M*'
;iW aAüA.'A
* - * * *k
aa
M
r* * ; " - * : ; ! AA A -:
;
i
tuil
,M•'
•AkA A
\A /.
VA
>A
A A
;* * * *,a
nA&Aa-t
WH
A. « a A i' i A ' MgUfil]H
ca
£V7
,UÜ
HARVARD UNIVERSITY
»©
LIBRARY
OF THE
DEPARTMENT OF MOLLUSKS
IN THE
Museum
ofComparative Zoology
Gift of:
JUN
20014
fe
'
NATUURKUNDIGE
VERHANDELING,
O F
WAARNEMINGEj
Betreffende den
HOU T-UYT RASPEN DE
E N
DOORBOORENDE
ZE E-WORM.
Waar
in wort aangeweezen, i. Deszelfs maakzelofnatuurlykgeltel. i.
Hoe
het hout, daar ditfchepzel inlegt,zig vertoont.En
3.eenige verdere omftan- digheeden: bevattende *, den oor/pronk^ en teeling dezes fchepzeh. /3.Dewyzehoehetzelveinhethout komt. y. fin daai inzy nikverder voortgaaten groo-terworr. ï. Panwaardoordit Dier leeft,groeyt en Jterft. t-
En
ten laaften een hulpmiddel tegendiefchadelykgediertetegebruyken.
Waar
by gevoegt is een korte befchryving vandeszelfs
Vyand zynde
een anderJ
'chepzel.DOOR
CORNELIUS BELKMEER, I:Z:
Medicinae Doftor.
MetKoperePlatendoor denAuteurzelfsna'tleven getekenc.
t'A
M
ST E R D A M,
BydeErven van J.
R a
t e lba nd en Compagnie, op dehoekvandeKalverftraat, aandenDam. 1733.EDEL MOGENDE HEEREN
COMMISSARISSEN,
Van en uyt
HUN ED: GROOT MOGENDE
,
Tot
het ïnfpe&eeren en doen reparee- ren van de befchadigde Weftvries-fche Zeedyken.
Den Hoog
EdelenHeer
VINCENT WILLEM,
Baron van Hompefch
,Heer van
Gende- ren ére. befchreeven in deOrdre van
de Ridderfchapvan
Hollandt en Weftvries- landt, ére. ére,&c.
Den Heer
M'. JACOB GILLIS,
Raad
en Penfionaris der Stadt;ifaar~
lem, ére. ére. ére.
Den Heer
M
r.JAN van TEYLINGEN,
Burgermeefter en
Raad
derStad
Ley- den,&e. &e.
éte.*
2Den
Den Heer
M
r.HARMANHENRIKvandePOLL>
Raad
enOud
Scheepen der Stadt Amfier-dam,
mitsgaders Gedeputeerde tot de Su- permtendentie over de vierNoor
der-Kog-gen
Zeedyk, ó'C.&c. &c.
Den Heer
M
r.J O A N D R U Y FF,
Raad
enOud
BurgermeefierderStadtEnk-
huyfen , mitsgaders GedeputeerdeUt
de Superintendentievan
de vier Noorder-Koggen
Zeedyk,&C.&C.&C.
Den Heer
JOHANNES BENNINGBROEK,
Raad
enOud
PrefideerendBurgermeefier derStadtMedenblik,&c. &c. &c.
Ed: Mogende Heeren!
Oor U Ed: Mog: aangemoe-
digt
om de natuur en
eygen-genfchappen eener Vyandt na
te
ipeuren en op
tezoeken
,
die
bedektelyk door de Zeejlroomen aan-
g
e~O P D R A G T.
gebragt, een inval doet,
reets vee/e wallenin bezittinghebbende
, allenskensverder voortdringt
;en door zyne groo~
te
magt
, allesichynt
te willenover- winnen
: diede dryvende
Zeekafleelendoorboort, welke
inandere Geweflen en Landen met
dierbaaregoederen
,groote
/chatteti)
Rykdommen en
voortreffelykeKoopman fchappen gelaaden,geftadig
afen aan vaaren
, plotzelings in't diep/Ieder- Zee zouden konnen doen nederzinken
:en
veeleManhafte Zeehelden het donderent kanon ,nog
het loeijender winden
nietvree-»zendeen gevaar
ftelt,omzelfsonder \ge
mleyde
van een zagt Wint
jeaan de
Vifjen,haar
inde Zeegolven onthoudende
,ten proy gegeven
teworden
:Zoo
is inmy
ontfonkt een brandende
begeerte ,dee- ze vyandelyke
dieren, diemet dapper-
heyt f
potten
,en om vernuft fchynen
te
lachen
j tot inhet binnenfte
te be~Jchouwen.
Na
dat ik,dan ontfwagtelt van
eeni-ge
bezigheeden ,door een ongelooffely- ke moeyte, my
zeiven
hier involdaan
*
zhadt
O P D R A G T.
had
;zoo
eilchtemynen fchuldigen
p
ligt,de
begeertensvan U Ed: Mog:
ineen zelve aangenaame kalmte van ver- genoeging
tebevredigen
, dieikvertrouw
als in
aanzienlyke en
hooge StaatsPer- zoonen
,ten
nuttevan het Gemeene
Beftte zyn.
En om
dit tevolbrengen Ed: Mog:
Heeren! kan
ikgeen
voortreffelyker gelegentheytvinden
,dan met de
verfpie-de omftandigheden van deeze
ver/chrik- kelykenvyandt
,diegeharnaft tngehelmt
, inzyne ondermynde en verborgene
hoo- ien,door
't hooft tebieden
, 'shands ondergang zoekt
,aan U Ed: Mog:
alsOppergezaghebberen der
WeftvriefcheOe-
vers-,
met
alleeerbiedigheyt,eneenver-
Ichuldigt
ontzag
,op
te offeren,En byzonder voele
ikmy
verpligten genootzaakt
ymyne Verhandelingen aan
L7Ed: Mog: op
tedragen
,op dat dezelve door het fcherpe iin V Ed: Mog:
alder- doordringenftevernuft
> getoet(len waar-
dig
geoordeelt zynde
,ook eenige
dienftaan
O P D R A G T.
aan de
Ingezeetenenzoude kunnen doen, of
tenminden voorligten
,om beyizame middelen
tezoeken
,en quade
tever- werpen.
Wel Ed: Mog: Hèeren
! ik zaldan de vrymoedigheyt gebruyken
,om het Werk myner har/enen en handen
,met ont- zaggelyke namen goetgunftiglyk ge*
kroont,
voor Uwe voeten, den
afgunjlverdrukkende
,neder
teleggen
,op dat
hetdaar door be/cbermt zynde,
nietdoor wanfchikkelyke en plompe heenderen van anderen
,vertreeden zoud wor-
den.
Of
ikdoor myne moeyten zoo veel Eer
zalontfangen
? alsde Ed: Mog: Hèe-
renLof verdient hebben
,met haare Vader
lykezorg
ten nuttevan het Vader*
land
,daar
zal ik nietvan fpreeken
;
alleenlyk zalik
maar zeggen
,dat fchoon de Aarde
veelemannen van een door- dringent
oordeelen fcharp ver/land met
zig omdraagt
;echter
nietsmagtiger tegens deeze vyandt
isuytgevonden
,dan dat haar Ed:Mog:
teruy
tvoerhebben
* 4
ge-O P D. R A G T.
gebragt
:want met de Bolwerken tegen 3e aanvallende woede
derZee
te verfter-ken; ontrukt en onthoudt men
tefFensdeeze vyanden haare
lyfbergingeen
teef- togt ,om was het mogelyk
,de
zelvedoor gebrek van
voetzel teverdryven
,
of uythongerende
teoverwinnen
;waar- lyk een wys
beleydvan Overheeden
,dat van
'tVolk geroemt moet worden.
Of
ikdoor mynen arbeydt het gemeen zoo
veelnut
zaldoen
? alshunne Ed:
Mog: wel oogen van vergenoeging
totzich trekken
,met de Onderdanen door het wys
beflier desRoers van Stad tn Staat
} ineen behouden haven van Vreede
tebe- zorgen
,dat zoude
ik nietdurven deiu ken
, veelmin my verftouten of aanma-
tigen
zulks
te 'voorzeggen.Echter
vley ikmy
zeiven met
diehoop,dat de aanbieding myner Eerftgeboor-
nen Nederlander
, ishet
nietgeheel met
armen van
liefde, tenminften met geen
oogevan veragting
zalontfangen wor-
den. En wen/ch met een algemeene
toe- juiching ylang leeven
zulkeVaderen des
Va-
O P D R A G T.
Vader
iandts, diede Vreede en Vryheydt der Volkeren bewaar en; en Hy
dieAU
magtig
isonderfteune U Ed: Mog: in de
hoogeen fwaarwigtige ampten
;hy
verdere U Ed: Mog: met waardigheyt
, inde
aanzienlykeen agtbare
bedienin-gen
yen zegene
(/£W:
/Wögvinallegroo-
teen
nietminder
nutteondernemingen;
en my> om
tesj» met
alleagtinge
%Ed: Mog: Heeren!
Een getrouw
engehoor-zaam
Onderdaan,CORNELIUS BELKMEER.
*
5AAN
A A N DEN
ONDERZOEKENDEN
L E E Z E R
\Et
doel
rdat wel/prekende Re-
denaars
befchieten, is,haar Redenvoeringen
, hetzy met
een
gladde ^ioffetong:
hetzy door
eenwelge/neden pen, aan den aandagtigen toehoorder, of
oplettendeLezer,
op het aldercierlykfte,met
uit»gehipte woorden opgepronkt
tevertoo- nen
:doch degrootftenauwkeurigheid
ƒ>#//den onderzoekende Liefhebber. Wat
het eerftgemelde
betreft ,dat heb
ik niet inmyn magt
,en
is ook nietmyn oog- wit
:maar
het laatfte,daar heb
ikmyn
uy
ter/Iepoging
toeaangewend, dewyl myn gefchrevene
, alleenlykwaarnemin- gen bevat: hierom
gelieveden Lezer
zich niet
aan den ftylw/jfchryven,
als een (leen des zanfrootstequetzen
>maar
zyn aandagt
zy alleen opde natuur der
za-VOORREDEN.
zaken myner waarnemingen en verhan- delingen
geveftigt.Het Oogmerk der
geleerdeSchryvers
is
waarlyk altydgewee/i aan den Tytel
te voldoen,en
eerminder aan den gevel
tejchryven
,dan
hetgebouw
in zichkomt
te bevatten.Hierom zal
ikmyn Lezer ver-
toonen een afgefchetsgeraamte van myne Waarnemingen en Verhandelingen der Hout-uyt-raspende en doorboorende
Zeeworm
,dusgenaamt
uytde gelykenis der Wormen
,door uy twerking
inhethout,en
uytde
plaats inZee.De Bladeren dan van
ditmyn
kley-ne Werkje
hejluyten , volgensden Ty-
tel
der
zelvei in order.
Eer
ft^ een zeernauwkeurige bdchry ving van
hetSchep-
zel ,dat
in hethout gevonden word;
ten
tweeden
, hoe dithout, met deze dieren gevult
,hejchouwt word; enein-
delyk tenderden
, eenigeverdere omftan- digheden
,rakende
het fchepzel zelfs.In de be/chouwing van
ditfchepzel
,dat
zich een
kookertje
ver/chaft,word
eerfl hetfchepzel
,en dan
tentweeden
, hethuysje
VOORREDEN.
huysje
vertoont.In de bef
chryving van
het dier
word
eerfl ontleedkundigontdekt
hetgeharnaft hooft
:dan
het zeerzag-
te ,
en
teeder lighaam
jen
ten laat[tende wonderbaare
Staart.In de verhan-
delingvan
hetkookertje word aan den Lezer
eerfldeszelfsoorfpronk aangetoond^
ten
tweeden
,met welke coleuren
het isafgefchildert \
dan welke
geftalte het heeft ;en
tenlaatften ,van welken voor-
treffelykennuttigheid
dit kookertje is.In de waarnemingen van
hethout word den Lezer medegedeelt
eenverklaaring
van
zekerevuyligheden
, kleine diertjesen
gaatjes , die zichvan buyten
laaten
zien :dan
tentweeden
, hoedithout van binnen doorboort, met zyne hooien
,en de
dierendaar
inzichverbergende
,ver-
toont.De andere omftandigheden haare
opzigt tot
dat
dierhebbende
,geven den Lezer
eenden kb
eeltvan waar
dit dierzyn oorfpronk
heeft ;en van wien
hetzyn magt, om
tekonnen
teelen,
isgege- ven
jen
hoe die op een zonderlingewyze
,buyten het hout, fchoon
hetfchepzel daar
binnen
V OOR REDEN.
binnen
legtgefchied
:dan
opwelken wyze deze jong-geteelde
en buyten het houtgebooren
diertjes ,daar
indringen
,
dat byna voor
hetmen/chelyke vernuft omnooglyk
fchynt:en dan
noch ,op hoe- da nigen wyze
ditfchepzel geduürig
o?nden Brooden arbeydende
,met zyn
hooft ontzaglykgewapent zynde
, het alder- hart[Ie des houts niet enfcbroomt
,maar
allengskens 'verder
en verder
inhet
zel-ve dringt,
enverborgen uytholt
; enool^y
dat
het %yn loopgraven vergrootende
, ^elfs ge/iadigmoet aanwarTchen
, en bygevolge
ineen
fchielyhe tydt^yne
hooien tot een verfcbrikfólykf grootedoet overgaan
:en eyndely^ dat
dit dier, door eennatuur-
lyl^ voetzel ,
xynde
het Keerfyne
afge- rasptehout
, leeft,groeyt^/ onderhou- den word
;gevoegt
byde oorzaken waar
doorhetfterft: enten
laateen
, eenhulp- middel
,om de bende van de^en gewa- penden vyand
te verflaan ,of
ten minfientegen
te ftaan.Noch word
in hetIVerl^
je , gelyk.
den
Tytel opgeeft , kprtbe-
fchreven den vyand van^de
voorïge,en
hoe-
VOORREDEN.
hoedanig hy zyne vyandfchap toont
-9fcboon
veel te kleyn in getal,om ^gen-
eralende
teoverwinnen.
Het Werkje
is inLeden
, en diewe- der
inNommers
verdeeltjde
eer[Iemet
Romeynfche
getallen ,en
hettweede
doorCyffer
Letters $dat mogelyk den Lezer
inden
beginne 'Keer ftyfen plomp
zal'voor-komen
5 dochde bladeren verder
befdou- wende
, zp° %alhy moeten
bejluyten, uytde geduurige herroepingen der\elven
,dat
hetegter Zfer
nodig
is,om den opmerken- den Leezer
kprt en klaar eenbevatting der zaken
te verjchaffen.Tot
het onderzoeken der fcbepzflen isnoodig een
ontleedkundige behandeling,
enbyzpnder
hetgebruyk der Vergroot- glazen
;en om het ondervondene ande-
remeede
tedeelen, word
vereyfchtde Tekenkonft
,gevoegt bj
eennatuurkun- dige wyze van fpreeken of fchryven
$hierom het
weynige
,dat ikyan
dezehoe- danigheden
bezit ,de
uyterfte
poging af
gevergt hebbende
, zpo verftoutik,my aan de
geleerdeWerelt myne waarnemingen
egterte vertoonen.
En
V O O R R EDEN.
En
indien dezemyne eerftgeboorne harfïènvrugt met armen van vergenoe- ging
ombeljlword
, %po^/
betmy
ttytlok?kende, aanmoedigen, om andere
in bet ligt derWerelt
te vertoonen.fierder heb it^
den Lezer
nietmeer
teKeggen* dan dat mynen arbeydt met den Opper-Bouwmeefter begonnen
,en oo^
geeyndigtzjy
dieV E.
geeftW ELVAAREN.
LOF.
LOFDICHT,
Tereerevan den Schranderen en Natuur- kundigen Heer
CORNELIUS BELKMEER,
Medicina DoBor-^
AlszynEd: doorwrochtegedachtenover de
W O R M E N,
Hun
Oor/pronk, enAanwas &c.
het lichtzagen.
1 Jlt
'tnut en 't zoet tezaam
wil paaren,En
voor 'tgemeen
geen yver fpaaren, Zalzyn
eenman
wiens grootenaam
Braveert
op
vlerken van deFaam
,
Maar
die, wiensgeeft,'^L^^jammervlagen Ontdekt,
en Neerlands zuure plaagenZoekt
af tewenden,
is eenHeld
Geacht,by
'tGodendom
geftelt:Myn Heer
dit toontgy
inu
fchriften,Waar
ingy
'tgoud
van'tfchuym
kunt fchiftenDoor
reden, wiskunft en verftandt,Gevoegt
tezaamen hand
aanhand
:
Gy
jy toont
hoe
inu
Kabinetten Van fyn verftand, zich nederzettenNatuur, Machaon,
enwat meer Geacht was
by een Dezideer:U Breyn
weet alles uyt te vinden,Gy
durft en kunt u onderwindenOm
't boek van redenop
te Haan,
En
daar uyt alles naa te gaanIn reyne taal, en ftyl van
woorden
,
Van woorden
, diemyn
hert bekoorden:
Gy
weet, alwas
'top
een Paneel Gefchildertmet
een fyn PenceelHet Wormgediert net afte maaien
,
Hoe
dat 'shands
ingeheydeV
aaien^Door
deze kanker zyn befmet,En
tot een roof der Zee gezet:
Gy
zulthun Vyand
net ontdekken,
Schoon die nogtans niet kan verftrekken
Tot
wering, dat ditdrukkend kwaad
Geheel en al te gronde gaat;
En daarom
zultgy
ons hier leeren DiePlaag
vanLand
en Stad te keerenDoor
midd'len daar toeaangewend, Zoo God met
die zyn zegen zend.# * U
U Boek
vervultmet
weten fchappen,
Befproeit
met
wysheids honigzappen,
Verheft
u
nooit volprezen lofTot
aan het glansryk darren-hof.Hier
zietgy
Lezer Diamanten,Vol
tintlend licht van alle kanten,Hier
zietgy
Paarlen en SaiierGezet
in zuiver wit papier.Doorlees dit
werk
in alle deelen,Het
zal unook
ofooit verveelen,
Gy
zult hier fmaaken fyn banket, Vergeefs in Dichtmaat opgezet.JAN BIMAN
NA-
co
NATUURKUNDIGE VERHANDELING
O F
WAARNEMINGEN
Betreffende den
HOUT UYTRASPENDE
\
E N
DOORBOORENDE
ZE E-WORM.
§. I.
[Ods wonderbare
wysheyd,
enonuyt- fprekelykemagt
, blinkt aldermeeft, enword
aan onsop
het kragtigftc vertoont uyt de gefchapenedingen, en deszelfs netheyden verderehoedanigheden, door fterffelyke handen, fchoonnog
zoo kon- dig, niet na te bootzen , veel minder te be- zielen ofte doen leeven; overtuigen ons zei-ven van een
Opper-
en AlmagtigWezen:
alsde eenigfte weibron, waar door alledezedin- gen gebooren zyn.
A IL
O)
IL
Dit is , en
moet ook
de eenige reden en grondzuylzyn
, waarop
de onderzoekende Liefhebbers der natuurlyke Schepzelenhunne
nieuwsgierigheydbouwen,
en tragtente vol- doen.III.
Hierom
hebben alle yverige onderzoekershunne waarnemingen
,zoo
naaukeurig als in deszelfsmagt was
, ons medegedeelt, wiens voorbeelt ik als in een levendig Tafereel be-fchouwende,
zal tragten na te volgen.IV.
Den
verftandigen Lezer gelievedan met
aandagt te letten , datmyne waarnemingen
haren opzigt hebben i,op
het Schepzel zelfs, 2. haarewoonmge
, en eyndelyk 3.op
eenige verdere omftandigheden raakende het Schrik-dier.
V.
Indien
men
dit Schepzel(§.ïV
N°. 1)met
aandagt befchouwt, zoozalmen
bevinden dat het D/éTbeftaat uyt 1. een levendige en bewe- gendeftof, en deszelfs httysje, i.uyt eendoodsen onbeweeglyke materie.
VI.
Om
niet in de befchryvinge van ditwon-
derbaar/*^^
(§.V
N°. 1 ) teverwarrertizo zal het belt zyn aanmyn
naaukeurigen Lee- zer, 1. het Hooft , 2. hetLighaam
, en eyn-C?)
eyndelyk ten ;. teftaart te vertoonenj de^
wyl
dit diermet
deeze deelen vereert is.VII.
Het Hooft, (§,VI.N<\
i.) gelykinalïean- dere Schepzelen , het edelfte en nutfte vanalle overige deelen , verdient
ook
, volgens order, eeril verhandelt teworden
, hetwelk met
het blooteoogbefchouwt, zich vertoont,als gezien kan
worden
, fig: i , 2 en 3,dog
my
zelve hiermede
niet vernoegende , als in de uyterlyke fchors hangen blyvende,zoo nam
ikmyn
toevlugt tot de glazen ,door kond
vanmynen
veel geliefdenVader
te za-men
gefteldt , doorwelke
zelfs onzigtbare dingen aan onze zielworden
vertoont : en hiermede
hetHooft
befchouwende, vertoo- nende zig als door fig:4,
5 , en 6. wordafge-beek
DitHooft
vertoont aan ons gevoel r.een harde , en
dan
2. een zagteftof, dieik yderop
zich zelven zal verhandelen.VIII.
Het
harder gedeeltedesHoofts,(§.VIIN
r.)beftaande uyt twee gelyke t'zaamgevoegdc deelen, dat ons als het uyterlyk(te
voorkomt,
en van het zagte dat het ten deeleomvangt, gezuy
vertzynde, vertoont ons I. de coleur, ten 2. de figuur ofgefteltheid, en eyndelykten. 3, ontdekt
men
daarm
eenige bewe*ging-
A
zIX.
(4)
IX.
De
coleur (§.VIII
No. i) van deze hardeLighamen
isaan'tbovengedeelteAD
E,fig: 7,
zuy
ver wit5 als een fchulp. (fchoon veele Schilders wit en zwart niet voor coleuren er-kennen
zo
zal ik egter ,om myne
verdee- ling tevolgen dit vooronderftellen.)Heton-
derfte gedeelte G. een weinig blauwer , van hardigheid na hoorn gelykende.
X.
Het
aldermerkwaardigfte van deze hardeLighamen
, is waarlyk de figuur oïgeftalte (§.VIII
.N°. 2,}welke
ons verfcheydeafbeel-dingen hebben doen(lellen,
om
dezelve nadezyden
of plaatzen naaukeurig te vertoonen,
waar
vanmen
dezelve befchouwt, als 1. van buitenop
de zydey ten 2. van binnen, ten 3. de twee t'zamengevoegde deelenvan
voo- reny en eyndelyk ten 4. vanagteren.XI.
Dit harde , witte , fchulpagtige, lighaam
(§ X N
. 1} zal ikmynen
oplettenden Leezer,
1. vertoonen , van denomtrek,
zynde
alsMg. 7.een nette avegaarsboor verbeeldende.
Het
bo- venfte gedeelteA
is rondagtig , wiens boordC
fcherpzynde
,met
de randB
, dieook
fcherpis,eenregthoek maakt,hetdeel
B DH F E
maakt
een £ deel van een lighamelykeEyrond
uyt, het onderdeelHGF
is dunderals het bovenfte, de onderrand
G wykt
eenweinig
C5)
weinig meeruyc,'t
welk
alhetgeeneis,datvan den omtrek te zeggenvalt.Hierom
zaliknu
vertoonen, watten 2. inde off
ervlaktetezienis.
Den Bek
van den avegaarA,
is na de figuur ingefneden, van boven nabeneden,het bovendeelDB E
insgelyks,dog
nadelengte, het onderdeelDHFE, weder
vanboven
na beneden, zo dat deze, en de vorige als over malkander loopen } hierom is daar, als een bandagtige dikteDE,
het onderde gedeelrjeHGE,
is ongefchikt ingegroeft, waar inde
vliesjes en vezeltjes , zig vaft hegten.
Hier
uyt zalmen
ligt begrypen, dat dit lighaam,
gefchapen isom
te booren, enom
te raspenjdewyl
hetmet
recht een raspende boor, ge-noemt
kan worden.Hierom
zullenwy
hetnu omkeeren
, en 't zelve van binnen be- fchouwen.XII.
Van
binnen (§.X
N°.2 ) dit lighaam nau-keungh
naziende, zalmen
bevinden te zyn,als fig: 8, deavegaars bek
B
is hol, en des- zelfs uyterfte puntA
is het dikfte, van het harde gedeelte des Hoofts , en fchynt een opening te hebben , waar inmogelyk
Vaat-jes tot voeding van dit deel gaanj en hier ter plaats
zyn
de twee lighamen , door bantjes aan een gehegt, daar ter plaatze begintook
een balkagtig uytfteekzeltje
C
, en loopt nade
holte van dit fchulpagtige lighaam , totA
3 aanco
aan het knopje
D
, zittende aan heteynd
vande binnekant der fchulp. Dit uytfteekzelrje,
is ontrent
A
zeervaftaandefchulp, enfchyntook met
dat van de andere fchulp vereenigt,inde midden
is het los, enontrent het knopjeD
weder vaft. Verder is dezebinnen opper-vlakte zeer effen en glad , uytgezondert on- trent het uytfteekzeltje
C,
enrondom
de boordD E A
, daar het zagte gedeelte des Hoofts, aan het harde gehegt word.XIII.
Dus
gezien hebbende, hoe dezefchulpvan buyten en van binnen zig vertoont, zo zal ik twee zulke tezamen
gevoegt, gelyk het harde gedeelte warelyk is,myn
Leezer van*uooren gezien £§:
X.
N°. 3 } afbeelden alsfig: 9 vertoont, een dubbeldeavegaar,
Bden
eenen , en
C
den anderen, die , 't zy ter regterofterlinkerhandbewogen
zynde, altyd boort.XIV.
Van
voren dezamengevoegde
Schulpen,den
nieuwsgierigen en oplettende Lezer ver- toond hebbende, zo zalik dezelve een halve Cirkelomdraaijende,vanagteren (§•X
N°. 4)befchouwen
, gelyk fig: 10 verbeeldt.Het
knopjeA
legt in het eene boven'tandere, en in andere gelykmen
hier ziet ,ook
dan vanden
een en dan van den ander binnen}B
ver- toontonsde twee punten,waar
van($XIIfig.8.L.A)
(7)
8. L.
A)
gezegtis, tezamen
ge voegt,zoo
alszy in haar natuurlyken (laat zyn.
XV.
De
Coleur, en gefialte van 't hardegedeelte des Hoofts, zo nauwkeurig alsmy mogelyk
is , befchreeven hebbende, zo is
nog
overigiets van de beweging (§:
VUL
N°. 3.) te zee- gen, óie 1. aan dit lighaam eygenzy
, het welke inderdaat alleenig is eenveeragtigeinen uytzettende kragt vande eyndenA
fig. 9. en10. en ten 2, die het lighaam lyd of ont- fangt, 't
welk
ik zal vertoonen daar het ver-eyfcht word.
XVI.
Volgens myne
verdeeling aan hethardege- deelte des Hoofts voldaan zynde, (§:VIL
No. ï. )
zoo
zal ik tragten het andere gedeel- te (§: VII. N°. 2.) te vertoonen, het welkemen
1. van buyten , en 2. van binnenmoet befchouwen
, en 3. de beweging die ten uyterften verdientmet
veel oplettentheyd vertoont te worden.XVII.
Het
zagte gedeelte Cgelykcnde van Coleur enftoffe na vleefch) van buyten(§:X
VI. N".1.) befchouwende, zal ons verfcheyden afte-
keningen verfchafTen > als 1. van boven een
weymg van
vooren, ten 2.op
de zydey en eyndelyk(3.) van agteren.
A
4.XVIII.
(8)
XVIII.
Het
zagte gedeelte des Hoofts dan vanhet harderondom
ontblootzynde
, laat zig zien vanboveneenweynig
vanvoren(§:XVII. N°.
I.) als door fig: 1 1, is atgebeelt ,
boven op
is het gedekt dooreen rondvliesje ,
AHB C,
datvan'toverigegefcheyden zyndewitagtigis,
gelyk alle vliefen , en in de
midden G
eenweynig
bultiger , als het over den geheelen omtrek is, en is daarook
hecdunde
en door- fchynenfte: dit vlies dekt byna het gantfche zagte deel des Hoofts, gelyk in fig: 12. ( hec hooftvanbovenverbeeldende; gezienkan wor- den.Op
dezyde A
enB word
het vleesag- tig Hoofdje vanL
totE
gehegt , aan het bandagtig uytfteekzeltje der Schulp (§:XII)
Eg. 8. LetterC)
de twee vliefige deelenD D
hegten zig aan enrondom
de punten der fchulpen, (§:XII
figur. 8.L.A.)
door devliesjes
E E word
het vleesagtig lighaam,on- trent de knopjes der. fchulp, (§:XII
fig.8.L.
D)
vaft gemaakt. Dit is het dat van buitenop
dezewyze
te zien is, en alsmen
het voegtinhetSchulpagtige,(§: XIII.fig.9)
zoo
zal het zich vertoonen alsfig.4
gelykhetin de natuurlyke flaat zy.
XIX.
Dusdanig
hetzagtehooftjemynen
weetgie- rigen Lezer medegedeelt hebbende, zoo zal ik hetop
de zydewendende
, (§:XVII N
• 2) daar(9)
daar van de aftekening vertoonen, fig. 13. zal dezelve zyn,
A
iseen dervliesjesnedergevallen,
waar van\vy
(§:X VIII
fig.1 1.)gezegt hebben,op
demidden
B.ziteengedeeltevan hetband- agtig uitfteekzeltje der Schulp, (§: XII. fig.8.
L.C.)
hetwelk
meeftentyd van het andere afbreekt, en aan het zagt hoofdje blyft han- gen , als zy van het zelveworden
gefchei- den.Op
de zydelegteenvleugel, gelykendeLichaamtje
CC,
zig voegendeop
hetonder- deel der Schulp (§: XI. fig. 7)HGF.
enD
is een vliesjen dat zich aan de kant der raspende
Boor
(§: XII. fig. 8.AEDj
vaft hegt, fluitende de ganfcheomtrek derSchulp vanonderen.De
ondereindenEE. komen
voor en agter uit de Schulp, gelyk blykt als dit zagtehooftje in het harde legt inde eigen ge- fchapen en natuurlykenftaat, datinfig.6. kan gezien worden.XX.
De
anderezyde, wiens overftaande zichop
gelyke
wyze
vertoont,befchouwt hebbende^zozal ik de befchryving, van agteren of
op
de rug te zien, (§. XV/.I.N.3.) nu
laatenvol- gen; befchouwt de aftekening fig: 14AA.
verbeeldende twee vliesjesof gedeeltens, waar van gezegt is (§:
XVIII,
fig. 11. D.) vul- lende de tuffchen-ruimte van de t'zamenge- voegde Schulpen (§:XIV.
fig. 10, L.B,)
ten deelen, en
zyn
daar aan deze boorden enA
5 pun-C
>o )puntenvaft:gehegt, detweevleugel gelykende lichaampjes
BB,
zoeve vertoont (§XIX.
fig.13.
L.C
C.) zynhier het breetfte en dikfte enmet
het ander vereenigt, allengskens na voo- ren dunder en fmalder wordende.De
rug of'tuiterlykftedeel
G
, ishetmeeft uitpuilende,
en vult de onderfte tufTchenruimte der harde fchulpagtige ftof, enisvaft
met
deszelfs boor- den (§:XLV.
fig: 10.BCC.)
vereenigt, het overige legt binnende Schulpeninzyn
natuur- lyke plaatszynde,
gelyk uit fig. 5kan
gezien werden.XXI.
Dit
zy
genoeg voldaan aan ons voorftel, C§.XVI N.
1) hierom zal ikmynen
Leezer vertoonen ,wat myne
oogen binnen in dit zagtehooftje (§.XVI. N
.2.)ontdekthebben,1. van voorengeopent, dan2.
op dezyde,
en3.
wat
verder binnen de oppervlakte legt, en te zien is.XXII.
Indien
men
dit zagte deel, vanG
totH
fig: 11 van vooren
(§.XXI. N.
1.) opent,zoo
vint
men
een lichaamtje F. fig. 11 de groo- te hebbendeals I. aan 't ondereind, (wanneermen
het daar uit neemt) is een vezeltjenom-
trent
zo
groot als het lichaamtje zelfs, ge- lykendeeen zenuwtje, enkrimptaanftontsop.Het
lichaamtje zelfs isrondom
doorfchy- nende als glas, en zo vaft van ftof, datmen
het
C "
)het kan fnyden, als
men
het tegen het dag-ligt befchcuwt, en eenig
voorwerp
daarvoorhoud
,zoo
zal het zelve daarin of door ver- toont en gezienworden,
gelyk het handjeK
aanwyft: dit peerswyze lichaamtje legt
met zyn
dikke eind in het uitpuilende gedeelte van het vliesje , dat het hooftje vanboven
dekt (§.XVIII
fig. 1 1.G
) en hetdunne
na beneden.Of nu
het fchepfel, doorditdoor- fchynige peerswyzige lichaamtje , gezigt heeftj laat ik over aan 't oordeel vanmynen
verftandigen Lezer.
XXIII.
Op
de zyde(§.XXI. N.
2.) dit hooftje een weinig fcheidende, zo zalmen
tuflchenBD, CF,
fig. 13. vindeneenholligheid, alsmet
verfcheiden Ribbetjesdoorfchooten, veel holligheden verbeeldende. Ditzy mogelyk
in plaats van de kiewe der Viflên, en hier
door ontfangt waarfchynlyk het dier
zyn
voedzel.XXIV.
Binnen
de
oppervlakte van dit vleezige hooftje vindmen
verder (§XXI. N.
3.)nietsmerkwaardigs dan dathetbeftaat uit iiebertjes
,
op
allerleywyzeloopende,
vliesjesenvaatjes,
waar
door hetword bewogen
en gevoed.XXV.
Dus
het zagte gedeelte des hooftsop
allewyzen
vertoont zynde, van buitenen vanbin- nen(12
)nen,(§.
XVI. N.
I en 2.)zozal hetnietmoei- lykzyn de beweging(§.XVI.
N.3.) van het zelve te verklaren, diewy
befchouwen 1. ei-gen
y en dan 2. lydende, welke laatfte zalver- handeltworden
in debeweging van het lig-haam.
XXVI.
De
bewegingdiedithooftjeeigenis3(§.XX V.
N. u)
is waarlyk de uit en inzetting van het bovendeelA
fig.4
en 6. en kan zig over alle kanten,byzondernadezyde,omwenden, op
dewyze
alseenoog
inzynholligheidbeweegt,
het agterdeel B. fig: 5-,en 6.enhetvoordedeel
C.
fig.4en6,insgelyks uiteninzettenkan,door defibertjes (§:XXIV.)
enindiendezedrieby- zondere deelen te gelyk na binnen, en danwederom
na buiten zetten, zoworden
de in-wendige
deelen gedrukt, en danwederom
los gelaten, hier doordeholligheden (§:XXIII)
vernauwt,dan
wederom
verwydert,deveerag-tige
beweging
der Schulpen (§:XV.
fig. 10.A) werd
hier tenlaacftendoorbevordert.XXVII.
Aan
het doorzigtigeoog
vanmynen
Lezer gebleken zynde, hoekonitig hethooft (§: VI.JM. 1.)door den
Alwyzen
enMachtigen
Schep- per gevormt zy, zo zal hetnu
voegen, vol- gens den rigtfnoer onzer verhandeling5hetlig-haam
(§: VI.N.
2.) vanhet fchepzelmynen
Lezer voortefchryven, 1.van
buiten, endan z%van
C'3)
s.
van
binnen,waar
uit ten 3. de beweging zeer ligt zalworden
gezien.XXVIII.
Wanneer men
ditLighaam
van buiten (§:X X V
11
N.1.)befchou wt,hetwelkezeertenger enzagtis,zo wertaanons vertoont 1.eenzekere figuur, en dan 2. verfcheide coleuren,
XIX.
IndeBefchry ving derfiguuren(§:
XXVIII
N. 1}vanhetlichaam, datgeiïelt
word
vanhet hooftA
tot de ftaart B. fig: 1. 1.3. heeftmen
in agt te
nemen
1. de lengte, diemen
bepaalt in de kleinfteop
twee linien, en in degroot-fle
op
twee voeten enmogelyk
grooter,met
het hooft en ftaart daar by gevoegt.
De
leng- te van het bovenlyfAC,
krygt weinigveran- dering inde Worm
vanfesduim
tottweevoet,dewyl
danmeefthetondergedeelte groeitCB
,
2. de dikte
op
hetlyvigfte, omtrentA, word
gerekent te
zyn
in de kleinfte een halve li- nie, en de grootftevyf
lynen, (verfta hierdoor de middellyn van den omtrek} den hals
is een weinig dunder; verder van
A
naarB
allengskens dunder werdende.
De
dikteover het gantfcheLichaam,
leid byna geen veran- dering, deWorm
boven dezesduim
groeijen- de.De
diktevanA
totC
blyftbyna eveneens,
buiten en in het water leggende: maar
vanC
tot
B
fig. 1. en 2. buiten het waterzynde,
wel eens zoodun
als in het water fig: 3.Ten
3. den
(14)
3. den omtrek <of oppen"vlakte is het boven- lyf platrond, en het onderlyf watvierkantig
,
buiten het water eninhetwater, hetgantfche lichaamrond.
XXX.
Gebleeken
zynde
, de figuur (§.XXVIII.
N.
i.) van het lichaam, zo zal ikdecoleuren (§.XXVIII.
N. 2.3zolevendigalsmy mogelyk
is, affchilderen, 1. vanvorenof
op
denbuikte zien,fig: 1.vanA
totC,vertoont zich eenbloei- jend roode couleur, waar door in henmidden
loopendegevonden word
een bruine ftreep,doch
wort in alle niet gezien.Deeze
ftreep gaat voort vanC
totB
,zomtyds
fwart, enop
veel plaatfenzomtyds
niet zigtbaar,ook
wel ganfeh niet te zien; x.op
de rug of van agteren het fchepzel befchouwende, ontdektmen
in demidden
vanA
totD,
flg: 2. een bleek roode coleur,zomtyds
witzynde
, en vanD
totC
twee roode, enzomtyds
bruine ftreepjes-, maar vanA
toeC
wederzyds wit,
en van
C
totB
loopt een flauw bruin ftreep- je, veeltyds niet vertoonende. 3. indien dit dierop
de zyde fig: 3. gezienword
,zoo
zalmen
ontdekken, vanD
totE, op
zynbreet-fte, een derdevan den omtrek,bevattendeeen witte doffe. 4. verder befchouwt
men
het fchepfelrondom om
den hals rood, envoor't®verige buiten de vorige coleuren, is het lig*
haam rondom
donker, ofvuil wit. Hier uit zal(
'5)
Zal
myn
Lezer, ligt aanzyn
verftantkunnen
vertoonen, hoedanig dit lichaam van buiten (§:XX
VII.N.i.) zichopdoeken daarom
zalik latenzien, hoehetvanbinnengefchapenis.XXXI.
Men
kanhetlighaam vanbinnen,(§:X.*KV\LN.
2.) i.door middel van opvullingen, endan
2. door een ontleedkundige handeling be- fchouwen.
XXXII.
Het
lichaamlaatzichopvullen (§.XXXI.N.
i.)
op
verfcheidenwyze
: alsï .met
lucht,ver- toonendezichdanalseenopgeblazendarmpje, vanC
totB
, iig: 3. de lucht gaatook
voort vanC
totA, doch
het bovenlyf lyd weinig verandering, dan dat hetwat
ronderword
,en aan het hooft zet het
op
dezydeuit,doch
meeftvan vooren-, inhethooftjetuflchenbeide deknopjes ("§:XIV.
fig: 10.A)
der Schulpen,
komt
de lucht uit het Lichaamtje. Dit op- geblaazen lichaamtjemet
het vergrootglasbe- ïchouwende
, zalmen
'er vaatjes en kliert- jes in ontdekken ,men
zietook
ftriempjesom-
trent de zyde van de buik
afkomende
, meeft zigcbaarin'trondeloopende.De
buikisbruin en niet doorfchynend. 2Met
zuiver water, g(Xoleurdevocht of andeteJïoffe•,gevultzynde
,
vertoont zich
op
dezelvewyze
ten opzigt der oppervlakte,deholligheid, endeszelfsopeningin het hooftje. Dit zy genoeg,
om
naderhandde
(
»o
de
nuttigheid, ofhet gebruikvandezehollig- heid te verhandelen.XXXIII.
Door
opvullinge vertoont zynde,zo
zalik ontkdenderwyze (§:XXX LN.i
.)mynen Lezer laten zien,wat
buiten, ofbehalvendezo
evengemelde
holligheid , binnen de oppervlakte legt opgeflooten. Alvoorens bereidzynde
,om
dus gehandelt tekonnen worden
} alswanneer
men
het buitenfte vliesjewitendoor- fchynendezynde
, en het geheele lichaams buitenfteoppervlakte uitmakende, opent,zo zalmen
i.van
voorenontdekken, eenroodlig-haam,
vanA
to:C,
fig: i. zeer vaftmet
hetbuitenftevliesjevereenigtjmaar
inC wykt
het van 't buitenfte vliesje af; als
men
het breekt,zo
vloeit'ereen roode lymigeftofuit,
gelyk als ofhet uit vaatjes vloeide. DitLig- haamtje vult wel twee derde in hetbovenlyf
,
en is na waarfchynlykheidhet grootftegedeel- te der ingewanden, waarin de vogtentotvoe- ding, beweging, enz. bereid worden.
Hier
in legt een canaaltje van
A
totB
, allengskens naauwerwordende
, isvezélagtig, en aan des buiks buitenfte vliesje gehegt, deelt zich aande
hals intweën
, en gaan na dezyden
van't hooft; hier in legt eenige bruine ftof, dac ik geloof vuiligheid te zyn,
om
dat het uit het lichaam gelooftword
, fomtydsisditvol,
en
ook
welop
veel plaatzen niet te zien enIe-
(17)
ledig. 2. van agteren, of
op
de rug, vincmen
in demidden
, vanD
totA
, fig: 2. een bandachtig lighaam, een weinig dieper fny- dende, dan vloeit de roode (tof daar uit,20
even(N°.i.)
gezegt, hiervanook twe
roo-de
ftreepj esvanD
totC. De
zydelykewitte lighamen ,worden
aan dit bandige gehegt.Van C
totB
j wat dieper , heeftmen het canaaltje, zoo even verhaalt(N°.
i.} en iseven aan het buitenfte vlies gehegt. 3.
Op
de zyde fig: 3. vint
men
een lighaamDCE
,waariniseenwitte, vette, flymigeftof, fterk droogendeaan de vingers, of daar hetaange- voegt wort.
Deze
ftof fchynt in vliesjesof
huisjes te leggen, en werpt zich buiten
op
het lighaam, waaromdaarterplaatze, hetlighaamook
het flymigfte is.Van A
totB
, heel diep legt het canaaltje, een weinig te vooren(N°.
1.) gezegt , aan de hals is hét utterly- ker, en fchynt inde zydelykeholligheden des hoofts te gaan, (§.XXIII fig:u.} op
ge- lykewys,
vertoont zich d'andere zyde. 4.bovenaan het hooft