• No results found

Dat ben ik allemaal vergeten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Dat ben ik allemaal vergeten"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dat ben ik allemaal vergeten

(2)
(3)

SU MECK

en Daniel de Visé

Dat ben ik allemaal

vergeten

(4)

Oorspronkelijke titel: I Forgot to Remember

Oorspronkelijk uitgegeven door: Simon & Schuster, New York 2014

© Susan E. Meck 2014

© Vertaling uit het Engels: Ineke van Bronswijk, 2015

© Nederlandse uitgave: The House of Books, Amsterdam 2015 Omslagontwerp: Wil Immink Design, Maastricht

© Omslagfoto: Trevillion Images Foto auteur: © Jared Leeds Typografie: ZetSpiegel, Best isbn 978 90 443 4732 6 isbn 978 90 443 4731 9 (e-book) nur 320

www.thehouseofbooks.com Alle rechten voorbehouden.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door mid- del van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schrif- telijke toestemming van de uitgever.

The House of Books is een imprint van Overamstel uitgevers bv

(5)

Voor mijn ouders, aan wie ik het te danken heb dat ik er ben

Voor Benjamin, Patrick en Kassidy, die me zo geduldig alles opnieuw hebben geleerd en me zo liefhebbend hebben

begeleid

Voor Jim, die me in staat heeft gesteld en me zelfs heeft aangemoedigd om zo openhartig te zijn over

ons krankzinnige leven

Ik hoop oprecht dat hieruit iets goeds kan voortkomen, vooral voor mensen met traumatisch hersenletsel,

hun familie en hun vrienden

(6)
(7)

These are the days of our lives

– Queen

I

k heb er nooit naar verlangd om schrijfster te worden. En toch ben ik nu aan het schrijven. Ik was een lastig kind, maar uiteindelijk verschilde ik niet zo veel van andere kinde- ren die in de jaren zestig en zeventig opgroeiden. Ik was een ongemotiveerde leerling op school. Toch blijkt uit mijn rap- porten dat ik hoge cijfers haalde. Als tiener dronk ik vaak te veel, maar ik heb nooit alcohol geproefd. Ik heb geen idee hoe het voelt om verliefd te zijn, desondanks ben ik al bijna dertig jaar getrouwd.

Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele inconsisten- ties waar het leven zoals ik het ken uit bestaat. Of eigenlijk moet ik ‘levens’ zeggen. Ik heb er in elk geval twee. Mijn eerste leven begon toen ik in de zomer van 1965 werd geboren en het liep door tot de lente van 1988. Ik heb geen enkele authen- tieke herinnering aan dit eerste leven. Dan is er het leven na omstreeks 1991 of 1992, waarvan ik het meeste nog wel weet.

Onlangs ontdekte ik echter dat ik nog diverse andere levens heb. Doordat ik geheel afhankelijk ben van de verhalen van anderen om tientallen jaren van mijn leven in te vullen – anek- 7

(8)

dotes over wie ik was, wat ik deed en hoe ik leefde – heb ik ont- dekt dat er meer dan een versie van mijn levensverhaal is, af- hankelijk van de persoon die het vertelt. De beschrijvingen van bepaalde gebeurtenissen zijn niet alleen verschillend, maar zelfs tegenstrijdig.

Toen ik mijn verhaal begon te vertellen, had ik geen idee hoezeer dit leven zou veranderen. Nadat Daniel de Visé op 21 mei 2011 een artikel over me had gepubliceerd in de zon- dagse editie van de Washington Post werden mijn gezin en ik opeens groot nieuws. Ik stond zo ongeveer symbool voor mensen met traumatisch hersenletsel. Iedereen wilde me inter- viewen, zowel op de radio als op televisie. Ik ontving honder- den e-mails van mensen van over de hele wereld die hun eigen strijd met hersenletsel beschreven. Ze lieten weten dat mijn verhaal hun hoop gaf.

Literair agenten benaderden me en vroegen of ik bereid was om een autobiografie te schrijven. In eerste instantie vond ik dat een bespottelijk idee. Maar naarmate ik meer las over de hoop en frustraties van de mensen die contact met me zoch- ten, begon het me te dagen dat het wel eens belangrijk zou kun- nen zijn om te beschrijven hoe het is om in een verwarrende wereld te leven, een wereld die ten gevolge van hersenletsel nog veel verwarrender is geworden.

Als ik erin toestemde om mijn levensverhaal te schrijven, wilde ik er echter zeker van zijn dat ik het hele verhaal kon vertellen, compleet met alle ellendige details – en niet alleen met toestemming van mijn familie, maar met hun zegen. Dit verhaal is geen sprookje dat begint met ‘Er was eens’ en ein- digt met ‘… en ze leefden nog lang en gelukkig.’ Ik wilde de waarheid boven tafel halen. En dat was lastig. Zoals mijn man Jim en ik altijd zeggen: het was een missie met ontelbare voet- angels en klemmen. Hoe moet iemand zoals ik, zonder herin- neringen aan haar eerste tweeëntwintig levensjaren, een auto- 8

(9)

biografie schrijven? En hoe kun je van vrienden en familieleden verwachten dat ze zich in 2013 nog kunnen herinneren hoe ik in 1965 was en wat ik toen deed? Of in 1972? Of in 1980?

Hoe kunnen dezelfde vrienden en familieleden nog precies we - ten wat er op een zondagmiddag in mei 1988 is gebeurd?

Met hulp van Daniel de Visé heb ik mijn medische gegevens opgevraagd bij het ziekenhuis in Fort Worth, Texas. Dan ging aan de slag als researcher. Hij onderzocht een aantal medische doorbraken op het gebied van de hersenpathologie sinds 1980 en verdiepte zich in hersenaandoeningen die de medische we- tenschap nog steeds voor een raadsel stellen. Op basis van de kennis die hij had vergaard, probeerde hij me dingen uit te leggen. Verder heb ik veel mensen gesproken die me kenden toen ik opgroeide. Ik heb lange gesprekken gevoerd met mijn ouders en broers en zussen, met andere naaste familie en met vrienden.

Ik vind het moeilijk dat ik zo ongelofelijk afhankelijk ben van andermans verhalen om de waarheid over mijn eigen leven te ontdekken. Enerzijds besef ik dat ik nooit echt zal weten wat voor iemand ik was voordat ik hersenletsel opliep, en dat ik nooit echt zal begrijpen waarom ik nu ben zoals ik ben. Anderzijds weiger ik koppig om mijn zoektocht op te geven en blijf ik wanhopig speuren naar de ontbrekende stuk- jes van deze levensgrote puzzel.

9

(10)
(11)

1

Life in the Fast Lane

– Eagles

I

k herinner me niets van wat ik nu ga vertellen. Het verhaal zelf ken ik natuurlijk wel, maar het is niet meer dan een verhaal dat anderen me door de jaren heen stukje bij beetje hebben bijgebracht. Ik heb geprobeerd de fragmenten te ver- zamelen en ze tot een complete levensgeschiedenis aaneen te smeden. Dat viel niet mee. Ik moest gebeurtenissen interprete- ren, ik moest me die in gedachten voorstellen, net als de lezer moet gaan doen. Sommige stukjes ontbreken, omdat de men- sen die erbij waren de bijzonderheden zijn vergeten, of omdat die mensen zelf zijn verdwenen. Waar ik nog steeds gek van kan worden, is het aantal vragen waar ik mee rondloop en waar niemand een bevredigend antwoord op kan geven. Stel je voor, een beslissende dag in je leven is een patchwork van herinneringen van andere mensen.

Dit verhaal begint op 22 mei 1988. Wat er op deze dag ge- beurde, heeft het leven van veel mensen drastisch veranderd.

Niet alleen het mijne. Voor mijn relaas van de gebeurtenissen ben ik voornamelijk afhankelijk van de herinneringen van mijn man, de enige die erbij was en het kan navertellen. Of in elk 11

(12)

geval wat hij er nog van weet. Ik was er natuurlijk ook bij, maar ik ben mijn geheugen kwijt. Mijn twee zoontjes waren er ook bij, maar zij waren te klein om zich te kunnen herinne- ren wat er die dag plaatsvond.

Dit was de dag dat mijn oude leven eindigde en mijn nieuwe begon. In zekere zin ging ik dood en werd ik herboren, met hetzelfde lichaam, maar niet met dezelfde geest. Mijn lichaam kon nog wel een aantal dingen van daarvoor, zoals drummen en fietsen. Maar daar houdt de overeenkomst op. De twee Su’s hebben gescheiden levens geleefd. Zij heeft mij nooit gekend, en ik weet van haar alleen wat andere mensen me hebben ver- teld. Zij kwam in opstand, ik pas me aan. Zij overtrad regels, ik leef ze na. Zij dronk en rookte hasj, ik weet zelfs niet hoe bier of wijn smaakt, en ik word misselijk van de geur van een joint. Ik hou van groenten, zij vond groente vies. Zij hield van zwemmen, ik heb watervrees.

Tot op de dag van vandaag luister ik naar verhalen over de andere Su die mijn ouders me vertellen, zoals een kind dingen hoort van voordat ze was geboren. Onze familiegeschiedenis bestaat uit twee hoofdstukken, Voor Su en Na Su. Mijn man, een computerfreak, noemt me soms Su 2.0.

Je vraagt je misschien af hoe het voelt om op een ochtend wakker te worden en niet te weten wie je bent. Ik heb geen idee. Het ongeluk wiste niet alleen al mijn herinneringen uit, het zorgde er ook voor dat ik een hele tijd geen nieuwe herinneringen kon vormen. Elke dag werd ik wakker in een huis vol onbekenden. Elke ochtend begon met een les: wel- kom in je nieuwe leven. En dat duurde niet slechts een paar dagen. Het duurde weken voordat ik mijn zoontjes herken- de als ze de kamer binnen dribbelden, maanden voordat ik mijn eigen telefoonnummer kon onthouden, jaren voordat ik de weg naar huis kon vinden als ik ergens was geweest. Ik heb niet meer herinneringen aan de eerste paar jaren na het 12

(13)

ongeluk dan mijn eigen kinderen aan hun eerste levensjaren.

Jarenlang heb ik zelfs niet geweten op welke datum het on- geluk plaatsvond. Is het niet triest om niet te weten wanneer je leven voorgoed veranderde? Het enige wat ik wist, of meen- de te weten, was dat het zich afspeelde op een middag in fe- bruari 1988. Jim dacht dat het ging om een doordeweekse dag. Dat bleek allemaal niet te kloppen. Toen ik eindelijk mijn dossier kreeg van het ziekenhuis, bleek het op 22 mei te zijn gebeurd, een zondag, drie dagen voordat Jim en ik onze derde trouwdag zouden vieren.

Die dag begon als een doodgewone zondag. De eerste negen uur op zondag verliepen altijd volgens een vast patroon, daar- door weet Jim geen bijzonderheden meer. Meestal herinneren mensen zich vooral opmerkelijke of schokkende dingen, en het eerste deel van die dag was verre van opmerkelijk. Wat er later gebeurde, staat wel in zijn geheugen gegrift. Niet in het mijne. En bedenk dat elke herinnering van Jim is getekend door paniek, pijn en verlies.

Zo zou een doodgewone zondag in de lente van het jaar 1988 zijn verlopen. Ik kan niet genoeg benadrukken dat ik geen feiten opsom, maar beschrijf hoe het hoogstwaarschijn- lijk is gegaan.

Ik werd die ochtend wakker in ons kingsize waterbed, tus- sen lakens met felgekleurde strepen. Warm zonlicht scheen al naar binnen door het boograam in Spaanse stijl en de deco- ratieve smeedijzeren spijlen van het tralievenster wierpen een schaduwpatroon van elkaar kruisende lijnen op het beige tapijt.

Nog half slaperig keek ik om me heen in de kamer met de witte muren en maakte de balans op: ik was pas tweeëntwin- tig en had tot twee keer toe mijn studie eraan gegeven, leefde een gezapig leventje als getrouwde vrouw en moeder, en was van een mooie buitenwijk in Philadelphia verhuisd naar een 13

(14)

arbeiderswijk aan de rand van Fort Worth. Naast me lag Jim, mijn man en de vader van mijn twee zoontjes. Benjamin, van nog net geen twee, lag in een tweepersoonsbed te slapen in zijn kamer, onder een dekbed met een dinosaurus erop. Pa- trick, van acht maanden, sliep in zijn ledikantje in de piepkleine derde slaapkamer. Over een paar uur zouden Jim en ik samen met de jongens naar de kerk gaan. Als de kinderen niet wak- ker werden van ons zachte gefluister, zouden we misschien snel en stilletjes de liefde bedrijven. Misschien maakten we plannen voor onze naderende trouwdag en Benjamins tweede verjaardag. Onze trouwdag was al over drie dagen. Hadden we een tafel gereserveerd voor een etentje in een duur restau- rant? Hadden we een oppas geregeld? Hadden we elkaar een kaart gegeven? Cadeaus? Benjamin was over tien dagen jarig.

Hadden we al iets voor hem gekocht, ingepakt en ergens ver- stopt? Had ik de buurtkinderen uitgenodigd voor een partij- tje? Misschien was ik wel van plan om die middag de uitno- digingen te schrijven.

Uiteindelijk stonden we op. Op onze tenen liepen we naar de douche, zachtjes om de kinderen niet wakker te maken.

Na het douchen kleedde ik me aan en ging ik naar Benjamins kamer. Daarna verschoonde ik Patricks luier. Terwijl ik met Patrick op de arm naar de keuken liep om een flesje voor hem klaar te maken, keek ik naar de tientallen ingelijste foto’s van ons jonge gezin die in de gang aan de muur hingen: Benjamin op de arm bij mijn ouders, gekleed in zijn witte doopjurk; nog een foto van Benjamin, slapend naast een stuk taart op zijn eerste verjaardag; Jim en ik ergens in de woestenij van Texas, hand in hand met vreemden tijdens Hands Across America; een foto van mijn kleine, te vroeg geboren baby Patrick; andere foto’s waarop hij steeds groter en dikker wordt; foto’s van onze bruiloft; de eerste keer dat we samen Kerstmis vierden; wij vie- ren toen we hierheen verhuisden, naar ons eerste eigen huis.

14

(15)

Dat was mijn leven. Was het ook mijn gedroomde leven?

Had ik er altijd over gefantaseerd om op mijn negentiende te trouwen, om op mijn twintigste mijn eerste kind te krijgen en een jaar later mijn tweede? Had ik er bewust voor gekozen om op te houden met mijn studie en huisvrouw te worden in Fort Worth? Waarschijnlijk niet. Maar als mijn leven niet vol- gens plan verliep, was er dan een ander plan geweest? Was ik die ochtend wakker geworden met een gevoel van spijt, van gelatenheid? Fantaseerde ik er in bed weleens over om weg te lopen? Wenste ik soms in stilte dat ik dit gezin en dit huis niet had? Droomde ik nog wel eens van mijn vriendje op de middel bare school? Vast wel. We hadden per slot van rekening drie jaar verkering gehad. Vroeg ik me ooit af waar hij was of wat hij deed? Was er wel tijd voor dit soort gemijmer, of had ik me gewoon bij de situatie neergelegd? Iedereen heeft gehei- men, nietwaar? Wat waren de mijne? Ik zal het nooit weten.

Jim weet nog hoe ik in die tijd was, maar zijn herinneringen zijn niet de mijne. En niemand kan ooit alles weten van een ander. Jim kan zich nauwelijks herinneren wat ik die dag heb gezegd of gedaan. Hoe kan hij dan weten waar ik aan dacht?

Het was een halfuur rijden naar de Forst Presbyterian, een grote kerk aan de Trinity River in het centrum van Fort Worth.

Jim en ik kwamen waarschijnlijk iets te laat binnen, doordat we Benjamin en Patrick eerst hadden afgezet bij de crèche. We zaten elke zondag ongeveer op dezelfde plaats, rechts van de kansel, halverwege het middenpad – nooit helemaal vooraan, dat vonden we ongepast. Een uur lang zongen Jim en ik psal- men, lazen we bijbelteksten, baden we en luisterden we naar de preek, iets wat ik me nu niet meer kan voorstellen. De kerk is een van de dingen die de nieuwe ik nooit helemaal heeft kunnen bevatten. Ik begrijp weinig van de eindeloze monolo- gen over een zekere Jezus, die overal is en toch onzichtbaar is, die dood is maar nog leeft, die zowel vader als zoon is. Ik heb 15

(16)

geen idee of ik vroeger in God geloofde en of ik op Hem ver- trouwde. Na het ongeluk had ik de kerkdienst graag willen verruilen voor de zondagsschool van mijn zoontjes, waar alles misschien wat duidelijker werd uitgelegd.

Na de dienst gingen we terug naar ons piepkleine huis op El Greco Avenue, waar de cv-ketel in de gangkast was geplaatst om ruimte te besparen. Ik kan me dat huis niet herinneren, maar Jim heeft me er foto’s van laten zien. Het was een vrij- staande eengezinswoning in een arbeiderswijk die Wedgwood heette, ten zuiden van het centrum van Fort Worth. De huizen waren in het begin van de jaren zeventig gebouwd en bedoeld voor starters op de woningmarkt. Het was een wijk met veel zwangere moeders met kinderwagens, oude stationwagens en barbecuefeestjes in de achtertuin. Ons huis op nummer 6609 verschilde in niets van alle andere huizen. Links van ons stond net zo’n huis, en rechts van ons ook. We kwamen er in 1987 wonen, in de hoop dat we ons na vijf verhuizingen in twee jaar tijd eindelijk konden settelen.

In die tijd was het mijn gewoonte om op zondagmiddag in een stoel op ons terras achter het huis te gaan zitten en brieven te schrijven terwijl de kinderen in de tuin speelden. Ik schreef goed in die tijd; ik beschikte over een grote woordenschat en had een vloeiend handschrift. Familie en vrienden woonden allemaal ver bij ons vandaan, dus stuurde ik met mijn brie- ven vaak foto’s van de jongens mee. Een brief voor mijn ou- ders, een voor mijn grootouders, brieven voor mijn broers en zussen, mogelijk een brief voor Kathy, mijn vriendin van de middelbare school, en een voor Michele, mijn kamergenootje op de universiteit. Een brief voor elk van de mensen die ik zou vergeten.

Toen ik op de middelbare school zat, woonde ik met mijn ouders in een luxe buitenwijk van Philadelphia. Ik had alles 16

(17)

wat mijn hartje begeerde. Mijn vader was scheikundig inge- nieur, mijn moeder een overijverige huisvrouw die in vijf mi- nuten meer deed dan de meeste moeders op een hele dag. Ik leek op mijn ouders: ik was intelligent, muzikaal en atletisch, iemand met een doortastend maar tamelijk koppig karakter.

Ik was, met andere woorden, recalcitrant. Toen ik in de vijf- de klas van de lagere school een muziekinstrument mocht kie- zen, koos ik drums. Op de middelbare school dronk ik, rookte ik joints en was ik een feestbeest, hoewel het me toch lukte om voornamelijk negens en tienen te halen. Ik studeerde aan de Ohio Wesleyan University, een particuliere universiteit voor alfawetenschappen, met een mooie campus in Delaware, net ten noorden van Columbus. Aan het begin van het tweede jaar raakte ik zwanger en onderging ik een abortus. Aan het eind van het tweede jaar gaf ik de brui aan mijn studie; ik trouwde, verhuisde naar Texas, ging studeren aan de Texas Christian University, raakte opnieuw in verwachting en staakte opnieuw mijn studie. En toen was ik nog maar net twintig.

Ik trouwde op mijn negentiende, jonger dan mijn dochter Kassidy nu is. Het lukte mijn ouders blijkbaar niet om me ervan te weerhouden. Reken maar dat ik mijn dochter zou tegen houden. Dat hoop ik tenminste. Waarom wilde ik naar niemand luisteren? Waarom was ik zo koppig? Waarom liep ik op mijn negentiende weg om te trouwen? Ik zou hemel en aarde bewegen om te voorkomen dat mijn dochter dat doet.

Hoe komt het dat het mijn ouders niet is gelukt? Voor mij is dat een grote vraag, maar een antwoord heb ik niet. Niemand weet het.

Ik leerde Jim kennen op Ohio Wesleyan, in mijn eerste jaar.

Hij was derdejaars en had me in het najaar van 1983 in het Look Book gezien, het boek met foto’s van alle nieuwe eerste- jaarsstudenten. Tijdens een repetitie van de muziekkapel kwam hij naar me toe, en zei: ‘Hoi, jij moet Su zijn. Je bent hier nieuw, 17

(18)

hè?’ Hij zegt dat ik naar hem keek alsof hij hondenpoep onder mijn schoen was. We hadden allebei een relatie. Maar later dat najaar, toen zijn dispuut en het mijne een gezamenlijk kano- weekend hadden georganiseerd, reden we mee in dezelfde auto. Op de terugweg kuste hij me.

Vier jaar later was Jim vierentwintig, en werkte hij als soft- ware engineer bij General Dynamics, in een gebouw met veer- tigduizend medewerkers tegenover de Carswell Air Force Base.

Deze divisie maakte deel uit van het Strategic Air Command, ten tijde van de Koude Oorlog Amerika’s voornaamste aanvals- en vergeldingsmacht. Elke ochtend verliet hij om kwart over zeven het huis in een spijkerbroek, een poloshirt en loafers, en dan was hij de hele dag bezig software te ontwikkelen voor F-16 gevechtsvliegtuigen. Veel van onze buren waren traditio- nele gezinnen, wier man en vader ook bij General Dynamics werkte. Zoals bijvoorbeeld Mike en Pam Knote, die pal tegen- over ons woonden. Ze waren maar een paar jaar ouder dan wij en hadden ook twee zoontjes, een van vijf en een peuter.

Mike werkte bij General Dynamics, net als Jim. Pam bleef thuis, net als ik.

Overdag spraken Jim en ik elkaar zelden. Officieel werkte hij tot vier uur ’s middags, maar vaak werkte hij tot ’s avonds laat omdat hij dan overuren uitbetaald kreeg. Ik wist dus nooit precies wanneer hij thuis zou komen. Hij vond het niet fijn als ik hem belde op zijn werk, maar ik had dat geaccepteerd. Als de jongens hadden gegeten en in bed lagen, wachtte ik gewoon tot hij thuiskwam. Ik vermaakte me wel. Ik las boeken of keek video’s. En ik genoot ervan om naar muziek te luisteren.

Ik hield van rock-’n-roll, vooral uit de jaren zestig en zeven- tig, maar ook van de bekende artiesten uit de jaren tachtig.

Ik heb al mijn oude langspeelplaten nog en ook een enorme verzameling cassettebandjes. Vaak speelde ik puur voor de lol mee met mijn favoriete drummers: Neil Peart van Rush, Keith 18

(19)

Moon van The Who, Nick Mason van Pink Floyd, John Bon- ham van Led Zeppelin en Ringo natuurlijk. Jammer genoeg moesten we mijn drumstel uit geldgebrek verkopen toen we nog maar net getrouwd waren. Jim weet nog dat ik na het on- geluk vaak een plaat opzette en dan met de jongens door de kamer danste. Misschien deden we dat voor het ongeluk ook wel. Misschien hebben we op die zondagmiddag in mei wel door de huiskamer gedanst.

We woonden nog geen jaar in het huis op El Greco, maar Jim wist het ziekenhuis al feilloos te vinden. Ik schijn nogal een brokkenpiloot te zijn geweest. Op onze bruiloft had mijn vader Jim apart genomen en gezegd: ‘Ga zodra jullie in Texas zijn op zoek naar de dichtstbijzijnde eerste hulp, want met Su weet je zeker dat je daar vroeg of laat terechtkomt.’

In de korte tijd dat we op El Greco woonden, had ik al be- wezen dat hij gelijk had. Acht maanden daarvoor had ik door een zware griep te vroeg weeën gekregen. Patrick werd in het ziekenhuis in de stad geboren, een maand te vroeg. Hij woog nog net geen vier pond. We noemden hem ‘onze kleine slinger - aap’. Een paar maanden daarna kreeg Benjamin van ander- half een driftbui en smeet hij een zware houten vrachtwagen door het raam in onze slaapkamer. Het gat was zo groot als een volleybal. Impulsief stak ik mijn hand erdoorheen om de vrachtwagen op te rapen, en daarbij sneed het glas tussen mijn duim en wijsvinger. Het resultaat was een lelijke wond en zelf kon ik het bloeden niet stelpen, dus belde ik Jim. Hij kwam meteen naar huis en bracht me naar de spoedeisende hulp. Er waren negentien hechtingen nodig om mijn hand weer op te lappen.

Jim meent zich te herinneren dat we aan het eind van die zon- dagmiddag bespraken of we een film zouden huren als de kin- deren in bed lagen, en wat we zouden eten.

19

(20)

Later stond ik achter het elektrische fornuis macaroni met kaas te maken. Ik gebruikte geraspte smeltkaas omdat Ben- jamin van een romige saus hield, zonder klontjes. Misschien wilde ik in een andere pan wel doperwtjes koken. Jim zat aan de keukentafel met de zondagse editie van de Fort Worth Star Telegram, zoals dat in een traditioneel gezin gebruikelijk was.

Benjamin zat in zijn kinderstoel en at Cheerios. Het zou kunnen dat ik ook een flesje melk opwarmde voor Patrick, die in de huiskamer naast de keuken rondkroop tussen zijn speelgoed.

Dan volgt er een moment dat Jim zich nog haarscherp kan herinneren. Hij weet nog dat hij Patrick vanuit zijn ooghoeken naar het hekje zag kruipen dat de keuken van de huiskamer scheidde.

Niemand weet wat er toen gebeurde. Jim zat er met zijn rug naartoe. ‘Ik hoorde een geluid,’ weet hij nog. ‘Ik hoorde het alleen, maar zag niets. Ik weet nog dat ik schrok. Ik draaide me om en zag een beeld dat aan de horrorfilm Carrie deed denken: ik stond naast de tafel, jij had Patrick in je armen, en toen je hem aan mij wilde geven, zakte je in elkaar. Er stroom- de bloed uit je hoofd.’ Jim zegt dat hij het licht in mijn ogen zag doven toen ik op de vloer in elkaar zakte.

Jim bleef een paar seconden staan; hij kon nog niet bevatten wat er was gebeurd.

‘Ik probeerde te bedenken wat ik moest doen,’ herinnert hij zich, ‘want wat ik zag was volkomen onwerkelijk.’

Mijn lichaam lag ineengezakt op de vloer, bewegingloos. De plafondventilator hing ongeveer dertig centimeter boven me in de lucht. Deze feiten hielden op de een of andere manier verband met elkaar.

Jims verlamming was tijdelijk. Hij liep om mijn gevallen li- chaam en de bungelende plafondventilator heen naar de tele- foon, die in de huiskamer aan de muur hing. Met Patrick op zijn ene arm en de hoorn in de andere draaide hij 911.

20

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden” (Exodus 3:14); “Ik ben aan Abraham, Izak en Jakob verschenen als God de Almach- tige,

In de gesprekken die Awel voerde met de groep kinderen die weinig contact heeft met de ouder vertellen zij dat ze het gevoel hebben dat de ouder hen niet ‘kent’ en niet weet wat er

Met andere woorden, inzicht geven in de betekenis van ontwikkelingen binnen ons vakgebied, inclusief handvatten en voor­ en nadelen voor het vak van internal auditor.. Zo was

De Graaf, boomverzorger in de eigen bomenploeg van de gemeente Dronten, heeft twaalf exempla- ren van de Dendro Tree Wear aangeschaft voor boombescherming tijdens gemeentelijke

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Ik kan mij voorstellen dat een flexibelbestemmingsplan voor een heel groot project voor de gemeente minder rompslomp met zich meebrengt maar voor dit kleine plan waarbij

Toen kreeg ik na twee maanden zó hard het deksel op mijn neus, dat ik een jaar nodig had om weer terug te keren op mijn werk.. En toen viel ik na twee maanden wéér uit met

Snipper de ui en pers de knoflook en fruit deze in een beetje olie aan (eventueel kun je dan de kip of spekjes mee bakken).. Voeg de gewassen spinazie (in stukjes gesneden) toe