• No results found

De huidige koers ten aanzien van de Gezondheidszorg in Indi@ •

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De huidige koers ten aanzien van de Gezondheidszorg in Indi@ • "

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

H GENOOTSCHAP.

VERGADERING VAN 7 FEBRUARI 1930.

Blz. 19-41.

De huidige koers ten aanzien van de Gezondheidszorg in Indi@ •

'S-GRAVENHAGE

MARTINUS NIJHOFF 1930

J

(2)
(3)

VERGADERING VAN 7 FEBRUARI 1930.

Voorzitter: de heer

J.

C. Bedding.

De Voorzitter opent de vergadering.

De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed- gekeurd.

Het woord is hierna aan mevrouw dr. N. Stokvis-Cohen Stuart voor het houden van een inleiding over:

De huidige koers ten aanzien van de Gezondheidszorg in Indië.

Geachte toehoorders en toehoorderessen!

Het onderwerp dat ik hedenavond hier wil bespreken, is niet nieuw. Maar toch is het nog altijd belangwekkend en zal dit wel blijven, zoolang de kwesties, die ermede samenhangen, nog niet tot een bevredigende oplossing zijn gebracht. Het gaat erom, wat in Indië de taak van de overheid behoort te zijn ten aanzien van de zorg voor de volksgezondheid. Of zij zich, zooals in ons land bijvoorbeeld, alleen met het toezicht en met de algemeene maat- regelen behoeft te bemoeien, dan wel aandacht en geld schenken óók aan de behandeling en verpleging der zieken.

Dit vraagstuk is daarginds wel principieel voor de toekomst, maar geenszins nog be·vredigend voor het hE'den beantwoord, en daardoor komt het er telkens weer aan de orde.

In 1916 werd principieel uitgemaakt, dat de hoofdtaak van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, den B. G. D. bij afkorting, moet liggen op hygienisch-prophylaktisch gebied. De individueele ziekenzorg werd naar het tweede plan teruggedrongen, en zou slechts in enkele gevallen binnen het terrein van de centrale over- heidszorg blijven.

Voor en na het vallen dezer beslissing is over de kwestie veel gestreden. Die strijd had in de laatste tien jaren plaats in den Volks- raad en heeft daardoor een actueel belang gehouden. Ja, men kan zeggen dat de zaak belangrijker nog dan vroeger is geworden, omdat zij meer en meer in het brandpunt van de belangstelling is komen te staan van degenen wien zij in de eerste plaats aangaat.

(4)

Het zoo even genoemde principe van de eigenlijke, van de hoofd- taak van den B. G. D., maakte een eind aan de opvatting, dat de Regeering in Indië zou hebben te zorgen voor kostelooze verstrek- king van geneeskundige hulp aan de behoeftige Inlandsche bevol- king, - een epvatting, welke in 1902 door den tQenmaligefi Direc- teur van O. E. N. in een circulaire aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur 1) werd vastgelegd.

Vóór 1900 had de Regeering zich van de zieke Inlanders eigenlijk heel weinig aangetrokken. Alleen in tijden van epidemieën werden aan de bevolking genees!11iddelen verstrekt. Militairen en een kleine groep Inlandsche ambtenaren hadden vrije geneeskundige behan- deling. Verder bepaalde de overheidszorg zich tot de "verpleging"

van gestraften en prostituées, in hospitalen die zoo danig verwaar- loosd en vervuild wan;n, dat behalve de beide genoemde catego- rieën bijna alleen de allerarmsten der bevolking zich vrijwillig in die inrichtingen lieten opnemen.

Bij het nasnuffelen van gegeve11,s hieromtrent vond ik een andere circulaire van het Departement van Onderwijs, ook alweer aan de Hoofden van Gew. Best. 2), waarin de ziekenhuizen in hun speciale aanda.cht werden aanbevQlen, omdat volgens ontvangen inspektie- verslagen de toestand in eenige hospitalen "veel, soms zeer veel"

te wenschen liet. Met "de beschikbare middelen" moest, aldus de

"wensch der Reg~ering", de verplegingsstandaard in de Inlandsche zieken!huizen op hooger peil worden gebracht. pat peil wordt dan nog eenigszins toegelicht.

Wat kwam er nu in de praktijk van dien uitdrukkelijken wensch der R~geering terecht?

Om U een denkbeeld te geven van die vroegere Inlandsche hos-

pital~n, mag ik U misschien voorlezen, wat hier, op vroegere ver- gaderingen van het Indisch Genootschap, daaromtrent door twee bekende geneesheeren is meegedeeld .

. OP

12-2-07 vertelde Dr. Kohlbrugge van zoo'n. inrichting:

"In het ziekenhuis, berekend voor 50 lijders, lagen tijdens de inspectie, 150 patiënten, mannen en vrouwen, meestal lijders aan oude, syphilitische wonden 'en schurftlijders; verder een 20-tal prostituées et} een lO-tal dwangarbeiders. Deze zijn niet van elkaar' gescheiden, allen liepen en· sliepen dooreen, zqoals zij vexkozen;

alle schaamtegevoel was. uitgedoofd.

Voor deze 150 lijders waren aanwezig 10 rotte kribben, voor de zwaarste zieken met beddegoed, waarop men geen hond zou willen la,te.n slapen. Hospitaalkleeding was niet aanwezig; de kleeding, die zij ,. droegen, was doortrokken met allerlei smetstoffen;' voor alle

d~ze menscnenéét} privaat, dat meestal onbr~tikbaar was; boven-

1)28-6-1902 No. 12408, Bijbl. op het Stbl. v. N.-I. No. 6036.

2) .46-4-1904 No. 7136, Stbl. No. 6037.

(5)

dien nergens stroomend water." En verder: "De zieke prostitués werden door den mandoer \'erhuurd; de assistent-resident kwam er nooit, de dokter slechts zelden,"

Op 22-10-07 zegt Or. de Vogel:l):

"Ik heb in het Stadsverband te Semarang nog den toestand ge- troffen, dat de besmettelijke afdeeling was .... het voorportaal van de krankzinnigen-afde.eling. In December 1899 (men kan nog net zeggen, dat het in de vorige eeuw was) deed ik met den dokter djawa der wacht een onderhuidsche transfusie van keukenzout- oplossing bij eene pas ingebrachte cholerapatiënte, die in extremis lag. Het was nacht en door het onvermijdelijke leven, dat ontstond bij het Janbr.engen van warm water en de benoodigde instrumen- ten, werden de krankzinnigen wakker, die aan de tralies van hunne cellen begonnen te joelen, schreeuwen en schelden, en bij dit hei- densch kabaal, waarbij wij gevaar liepen met vuil geworpen te worden, stierf ·het choleravrollwtje, als laatste indruk van het leven dit tooneel opnemend, eene beschrijving uit de hel van Dante evenarend."

Uit mijn eigen ervaringen zou ik ook nog wel kunnen vertellen, maar ik geloof niet dat het noodig is. Trouwens, het allerergste heb ik zelf niet meegemaakt. Want het Semarangsche Stadsver- band, waar ik in 1908 kwam te werken, was door Dr. de Vogel in zeer vele opzichten verbeterd. En hoe troosteloos het er voor de zieken ook was, - volgens de verhalen van menschen die het weten konden, "vas het er heilig bij de toestanden in de binnen- landsche hospitaaltjes.

Als men aanneemt - en dat moet men toch wel - dat het de Regeering en den Departementchef ernst is geweest bij het streven naar verbetering, dan is het gewoon onbegrijpelijk, dat de middelen daartoe niet ruimer werden toegemeten. Of dit gebrek aan inzicht ten Departemente dan wel zuinigheid hoogerop was, is mij niet duidelijk geworden, aangezien de hierop betrekking hebbende archiefstukken niet door mij konden worden geraadpleegd. Maar uit cijfers, welke Or. de Vogel noemt, is wel op te maken, dat de

"beschikbare middelen" niet ver reikten.

Het is waarlijk geen wonder, dat onze hulp, op deze wijze aan de bevolking voorgediend, er niet "in" wilde! En zoo is langz:lmer- hand de "tegenzin in de Westersche geneeskunde" ontstaan.

Wellicht ware het zuiverder om te spreken van tegenzin in Oouver-

nemenfs-geneeskunde. Want bij de zending, waar met toewijding 3) Verg. Ind. Oen. "De wenschelijkheid v. e. georganiseerden gezond- heidsdienst voor Java en zijn uitvoerbaarheid".

(6)

en zorg gewerkt werd, tientallen van jaren voordat de Regeering eraan dacht om haar systeem te wijzigen, was wèl gezindheid om zich te laten helpen. Ik herinner mij nog heel goed, hoe ik onder den indruk ben geweest van een eerste ontmoeting met den zende- lingarts Dr. Bervoets in 1902; zooals h ij me vertelde van de drukke

poliklinieken in Modjo-warno en van de dankbaarheid van de bevolking .... !

In 1897 is men in Holland in beweging geraakt voor de verschaf- fing van betere verlos!<undige hulp in Indië. En er was ook kwestie van de oprichting van vroedvrouwenscholen. Maar daar is toen Dr. Bervoets 4) tegen opgekomen: de groote uitgaven zouden niet verantwoord zijn. Er waren veel urgentere belangen.

Naar verloskundige hulp gaat het verlangen van de bevolking niet uit, zei hij, uit ervaring van zijn eigen werk. Maar geeft de bevolking geneeskundige hulp! Dàt is noodig !

Hij wordt in deze opvatting ondersteund door den Officier van Gezondheid Dr. Pauw, waar deze, ook in 1898, in het Geneesk.

Tijdschrift van N.-I. 5) schrijft:

"Het is mijne innige overtuiging, dat men de Inlandsche bevol- king eerst dan er toe zal brengen, verloskundige hulp, hetzij van een Europeeschen of Indischen arts, hetzij van een op Europeesche wijze geschoolde Europeesche of Inlandsche vroedvrouw te vragen of aan· te nemen, wanneer men haar eerst volkomen gewend heeft aan Europeesche geneeskundige hulp in het algemeen; wanneer zij die heeft leeren apprecieeren, de noodzakelijkheid ervan heeft leeren inzien."

Deze ervaring is ook de mijne geweest, en ik 'heb er wat langer bij stilgestaan, omdat ik, zonder van deze geschriften en opvattin- gen te weten, een jaar of vijftien later uit diezelfde overweging, in een nota bij de Regeering heb bepleit en van haar gedaan gekregen, aan de opleiding van het Inlandsche meisje tot vroedvrouw te laten voorafgaan een opleiding tot verpleegster 6).

Dezelfde opvatting is ook de reden geweest, waarom ik bij mijn opleiding van Inlandsche vroedvrouwen, waarmede ik als Gouver- nementsarts te Semarang zes jaar belast ben geweest, speciaal ook aan de geschiktmaking van die meisjes voor geneeskundige hulp- verleening mijn beste krachten gegeven heb.

Er zijn natuurlijk behalve Dr. Bervoets en Dr. Pauw ook nog anderen geweest, die gevoeld en betoogd hebben, dat de Regeering in moest grijpen. Het is in den tijd van het opkomen van den ethi- schen koers. En het is niet te verwonderen, dat bij zijn optreden als

4) "Verloskundige hulp aan Inlanders". Geneesk. Tijdschr. voor N.-1. 1898.

5) "De verloskundige hulp voor de lnlandsche bevolking".

6) "Nota betreff. de noodzakelijkheid v. verbetering v. d. ziekenzorg voor Javaansche vrouwen". (Opgenomen in het 97e Bulletin v. d. Bond v.

Geneesk. in N.-1. 1914).

(7)

Directeur van O. E. N., Mr.

J.

H. Abendanon, die de bevolking van harte goed gezind was, al heel spoedig zijn aandacht aan de zaak gaf. De beide circulaires, waarop ik in het begin van mijn voor- dracht doelde, waren dan ook van hem.

"Sedert de heer Abendanon Directeur van O. E. N. werd," zegt Dr. Kohlbrugge in het IndisCh Genootschap 7) in 1907, "verliet de Regeering haar vroeger standpunt en werd op den voorgrond ge- steld dat alles behandeld moest worden, wat maar behandeld kon worden. Ik weet niet welke drijfveer hieraan ten grondslag lag;

was het zuiver philantropie, was het het economsch beginsel, dat de staat meer baat heeft bij werkkrachtige burgers dan bij zieke en zwakke, of was het de politieke wensch, het vertrouwen van den Inlander te winnen?"

I kweet wèl wat het was, want ik heb hem goed gekend! Het was zijn menschelijk gevoel, dOQdgewoon menschelijk gevoel, dat hem tot dezen maatregel dreef. Dat tevens aan een groot ekonomisch beginsel recht wordt gedaan, wanneer er gezorgd wordt voor een gezonde bevolking, behoeft nauwelijks gezegd te worden. En toch zal dit ekonomisch beginsel later tegenover de Regeering nog dik- wijls verdedigd moeten worden!

De gedachtengang van den heer Abendanon is - en terecht - sedert verlaten. Want als systeem is, ondanks de goede bedoeling, die eraan ten grondslag lag, de vrije geneeskundige behandeling van de bevolking van staatswege onhoudbaar gebleken. En het is de groote verdienste o.a. van Dr. de Vogel, dat hij dit heeft aan- getoond en naar een betere oplossing heeft gewezen. Dat blijft zijn verdienste, welke echter in de toekomst beter tot haar recht zal komen dan voor het thans levende geslacht.

Op een algemeene vergadering van het Indisch Genootschap, 22 October 1907, hield Or. de Vogel zijn reeds even aangestipte, be- langrijke rede over "De wenschelijkheid van een georganiseerden

gezondheidsdienst voor Java en zijn uitvoerbaarheid."

In die rede stelt hij tegenover elkaar twee standpunten, welke men als gezondheidsverzorger zou kunnen innemen: het standpunt van de individueele ziekenbehandeling en dat van· de voorkoming van ziekten door hygienische, d.i. dus preventieve maatregelen. En hij komt tot de conclusie, dat de resultaten van de hygienische maat- regelen verre die van de individueele ziekenbehandeling overtreffen, vooral wanneer men de kosten en de uitkomsten vergelijkt. Een goede ziekenbehandeling is duur, z.egt hij, en dat kan de staat niet betalen. Maar op een goedkoopje moet men het ook niet doen, want

"dan worden hospitalen onmenschelijke, in plaats van menschlie- vende instellingen."

En dan ontwikkelt hij de stelling, die later, wanneer hij Hoofd- 7) Verg. Ind. Gen. 12-2-1907.

(8)

inspecteur bij den B. G. D. wordt, voor de Indische Regeering richt- snoer van haar beleid ten deze zal worden. Namelijk: dat de staat voor het geheel moet zorgen door voorkoming van ziekten, terwijl de zorg voor de zieke individuen behoort te worden overgelaten aan particulier of locaal initiatief, met Regeeringssubsidie waar het de behandeling en verpleging van behoeftigen betreft.

Dat hij - en dit is, dunkt mij, de groote zwakke plek van zijn betoog - liefst dadelijk met dat systeem van loslating van wal zou willen steken, blijkt wel uit deze zinsnede:

"Iemand, die de distributie van medicijnen zou willen staken, de zieken laten voor wat ze zijn, om het geld uitsluitend te besteden aan bestrijding van ziekte-oorzaken door bijv. voor te bereiden goede watervoorziening, zorg voor rioleering, assaineering van den grond, verbetering van woningtoestanden, zou werkelijk kans hebben door de massa voor onmensch te worden uitgemaakt."

Inderdaad is, als ik even de geschiedenis vooruit mag loopen, een jaar of tien later - niet door de massa, maar door Dr. Abdoel Rivai in den Volksraad S) - gesproken van een ,,Iaisser mourir"

politiek, en hebben ook andere leden van het college Dr. de Vogel erop moeten wijzen, dat het tegenwoordige geslacht toch óók zijn rechten heeft, en weinig troost zal vinden bij de wetenschap dat in de verre toekomst wellicht de gezondheidstoestand zeer veel beter zal zijn dan thans. Dit standpunt komt trouwens ook reeds zeer duidelijk uit in de opvatting van de Commissie tot voorbereiding eener reorganisatie van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, welke, in 1906 ingesteld, in 1908 haar rapport indiende. Want daarin lezen wij op bI. 43, dat "in tegenstelling met hetgeen in dat opzicht geldt voor die landen waar geschoolde medische hulp voor iederen zieke gemakkelijk verkrijgbaar is", de geneeskundige behandeling en verpleging van zieken en de verkrijgbaarstelling en verstrekking van genees- en verbandmiddelen "een zeer belangrijk onderwerp van Regeeringszorg" is niet alleen, maar dat "dit zoo (zal) blijven, zoolang in Indië noch het individu, noch het gezamenlijk particulier initiatief, noch de gemeente in staat of geneigd is een naar verhou- ding gelijk aandeel in de kosten te dragen als in bovengenoemde

landen geschiedt." .

Dr. de Vogel liet natuurlijk zijn gedachte aan grondige hervor- mingen niet los, en nadat hij in 1913 Hoofdinspecteur, Hoofd van den B. G. D. was geworden, wist hij, in een uitvoerige nota aan de Regeering, deze met zich mee te krijgen, zoodat in 1917 de nieuwe koers kon worden ingezet. In het kort samengevat, is dit nu het principe:

1. De eigenlijke taak van den staat ligt op hygienisch-prophylak-

8) Hand. V. R. 1918, Tw. Gew. Zitt., bI. 174,

(9)

tisch terrein. In beginsel moet de individueele zieken behandeling aan particulier en locaal initiatief worden overgelaten. Een uitzondering wordt gemaakt voor lijders aan ziekten, welke de gemeenschap be- dreigen, dus voor lijders aan besmettelijke ziekten en gevaarlijke krankzinnigen.

2. Tot het gebied van staatsbemoeienis behooren v~rder ook: op- leiding van geneeskundig personeel en hulppersoneel; propaganda voor de Westersche geneeskunde; aanmoedigen en steunen van locaal en particulier initiatief.

En Dr. de Vogel, een man van groote lijnen en groote perspec- tieven, een man van geest<drift en van strijdbaarheid, zette zich, om met volle kracht de nieuwe koers te gaan volgen.

In 1918 kwam voor het eerst de Volksraad bijeen, en al dadelijk had de toestand van de volksgezondheid de volle belangstelling. In aansluiting aan de opmerkingen in het Afdeelingsverslag moest de Regeeringsgemachtigde voor Algemeene Zaken op 18 Juni 1918 ver- klaren 0), dat t.a.v. de volksgezondheid, niettegenstaande er in de laatste jaren veel bereikt was, nog "een hoogst ernstige en pijnlijke achterstand" bestond. Met alle beschikbare middelen zou getracht worden, dien achterstand zoo spoedig mogelijk op te heffen.

Ruim tien jaar bestaat thans de Volksraad, en elk jaar tweemaal komen de leden getuigen van hun wenschen en bezwaren, en eiken keer opnieuw komt natuurlijk ook de geneeskundige dienst ter sprake. En net precies nog als dien eersten keer, in 1918, is daar dan het conflict tusschen de Regeering, die zoo gauw mogelijk van de individueele ziekenzorg afwil, en de Volksraadsleden, die de maatschappelijke verhoudingen daarvoor' nog niet rijp achten.

"Indien de Volksraad niet dit jaar was gekomen," zegt Or. Rivai in de najaarszitting van 1918, "dan zou de "Iaisser mourir" politiek van den B. G. D. zeker consequent worden toegepast, hetgeen mis- dadig zou zijn. Wanneer de B. G. D. thans van koers is veranderd, dan heeft de Inlandsche bevolking dit te danken aan den Volks- raad" 10).

Dit is een hard woord. En ik wil mij in het vervolg van mijn rede, onder meer, in het bijzonder wijden aan de beantwoording van deze beide vragen: Had Dr. Rivai het recht, te beweren, dat de B. G. D. door den Volksraad van een "misdadige" politiek is afge- houden? Heeft de Volksraad inderdaad invloed gehad 'op den koers t. a. v. de gezondheidszorg in Indië?

Ik heb mij de moeite getroost, om de Volksraadshandelingen met

'betrekking tot dit onderwerp door te lezen. Die lectuur is in vele

opzichten belangwekkend en leerzaam. Mijn indruk is, dat het aan de Regeering althans niet gemakkelijk is gemaakt, om haar koers

9) Hand. V. R. 1918, Eerste Gew. Zitt., bI. 43.

10) Hand. V. R. 1918, Tw. Qew. Zitt., bI. 174.

(10)

in die rechte lijn en met die vaart te vervolgen. welke zij zoo gaarne gekozen zou hebben. Herhaaldelijk heeft de wind, die uit den Volks- raad woei, en die nu eens een wind van voren, dan een wind méé· genoemd kan worden, laveeren noodig gemaakt. En ook zijn er wel eens, van Regeeringsstandpunt beschouwd, noodlandinkjes gemaakt

moeten worden.

Den eenen keer ziet men den Regeeringsgemachtigde worstelen om niet te zeer gehavend uit den storm te geraken; een anderen keer zegeviert hij door een goed gedocumenteerd of handig betoog, waar de Volksraad in beduusdheid aanvankelijk tegen zwijgt, om in een volgende zitting een nieuwen aanval te ondernemen. Maar soms ook hoort men de Regeering rondweg en eerlijk hare onmacht erkennen om nooden te leenigen of misstanden weg te nemen. Bij andere gelegenheden vliegt de Dienst, door een raken stoot uit den Volksraad gedreven, ineens met een vaartje vooruit.

Van meet af aan is de Volksraad opgekomen tegen den achter- stand op medisch-hygienisch gebied, maar heeft hij zich, daarnaast, ook steeds verzet tegen het eenzijdig najagen van het hygienische beginsel, met verwaarloozing, veelal, van de individueele zieken- behandeling, dat nog zoozeer "belangrijke onderwerp van Regee- ringszorg". Den hevigsten aanval heeft Dr. de Vogel in 1 918 te verduren gehad. De eerste zitting van den Volksraad eindigde rnet een motie, ingediend door Dr. Rivai, waarin de Volksraad de Regee- ring uitnoodigt, "de individueele zieken behandeling vooralsnog mede als ernstige taak van den B. G. D. te beschouwen" 11).

Deze motie wordt met een overgroote meerderheid (30 tegen 7) aangenomen. Ondanks de tegenweer van Dr. de Vogel, welke toch al wel als een concessie klonk.

Want, al:? hij die aanvallen op het door hem voorgestane beleid van den di,enst heeft op te vangen, zegt hij o.a. 12) :

"Over deze richting zou ik willen opmerken, dat de vrees, welke zij blijkbaar wekt, als zou de staat zich nu van de individueele ziekenbehandeling niets meer aantrekken, absoluut ongegrond is."

Inderdaad, zóó staat het ook niet geschreven. Maar we weten allen, dat een wettelijke bepaling op zichzelve niet afdoende is en dat het op de uitvoering aankomt. De dienst liep gevaar, ter wille van de toekomst, het heden te verwaarloozen. Teruggeroepen tot de werkelijkheid, gaf thans

qr.

de Vogel een uiteenzetting van de maatregelen, welke, naar zijn inzicht, naar een oplossing zouden voeren.

In de eerste plaats dan, decentralisatie van den dienst, ook van de ziekenzorg. In de tweede plaats opleiding van geneeskundig personeel en hulppersoneel, waaronder dan te verstaan: Inlandsche verplegers, verpleegsters, laboratoriumhelpers en vroedvrouwen.

11) Hand. V. R. 1918, Eerste Gew. Zitt., bI. 441.

12) Hand. V. R. 1918, Eerste Gew. Zitt., bi. 449.

(11)

In de richting van decentralisatie was toen, en is ook later, hard gewerkt. Het instituut van de Gewestelijke artsen, dat tot taak heeft alle mogelijke gegevens omtrent geboorte, ziekte, sterfte te verzamelen, toezicht te houden op vaccinaties en revaccinaties, maat- regelen te beramen tegen direkt gevaar, enz., is zeker een van de beste verbeteringen in de organisatie van den dienst, en van groote beteekenis voor een voortvarende en vruchtbare bestrijding van volksziekten. In het algemeen is dit deel van de Regeeringstaak (immers ook als hoofdtaak door haar beschouwd) met ijver gediend, al heeft ook hier de Volksraad wel eens wind in de zeilen moeten blazen!

Een tweede forsche stap in de richting van decentralisatie, was:

een royale sll~sidie-regeling voor bouw en exploitatie van zieken- huizen. Een aantal moderne en goed beheerde particuliere en locale hospitalen is daar als een bewijs, dat het systeem, waar het kàn werken, goed is. Maar - dat is nog lang niet overal!

En in den Volksraad maakt men zich herhaaldelijk ongerust over het lot der GOllvernementsziekeninrichtingen. Er worden nog telkens weer misstanden in de hospitalen gesignaleerd. Zoo in 1923. Toen werd er geantwoord, dat "niet te ontkennen" viel, dat "onder de verzorging van de grootere objecten de zorg voor de kleinere gouvernementsziekenhllizen eenigszins in het gedrang is gekomen".

Maar er zou naar gestreefd worden, in de komende jaren geleidelijk deze ziekenhuisjes op te knappen. Er waren ruim een I OO-tal Gouvernementsziekenhuizen, werd er gezegd.

In 1924 komen weer 2 gevallen van langdurige verwaarloozing ter sprake. Nu wordt de Regeeringsgemachtigde een beetje onge- duldig. Het is niet aan onwil of laksheid te wijten, dat de Regeering niet eerder tot verbetering van die ziekenhuistoestanden is overge- gaan; het is onmacht "om in den geheel en Archipel over zoovele

plaatsen als waarvan (die twee) er eenige zijn, waar of niets is of een zoo primitieve voorziening als in beide genoemde plaatsen, een behoorlijke ziekenverzorging te verzekeren." Individueele zieken- verzorging is niet de taak van de Regeering. Maar nu door de malaise en noodzakelijke versobering, ook bij locale raden, "dit eenmaal aangenomen standpunt niet tot volledige ontplooiing kan gebracht worden", en onderwijl de bestaande ziekenhuizen achter- uit d1reigden te gaan, was de Regeering overgegaan tot grondige vernieuwing en ombouwing van vele inrichtingen. Maar men kan hierbij "niet alles tegelijk" entameeren.

Inderdaad, een redelijk standpunt. Maar ook redelijk was het in 1927 gedaan - doch afgewezen - voorstel van een der Volksraads- leden, om eens met een werkplan voor den dag te komen. Dat kon niet, werd er toen gezegd, "in verband met de nog zeer onzekere toekomst t.a.v. de personeelsvoorziening en van de ter beschikking staande geldmiddelen", Zou het dan, waar nog zóóveel te doen en in te

(12)

halen is, geen aanbeveling verdienen, om juist wèl een werkplan voor de meest urgente aangelegenheden te maken, en op de mid- dei'en'daarvoór, en op bet~re personeelsvoorziening aan te dringen?

En dan gebruik te maken van den wind méé, uit den Volksraad ? Behalve ov-er verwaarloozing van Inlandsche hospitalen maakt de Volksraad zich ook ongerust over de wijze, waarop misschien het Gouvernement zich van zijn lastposten, de ziekenhuizen zal willen ontdoen. Pardoes. sluiten, tot ongerief van de bevolking? Er zijn gevallen van bekend .. Eén dier gevallen wordt nog net bijtijds door den heer Koesoemo joedo gered. Of aan zending of missie over- dragen? Daar zou toch de ,Mohammedaansche bevolking bezwaar tegen hebben! En inheemsche organisaties, die bouwen exploitatie van ziekenhuize.n op zich kunnen nemen, zijn er nog niet vele.

Maakt u niet o~gerust, troost thans de Regeering. "Tusschen de aanvaarding van een beginsel en het geven van volle uitvoering eraan (ligt) veelal een breede kloof, die ook in dit geval nog verre van overbrugd is" 13). Bovendien, tot' 1926 toe waren er - ik ver-

moed dus van~ die ruim ,WO Gouvernementsziekenhuizen waar de Rege'eringsgemachtigde in 1923 nog van sprak - in het geheel maar 12 hospitalen overgedragen, en daarvan slechts 2 aan Chris- telijke corporaties. Een vraag, die mij hier naar de lippen komt, is deze. In de volgende zitting van den Volksraad, 1927, wordt van de Regeeringsbank gezegd, dat er ongeveer 70 Gouvernements- ziekerihuizen zijn, dus 30 minder dan in 1923, Wat is er in den loop van dat jaar met die 18 andere inrichtingen geschied? Zou de Volksraad dan tàch reden tot ongerustheid hebben?

Thans wilde ik komen tot het tweede belangrijke punt, door Dr.

de Vogel in den Volksraad toegelicht: de kwestie van de opleiding van geneeskundig personeel en hulppersoneel.

Vooral door de opleiding' van medische hulpkrachten hoopt de Regeering voor het moeilijke vraagstuk van de individueele zieken- behandeling een goede oplossing te vinden. Want alleen zóó zal voldoende, geschoolde, en toch binnen de financieele draagkracht van de bevolking vallende genees- en verloskundige hulp te ver- krijgen zijn.

In drie jaar tijd kan een diploma voor ziekenverpleging behaald worden, net als hier. Maar daarna gaat de opleiding in Indië een bijzonderen kant uit, om te voorzien

in

het gebrek aan doktoren en tegemoet te komen aan de armoede van de bevolking. Want na een praktijk van nog eens twee jaar, binnen welken tijd zij ook labora- torium- en apotheekwerkzaamheden leeren verrichten, worden de daartoe geschikt geachte, - dus geselecteerde - verplegers in staat gesteld een tweede examen te doen. Dan worden zij manfri-verpleger 1 e klas, en krijgen daarmede de bevoegdheid, om, min of meer zelf-

la) Hand. V. R. 1926, Tw. Gew. Zitt., bI. 488.

(13)

standig, de meest voorkomende volksziekten te behandelen, eerste hulp bij ziekte of ongeval te verleenen, aan het hoofd van een zieken- zaal of hulpziekenhuis te staan.

Voor de meisjes gelden dezelfde bepalingen als voor de jongens.

Ook zij kunnen het dus tot mantri 1 e klas brengen. Maar voor haar staat nog een andere weg open. Zij kunnen, na het verpleegsters- diploma gehaald te hebben, in twee jaar tijd de vroedvrouwstudie voltooien.

En juist deze dubbele bevoegdheid maakt haar zoo geschikt voor het latere werk. Ik heb daar zoo straks reeds over gesproken. Er is geen beter systeem, om de vroedvrouwen bij de bevolking te introduceeren, dan haar bevoegd en geschikt te maken, om aan de vrouwen en kinderen geneeskundige hulp te verleenen.

Zij zullen door hare voorlichting en haar voorbeeld veel invloed kunnen oefenen. Hygienische emancipatie van de bevolking kan niet plaats hebben zonder deugdelijke medewerking van de vrouwen.

Want .z ij zijn het, die in het huis en het huisgezin het geleerde in toepassing moeten brengen.

In dit verband mag ik misschien wel even zeggen, dat ik het be- treur, dat, in tegenstelling met eenige jaren geleden, de Dienst der Volksgezondheid (D. V. G.) niet meer mogelijk schijnt te achten, de leerlingen-vroedvrouw, gedurende haar verloskundige opleiding, te- vens te bekwamen voor het examen van mant ri Ie klas, - een com- binatie welke natuurlijk nog mooier is dan die van gewoon verpleeg- ster en verloskundige, omdat de mantri Ie klas immers ook, min of meer zelfstandig, geneeskundige hulp mag verleenen. In Semarang is jaren lang, eerst onder mij en later onder mijn opvolgster, Dr. van Stockum, de gecombineerde studie mogelijk geweest; de meisjes deden uitstekend werk. En het wil mij voorkomen, dat, ondanks de groote toename van aanvragen voor verloskundige hulp, te Semarang met zijn georganiseerde opleidingspoliklinieken en wijkverpleging, bij een goeden wil wel een schikking te maken zou zijn, om de afge- broken opleiding in eerc te herstellen.

De praktijk heeft steeds uitgewezen, dat het aldus gevormde hulppersoneel inderdaad aan de gestelde verwachtingen beant- woordt. Ook de Volksraad sprak meermalen uit, dat het vertrouwen van de bevolking in die poliklinieken onder leiding van mantri- verplegers zeer toeneemt. De opleiding mag zich dan ook in de levendige belangstelling van den Volksraad verheugen. Het gaat den leden alleen maar niet vlug genoeg, en eiken keer vragen zij om méér poliklinieken onder mantri's, om méér opleiding, om méér artsen, om de hulpkrachten te controleeren en bij te staan. Vooral in de medisch nog onverzorgde desa's op Java en in vele streken der Buitengewesten, - ja, dáár vooral - wil men die instelling ingevoerd zien.

Het spreekt van zelf, dat er eenig gevaar schuilt in dat zelfstandig

(14)

laten werken, min of meer, van jonge menschen van betrekkelijk weinig ontwikkeling. Maar nood leert bidden. En, wanneer nu de opleiding zich maar zooveel mogelijk richt op de omstandigheden, waaronder de mantri zal hebben te werken, dus: wanneer de opleider tijd kan vinden, om vooral ook aan de zedelijke opvoeding van de leerlingen, jong en oud, aandacht te besteden, wanneer hij zich den tijd kan geven, hen vooral veel, onder leiding, zelf te laten doen, wanneer het personeel voor het mantri 1 e klas examen duchtig geselecteerd wordt, en, wanneer last not least, de mantri-verpleger niet ineens wordt losgelaten, en alleen "gecontroleerd", maar ook verder geholpen en geleid wordt, door een dokter die belangstel-

ling voor en vertrouwen in zijn werk heeft, - dan verzeker ik U, en ik spreek uit eigen ervaring, dat de Dienst der Volksgezond- heid, zooals de B. G. D. thans heet, tevreden met en trotsch op de prestaties van dit hulppersoneel zal kunnen zijn!

Aan de karaktervorming, de zedelijke opvoeding van het Inland- sche ziekenhuispersoneel, hecht ik, voor het verkrijgen van goede resultaten, zeer veel. Het komt mij voor, dat dit punt bij de Gou- vernementeele opleiding wel eens wat erg in het gedrang komt.

Eenige meerdere selectie van de opvoeders en opvoedsters dier jeugd zou geen kwaad kunnen! En dan - hoe noodig zou het wezen, om van Europeanen, doktoren zoowel als verplegers en ver- pleegsters, te eischen dat zij zich toeleggen op de taal van het land!

AI was het voorloopig maar alleen, dat voor betrekkingen, welke een werken met Indonesisch verplegingspersoneel noodzakelijk maken, de eisch van behoorlijk Maleisch te kunnen spreken, gesteld werd. De eiscfl, zeg ik, want bij de opleiding is Maleisch de voertaal, en be- hoorlijk Maleisch moet ook de omgangstaal kunnen zijn, indien de leer- lingen en mantri's geen Hollandsch kennen. Wat zouden daardoor veel misverstanden voorkomen worden, en veel opleidingspogingen vruchtbaarder kunnen zijn.

D.e heer van Hinloopen Labberton is, als Volksraadslid, reeds in 1918 voor de taal-aangelegenheid opgekomen. Het is vreemd, zegt hij, van doktoren wordt niet geeischt, dat zij de taal van hun patiënten of dezer omgeving kennen. Maar voor veeartsen, die zich de moeite geven de taal te leeren, is een aanzienlijk bedrag beschikbaar ge- steld. Natuurlijk, laat hij dan bitter volgen, "de veeartsen moeten toch met de menschen kunnen praten, ze moeten toch kunnen vragen, wat hun dier mankeert. Dat beest vertegenwoordigt toch een zekere waarde, het is toch wat waard dat de veearts tót be- houd van die waarde de taal leert. Maar voor doktoren is dat niet noodig."

Zou misschien de Volksraad ten aanzien van deze belangrijke kwestie niet nog eens haar invloed kunnen aanwenden? Misschien zal de Regeering zeggen, dat het dan alwéér moeilijker wordt dan nu, om geschikt personeel te vinden voor den geneeskundigen dienst

(15)

in Indië. Dat zou wellicht meevallen, indien ook hier eenige financieele consequenties door de Regeering gedragen zouden worden. Groote plannen komen dikwijls niet voldoende tot hun recht, wanneer daarbij de kleine dingen slecht geregeld worden. Zoo is het ook bij deze voor de toekomst zoo belangrijke opleiding van het ver- plegingspersoneel. Dit bestaat uit zeer jonge leerlingen; op het 16e jaar mogen zij reeds aangenomen worden. Het spreekt toch wel van zelf, dat - en vooral in dezen werkkring, die zulke hooge eischen stelt aan het karakter - de opvoeding niet verwaarloosd mag worden. Maar wat komt daarvan terecht, wanneer de opvoe- der zijn pupil niet begrijpt, zijn milieu niet kent, niet eens zijn eigen wenschen en opvattingen duidelijk kan maken?

Er is, zeide ik daarnet, door den Volksraad -herhaaldelijk op ver- meerdering van het aantal desa-poliklinieken aangedrongen. Of- schoon sedert 1919 elk jaar mantri's 1 e kl. werden afgeleverd, stonden, volgens de gegevens van 1927, van de 500 poliklinieken over geheel Indië, slechts 33 onder leiding van mantri-verplegers.

Dat is natuurlijk veel te weinig. Ja, werd er op een desbetreffende opmerking van een der leden geantwoord, we hebben hen nog zoo- veel noodig gehad in de kleinere ziekenhuizen, waar nog geen ge- schoold personeel aanwezig was. Maar bovendien kon het aantal poliklinieken niet ongelimiteerd uitgebreid worden, omdat er geen personeel geneog was voor de controle der mantri-werkzaal11'heden.

Het eerste argument lijkt mij niet juist, het tweede toont, dunkt mij, een fout in de organisatie van den dienst. Ik wil dit toelichten.

Voor de "kleinere ziekenhuizen", waarvan hier sprake is, moet men lezen: de van ouds verwaarloosde inrichtingen in het binnen- land, waar meestal letterlijk alles gereorganiseerd moet worden.

Daarvoor doet men beter, oudere en geroutineerde, door traditie ge- trainde Europeesche verpleegsters te nemen, dan jonge mantri's met natuurlijk minder ervaring en minder kijk op het ziekenhuis- bedrijf. Is het voor dezen dikwijls al heel moeilijk, om zèlf de vele nieuwe dingen die zij geleerd hebben, goed te doen - ze aan anderen te leeren is nog veel moeilijker. Polikliniek houden, de hun bekende ziektegevallen behandelen enz. is daarentegen weer meer hun terrein, waarop de Europeesche verpleegsters hen niet kunnen ver- vangen, omdat de Hollandsche opleiding niet daarop is ingesteld.

In alle opzichten lijkt het mij dus ekonomischer om de mantri's Ie klas voor het desawerk te reserveeren, en Europeesche zusters, met gewone verplegers (z.g. mantri's 2e klas) in de binnenlandsche ziekenhuizen te werk te stellen. Ik weet bij ervaring, dat leiding van zusters voor dergelijk opbouwend ziekenhuiswerk onmisbaar is.

Maar thàns de andere kwestie, die van het gebrek aan artsen als oorzaak van het niet kunnen uitbreiden van desapoliklinieken.

Er bestaat, zooals waarschijnlijk velen van U bekend is, bij de zending in Djokja een uitstekende en beproefde organisatie, reeds

(16)

jar.en lang, welke zich zeer goed voor navolging bij het Gouverne- ment zou leenen. Dat is de instelling van een aantal hulpozieken··

huisjes, beheerd door mantri-verplegers I e klas, op verschillende afstanden van het groote, centraal gelegen, PetroneIla-hospitaal.

Elk dier hulpziekenhuizen heeft een mantriwoning, een polikliniek- gelegenheid en een kamer voor tijdeli.ike opname van zeer ernstige of hulpbehoevende patiënten, die dan vandaar uit naar het centrale hospi!aal vervoerd kunnen worden. Een apotheekje en een mikro- skoop voltooien de inrichting. Alles zeer eenvoudig, maar praktisch ingericht. De bevolking apprecieert deze poliklinieken zeer, en steeds verder naar de periferie breidt hun aantal zich uit. Het groote voordeel ligt voor de hand: één medicus kan op die manier een

groot gebied bestrijken.

Toen een jaar of tien geleden, dank zij de mooie subsidie-rege- ling en de voortvarendheid van den inspecteur van den B. G. D.

voor West-Java, eenige goede ziekenhuizen verrezen, werd ook inderdaaä aan navolging van het systeem-Djokja gedacht. In 1920 vertelde· de inspekteur mij van dergelijke plannen voor zijn ressort.

Maar ik heb er nooit van gehoord, dat werkelijk systematisch in die richting verder is gewerkt. Wat een prachtige instelling zou, voor verschillende streken in de Buitengewesten bijv., zoo'n organisatie zijn! En de zending heeft het bewijs kunnen leveren, dat zij ook niet duur behoeft te zijn. De bevolking zou, wanneer zij het nut van de polikliniek heeft leeren inzien, zonder te groote financieele offers, zelf geheel 'of gedeeltelijk de exploitatie kunnen bekostigen.

Deze werkwijze gaat bovendien geheel in de door de Regeering aangegeven richting.

Personeelsgebrek mag toch waarlijk niet als reden worden opge- geven om een dergelijke uitbouw, van uit plaatsen waar alreeds een ziekenhuis bestaat, tegen te houden. Het is waar, Indische artsen zijn er veel te weinig; in de Volksraadshandelingen van de Voor- jaarszitting 1929 geeft de Regeeringsgemachtigde op, dat er een tekort is van 26 op de formatie van 243 Indische artsen. De formatie van Gouvernementsartsen echter is voltallig. Maar als er geen per- soneel is voor de noodige verdere uitzetting van den dienst, terwijl overal geschreeuwd wordt om meer hulp voor de bevolking, en er groote gebieden zijn waar in het geheel geen genees- en verlos- kundige hulp te krijgen is, - dan is de formatie te klein. En dan moet er personeel uit Holland aangevraagd worden. In stede daar- van is de uitzending stopgezet, al geruimen tijd. Ook bijv. van vrouwelijke artsen 14), terwijl toch, juist voor het werken met vrouwe-

14) Nadat deze rede werd uitgesproken, verscheen er (op 22 Febr. j.l.) een bericht in de courant, dat voor Indië 5 vrouwelijke artsen voor den Gouve.rnementsdienst werden aangevraagd, die vóór 15 Maart a.s. haar sollicitaties moesten indienen. Verloskundige ervaring zou tot aanbeveling strekken, vernam ik, bij navrage, van het Depart. v. Koloniën.

(17)

lijke 'leerlingen en op vrouwen- en kinderpoli klinieken, vrouwelijke artsen de aangewezen menschen zijn. Misschien kan de D. V. G.

artsen van den Mititairen Geneeskundigen Dienst krijgen, maar dan toch blijkbaar óók niet genoeg. Wat heeft men aan mooi "uitge- stippelde lijnen", om een geliefkoosde uitdrukking te gebruiken, wanneer men de consequenties niet aandurft?

Geen geld voor uitbreiding van den dienst? Maar .... er zijn in de laatste jaren millioenefl van de begrooting, van de reeds goed- gekeurde begrooting, niet verwerkt! ! O.a. door "systematische ver- betering in organisatie en beheer" in de ziekenhuizen, heet het, heeft men in niet onbelangrijke mate kunnen besparen. Indien die besparing voor patiënten en personeel geen verslechtering heeft beduid, heb ik er natuurlijk vrede mee. Maar dit is toch ook niet het eenige. Het voor personeel toegestane bedrag is óók niet be- steed. En het geld voor bestrijding van volksziekten óók niet. Men

heeft het eenvoudig niet kunnen opmaken, schijnt het. Dat kostelijke geld, waarmee de D. V. G. zooveel prachtig en noodig werk had kunnen doen, is nu voor den dienst verloren. En dat, terwijl in de hieraan voorafgaande jaren zooveel werd afgevoerd om bezuini- gingswille, en ondanks den "hoogst ernstigen en pijnlijken achter- stand", dien men zoo spoedirr mogelijk witde wegwerken!

De Volksraad heeft óók geprotesteerd. Vele leden, van de meest verschillende riçht,ing. De heer van Helsdingen scheen verbaasd. Bij goed luisteren, meende hij te hoo"ren zuchten. Dat was de Regee- ring. Die scheen te klagen: Ik wil wel verder, maar ik kan niet l Maar waaraan schort ,het U dan? vroeg de heer van Helsdingen.

Aan personeel? Aan geld? Maar dat kàn toch, niet? ! Ge hebt niet eens gebr~Iikt wat wij u zoo van harte gaarne gegeven hebben!

Vele tonnen gouds bebt ge niet verwerkt! En dat, terwijl de D. V. G.

in de bevoorrechte positie verkeert, dat de Volksraad uitzetting zijner werkzaamheden zoo gaarne ziet!

'Het antWOOrd van de Regeering was zwak: Tegenvallers met de

personeelsvoorziening. Niet genoeg artsen éj.fgeleverd door de artsen scholen. Veel verloop onder de verplegers en verpleegsters, Evenzoo onder de vroedvrouwen. Het voor de bestrijding van volksziekten bestemde bedrag is niet besteed, omdat er geen ern- stige epidemieën zlch hebben voorgedaan ....

Ik heb in den aanvang van dezen avond gezegd, dat het onbe- grijpelijk was, dat destijds, vijf en twintig jaar geleden, ondanks de

beste bedoelingen van een Departementschef, en ondanks een dui- delijk uitgesproken" wensch der Regeering", de uitvoering toch zoo slecht georganiseerd was, dat er eigenlijk niets van terecht is ge- komen. Herinnert U de citaten over de ziekenhuistoestanden maar.

Is het echter thans niet precies even onbegrijpelijk?

Het verschil van toen met nu is, dat er nu een Volksraadis, en dat dergelijke organisatiefouten sneller naar buiten worden gebracht. Het

3

(18)

verschil is verder, dat thans de Indonesiërs, wien deze zaken toch wel in de alIereerste plaats aangaan, voor de eigen belangen op kunnen komen. De groei van de maatschappelijke verhoudingen, de eischen welke deze groei gaat stellen: het openbare toezicht en het openbare debat in den Volksraad, waarbij de Regeering zich heeft uit te spreken en te verantwoorden, deze alle zullen op elk gebied van het staatsbeheer hun invloed doen gelden. Oók op het· gebied van de zorg voor de volksgezondheid.

De vraag, of de Volksraad de koers van den D. V. G. inderdaad reeds beinvloed heeft, kan, meen ik, wel bevestigend beantwoord worden, al is die invloed niet altijd precies in cijfers uit te drukken.

En die andere vraag, of Dr. Rivai gelijk had, den D. V. G. een

"misdadige" politiek toe te schrijven? Het is stèrk gezegd .... als i k het zeggen moest, zou ik het zoo willen uitdrukken: De D. V. G.

heeft in vele opzichten zeer veel gedaan; de richting welke hij uit wil is goed. Maar hij doet het niet forsch genoeg; men twijfelt wel eens of het onontbeerlijke enthousiasme wel steeds aanwezig is; de achterstand is nog zéér pijnlijk; en - de staat is nog làng niet rijp voor de verwezenlijking van de leuze: los van de zorg voor de ziekenbehandeling !

Mevrouw A. E.

J.

de Vries-Bruins zegt dat het soms moeilijk is over medische en hygiënische toestanden te spreken, als het Indië betreft. Na inl.'s rede voelt zij zich echter weer' georienteerd. Nu zou zij nog een paar vragen willen stellen:

Ie. Hoe is eigenlijk de positie van de mantri-verpleegsters? En wat zijn haar bevoegdheden?

2e. Wat is de ontwikkeling voor de toekomst? Zullen de mantri- verpleegsters blijven in haar tegenwoordige positie, belast met de leiding van poliklinieken, of zullen cr op den duur genoeg Indische artsen zijn, gereed om de taak van haar over te nemen? Zal de medische leiding geheel in handen komen van de artsen of zullell de mantri's altijd noodig blijven? Is deze regeling te beschouwe11 als een noodzakelijk kwaad of is zij wel gefundeerd?

Mevrouw dr. N. Stokvis--Cohen Stuart zegt dat de Illantri's in de drie jaar hunner opleiding wegwijs worden gemaakt in de behan- deling en verpleging van tropische ziekten. Hun zelfstandigheid verwerven zij na het mantri-examen. Zij leeren alles wat noodig is voor de herkenning van de meest voorkomende volksziekten. Ir:

ernstige gevallen moeten zij den dokter raadplegen. Voor de meeste gevallen moeten zij echter de eerste hulp kunnen geven. Van hun opleiding hangt 't af, hOe ver men hierbij gaan l;an. Hoe zelfstan- di,ger men ze kan maken, zooveel te beter, omdat geneeskund~ge hulp dikwijls van verre moet komen.

Te Semarang hechtte men bij de opleiding aan de zedelijke op-

(19)

voeding, in den vorm van ontwikkeling van het verantwoordelijk- heidsgevoel, groote waarde. Het komt er op aan ·een goede kern te scheppen. Het vertrouwen in deze opleiding is niet beschaamd.

Inleidster heeft het geluk gehad te mogen dienen onder dr. Lim, een opleider, zooals er misschien geen enkel ander bestaan heeft.

Dr. Lim had er slag van om de leerlingen te leeren waarnemen. Zijn personeel behoorde tot het beste van . den dienst. Velen hunner werken zoo goed, dat men 't zich niet beter kan wenschen. Het is dan ook goed gezien van den D. V. G., om in die richting de ont- wikkeling der inheemsche ziekenverpleging te zoeken. Niet alleen ware het onmogelijk een voldoend aantal Indische artsen te ver- krijgen, maar bovendien zou qit te duur l<0ll1en voor de bevolking.

Men moet bedenken: nu hebben de inheemschen heelemaal niets op dit gebied; zij zijn overgeleverd aan de doekoens, die al eenige kruidenkennis mogen bezitten, maar geen flall w begrip hebben van het menschelijk lichaam. Indien men nu de behandeling door mantri's zóó organiseert als dit b.v. bij de Zending te jogja het geval is, dan is gevaar daarbij in hoofdzaak uitgesloten. Inl. beschouwt dit sy- steem dan ook geenszins als een noodzakelijk kwaad, maar als een uitstekende oplossing. Kwaad is alleen, dat deze goede zaak niet met ruimer middelen vooruit kan worden gebracht.

De heer dr. G. Royer zegt dat mevrollw Stokvis terecht de v.er- diensten van dr. Lim voor de Inlandsche ziekenverpleging heeft gehuldigd. Hij ziet zich echter verplicht haar ten dezen een "onbe- trouwbaar berichtgeefster" te noemen, want aan ·de opleiding te Semarang is niet alleen de naam van dr. Lim, maar ook die van mevrouw Stokvis zelve verbonden. Zeker is dr. Lim begonnen, maar het is mevrouw Stokvis geweest, die van javaansche meisjes voor- treffelijke mantri-verpleegsters heeft gemaakt. Dat zal ieder ge- tuigen, die waargenomen heeft hetgeen mevrouw Stokvis met be- scheiden middelen heeft weten te bereiken, ook ten aanzien van de huisvesting der meisjes in het internaat, waar het eenvoudig was maar goed. Dit is te danken geweest aan het doorzettingsvermogen en de toewijding van mevrouw Stokvis en dit mocht hier wel even worden gezegd.

Wat nu de denkbeelden betreft, welke inleidste( ten aanzien van de gezondheidszorg heeft ontwikkeld, spr. kan slechts verklaren het daarmede roerend eens te zijn. Het heeft spr. in 't bijzonder ver- heugd dat inleidster noodig acht niet alleen opleiden, maar ook opvoeden. Indien het al eens voorkwam, ·dat javaansche krachten niet betrouwbaar bleken, dan bleek de oorzaak meestal te zijn, dat ze wel waren opgeleid, maar niet opgevoed. Spr. denkt hier dan aan de gouvernements-hospitalen, die eigenlijk meer op fabrieken ge- leken. Heel begrijpelijk acht hij het dat zulke jongelieden, voort- komende uit gezinnen van analfabeten, bij de snelle ontwikkeling

(20)

van dezen tijd, zich onevenwichtig toonen. Verbazing behoeft dit niet te wekken. Drs. Bervoets en Pruys hebben tot de eersten be- hoord, die opvoeding noodig achtten. Nog altijd valt hun dit als verdienste aan te rekenen.

Een schaduwkant ·is, dat het moeilijk is steeds de noodige Euro- peesche krachten beschikbaar te hebben. Voor den geneeskundigen dienst is het een rem, dat de ambtenaren telkens moeten worden overgeplaatst. Mevrouw Stokvis heeft het voorrecht gehad langen tijd op één plaats te .kunnen blijven. Ook bij de zending is dit mogelijk.

Ook op Modj-owarno heeft men goede ervaring opgedaan met het zelfstandig laten werken van lnlandsche krachten, doch alleen bij strenge selectie en geregelde controle. Onder die omstandigheden wordt er ongeloofelijk werk door hen verricht. Voor de javaansche collegae is h'et vaak een openbaring te zien waartoe 'het eigen volk in staat is. Voor de verdere ontwikkeling van het javaansche volk vormt daarom ook dit een belangrijk onderdeel.

Mevrouw dr. N. Stokvis-Cohen Stuart zegt dr. Royer dank voor zijn goede oordeel. Het is waar dat zij met hart en ziel heeft ge- werkt, maar als er sprake is van het internaat, dan valt voor de daaraan bestede zor,gen :hulde te brengen aan mevrouw Lim, die hier ter vergadering aanwezig is.

De heer dr.

J.

Th. Verburgh wil gaarne iets zeggen naar aan- leiding van de rede van mevrouw Stokvis; ze heeft echter zooveel denkbeelden bij hem opgeroepen, dat het moeilijk is deze na de mooie voordracht in een behoorlijken vorm te rangschikken. Dat spr. met inleidster eenigszins van standpunt verschilt, is haar niet onbekend. Gaarne wil hij hierover met haar van gedachten wisselen, doch 'hij gevoelt hoe moeilijk het is, waar het hier over een technisch onderwerp gaat, om voor alle aanwezigen duidelijk te zijn, waarbij spr. ook denkt aan de aanwezige leden der volksvertegenwoordi- ging, die hij met genoegen heeft opgemerkt.

Zeker is het niet de bedoeling van mevrouw Stokvis geweest om niet te willen erkennen wat er door den B. G. D. op hygiënisch gebied is gedaan. Het kwam uiteraard niet zoozeer in haar rede te pas in verband met den specialen aard van het onderwerp. Niettemin acht spr. het goed er nog eens op te wijzen dat het principe om allereerst te zorgen voor een goede hygiënische verzorging een goede gedachte was. De prophylaxe spreekt nu eenmaal niet zoozeer tot de menschheid. Als zieken niet goed behandeld kunnen worden, zal dit verontwaardiging wekken. Maar als er een epidemie uitbreekt in een afgelegen oord, dan gaat dit vaak onopgemerkt voorbij. Spr:

herinnert zich van eind 1905 een malaria-epidemie op de Noordkust van Madoera. In enkele maanden tijds stierven er in sommige kam- pongs tien' tot twintig procent van de bewoners. Er was een kampong,

(21)

die bij spr.'s bezoek haast uitgestorven bleek; de rest der inwoners was gevlucht, natuurlijk in de gedachte dat booze geesten de ziekte hadden veroorzaakt. Spr. wil niet zeggen dat zulke onheilen geheel voorkomen kunnen worden door hygiënische maatregelen, maar in die richting zal men toch vooral verbetering hebben te zo"eken.

Eenigen tijd geleden werd gemeld dat er op Madoera opnieuw gebrek aan voedsel heerschte. On willekenrig dacht spr. toen: zou dat weer tot een malaria-epidemie leiden? Ook in 1905 en 1906 was de voedselvoorraad onvoldoende. Het is ook ditmaal zoo uitgekomen.

Men leest nu weer van malaria te Pamekasan. Hier moet een zekere samenhang bestaan. Als hygiënist voelt men, hoe z.ulk een epidemie met eenvoudige hulpmiddelcn soms voorkomen kan worden. Daar- om moet de Gezondheidsdienst er steeds op bedacht zijn 'hierin zijn voornaamste werkzaamheid te zoeken. Het hoofdbeginsel, bevorde- ring van de hygiëne, moet voorop staan. Daarnaast mag er zonder twijfel geen verwaarloozing zijn van de individueele ziekenverple- ging. Houdt de gezondheidsdienst zich daarmede bezig, dan is het ook niet in de eerste plaats om zieken te helpen, maar omdat het ziekenhuis het centrum is van hulp op het gebied der volksgezond- heid, ook hulp op hygiënisch gebied. Het is noodzakelijk dat er zulke centra zijn. De Inlander wordt daardoor toegankelijk voor Westersche medische hulp en ook voor hygiënische maatregelen.

Tevens zal hij het menschlievend streven erkennen om het lijden te verzachten_

Spr. herinnert zich dat Illen op het bureau van den B. G_ D. in 1918, wel voorziende dat er aanvallen in den Volksraad ten aanzien van de gezondheidszorg zouden komen, een berekening heeft ge- maakt van de bestaande behoefte aan individueele ziekenverpleging.

Men is daarbij niet uitgegaan .van de verhoudingen in Nederland, waar men een arts vindt op elke drieduizend inwoners. Als men nagaat dat de bevolking in Ned.-Indië 50 tot 60 millioen bedraagt, zou men dan op een al te groot kader komen! Maar zelfs bij het stellen van heel wat minder eischen dan men in Nederland stelt, bleek dat het aantal artsen, hetwelk eigenlijk noodig zou wezen, zoo enorm groot was, dat dit getal in de eerste tientallen jaren onmogelijk kan worden bereikt Daarom juist is het zoo goed om te doen wat dan wèl mogelijk is. Spr. meent een stem gehoord te hebben, waarin als ondertoon weerklonk: is het wel wenschelijk om niet-volkomen krachten op de bevolking los te laten? Spr. zelf heeft in 1906 al een rapport uitgebracht, waarin hy betoogde hoe belangrijk het voor de bevolking ware, als er Inlanders werden opgeleid in de kennis van de bestrijding van volksziekten. Op Madoera heeft spr. moeten werken met magangs, Inlandsche schrij- vers, wien vooreerst niet anders kon worden toevertrouwd dan het

uitdeelen van chinine; toen reeds verkreeg hij daardoor een organi- satie, waarvan hij menigmaal dacht: hoe zou het zijn, als deze 111en-

(22)

38

schen eenige kennis hadden van ziekenhehandeling? In die richting moeten wij het in Indië zoeken.

Er is niet alleen sprake van een tekort aan krachten, maar ook van een tekort aan geld. Het heeft spr. getroffeh, uit de inleiding te vernemen dat er gelden waren opgebracht, die niet zijn gebruikt.

Dat is dan zeker te betreuren. Maar het is moeilijk, met het oog op de geringe draagkracht der bevo'lking, een systeem als bedoeld uit te voeren zonder die draagkracht te overschrijden. Ja, dan moet het gouvernement het maar doen! Dit moet andere zaken, b.V. den bouw van een oorlogsschip, dan maar achterwege laten! Maar zelfs dat verzinkt in het niet tegenover de millioenen, die het werk van een goede medische behandeling over geheel Indië zouden moeten kosten. Men moet de dingen in hun juiste verhouding zien.

De maatschappij moet hetgeen gevraagd wordt ook werkelijk kun- nen bekostigen. Zelf kan het Indische volk het geld daartoe niet verschaffen. Maar het kan het ook niet van buiten krijgen. Nergens ter wereld is er zeker een land, waar de staat het meerendeel van de kosten voor de ziekenverpleging draagt. Wat men voor Indië wil, stuit nu eenmaal af op de structuur van de inheemsche maat- schappij.

Gaan wij na hoe elders in beschaafde landen de ziekenverpleging werkt, dan zien wij dat daar in de eerste plaats werkt het particulier initiatief, in de tweede plaats gemeentezorg. Juist deze 'ontbreken echter in Indië. De Inlandsche maatschappij brengt zelve te weinig voort en moet zoodoende als hulp ontvangen wat in andere landen het volk zelf bekostigen zou. Zeker, men kan van financieele on- macht spreken. Maar spr. hoopt toch dat de bevolking zich ervan bewust zal zijn dat zij in eigen hand de kracht heeft om daarin ver- andering te brengen. Het gouvernement kan wel voor een klein deel in de nooden tegemoet komen, maar dat de schatkist alleen alles zou moeten dra:gen, dat is onmogelijk. Daarom is de lnlandsche be- volking aangewezen op geneeskundige behandeling door eenvoudige krachten, wat hun inkomen betreft gelijkstaande met de lieden die hun hulp behoeven. Als dit niet gebeurt, dan zal ook binnen afzien- baren tijd niet aan het ideaal van algemeene gezondheidszorg vol- daan kunn'en worden. Wat de gemeenten betreft, er zijn in Indië Europeesche gemeenten, maar er moesten eigenlijk ook Indische gemeenten zijn, van welke de zorg moest uitgaan voor de behoeftige zieken. Een en ander doet spr. met sympathie denken aan het werk van mevrouw Stokvis te Semarang, die op eenvoudige wijze, zonder dat dit te zware lasten veroorzaakte, toch voor een goede behan- deling wist te zorgen. Daar moet het heen!

Spr. besluit met de hoop uit te spreken dat de bevolking zich met eigen kracht zal opwerken tot het scheppen van een gunstiger financiee'le verhouding, opdat haar ideaal eens ln vervulling zal kunnen gaan!

(23)

punt van dr. Terburgh in hoofdtaak niet met het hare verschilt. Zij heeft in haar voordracht erkend dat het standpunt van mr. Aben- danon, volgens hetwelk de staat geheel moest zorgen voor de indi- vidueele ziekenverpleging, ter e c h t i s ver I a ten, terwijl zij het standpunt van dr. De Vogel j u i s t heeft genoemd. Inderdaad acht inl. de richting van den D. V. G. juist, maar niet een te exclusief stand- punt. Noodig is de combinatie van prophylaxe en behandeling. Indien haar betoog den indruk heeft gewekt, dat zij het werk op hygiënisch gebied niet genoeg waardeert, dan wil zij dien indruk wegnemen.

Oók voor hygiënische werken zou zij natuurlijk gaarne meer besteed zien. Zij heeft ook vermeld, dat niet alleen is bezuinigd op de indi- vidueele ziekenverpleging, maar óók op de hygiëne. Het geld, dat niet werdaangewènd voor bestrijding van volksziekten, werd ook niet voor iets anders gebruikt.

Terecht heeft' dr. Terbu rgh gezegd dat er een propagandistische waarde valt te hechten aan goede ziekenhuizen. Een hygiëne, die niet geprepareerd is door kennis van de Westersche geneeskunde, slaat niet in. Or. Tjipto heeft eens in den Volksraad gezegd, dat een patiënt die van een malaria-aanval werd genezen, 'zijn dokter bij wijze van spreken om den 'hals zou willen vallen, terwijl een epidemiedokter nooit gaarne gezien wordt. De 'manier om het ge- voel voor hygiëne en de medewerking der 'bevolking aan te kweeken, is: het onderwijs. Wat het besteden van 'geld aan oorlogs- schepen betreft, zou spr. in antwoord aan Or. Terburgh willen op:- merken, dat het misschien voor sommigen moeilijk te zeggen is of het geld moet worden uitgegeven aan oorlogsschepen of aan onder- wijs, al zou voor inl. persoonlijk de keuze niet moeilijk zijn! In elk geval heeft de dienst te zorgen dat er gelden beschikbaar zijn. Dat de toegestane gelden niet besteed zijn, is niet te verontschuldigen!

Inl. heeft trouwens de cijfers meegebracht, waaruit kan blijken, hoe er in verschillende jaren vele millioenen minder besteed zijn dan op de begrooting beschikbaar waren gesteld; inl. wil die cijfers, afgerond, meedeelen 1) en zal dat volledig doen, met vermelding dus óók van die welke aan de bezuinigingsjaren voorafgingen.

L) Deze cijfers zijn ontleend aan "Tien begrootingen met den Volksraad", uitgegeven bij de Generale Thesaurie, 1928.

(24)

Geraamde zuivere Werkelijke zuivere gewone uitgaven gewone uitgaven (in millioenen guldens) (in millioenen guldens)

1919 11.6 12.2

1920 13.9 16.9

1921 18.1 21.7

1922 18.7 16.5

1923 18.5 13.5

1924 15.8 11.6

1925 14.7 13

1926 16.3 13.4

1927 11.6 14.3

De vraag of de draagkracht der bevolking niet overschreden ZOlt worden, indien meer voor de gezondheid werd uitgegeven, vindt haar beantwoording in het onmiskenbare feit dat de oeconomische welvaart het allermeest van de gezondheid afhankelijk is. Dit lijkt inl. zoo duidelijk, dat het geen verdere verdediging behoeft. In elk geval is de gezondheidshulp, door de mantri's te brengen, zoo inge- richt, dat de financiëele draagkr,acht daardoor zeker niet wordt over- schreden. Inl. meent dat de Zending in de Vorsten landen de ver- pleegden naar vermogen laat bijdragen, en in de Vorstenlanden is toch zeker de financieele draagkracht van de bevolking niet groot!

Ook te Semamng werd betaling naar vermogen als systeem inge- voerd. Spreekster is zelf de eerste geweest, die, op suggestie van Dr. de Vogel, een poging daartoe deed. De zelfwerkzaamheid der bevolking werd daar geprikkeld. Van het ziekenfond's en zijn poli- klinieken wordt veel gebruik gemaakt. Als er voor dergelijke poli- klinieken een laag tarief in stand wordt gehouden en de staat vult in den vorm van subsidie het ontbrekende aan, dan is het systeem zeker niet onuitvoerbaar.

Inl. erkent dat nergens ter wereld de staat alle kosten voor ge- neeskundige behandeling op zich neemt. Maar er is in Indië zoovéél verzuimd. Daarom is de toestand in Indië niet met dien in een nor- malen staat gelijk te stellen. De belangstelling der bevolking komt van zelf, met meerdere ontwikkeling, door onderwijs. Inplaats echter dat de Regeering zich blij toont met die belangstelling en met den aandrang uit den Volks raad, krijgt men den indruk dat de Regeeririg haar lastig vindt, dat zij gebrek aan geestdrift en toewijding heeft.

Ook al verzekert zij dat zij haar steun zal geven aan elk ernstig pogen; de Regeering moet echter zelf voorgaan en niet te passief zijn. Inl. weet niet of men van een dienst kan zeggen dat hij al of niet een "hart" bezit, maar zou dan van den D. V. G. moeten zeggen dat hij dat har t mist.

(25)

De heer dr.

J.

Th. Terburgh is verheugd dat hetgeen hij daareven heeft opgemerkt de inleidster heeft l1itgelokt dit alles mede te deelen.

Spr. wil nog opmerken dat er naar zijn meening nog een andere reden is waarom de gezondheidszorg nog te wenschen laat; dat is de te grootc centralisatie'. Er bestaat strijd tusschen den centralen en den decentralen dienst en spr. gelooft dat de decentralisatie nog niet voldoende wordt aangemoedigd. Het is echter onmogelijk van één punt uit alle maatregelen te beramen die er op gezondheidsge- bied noodig zijn. Men bedenke eens wat dit al beteekenen zou bij een bevolking als in Nederland, van 7Y2 millioen. In het geweldig groote Indië moet bijna nog alles van Batavia uit geschieden. De dienst der volksgezondheid moest waarlijk wel een zeer groot hart hebben, wilde dit voor alle deel en gelijkelijk kloppen. Men zou moeten vreezen dat er hartvergrooting zou optreden! De stroom kan niet tot de uiterste peripherie doordringen. Daarom moet zooveel mo- gelijk met de plaatselijke decentralisatie door worden gegaan. De decentralisatiecongressen hebben reeds goed werk gedaan. Ieder deel van Indië moet medezeggensc'hap verkrijgen. Bij den D. V. G.

vindt trouwens reeds decentralisatie plaats en het instituut der ge- westelijke artsen werkte ook al in die richting. Als men menschen wil kweeken, wier hart warm klopt voor een klein deel van Indië, dan moet men hen zelfstandig laten werken en niet hun werk van één punt uit in détails willen regelen; dat werkt ontmoedigend en houdt nieuwe denkbeelden tegen. De decentralisatie moet ook hier hulp brengen.

De Voorzitter zegt inleidster dank voor de heldere en aangename wijze, waarop zij het onderwerp heeft behandeld en de deelnemers aan het debat voor de wijze waarop zij hebben meegewerkt om een goed inzicht in het belangrijke onderwerp te geven.

(26)

VERSPREIDE GESCHRlfT[N

VAN

Prof. Dr. H. KERN

Prijs per deel f 6.-; in linnen f 7.20

De verspreide geschriften vim den· buitengewoon kundigen orientalist worden door de zorgen van het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch

I Indië uitgegeven. .

Het zal wel onnoodig zijn de betee.kenis van deze geschriften voor de vergelijkende taalstudie, oudheidkunde voor Indië enz.

nader aan te duiden. 'De artikelen, die gedurende een halve eeuw in verschillende tijdschriften, in verschillende talen over de geheele wereld verschenen, worden nu binnen het bereik·van iedereen gebracht.

VERSCHENEN ZIJN:

Deel Deel Deel Deel

Deel

Deel

Deel

I. Voor-Indië, Ie gedeelte. 1918. ~ I II. Voor-Indi:ë, 2e gedeelte. 1914.

TIl. Voor·Indië, slot. - Achter·lndië, Ie gedeelte. 1915.

IV. Achtel'-Indië, slot. - Brahmanisme en Buddhisrue. - Maleisch·

Polynesische taal vergelijking, 1ê gedeelte. 1915.

V. Maleiscu.Polynesische tanlvCl'gelijking, slot. - Indonesië ill 't al- gemeen, Ie gedeelte. 1916.

VI. Indonesië in 't algemeen, slot. - Inscripties van den lndischen Archipel, Ie gedeelte. 1917.

VII. Inscripties van den Indischen Archipel, slot

.- De Nägarakrtii.- gama, Ie gedeelte. 1917.

Deel VIII. De Nägarakrtägama,' slot. - Spraakkunst van bet Oud-Jav'aanseh, le· gedeelte. 1918.

Deel IX. Spraakkunst van het Oud-Jav'aansch, slot. - Diversen Oud- Ja\'aansch, Ie gedeelte. 1920.

Deel X. Diversen Oud·Javaansch, slot. - D' ersen Nieuw·Jnvaanscb. - Filippijnsche studies, Ic gedeelte. 1922.

Deel XI. Filippijnsche studies, slot ___ - Gel'ma.anscu, le gedeelte. 1923.

Dee!' . XII. Germaanseh, slot. - Andere indogermaansche talen. 1924.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar de mening van de Ouderenraad moet er juist méér geld komen voor ondersteuning, anders gaan steeds meer ouderen er onderdoor en lopen de zorgkosten nog verder op, omdat de

Onze gemeenteraad geeft een positieve zienswijze af op de jaarrekening 2015 inclusief voorgestelde resultaatbestemming met de volgende aanbeveling: Het bestuur wordt verzocht om

Er kunnen zich verschillende situaties voordoen waardoor u van mening bent dat de heer Stadelman en mevrouw Stadelman-Spruijt financieel gezien niet in staat zijn om de

Stel als raad vooraf duidelijke kaders ten aanzien van financiën en risico’s en het (strategisch) profiel. van het overheidsbedrijf waarin de gemeente

studeren, uitgaan, zorgen, wandelen..., als je steeds meer het gevoel krijgt dat je een stap terug moet doen, dan ontkom je niet aan de vraag: wat heeft mijn leven nog voor zin..

[r]

De vraag van het begin – ‘wat moeten wij doen?’ – vat ik in dit artikel op als het in- nerlijke moeten dat patiënten en hun naas- ten kunnen ervaren in een grenssituatie,

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor