich niet
hebben kunnen behelpenmet
begrippen, maar gezocht hebben.Want wat is de ervaring van deze mensen?
Zijhebben
de hand uitgestoken enzij
hcb- ben gegrepen, gezucht en gebeden, geweend en geklaagd. Enzij
grepenaltijd
mis. Dc oorzaak? De oorzaakis
datzij
naar Godniet
grepen, wantzij
kendenGod nict. Zij
hadden wel eens van Hem gelezen. Door het kennelijke Gods
(Rom.
I :l9)
haddcn z.ij enige indrukken van Hem. Door de algemene werking van de Heilige Gccst vcrston- denzij
misschien iets van het Evangelie, maar GodZelf
kende de ziel niet.Zij
rnrrcs-ten dus wel misgrijpen, en hebben ook
misgegrepen.Zlj
kregen nooit houvast, cnzij
hadden niet de ervaring van de dichter van de 40e Psalm dathij
opgetrokkcn wcrduit
modderigslijk,
en hem eennieuw lied in
de mond werd gegeven(vs. 3-4).
En dat weten alle mensen die ernstig gezocht hebben op hunwijze.
Maar als God nu
in
Jezus Christusin
het leven van de mens treedt, dan zockthij ook, of liever,
dan beginthij
te zoeken. En aandit
zoeken is dcbeloflc
vcrbonden:Vy'ie zoekt, die
vindt;
wieklopt,
dien zal opengedaan worden;wic
bidt, die ontvangt"(Matth. 7:8).
Dus, wanneerik (of
een andere predikant)u
bezoek, engij
hebt hetmoeilijk,
enik
zoek u te troosten, en zeg onder meer tot u: Bid, want er staat geschre- ven:"wie
bidt, die ontvangt", dan bedriegik
u. Want dat is niet het bidden waarop u ontvangt. Daar ontvangt u niets op. Bidden begint wanneer Godin
Jezus Christusin uw
leven getredenis.
Wanneer ukunt,
onthouddit
toch.En vooral
tegen de jonge mensen zegik
datzij dit
toch moeten onthouden. Want straks horenzij
het niet meer.Dan wordt het nergens meer gepredikt.
En nu hebben
wij
gezegd dat als God in iemands leven getreden is.hij
dan tot God komt. En hoe komthij
dan tot Hem?Kunt
u datuit uw
eigen ervaring zeggen? Hoe3U6
komt
hij
dan tot Hem? (Nu moet u niet zeggen wat u vanmij
wel eens hebt gehoord.Doe dat toch niet. Spreek
mij
nooit na, want als u sterft, staik
nietbij
u, enik
kan u niet helpen.) Dan komthij
als een dode tot God, en het is van het allergrootste belang dat u weet hoe een mens voor het eerst komt tot God als een dode.Ligt dit
niet goed, verwerp danuw
komentot
Hem.U is nooit tot
Hem gekomen.U
vergist zich. Een menskomt
als een dode. Dat betekent: de mensis
doodin
geestelijk opzicht. Maar daar weet een mens niets van. Daarwerkt hij
tegenin.Dat wordt
bepleisterd. Daar moetvooral niet
over gesproken worden.De
mens heeft immers behoefte aan ver- troosting, vooralin
deze dagen. Maar God laat dat niet bedekt.Hij
ontdekt dat. Dat kanHij
alleen. En als het nu het Opperwezen behaagt hem te onderwijzen, dan laatHij
hemook
dewerkelijkheid
zien. En de naaktewerkelijkheid
is datwij
doodzijn
door de zonden en de misdaden. En wat is dat, dood tezijn
door de zonden en de mis- daden? Dat isdit,
datik
en u een schuld hebben die van de aardetot
de hemelreikt,
en geen penning om te betalen, en verder datwij
nooit iets anders deden dan zondigen, nooit iets anders gedaan hebben, en van onszelfook nooit iets anders doen zullen. Datis
's mensen doodstaat. En zo komthij,
in deze toestand, tot God in Christus.En als
hij
nu zo komt tot God in Christus, wat beleefthij
dan? Wat is dan zijn erva- ring?De
levendmaking, de wedergeboorte. Enwat
is nu het leven?Het
leven staat tegenover de dood, nietwaar? Het leven verslindt de dood."De
dood is verslondentot overwinning" (l Kor.
15:54). Enwat is
nudit
leven?Het is
de wegneming van de schuldin
de rechtvaardigmaking en het bestaat ookuit
de heiligmakingof
de weder- geboorte.Als
u nubehooÍ
tot deKerk
van Jezus Christus, dan hebt udit
doorleefd.En als u
dit
doorleefd hebt, dan weet u wat geloven is, en is uin
staat om een ant- woord te geven op de vraag:"Wat
is een oprecht geloof?" Niet dat dit nodig is. Het is volstrekt niet nodig, want erzijn
mensen diewaarlijk
recht hebben om te zeggen:"Ik
kan beter
lijden
om het geloof, dan disputeren over hetgeloof'.
Dat een ander daar nu meewegloopt om zichzelf
en anderen te bedriegen, dat moethij
weten. maarwij
moeten daarom die waarheden niet achterhouden.
Er
zijn mensen die het niet zo kun- nen zeggen als hun naasten. Erzijn
mensen die een uitvoerig verhaal van deze dingen kunnen doen, en ook die slechts kunnen zeggenl. "Eén ding weetik,
datik blind
was, en nuzie"
(Joh. 9:25). En als het laatsteuit
het hart komt, dan geen nood, want dat isjuist
wat u nooitbij
de huichelaar zult vinden.De huichelaar heeft
nooit
doorleefd watik
u nu ga zeggen: de stikdonkere nacht vanzijn
zielin
betrekking tot de zaligmakende kennis Gods. Er is op de wereld nooit een huichelaar geweest diedit
doorleefd had: een stikdonkere nachtvan zijn
zielin
betrekking tot de zaligmakende kennis Gods. Maar iemand dieuit
zijn hartzegt'."F;én ding weetik,
datik blind
was, en nuzie",
die heeft dat doorleefd, en dan is het waar.Want
dit:
"Eén ding weetik",
enzovoort, is een onbedrieglijk kenmerk van het zalig- makende werk van de Heilige Geest. En waar het is, daar is men bestemd om eeuwig te zingen van de goedertierenheden Gods.Ik
heb het nu niet over mensen die van hun3tt7
vroegste jeugd af genade hebben gehad, want op grond van de Schrift moeten we aan- nemen dat
er zulke
mensen kunnen gevonden worden.Dat
een ander daarmee nu weer wegloopt, en denkt: zo benik
er één,ik
heb van mijn jeugd af genade gehad, dat moethij
weten. Maarmij
moet het niet terughouden, om het te zeggen. En dat is aan- genaam, om het te kunnen zeggen, want daarmee eert men God.De
blindgeborene,wat komt die
manop voor God
en de werken Gods.En
de geleerdheidvanzijn tijd
stond tegenover hem. Maar wat deed deze geleerdheid? Z4 moest het veld ruimen. Want een mens die de dingenbij
ondervinding heeft, die is, wat het verdedigen van de Waarheid betreft, zo sterk als GodZelf
is, omdat er gezegd is dat men zich voor moet nemenin
de ure der verantwoording niet te overleggen wat men zeggeï zal, want dat men hetzelf
niet is die spreekt, maar de Geest des Vaders, Die geschonken is (Matth. 10: 18-20). Daarom zeg ik dat men zo sterk als God Zelf is, als de wortel der zaak maar in ons gevonden wordt, en dat is dan het waarachtig geloof.Al
benik
nog niet totmijn
onderwerp gekomen,ik
heb er toch al wat van gezegd, nietwaar? Het veld is zo uitgebreid, en het is alweer wat een dominee uit de l8e eeuw gezegd heeft:"Van
de week preekik
er zó over, en dan weer anders".In
het leven vindt men een oneindig aantal variaties.Wij
moeten ons danaltijd
afvragen ofwij
hetgeloof
hebben,want om
hetgeloof
gaat het.Als
men eenkerk
binnenkomt, en de mensen eens ondervraagt, danblijkt
dat men overal denkt dat men het geloof heeft.Maar in de kerken ontmoette
ik
nooit of hoogstzelden iemand die metmij
wilde spre- ken over het geloof. Het komt niet voor, want de geestelijke ellende is veel groter danik
het uooit in mijn
predikaties of ergens anders gezegd heb.Ik
heb u de grote gees-telijke
ellende van onsvolk
nog niet kunnen zeggen.Men
moet behoefte hebben om over het geloof te spreken, want dat is het kardinale punt."DeZoon
des mensen, alsHij komt,
zal H1jook geloof
vindenop
aarde?"(Luk.
18:8).Het
is de moeder der genaden. De andere genaden komen eruit voort, staan er nauw mee in verband.Wanneer men
waarlijk
gelooft-
dat is een zwaar werk. Want men moet alles aan God toevertrouwen. Een mens is onder de Wet geboren en vindt het veel veiliger zich aan deWet
toe te vertrouwen dan aan God.Ik
hebnooit
anders gelezenof
gehoord van dienstknechten des Heeren dandat
hetgeloof
een uiterst zwaarwerk is.
Men moet alles aan God toevertrouwen, enzelf
niets weten, maar dood op aarde liggen.Helemaal niets meer te zeggen hebben, geen eisen meer te stellen hebben, geen voor- waarden meer te hebben. tegenover
zijn
naaste zo te staan dat men zegt:htj
ismijn
weldoener enik zijn
schuldenaar, wiehij
ook moge wezen, al zou hetmijn
grootste vijandzijn,
dat is uiterst zwaat, en toch isdit
het geloof. Zo is toch het geloof. Daar- om moet men onderzoekenof
God ons dat zware werk gegeven heeft te doen, enof Hij
dat onderhoudt.Waar het is, daar heeft men de diepe overtuiging ontvangen dat men nooit iets gewe- ten had.
"Ik
ben onvernuftiger dan iemand" (Spr. 30:2), de wetenschap der heiligen heb ik niet gekend (Spr. 30:3), ik ben een groot beestbij
U(Ps.73:22),daÍzijn
allemaaluit-
.r tt tt
drukkingen, zinnen, getuigenissen,
die in uw
hart liggen alsu
gelooft.En
als u een wacngeloof hebt, danzijn
zij niet in uw hart. Datzijn
allemaal ongewone dingen voor de huichelaar:"Politiek,
christelijkepolitiek,
scholen bouwen, kerken herstellen; laat ons het hebben over de mens. Het geloof?Wij
zijn toch allemaal gelovigen!" Dát is het, dát vindt u! En dat is het waangeloof. Allen die onder deze invloed komen, worden door en door verleugend, hele groepen, hele kerken, door en door verleugend.Maar
ik
kan er nog andere dingen van zeggen. Waar het waarachtig geloof is, daar is de kalme rust, de vrede.Men
moet het ondervonden hebben, en anders weet men het niet. Maar als God tot de mens komt, danstilt Hij.
En dan wordt allesstil.
Want alsHij stilt, wie
zal dan beroeren? Dan wordt het water vlak, en dan hoort een mens.Hij
hoort de woorden Gods.Hij
wasaltijd
tedruk
met zichzelfof
metzijn
naasteof
met de wereld bezig geweest.
Hij
had nooit geluisterd."Kind",
zegtvader of moeder,"luister!"
En ouders weten hoemoeilijk
het is om eenkind tot
luisteren te brengen.Het heeft er geen
tijd
voor, en het weet het veel beter dan vader of moeder. Kinderen, zo zijnjullie
niet alleen.Zoben ik
ook geweest, en zozijn
alle mensen geweest die nu niet meerjong zijn.En
zo luisterde men niet.Als
men tot iets gedwongen werd, was menblij
als het gedaan was. En zo is hetin
het geestelijke ook. De mensgrijpt
naar deBijbel
en de confessie en de prediking, en zegt: "1a, ja, zo is het",of:
"Neen, zo is hetniet", of:
"Ja,ja,
uitnemend", maarhij luistert
niet en heeftnooit
geluisterd.Hij
kon het toch niet weten dat er in deBijbel
staat:"De
lofzangklimt uit
Sions zalen tot U, met stil ontzag" (Ps. 65:1 ber.). En als men gevraagdwordt: "Wat
is dat: "metstil
onIzag", men zou het niet weten. Enik
geef u de verzekering dat u het aan duizend kerkgangers kunt vragen en geen antwoord zou ontvangen.Men
zou het niet weten.Dat wordt gewerkt door God, en is door Hem gewerkt als
Hij
gekomen is. Dan is de zielstil,
enin
die stilte hoorthij
God spreken. Dat is geloof.En wat
Hij
dan zegter
toont, en watHij
te ervaÍen geeft, en watHij
doet voelen, tasten en smaken, dat kanik
op het ogenblik niet zeggen. Het zou indit
verband kun- nen worden gezegd, en het is van uitnemend groot belang om het Íe zegget, maar dat zou ons teuitvoerig
doenzijn.
Deze stilte nu is het geloof. Hebt u het zo begrepen?Dat is de kalmte en de rust en de blijdschap, en hoeveel zou hiervan nu op het moment niet gezegd kunnen worden! Nu valt
mij
in een woord, door de apostel Paulus gezegd:"Daarom, o koning Agrippa, ben
ik
dat hemels gezicht niet ongehoorzaam geweest"(Hand. 26:19). Wat is dat, dat hemels gezicht? Dat is God. Het hemels gezicht is God
drie-enig! En
nu zegt de apostel:"...ben ik
dat hemels gezichtniet
ongehoorzaam geweest", neenlDat
vindenwij ook inzijn
geschiedenis,want hij
heeft gevraagd:"Heere, wat
wilt Gij
datik
doen zal?"(Hand.9:6).
Dat is geloof, en wanneer u het geloofhebt, dan hebt u deze dingen, dan hebt u ken- nis van deze dingen. En als u ze niet verstaat, dan hebt u geen geloof. En als u toch denkt dat u gelooft,
ik
heb hetu
gezegd datuw
geloof waan is, waarmeeu
onherroepelijk omkomen zou.Al
deze dingen, en vele meer, naar ik hoop, zullen nog ter sprake komen389
wanneer
wij
over het antwoord gaan spreken aan de hand van het antwoord dat de cate- chismus geeft, wanneer we met u gaan handelen over het oprecht geloof.Ik
moet nu eindigen, enik
hoop dat alsik
de laatste predikatie gedaan zal hebben,ik
dan nog de overtuiging zal hebben:ik
heb nog niets gezegd,ik
zou nog moeten beginnen.Toehoorders, God geve dat het
in
ons hart moge liggen, zoals het door het Hoog- ste Wezenin
hethart gewerkt wordt van
iederdie uitverkoren is. En
danis
daar zoveel aan verbonden, en er vloeit zoveel uit voort, dat niemand dat ooit heeft kunnen zeggen. Enik
zal het ook niet kunnen, maardit vloeit
eruit
voort, dat men in eentijd
als waarinwij
nuzijn,
gerust is. Maar dan moet u erdit
aan toevoegen, datdit
metstrijd
gepaard gaat:in strijd
het deelachtig worden-
niet door strijd, maarin strijd -
en
in strijd
het behouden. Daarom heeft de Heere Jezus Christus gezegd:"Strijdt
omin
te gaan"(Luk.
13:24), enin
de Openbaringen: Houd watgij
hebt, opdat niemand uw kroon rove (Openb. 3:11). En dan denkik
wel eens, en laatmij
dan hier maar mee besluiten, wat het moet wezen wanneer tot de mens gezegd wordt:"Kom
in,gij
geze- gendeMijns
Vaders; beërf hetKoninkrijk
hetwelk u bereidis
van de grondlegging derwereld" (Matth.
25:34).Mij
dunkt,zo'n
mens doetwel
een stap terug, en zegt:"ZegtGlj
dat totmij,
Heere? Zegt gij dat totmij?"
En danzalhij
zich toch laten over- winnen, en ingaan om eeuwig te zingen, om eeuwiggelukkig te
zijn, om eeuwig te juichen, zoals nooit op aarde:"God,
watzijt Gij
groot, watzijtGij heerlijk!"
Amen.
Gebed:
Het
wordt niet
verworven, maar hetwordt
ontvangen.In
HemDie
hetverwierf, biedt Gij
het ons aan.En
hoe groot hetook is,
hetligt
aan onze voeten.Het wordt
gevondenin
onze hand,in
onzeonmiddellijke
nabijheid. Geef er ons een oog voor.En doe ons ons hart ervoor openen. En geef het ons aan te nemen uit Uw milde Vader- hand, want deze is het die erop
wijst,
en die het aanbiedt, en het ons voorhoudt. Eénding is hier
te leren: datwij
het nodig hebben, en datwij
het kunnen stellen boven andere dingen, en de overtuiging hebben datwij
zonderdit
voor eeuwig verlorenzijn.
De overtuiging van zonde, de
oveÍuiging
van gerechtigheid, de overtuiging van oor- deel, het is alles van U. Schenk het uit genade,bij
de aanvang of ookbij
de voortgang.'
Amen.2e Predikatie over Zondag 7, vraag 21, van de Heidelbergse Catechismus, gehouden door Ds. J.P. Paauwe op 2 juni 1940 te 's-Gravenhage*
Gelezen: Jesaja 54.
Ik
hoop,mijn
zeer geachte toehoorders, datgij
weer metmij
mee zult prediken.Ik
ben toch alleen maar uw mond.
Ik
ben het niet alleen die predikt. Tenslottezijt gij
het, wanneergij namelijk
door een waarachtiggeloof
de Heere Jezus Christusingelijfd zijt. Ik
spreek nietmijn
woorden, maarik
spreekuw
woorden. Enuw
woordenzijn
uw woorden niet, maar de woorden Gods, datwil
zeggen, de woorden diegij
van God gehoord hebt en diegij
daarop geloofd hebt."Wat
is een oprechtgeloof " Hier
wordt onderzoek gedaan naar geloof. En dan wordtdit
geloof nader aangewezen door het woord"oprechf'.
Het is heelbegrijpelijk
dat onze catechismus deze vraag stelt, want eris
ons zoveel aan gelegen datwij
op deze vraaghet
antwoord hebben, en dat ons antwoord hetjuiste
antwoordis.
Het geloof heeftin
zichzelf geen waarde. De mens derhalvekrijgt
geen waardeof
wordt niet waardig door het geloof.Het
geloof is maar een instrument.Wordt hij
hierdoor een waardiger mens danhij
was? Neen! Waardig is er maar Eén: de Heere Jezus Chris- tus, God zoalshij
in de Heere Jezus Christus gekend wordt. En waarde, eeuwige waar- de heeft slechts wat door Hem gedaan en verworyen werd:Zijn
gerechtigheid,Zijn
Geest. Het geloof omhelst dit, en aangezien men door het geloof, wanneer het echt is, in God overgaat, wordt men waardig, nog eens, niet omdat men het geloof bezit, maar omdat men in God gevonden wordt. De waardigheid Gods is ons geschonken.
Ik
heb wel eens het volgende gehoord. Wanneer in antwoord op de vraag:"Wat
is een oprechtgeloof?",
gezegdwordt: "Een
oprechtgeloof is niet
alleen een zeker wetenof kennis",
enzovoort, danwordt hier niet
gedacht aanwat in
vraag en ant- woord 20wordt
genoemd. Daarwordt
gevraagdof
alle mensenzalig
zullen worden door Christus, en dan wordt daar geantwoord: "Neen, maar alleen degenen die Chris- tus door een oprecht geloofzijn ingelijfd,
en alzijn
weldaden aannemen". En nu hebik
wel eens horen zeggen dat hetgeenin
vraag en antwoord 20wordt
gevonden voor alle gelovigen geldt, maar dat watin
vraag en antwoord2l wordt
gezegd, slechtsin
enkele gelovigenwordt
aangetroffen. Waarom zou men zo wel eens gesproken heb- ben?Wel, ik
denk dat men terugschrok voor dedefinitie,
de bepaling van hetgeloof
diein
het2le
antwoord wordt gegeven. Men dacht: Wel, is dat nu geloof? Wie heefthet
dan?Want wie is in
staatom met zoveel
verzekerdheidte
sprekenals
daar geschiedt?Het
spreektvanzelf
dat menniet kon
ontkennen dat de mensdoor
het390
*
Het is niet bekend wat er gezongen is.39t
geloof zalig wordt. Want hierin is de Schrift te
duidelijk.
Maar dan moesr men in ant- woord op de2le
vraag ook hebben een bepaling van hetgeloof
zoals hetin
enkelen misschien gevonden wordt, maar niet zoals het in het algemeen wordt aangetroffen.Toehoorders,
ik
ben allerminst van deze gedachte.Ik
geloof dat niet. En eigenlijk is het ongerijmd om zoiets te denken. Er wordt gevraagd: "ZuJlen dan alle mensen zalig worden?"Antwoord: "Neen".
Vraag:"Wie
dan wel?"Antwoord: "Die
geloven". En dan zou ons leerboekje een beschrijving van het geloofgeven die niet op allen past? Dat is niet aan te nemen.Zo
onnozel zijn de opstellers van de catechismus niet geweest, al warenzij
ook nog zeer jong. Dus dat geloofik
niet. Maar hoe dan? Want als men iets ontkent, dan moetdit zijn
vanuit het positieve. Men kanwel
zeggen:"Ik
geloof dat niet", maar dat heeft geen betekenis als menzijn
gronden niet aangeeft.Als
men zegt:"Zo
ishet niet", dan moet men ook kunnen zeggen hoe het dan wel is.Welnu, hoe is het dan wel?
Hierover
gaanwij
nu met elkander nadenken. Want wanneer over deze dingen gehandeldwordt,
dan moetenwij
ervoor bewaardblijven
dat ons verstand ons paÍten zou spelen.Gij
weet wel dat erin
een van de versjes van Psalm 36 staat dat het verstand nalaat de ware grond van het weldoen op te merken.Als
het over de dingen van hetKoninkrijk
Gods gaat, dan moet er nooit met het ver- stand gewerkt worden. Waarmee dan wel? Met het geloof, want het geloof komt in de plaats van het verstand.Ik
heb uvroegerjaren wel
eens gezegd: wanneer een mens gelooft, dan heefthij
de gewaarwording dathij
niet meer metzijn
hersens denkt, maar met iets dat híérzit:
metzijn
hart. En datis
zo. Daaromschrijft
de apostel Paulus:"Met
het hartgelooft
men ter rechtvaardigheid"(Rom.
l0:l0).
En wanneer het van daaruit niet gezegd kan worden, dan kan het helemaal niet gezegd worden. Want een mens weet het toch niet.Dus, toehoorders, nu gaan we met elkander overleggen.
Ik
ga u daarbij voor, engij
controleert alles enluistert
metuw
hart. Wantdit
vraagstuk moet toch opgelost worden.Wij
moeten hier niet meeblijven
zitten. Het moet niet over het hoofd gezien worden. Men moet er zich vóór plaatsen, en dan eerlijk en moedig, in de zekerheid dat het op te lossen is, dat het opgelost is.Wanneer de mens door de genade en de Geest ontvangen heeft de kennis van God en
van
zichzelf,wat wordt hij
danin
datogenblik
gewaar? Plaatsu
nuvoor
deze vraag. Op deze vraag isdit mijn
antwoord: men wordt gewaar dat er een oog is om te zien enlicht
waarbij men ziet. Wanneer het anders is, dan verstaik
het niet; dan zou het beterzijn
dat umij
onderrichtte.Hij
wordt gewaar dat er een oog is waardoorhij
ziet en
licht
waarbijhij
ziet. Dat oog is in hem geplant, en hetlicht
valt op het Woord, op de openbaring, en dan isdit: "In Uw licht
zieik
hetlicht"
(Ps. 36:10).Dit
alles is een zo grote zekerheid dat er niet aan behoeft te wordengetwijfeld. Wat
men waar- neemt, staat paalvast.Men
kan bestreden en besprongen worden, dat is wat anders.Maar
dit
staat paalvast, enik
zal nooit een geloof erkennen wanneerdit
zó niet wordt gez.egd. Dus, toehoorders, daar is een genade in de mens, en er komtlicht
tot de mens.392
Ik
spreeknu
alleen over het kennen, overhet zien.Er komt ook
een krachttot
de mens, maar dat laatik
nu onbesproken.Dit licht is
hetlicht
van Gods Getuigenis, maar dan dit Getuigenis in de hand des Heiligen Geestes. De werking van de mensuit
de genade,
uit
de genade des geloofs, hangt nu veel af van de kracht waarmee hetlicht
van het Woord tot hem komt.Zoheeft
dus het geloof van het begin afzijn
wezen. Naarmate hetlicht
van Gods Getuigenis opgaat, werkt dit geloof. Is het licht sterker, dan is de kracht van hetgeloof groter. Is het licht zwak, dan ondervindt de
genade desgeloofs hiervan ook
deinvloed. Het is
hierom dat deSchrift
spreekt van zwakken en van sterken, dat het mogelijk is dat een mens vandaag sterk en morgen zwak is. en omgekeerd. En danligt
het voor de hand dat het geloof op den duur in kracht toeneemt, zoals
dit
ook met een mens het gevalis. Het
geborenkind
heeft alles.Wat
hetniet
heeft,krijgt
het nietmeer. Maar dit
kind
groeit, neemt toe. Ook de Heere Jezus heeft dit ondervonden.Hij
nam toe in wijsheid en in genade
bij
God en de mensen.Verstaat u het nu zo?
Ik
bedoelnatuurlijk
in uw hart. De toestemming met het ver- stand zoekik
niet. Waarom niet? Omdat u daar niets aan hebt. Verstaat u het nu zo in uw hart? Wanneer u het nu zo in uw hart verstaat, dan zult u kunnen begrijpen dat een mens genade kan bezitten, en misschienwel zijn
hele leven geweldig kan geschud worden in betrekking tot de vraag ofhij
wel genade bezit. Maar dat is heel wat anders dan devoorstelling die in
dezetijd
algemeenis. Want ook
de mensdie
geschud wordt, heeft alles, maar voor hem is het niet zoduidelijk,
ofin
het geheel niet duide-lijk, of
wanneer hetnÍ duidelijk
voor hem is, dan is het op een anderetijd
weer nietduidelijk
voor hem, maar als hetlicht
erop valt, dan kan een mens die het geloof in de geringste mate bezit,nooit
zien dathij
hetmist.
Dat kan niet, datis
buitengesloten.Wanneer men het
bezit,al
is het in de geringste mate, dan kan men nooit meer inzijn
gemis komen. Somtijds kan men denken:ik
zou wel opnieuwwillen
beginnen. Dat isnatuurlijk
eendwaling.
Goed, maar men kan het toch denken, en somtijds kan men zegger. tot het Opperwezen: "Heere, alsik mij
bedrogen heb, laat hetmij
toch zien".Maar dat gebed kan God nooit verhoren als het er
waarlijk
is. Een mens kan nooitin
het gemis komen, wanneerhij
zelfsin
de geringste mate het geloof bezit, want het geloof is alles.Wanneer u het zo
niet
verstaat, dan bedriegt u zich onherroepelijk. Dan is wat u meent te bezitten, het geloof niet. God laataltijdZijn
eigenlicht
vallen opZijn
werk.Dus
dit
moetvoor
onszo zrln.Zo
moet onze kennis. zo moet onze gewaarwording zijn. En of nu de gehele godsdienstige werelddit
tegenspreekt, dat heeft geen beteke- nis.U
hebt hetzo
waargenomen, en anders staatu
buiten de genade en hebtu
het geringstegeloof nog niet. Het
waangeloofkunt u
hebben, maarhet
waarachtige geloof hebt u niet. Een kind, nog eens, het houdt om te groeien toch niet even op een kind te zijn? Er wordt toch niet telkens een nieuwkind
geschapen, geformeerd? Maar datzelfdekind
groeit, en dat is de normaleloop
van de dingen. Wanneer het anders393
was, dan zou er geen geloof zijn. Want al wat leeft, is bestemd om te groeien, om toe te nemen.
"Die in
het huis desHEEREN
geplantzijn, dien
zal gegeven worden te groeienin
de voorhoven onzesGods"
(Ps. 92:14). Het kan dusniet zo zijn
dat een mens die leeft door het geloof, dezelfdeblijft. Hij
is wel dezelfde vanafzijn
begena- diging, maar watbij
hem gewerkt wordt, is groeien, een groeien in delof
des Heeren.Het neemt toe tot ere Gods en tot
heil
van hemzelf. Verstaatgij
het nu zo?Ik
hoop-
ik
heb althansmijn
best gedaan-
datik
het u eenvoudig en oprecht gezegd heb.Nu nog een ander punt.
In
het Oude Testament wordt over het geloof gesproken.Dat weet u ook wel. En dan
vindt
men daar ook woorden voor. Datzijn
Hebreeuwse woorden (het Oude Testament is in het Hebreeuws geschreven, en eenklein
stukjein
het Aramees).Wat
zegt ons nu het woord datin
het Oude Testament geloof heet? De betekenis van het woord datwij in
de Hebreeuwse taal voor geloof vinden, is: zeker- heid, vastheid.In
het Nieuwe Testamentwordt ook
over hetgeloof
gesproken (het Nieuwe Testamentis in
het Grieks geschreven). En hetwoord
dat daar voorgeloof gebruikt wordt,
betekent overreding(Grieks:
distis).Het komt
van een werkwoord dat overreden betekent.Gij
weet dat in Jeremia staat:"Gij
hebtmij
overreed en ik ben overreed geworden.Gij zijt mij
te sterk geweest en hebt overmocht"(Jer.20:7).Zie,
dat geeft ons goed aan wat het geloofeigenlijk
is.Dat is niet
hetgeloof
van de meeste mensen, dat weetu zo
goed alsik. Bij
de meeste mensen is het geloof maar een hopen, een menen. De meeste mensen hopen dat het goed is. De meeste mensen hebben niet de zekerheid.Zij
kennen deze gewaar- wording niet. Hun hart is hiervan vreemd gebleven. Misschien is het goed, misschien is het niet goed.Maar wanneer men nu de mensen vraagt hoe
zij
de dingen weten, dan zegt een gedeelte:"Ik
hebdit
en dat ondervonden". Ja, erkan
zoveel ondervondenzljn
dat niets met het zaligmakend geloof te maken heeft. En als men dan doorvraagt hoezij
weten datzij
het wel hebben, dan is er geen antwoord. Het is een zeldzaamheid als er een antwoord is. Dat gelooft u tochwel,
dat men veel ervaren kan zonder zekerheid te hebben? Dat is het waarachtig geloof niet, en men moet hier geducht rekening mee houden. Want, toehoorders, erzijn
zoveel toevalligheden. Dat woord"toevalligheid"
is geen
christelijk
woord, maarik
gebruik het om u te laten horen watik
bedoel. Nog eens, toeval is uitgesloten, maar niet alleenin
het leven van eenchristelijk
menszijn
deze dingen.Zij
worden gevonden in de levens van vele mensen die helemaal niet de christelijkereligie
omhelzen.Waar nu deze uitreddingen, ingevingen, oplossingen, gedachten
zijn -
men staatvoor een
moeilijkheid,
en menkrijgt
een raad en men doet volgens de ingeving, en het komt goeduit -
dan is men, wanneer men godsdienstig is, geneigd alles aan God toe te schrijven, en dat niet alleen, maar men komt ertoe het te houden voor iets dat met de zaligheid te maken heeft. Maar daartoe heeft men geen recht, want deze dingen komen in het leven van ongodsdienstige mensen evenzeer voor. Wanneer men het aan394
een
kritisch
mensveÍelde,
die niet godsdienstig is, enu
zei datdit
geloof is, dan zouhij
zeggen:"Maar
mens, dan zouik
ook het geloof hebben, enik
omhels de christe-lijke
godsdienst helemaalniet".
En dan zou u eerderin
staat wezen hem een looche- naar van dechristelijke religie
te maken dan dathij
haar zou omhelzen. Dus voor- zichtig hiermee!En een ander gedeelte zegt wanneer u vraagt naar hun gedachten over deze din- gen:
"Wel,
het staatin
deBijbel,
en die neemik
aan. En nu kan men deBijbel -
zoheb
ik het wel
horenuitdrukken door zelfs
hooggeplaatste mensenmet
een grote beschaving en eenrijke
kennis-
men kan deBijbel
niet eenvoudig genoeg aannemen;hoe eenvoudiger, des te
beter." Maar
datis natuurlijk
een onvoldoende antwoord.Want het is niet de vraag
of wij
deBijbel
aannemen, maar het is de vraagof wij
deBijbel
aannemen door een waarachtig geloof, dus of dat eenvoudige geloof een waar- achtig geloof is. Want het kan ook een grote mate van oppervlakkigheid aan den dag leggen wanneer men zegt dat men deBijbel gelooft.
De een kan dat, de ander niet.Maar velen
zijn
er die dat wel kunnen.Ik
heb dat nooit gekund.Ik
geloof datik
daar- voor tekritisch
was en te sceptisch ook.Dus, toehoorders, waarachtig geloof is een wetenschap diep in het hart. Waarach-
tig
geloof, datis
zekerheid, dat is vastheid. En daar moet unooit
overheen gaan.Ik
heb u
altijd
gezegd datdit
de bestrijding nietuitsluit.
De bestrijding is wat anders dan het geloof. Waar hetgeloof is,
daaris
debestrijding natuurlijk
ook, maar diekomt
niet van het geloof. Die komt van de duistere machten: van de vorst der duisternis, de wereld en eigen vlees en bloed. Deze machten vechten het geloof aan, en wat is nu de ondervinding?Dat
naarmate deze machten meer aanvechten, het des teduidelijker wordt
dat het geloof een vastheid is, zoals deSchrift
heÍ zegt:"Het
geloof nu is een vaste grond der dingendie
men hoopt, en eenbewijs
der zakendie
menniet
ziet"(Hebr. 1 1: I ). Wanneer men bestreden wordt, of nu de vorst der duisternis
dit
doet,of
de wereld, de godsdienstige
of
de goddeloze wereld,of
dat het komt van eigen vlees en bloed, het kan alleen maar hetgeloof
baat aanbrengen. De bestrijding maakt het geloof sterk.Dit
spreekt vanzelf , want tegenover de bestrijding handhaaft hetgeloof
zich. Omdat het een levend ding is, gaat het ook strijden. Het handhaaft zichzelf,zelfs
zonder dat men aan kan wijzen wat er staat in de
Bijbel
of in een boek. Het handhaaft zichzelf en het zal nooit onderliggen. Het kantijdelijk
uitermate zwak zijn, maar hetligt
nooit onder. Men kan een hoeveelheid as zien en denken: er is helemaal geen vuur meerin,
het isuit.
En dan is hetmogelijk
dat er toch nogin
die as een vonk is, en dat er straks een groot vuurkomt,
omdat er nog eenvonk in
was. Endit
is de ervaring, toehoorders, van de gemeente van Jezus Christus op aarde.Dus
elk
geloof dat geen zekerheid is, is geen geloof. Deze zekerheidligt dep in
het hart. De zekerheidligt niet in
hetgeloof zelf. Van zijn
geloof heeft de mens de zekerheidniet.
Dat onderscheidtu
goed?U
moetin
staatzijn
dat terdege te onder- scheiden. Maar de zekerheid is van het Woord en van HemDie in
hêtWoord
is. De395
zekerheid heeft een mens van God
in
Jezus Christus. Hetgeloof
als zodanig brengt hem de zekerheid niet aan. Het is anders, want hoe ontstaat die zekerheid? De zeker- heidkomt tot
hem; de mens brengt haar niet mee door hetgeloof. Zijkomt tot
hem door hetSchriftwoord
dat God deHeilige
Geestin
hethart
verzegelt.En
nuis
het geloof een verzekering dat God waarachtig is (Joh.3:33).Wij
laten het hier nubij
en hopen een volgende keer verder te mogen gaan. Wat we gezegd hebben, kan veel stof tot overdenking geven. Het kan ook dienen om u te toetsen. Waaroverwij
gesproken hebben, dat zijn wezenlijke dingen, en daar moetenwij
hetaltijd
over hebben.Wij
moetenaltijd
vragen wat eending
is, voordatwij
er- over gaan spreken. Anders is de bespreking onvruchtbaar en sprekenwij
langs elkaar heen. Eerst de vraag wat is het ding waarwij
het over hebben. En daarop benik
bezig u eenduidelijk
antwoord te geven.Ik
heb het getracht te doen, en dat doeik
steeds.En dan moet u uw verantwoording ten volle bewust
zijn.
Want één van tweeën: ófik
heb u het niet gezegd zoals het is, en dan moet u hier nooit meer komen, dan zou u op een dwaalspoor geleid worden, dan laat
u dit
gebouw leegstaan,óf ik
spreek over- eenkomstig dewerkelijkheid,
en dan isdit uw
verantwoordelijkheid datgij
er u aan toetst, en dat u niet doet alsof u niets gezegd was. Want zó onder de prediking tezif
ten,
is
uitermategevaarlijk. Dat
wensik u niet
toe, dat gunik u niet. Ik
gunu
wat anders.Zelf
hebik
nooit kunnen rusten vóór er zekerheid was, enik
raad u allen aan nooit te rusten vóór er zekerheidis.ZeIf
zieik
nooit naar een prediking om, al in geen jaren meer.Ik
hoop er ook nooit meer te komen, of deze dingen zouden moetenwor-
den gezegd: het onderscheid tussen de algemene werking van de Heilige Geest en de bijzondere. Daarom is het nimmermijn
bedoeling u aan mijn prediking te binden, ten-zij
ze waarheid is. Indit
geval, alleen indit
geval,zijt
gij er volkomen aan gebonden, en doeik
niets anders dan de deur voor u openen en sluiten, naar de sleutelmacht die God aanZijn Kerk
gegeven heeft. En daarom wensik
van u dat u zelfstandig tewerk gaat,maar dat umij
ook de dingen nietkunt
zeggen-terwijl
u volhoudt dat ze anders zijn-
zonder met het getuigenis van de Heilige Geest en het Woord gewapend te z1jn.Want
mijn
bedoeling is uw stichting en uw geluk, uw vastigheid en sterkte, uw troostin
leven enin
sterven.Amen.
Gebed:
Geef ons door
Uw
genade, Heere, deze oprechtheid om te spreken naar de over-tuiging in
het hart gewerkt, en dan overeenkomstigUw Woord.
Maar geef ons dan ook de oprechtheid om zó te horen, en ermee te staan of te vallen."Want Ik
stel utot
een Wet en een getuigenis. En het zaI zijn alszij
naar deze regel niet zullen spreken, dat ze geen dageraad zullen hebben."Vanavond mochten
wij
eenogenblik hier
vergaderdzijn. Wil
onze zonden ons vergeven, en het woord, voorzover het was een uitdrukking van Uw eigen Getuigenis,396
,l
I
I
!
zegenen. Dat
wij
er een houvast aan mogen hebben. Dat het onze gerechtigheid moge zijn en onze blijdschap tot in alle eeuwigheid. Begeef noch verlaat ons. Geef ons doorUw
genade wel te leven en wel te sterven. Doe ons, waar zoveel onder ons veranderd is, dooruw
genade ons waardig gedragen. Laat ons doorUw
goedheid ons schikkenin
hetlot
dat ons gegeven is. Doe onsU
erin zien,gelijk Gij in
alle dingenzijt.
Hoehanelijker wij
aanvaarden, des te gemakkelijker en des te beter. Hoehartelijker wij
hebben losgelaten, des te sterker is ons leven. Waar
wij
onze sterkte in onszelf verlo- ren hebben, daar vondenwij
ze terugin
U, maar dan was het ookwaarlijk
sterkte. En dan zegtUw Woord: "Welzalig hij
die alzijn
kracht en hulp alleen vanU
verwacht, die kiest de welgebaande wegen".Amen.
3e Predikatie over Zondag 7, vraag 21, van de Heidelbergse Catechismus, gehouden door Ds. J.P. Paauwe op 9 juni 1940 te ts-Gravenhage*
Gelezen: Efeze
l.
Over
de genade,mijn
zeer geachte toehoorders,die in
onze catechismusin
het antwoord op de2le
vraag beschreven wordt,wil ik
tot u spreken.Het geloof is zekerheid, of beter gezegd, in het geloof is zekerheid. Met het geloof is aan de mens die gelooft, de zekerheid gegeven.Zij die wiskunde bestudeerd hebben, weten dat
bij
het onderwijsin dit
vak dejuistheid
van een stelling gedemonstreerd wordt. Na deze demonstratie staat het niet meer aan de leerling de juistheid van de stel-ling
te erkennenof
te ontkennen.Hij
is door deze demonstratie overtuigd, enhij
zegt dat wat hem geleerd is,juist
is.Dit
is de zekerheid die gevonden wordtin
de wiskun- de. Maar zo en niet anders is het ook in betrekking tot het geloof.Hij
Die demonstreert is God, enHij
doet dit aan de mens in diens krachtdadige roeping. Heeft God nu gede- monstreerd, dan staat het ookhier
niet meer aan de mens te zeggen:ik
geloofof ik
geloof niet.Hij
isinnerlijk
gedwongen en ook overgehaald om te geloven.Dus, toehoorders, elk
vindt zijn
ervaringen terug in de bepaling die de Schrift van het geloof geeft, Hebreeën 11, vers 1:"Het geloof
nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men nietziet".
Waar het anders is, daar is het geloof niet.Gij
ziet dus dat het geloof geen mening is, ook geen opvatting en geen gissing. Wanneer iemand gelooft, dan ishij
overtuigd, zoals de leerling na de demon- stratie vanzijn
leraar overtuigd is van dejuistheid
van de stelling.Dit
moet u vooral in overweging nemen. Men kan het over het geloof niet hebben, wanneer dit niet eerst*
Het is niet bekend wat er gezongen is.397
is gezegd. Laat men na
dit
eerst te zeggeí,dan loopt men gevaar langs elkaar heen te spreken, hetgeenverwaÍïing
geeft en geen stichting. Er zouden niet zoveel verkeerde opvattingen aangaande het geloofzijn,
als men watik
nu gezegd heb, eerst eens met meer aandacht beschouwde.Dat het zo is, dat het
onmogelijk
is dat geloof zou kunnen bestaan zonder zeker- heid, datblijkt
albij
eenoppervlakkigelezing
van deHeilige Schrift.Ik
heb u voor- gelezen Efezel;
en, toehoorders,gij
hebt nu allen in uw geheugen de inhoud vandit
hoofdstuk. Maar als nu de apostel Paulus niet was uitgegaan van de veronderstellingdat de
gemeenteteEfeze,
voorzoverzij waarlijk
geloofde, verstondwat hij
haarschrijft,
dan zou het immers dwaasheid geweestzijn
van de apostel om te schrijven, bijvoorbeeld- ik
doe nu maar een greep-: "...in
Welkengij
ook, nadatgij
geloofd hebt,zijt
verzegeld geworden met denHeiligen
Geest derbelofte" (vs. l3). Dit
ver-stonden de gelovigen te Efeze. Paulus verstond het, en
z4
aan wiehij zijn brief richt-
te, verstonden het ook. En er is op de ganse aardbodem nergens een mens te vinden die gelooft,of hij begrijpt
ook de woorden"...in
V/elkengij
ook, nadatgij
geloofd hebt,zijt
verzegeld gewordenmet
denHeiligen
Geest derbelofte". En niet
alleen deze woorden, maar het ganse hoofdstuk. Maarik
noem deze woorden alleen, omdatzij
demoeilijkste
schijnen tezijn
in Efezel.
Dus
dit
isin veiligheid
gesteld.Dit
wetenwij
nu, en móótenwij
weten. Maar nukomt
er een vraag: vanwaarkomt
de zekerheiddie in
het gemoed van de mens die gelooftwordt
gevonden?U
voelt dat deze vraag geheel aan de orde is. Het antwoord op deze vraagis:
het hart dat gelooft, heeft de zekerheidniet
van het geloof.Merk
goed op watik
u zeg, en denk er veel over na. Wantin
zichzelfzljn
deze dingen een-voudig,
maaÍ ze eisen toch de aandacht op, de aandacht van onze gehele persoon en de kennis diewij
erván hebben. Ieder die gelooft, heeft deze kennis, maar zíj kan ver- meerderd worden. Toehoorders,wij
hebben gezegd dat hethart de
zekerheid niet heeft van het geloof. Nee, waar mendit
denkt,of
doet alsof het zo was, daar vergist men zich. Men meent datdit
zo is. Men heeftaltijd
de gedachte:ja,
daar is deBijbel,
en die moeten
wij
nu geloven;of:
de bekeringof
de doopof
de hemel, en nu moetenwij
geloven. wanneerwij
nu geloven, ja, dan gelovenwij.
En alswij
dan iemand ont- moeten voor wie deze dingen niet vaststaan, dan zeggenwij:
"Ja, dat komt omdatgij
niet gelooft.Gij
moet geloven,gij
moet de dingen aannemen." Maar ieder die gewoon is na te denken, voelt datdit
geen betekenis heeft.Nee, toehoorders,
de
zekerheidkomt van
een anderekant. Zij komt door
het Woord; door de belofte, door de Wet, door het Evangelie, dus door het Woord. Maar-
en hierop moetenwij
lateruitvoerig
ingaan- dit wil
niet zeggen dat het Vy'oord op zichzelf de zekerheidin
het hart brengt. Nee, want erzijn
vele mensen die hun gehe- le leven deBijbel
gelezen hebben en toch nog geen zekerheid hebben. Zeker, deBij- bel wordt gebruikt,
maar de zekerheidkomt
wanneer deHeilige
Geest het Woord gebruikt, dus de Wet en het Evangelie. Maakt de Heilige Geest, maakt God dus geen39tt
gebruik van het Woord, en bearbeidt
Hij
ons nietop
dezewijze,
dankomt
erin
het geheel geen zekerheidin
het hart.Het
is dus wat anders deBijbel
te lezen dan ertoe bewerkt te worden de waarachtigheid van Gods getuigenis te geloven. Wanneer een mens de zekerheid dus alleen grondt op deBijbel -
men zou zeggeíi dat is toch goed-
dan vergist men zich.Dat
is níét goed.Hij
moetzich wel
beroepen op de Schrift, maarhij kan dit nooit recht
doen, wanneer deHeilige
Geestdoor middel van
de Schrift niet de zekerheidin
hem gewerkt heeft.Geliefden,
voor wij
verdergaan een vraag: Íen aanzien waarvan moetenwij
dan zekerheid hebben, en ten aanzien waarvanwerkt
deHeilige
Geest de zekerheid?Nu
slaik
wel enige dingen over, maar hier hoopik
later op terug te komen. Nu doeik
de vraag:ten
aanzien waarvanwerkt
deHeilige
Geest de zekerheidin
het hart van de mens die gelooft? En danis mijn
antwoord: wanneer deHeilige
Geest door middel van hetSchriftwoord in
ons hart zaligmakend werkt, dan geeftHij
ons de zekerheid dat God onze Vader is.Minder
doet de Heilige Geest niet.Dit
doetHij
niet alleen;Hij werkt ook
de zekerheid ten aanzien van de verlorenheid van de mensin
Adam, ten aanzien van de verlorenheid van wat de mens doet, gedaan heeft of zou kunnen doen.Maar nu
wij
spreken over het zaligmakendgeloof,
zeggenwij
op het ogenblik alleen dit-
op het andere hopenwij
terug te komen-:
deHeilige
Geest werkt de zekerheid dat God in de hemel onze Vader is.Minder
doet de Heilige Geest niet, zodat wanneer de Heilige Geestdit
nog niet gedaan heeft,wij
dan ookin
het geheel nog geen zalig- makend geloof hebben.Deze dingen
klinken
wat vreemd-
niet dat ze vreemdzijn -
maar toch, deze din-gen zijn ons niet meer geleerd
.Er
zijn andere opvattingen over gekomen, endit
heeft tengevolge gehad datwij
het niet meer weten. Maarin
zichzelfzijn
deze dingen niet vreemd, want-
ik heb het u al gezegd-
de apostel Paulusschrijft
wathij
bijvoorbeeld in Efeze 1 geschreven heeft,in
de vaste overtuiging dathij
begrepen werd, niet door enkelen, maar door allen die geloofden. En hetzelfdevindt
uin
alzijn
brieven. En u vindt het in de Catechismus en in de Leerregels tegen de remonstranten en in deArti-
kelen des geloofs. En u
vindt
het ookin
de predikaties van de voorgangers die vroe- gerin
de Nederlandse HervormdeKerk
de mensen hebben geleerd. Dus als God de Heilige Geest zaligmakend geloof aan de mens schenkt, dan overtuigtHij
hem ervan dat Godin
Christuszijn
genadige Vader is en eeuwigblijven zal.En
hetzelfdevindt
uin
hetformulier
van hetHeilig
Avondmaal. Het is merkwaardig, eenformulier
dat tochdikwijls
voorgelezenwordt,
verstaat men zelfsniet
meer.Men
weetniet
eens wat daarin staat, en er staattoch in: "...niet twijfelende of Gij zult eeuwiglijk
onze genadige Vaderzijn".
Toehoorders, nu spreekt de
Schrift
van een zwakgeloof,
enhieruit blijkt
dat er ook een sterk geloof is. Christus heeft wel eens gesproken van eenklein
geloof:"Gij kleingelovigen"
(Matth. 6:30). V/aarvan hangt het nu af of iemands geloof zwak dan of het sterk is? Antwoord: van de vraag of hetlicht
van de Heilige Geest waarmeehij
399
werd beschenen, en de kracht des
Heiligen
Geestes waardoorhij
werd aangegrepen, zwakof
sterk is. Vy'erkt deHeilige
Geest krachtiger, dan is het geloof sterker.Werkt
deHeilige
Geest zwak, danis
erweinig licht
om de dingen te kennen, en geringe kracht om ze aaï te grijpen. Maar u voelt dat hetaltijd
hetzelfde geloof is. Een zwak geloof is geen ander geloof dan een sterk geloof. Heeft iemand een zwak geloof, dan heefthij
een zwak geloof dat Godzijn
Vader is. Heeft iemand een sterk geloof, danheeft hij
meeroveÍïeding
des harten datGod zijn Vader is. Maar
beiden hebben dezelfde overreding, dezelfdeovertuiging: God is mijn Vader in en om
Christus.Waar dit niet wordt omhelsd, daar verliest men de gehele leer.
Dit
is een van de voor- naamstepijlers
van dechristelijke religie.
En daarom zouik
uwillen
toeroepen watde apostel Paulus aan Timotheiis geschreven heeft: "Bewaar het pand u toebetrouwd"
(1 Tim.
6:20).En ik
doedit vooral
aan de jeugd. Jonge mensen, zetuw
oren goed open, en laat uw haft niet gesloten, en tracht u zoveelmogelijk
te herinneren van het onderwijs datu in
deze dingen geschonken is.Het
zou kunnenzijn
datgij in
latere jaren de betekenis van deze dingen beter begreept dangij
op het ogenblik doet, maar nochtanszegik:
doe het, doe uw oren open en laat uw hart opmerkzaamzijn.
Wij
naderennu
als vanzelf een gedeelte van de predikatie van vanmorgen,x en daarom bepalenwij
uhierbij, terwijl wij
sommige dingeneigenlijk
eerst hadden moe- ten behandelen. Want, toehoorders, de zekerheid die iemand heeft vanzijn
genade- staat, de zekerheid, de overtuiging dat God onze Vader is, waar rust deze zekerheid nu op?Als
u nadenkt, dan geeft u eenjuist
antwoord, want in hetgeenik
gezegd heb, hebt u het antwoord at.Gij
zegt: "Deze zekerheid rust op het Getuigenis". Juist, dat is het antwoord. De zekerheid dat God uw Vader is, rust dus niet op een bepaalde gestal- te van uw hart, maar alleen op het Woord zoals dit tot u gekomen is in de hand van deHeilige
Geest. Engij
zoudt deze verborgenheid-
nog eens, dat het Opperwezen uw Vader is-
niet hebben geweten, als de Heere, de Heilige Geest, het Evangelie niet had verzegeld in uw hart.En nu begrijpt
gij
waaromik
gezegd heb datik
nu genaderd ben tot de dingen van vanmorgen.Ik
heb vanmorgen gezegd dat de mens tot de zekerheid vanzijn
genade- staat besluit, óf omdathij
meent dat hetin
deBijbel
staat, zonder de verzegeling van hetSchriftwoord in zijn
hart,óf
omdathij zich
herinnert dat zekere dingenin zijn
leven gebeurdzijn, óf
omdathij
bepaalde kenmerkenin zich
gewaarwordt'die hij
kenmerken der genade noemt.Ik
hebu
gezegd datdit onjuist is,
datop
dezewijze nooit
iemandtot
de zekerheid des hartenis
gekomen.Hij
kan hetzich wel
hebbenopgedrongen, maar
hij komt nooit tot
de zekerheid des harten. Dat kunnen de beste kenmerken nog niet doen. De kenmerkenzijn dikwijls
niet goed, maar zelfs de beste kenmerken kunnen iemand er niet van overtuigen dathij
genadebezit.*
Predikatie over Handelingen 2:21, slechts gedeeltelijk opgeschreven en nog niet uitgegeven.4(X).
Het is
hetwerk van
de kenmerkenniet om
iemand daarvan te overtuigen. Hetwerk van
de kenmerkenis
iemandte overtuigen
datzijn geloof
goedis.
Jakobus schreef:"Toon mij
uw geloofuit
uw werken, enik
zal uuit mijn
werkenmijn geloof
tonen" (Jak.2:l8).
Wanthij
had met mensen te doen die het altijd over het geloof had- den, maar niet over de vreze Gods en de liefde en deijver
en het beleid. Tot deze men- sen zegt Jakobus datzij
hun geloof zouden kunnen tonenuit
hun werken, en dathij uit zijn werken zijn geloof zou
tonen. Toehoorders,hiervoor zijn de
kenmerken.Geloof is bijvoorbeeld door de liefde werkzaam. Dus een mens die God niet lieftreeft, en zijn naaste, een vrek bijvoorbeeld, kan nooit genade hebben, volstrekt onmogelijk.
Dus de kenmerken
zijn
er om de echtheid van het geloof aan den dag te brengen, en dan vooral voor de naaste.Maar of
iemandin
de staatder
genadeis,
datkan hij nooit uit
de kenmerken opmaken,want hij blijft altijd zitten met
een vraag.Die wordt
opgelostdoor
hetonmiddellijk
getuigenis desHeiligen
Geestes.Als ik
spreek over eenonmiddellijk
getuigenis, danwil ik
daarmee niet zeggen dat deHeilige
Geest hetWoord
niet zou gebruiken. Maar het is niet het getuigenis van het Woord, doch van de Heilige Geest;dit wil ik
ermee zeggen."Gij",
en dan noemt deHeilige
Geestuw
naam,"gij
hebt genade". God verzegeltin
het hart een woord alsdit: "Ik zaIniet
meer op u toornen,ik
zal u niet meer schelden" (Jes. 54:9), dus de vergeving der zonden en het recht ophet
leven.En,
toehoorders,dit is
het verzegelend getuigenis desHeiligen
Geestes waarvanin Efeze I (vs.
13) en 2Korinthe I
(vs.22)
gesprokenwordt,
zodat ieder begenadigdedit
verzegelende getuigenis van deHeilige
Geest bezit. Ieder begena- digde is, nadathij
geloofd heeft, verzegeld geworden door de Heilige Geest der belof- te.U
moet onderzoekenof uw
hartdit begrijpt. U
moetnooit
trachten metuw
ver- stand erin te komen, want dat helpt niet. U moet wel goed luisteren, en thuis lezen en onderzoeken en doorzoeken, en telkens weer.U
moetveelvuldig
deHeilige Schrift
lezen, maar dan moetu niet
denken dat het daardoor te begrijpenzou zijn. Het
is alleen te begrijpen als men eenkind
is, een eenvoudige,gelijk blijkt uit
de woorden van de Heere Jezus:"Ik
dank U, Vader, datGij
deze dingen voor de wijzen en de ver- standigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want alzo is geweest het welbehagen voorU" (Matth. ll:.25-26).
Gij zult hieruit wel
gemerkt hebben hoeverwij in
onzetijd
van de ware leer ver-wijderd zijn,wantdeze
dingenzijntotaal
zoek. Toehoorders, dat zijn de gevolgen van het ophouden van hetwerk
van deHeilige
Geest,want
deze dingen kunnen alleen worden verstaan door de inwoning en werking van de Heilige Geest. De studie isuit-
nemend en hetijverige
onderzoek van hetWoord
wensenwij
sterk aan te bevelen, maarwij
moeten u zeggen dat u hierdoortot
de kennis van deze dingen niet komenkunt.
Datis
alleen door hetwerk
van deHeilige
Geest. Daar moet u zich praktisch naar richten. Stelt u belang in hetheil
van uw onsterfelijke ziel, dan moet u de dagen niet doorbrengen met angstvallig de kenmerken na te gaan, maaru
moet de rechte401
weg gaan, die zeer
kort
is: heeft de Geest getuigd metmijn
geest dat Godmijn
Vader is? Iedere gelovige heeft eentijd
gehad waarin de Heilige Geestdit
gewerkt heeft. Het onderzoek van de kenmerken is ook goed, maar dat is alleen om te zien of uwgeloof
echt is, en om te zienof
u misschien niet van het geloof vervallenzijt.
En
hieruit volgt
nog iets.Als
het alleen aftrangt van de vraagof
de Geest getuigt met onze geest dat God onze Vader is, dan staanof
vallenwij
onze eigen heer (Rom.14:4).
Wij
moeten ons dan niet beroepen op het getuigenis van een ander aangaande onze staat. En dan moetenwij
onsniet
laten verschrikken wanneer een ander meent datwij
ons vergist hebben.Want
het gaathier
als met de dingen van hettijdelijke
leven.Als ik voor
eenwinkel
sta, danhoor ik wel
eens graag het oordeel van een ander. Enik
heb er een hekel aan wanneer iemand direct zegt:"Ik
weet hetniet". Ik
hoor zeer graag het oordeel van anderen in betrekking tottijdelijke
zaken. Maar daar- omvolg ik
het oordeel van een ander nog niet op.Ik
neem hetin
overweging als het de moeite waard isin
overweging genomen te worden. Maarik volg
het nog niet op,of
het moetmijn
eigen oordeel geworden zijn. Zo is het ook met deze dingen. Het is goed te luisteren als een ander het heeft over de geestelijke dingen, alszij
de moeite waardzijn
om naar te luisteren.Hij
moet er verstand van hebben, anders kanhij
er toch niets van zeggen dat de moeite waard is. Maar, toehoorders, al hoort u nu graag een ander spreken over de geestelijke dingen, daarom moet u dezedingen
maaÍ zoniet
van hem aannemen. Maaru
overweegt ze, en ten slotte keertu
weertot uzelf
terug, en u vraagt u eens af watik
u gezegd heb: heeft de Heilige Geest metmijn
geest getuigd,of
doet deHeilige
Geestdit
nog? En de kenmerkenzijn
om de geloofswan- del, het geloofsleven te toetsen en te onderzoeken.Ik hoop dat ik duidelijk
geweest ben.Het zou mij spijten als ik
hetniet
was geweest.Mijn
bedoeling is qm u te onderwijzen alsik
over de catechismus spreek, en te wijzen op de enige paden die goedzijn.
Doe er door de genade winst mee. En als u het getuigenis des Geestes met uw geest hebt dat u een begenadigd menszijt,
ga voor-uit
envervolg uw
weg, God aanhangende en volgendedoor
het bezaaide en onbe- zaaide. Laat u door niets en niemandÍe
zeeÍ verschrikken, maar doe zoalsin
de 37e Psalm staat:"Houd in uw
weg het oog op God gericht.Vertrouw
op Hem, end' uit-
komst zal nietfalen"
(Ps. 37: 3 ber.). En als u het getuigenis des Geestes met uw geest nooit hebt genoten, en ook nu niet geniet, ga dan niet voort met het onderzoek van de kenmerken, maaÍ doe wdtonmiddellijk
het getuigenisin
u doet:"Geloof
in den Hee- re Jezus Christus" (Hand. 16:31), wantdit
geloof heeft het getuigenisin
zichzelf.Amen.
Gebed:
De weg der
gehoorzaamheidis de enige weg,
Heere.Dat hebt Gij dikwijls
bekendgemaakt.
Doe ook
ons dezeweg
gaan.Gij
hebt gezegd: "Gehoorzamen is beter dan offerande, en opmerken dan het vette der rammen".Gij komt tot
ons, en402
getuigt van ons. Doe ons wat
Gij
van ons getuigt voor zeker houden.Gij
getuigt ook van Uzelf, en zegti"Zo
waarachtig alsIk
leef, zoÍk
lust hebin
de dood des goddelo- zen,maar daarin hebIk
lust, dat de goddeloze zich bekere en leve". Doe ons dit getui- genis voor zeker houden, en laat ons onze steunin
leven enin
sterven zo alleen heb- benin Uw
Woord. zoalsdit
verzegeld werdin
ons hart. Zegen de prediking. Vergeef het zondige erin, en gebruik, voorzover het te gebruiken is, omU
te verhogen en de mensen gelukkig te maken.Leid
ons niet in verzoeking. Doe ons gaan op de weg des eeuwigen levens, en doe onsin dit
gaan volharden.Amen.
Gedeelte van een preek van Thomas Boston over Psalm 110:3a:
"Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht"
Wij
zullen spreken over degewilligheid
van deziel die
zich aan Christus onder- werpt."Uw
volk zal zeergewillig zijn"
.1.
V/elk
eenwonderlijke
veranderingis dat!
Dezelfdeziel die
tevorenonwillig
was, is nu
gewillig.
Wat is de oorzaak van deze verandering?Zij
maken zichzelf nietgewillig,
maarzij
wordengewillig
gemaakt. De Heere verandert hunwil,
neemr de kwade eigenschappen van hunwil
weg en geeft nieuwe eigenschappen."Ik
zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; enIk zalhet
stenen hartuit
uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven" (Ez. 36:26).Zobepaalt de macht van God hun
wil
op een onfeilbarewijze.Ze
volgen nietblin-
delings, maaÍ zekrijgen
tezien
hoe hun keuzeop redelijke
gronden moet worden bepaald. Want God handelt met hen in elke stap als met redelijke schepselen door hun een bijzondereverlichting
te geven waardoorzij
weten hoezij
moeten voortgaan.Wij
zullen u datin
bijzonderheden voorstellen door u aan te,tonen watzij
onder Goddelijke bearbeidinggewillig zijn
te doen, en hoe dezegewilligheid
in elke stap te voorschijn komt.Zij
wordengewillig
gemaakt om afscheid te nemen van de zonde.Efraïm zalzeg-
gen:"Wat
hebik
meer met de afgoden te doen?"Zij
warennooit
méérgewillig
de zoete bete te verslinden danztj
nugewillig zijn
er afscheid van te nemen. HunhaÍ
was vastgelijmd aan hun afgoden, maar nu,
in
de dag van Gods heirkracht, smelt delijm,
en deziel wordt gewillig er
afscheid van tenemen,enzij
vervloeken de dag waaropzij
kennis met hen gemaakt hebben.De
zíel die de zonde vasthield enwei-
gerde ze los te laten, zou een wereldwillen
geven om eraf te raken. Nooit was iemand403