Romeinen 11: 24 Mattheüs 21: 33 – 43
Gemeente van Christus,
Een poosje geleden stond er een klein berichtje in de krant.
Ik had er haast over heen gelezen. De man, die indertijd betrokken was bij de moord op een paar negers /zwarten in het zuiden van de Verenigde Staten, was overleden. Die moord heeft wereldwijde belangstelling gekregen door de film, die er naar gemaakt is, Missisipi burning. Missisipi, het stroomgebied van de rivier de Missisipi in het zuiden van de Verenigde Staten, staat in brand. We zijn dan in de jaren zestig van de vorige eeuw. Er zijn hevige
rassenrellen. Rechts extremistische blanken treden uiterst gewelddadig op tegen zwarten.
Deze man, die bij moord op zwarten betrokken was, was een rechts extremistische predikant. Hij had een duidelijk standpunt. Dat gaf hem zekerheid, Daar had hij blijkbaar behoefte aan. Ik hoop dat u de ironie, de fijne spot in mijn woorden proeft. Hij zei: zwarten – nikkers zei hij steeds – zijn vervloekt. In de Bijbel staat immers, dat Noach zijn zoon Cham vervloekte. Toen Noach namelijk dronken was en in zijn blootje zijn roes lag uit te slapen, had zijn zoon Cham hem bespot. Cham was, zo dacht men, de stamvader van de zwarten. En eens vervloekt is voor altijd vervloekt.
Dus een heel ras, zelfs een heel continent wordt apart gezet. Uitsluiting in naam van het geloof. Dan krijg je apartheid. Dat veroorzaakt kortsluiting. Dan slaan de stoppen door.
Die rechts extremistische dominee had ook een duidelijk standpunt over joden. Als de één uitsluit is de volgende nooit ver weg. Ook voor joden is er geen plaats in Missisipi. Ze hebben immers Christus gedood. De zoon van God Ze hebben het niet goed gedaan, ze hebben afgedaan. Weg ermee. Geen toegang voor joden.
Waar baseert deze man zijn standpunt op? Hij kent de gelijkenis van de wijngaard uit Mattheüs 21. Daar lezen we dat de beheerders van de wijngaard de zoon van de
eigenaar doden. De joden doden Christus. Zie je wel? De Bijbel zegt het zelf. Nu wordt de wijngaard aan anderen gegeven, aan de Christenen, die er wel goed voor zorgen, Christus wel erkennen als zoon van God. Deze
gedachtegang wordt wel vervangingstheologie genoemd.
Waarom? Omdat hier mensen worden vervangen, een heel volk zelfs. Christenen nemen de plaats in van Joden. Wat gebeurt er als we mensen gaan vervangen? Dan gebeuren de meest vreselijke dingen. Mensen zijn niet vervangbaar Misschien wel in hun werk, maar niet in het leven, als medemens, als kind van God.
We lazen vanmorgen een verhaal, een gelijkenis over een wijngaard. In de Bijbel staat de wijngaard voor alles wat het leven goed maakt. Zoals velen van ons het ideaal hebben nog eens een wijngaard te bezitten in Frankrijk of Toscane. Die wijngaard staat voor een goede aarde, vol voedsel, vol zin en betekenis. Die is ons in beheer gegeven.
Wij maken er niet veel van: joden niet, christenen niet, islamieten niet. We maken er soms gewoon een puinhoop van. Álleen voor blanken, niet voor joden, staat er op de bordjes. Apartheid, uitsluiting.
Telkens heb je weer dat gevaarlijke mechanisme in ons, dat we onze eigen identiteit alleen maar menen te kunnen behouden, versterken, door die aan een ander te ontnemen. Alleen als een ander niets is, kan ik iets zijn.
Alleen als een ander voor alle ellende verantwoordelijk is:
de joden, de negers, de Polen, de Marokkanen, zijn wij ontslagen van de taak naar ons zelf te kijken en onze eigen verantwoordelijkheid voor de wijngaard te nemen. We voelen ons bedreigd, onzeker, begrijpen, kennen de
andersdenkende, -gelovende en -levende niet. We werken elkaar de tent uit.
Het is heel pijnlijk, dat het NT, de Bijbel zélf wel eens aanleiding lijkt te geven tot die uitsluiting van Joden. De Evangelist Mattheüs vertelt niet alleen deze gelijkenis. Hij zegt ook, dat als Jezus voor Pilatus verschijnt, de menigte roept: doodt hem. Zijn bloed kome over ons en onze
kinderen. Van sommige teksten uit de Bijbel zou je willen, dat ze nooit opgeschreven waren. Een conflict dat toen binnen het Jodendom heerste, wordt als excuus gebruikt om alle Joden nu uit te sluiten.
Gelukkig gaat Paulus hier tegenin. In zijn –moeilijk leesbare- brief aan de Romeinen gaat hij uitgebreid in op de verhouding van christenen en joden. Die gaf
spanningen. Want het christendom begon als sekte van het jodendom. We zijn voor ons zelf begonnen. Dat geeft altijd spanningen.
Paulus geeft die christenen die joden uitsluiten onder uit de zak. Hij gebruikt in zijn brief aan de gemeente in Rome het beeld van een bloeiende olijfboom – symbool van welvaart en voorspoed. Op die olijfboom is een klein onooglijk takje geënt. Die bloeiende olijfboom (of wijnstok): dat is Israël.
En wij Christenen zijn dat kleine, groene takje dat er met hars op is aangebracht. Een veelbelovende jonge twijg, zeker. Maar het is toch van den gekke, als dat takje zou zeggen: de olijfboom heeft afgedaan. Je zaagt toch de boom niet door, waaruit je je voedingsstoffen haalt! Je bent daar blijvend mee verbonden, het zijn je wortels.
Zorg goed voor de wijngaard, de olijfgaard, een wereld waarin mensen in vrede en voorspoed met elkaar kunnen leven. Wij hebben een bekend gezegde, dat spreekt over het in pacht hebben van de waarheid. Daar bedoelen we mee: mensen die menen dat de waarheid hun bezit is, dat alleen zij de waarheid bezitten en anderen niet. Eigenlijk is dat zot. Een pachter, een beheerder van bv een wijngaard, heeft deze juist in bruikleen, hij of zij moet er
verantwoording over afleggen, over de wijze waarop je er mee omgaat, de wijngaard, de waarheid. Die heb je in pacht in de zin van: God vraagt je steeds er goed mee om te gaan, er verantwoording voor af te leggen. Sluiten we mensen uit? Doen we elkaar goed? Veroorzaken we geen kortsluiting. Slaan de stoppen ook door.De waarheid, het geloof, onze medemens is ons bezit niet.
Afgelopen zondag heeft de landelijke secretaris van onze kerk, de PKN, schuld erkend over het lot van de Joden in de WO II. Dat deed hij in een synagoge in Amsterdam bij de herdenking van de Kristalnacht in Duitsland. Toen begon de systematische uitsluiting van en moord op 6 miljoen joden.
In die verklaring wordt erkenning uitgesproken voor het onvoorstelbare leed, dat joden is aangedaan. En wordt daarvoor schuld bekend, medeverantwoordelijkheid genomen voor wat er gebeurd is.
Op deze verklaring kwam nogal wat kritiek. Moet dat nu zo nodig. Er is toch ook veel verzet, ook vanuit de kerken gepleegd. Zeker. In Trouw las ik, dat er juist van joodse zijde op is aangedrongen om dit verzet te noemen.
Bijvoorbeeld: een aangetrouwde oom van mij heeft joodse onderduikers gehad en daarvoor vastgezeten in kamp Amersfoort. Er was verzet, zeker, zo zegt deze verklaring.
Er was moed.
Maar het was niet moedig genoeg. De kerk als geheel, als instituut, was te voorzichtig en te terughoudend. Vandaar de belijdenis van schuld. Schuld belijden heeft alleen maar zin, als je bereid bent je verantwoordelijkheid te nemen voor wat er gebeurd is en voor de toekomst; als schuld de motor van verandering wordt.
Aan het begin van dit jaar maakte premier Rutte bij het Auschwitz monument zijn excuses namens de Nederlandse staat. Er was verzet, maar niet voldoende.
Op het Auschwitz monument staan de woorden: nooit meer. Daar ga je voor staan als je als kerk schuld belijdt.
Dat zal ons niet weer overkomen. Daar gaan we voor.
In deze verklaring van de PKN staat ook, dat we hebben bijgedragen aan een proces waarin Joden geïsoleerd werden. Dan ben ik terug bij het begin van de preek. Het begint met het uitsluiten, isoleren en stigmatiseren van alles en iedereen wat anders is dan wijzelf zijn. Vandaag zijn het de Marokkanen, gisteren de islam, vorige week de Bulgaren en nog eerde de zwarten en de Joden.
Daar zeggen we van: nooit meer
Ten slotte. Rabindranath Tagore was een wijze man uit India. Als jongen kocht ik al zijn boekjes met korte, rake
opmerkingen en verhaaltjes. Hij zegt: stel, je leven is een lamp. Je bent geneigd die lamp af te schermen, tegen de storm, de wind, de onzekerheid, mensen, die anders zijn:
van huidskleur, geloof, wijze van leven. Dan ben je geneigd je mantel om die lamp heen te slaan, je af te schermen. Dan dooft het licht!
Wij hebben het geloof niet in ons bezit, zoals we God niet bezitten, onze vrienden en onze kinderen of ouders. We zijn elkaar gegeven. Om samen in de wijngaard te werken.
Niet om elkaar de tent uit te werken.
Rabindranath Tagore vergelijkt ons leven ook met een stromende rivier. Wat zijn we geneigd te doen? We bouwen er een dam in om het water voor ons zelf te
houden, alles beheersbaar te houden. Lekker veilig. Wat is het gevolg van die dam: de stroom droogt op.
Elkaar uitsluiten, buiten sluiten. Vanmorgen maken we precies de omgekeerde beweging. We sluiten elkaar in.
Dat noem je inclusief denken. De ander staat niet buiten je leven, maar maakt daar deel van uit. We zijn allemaal kinderen van God.
Amen