• No results found

PI IF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "PI IF"

Copied!
368
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

BIBLIOTHEEK KITLV

0093 6615

m&

«Hi m

SS-

355*^34535

fr?

IF

^ 2 ^ ^ f i â

TBS* W

- ^ c—i

{»»Haw

Pil

M

II ü^

^ 0 C

PI

I|iBoelçbindei ij

^ • ^ B —

(3)

—... ^ H ^ l • • •

L i - , r

KiwSPSs

fö5

b

»'3£

1ÏP

s

»^^SS

W

©

m

W

s^Sfcsissö'

' ^ ^ ! O T 5 ?

pl^^y p o IIBilPi

931*111

^ \ "-g-tgaSèSS?v r<-^bSacl

iflßllS

^^^^à&^V/Sam^v^H^

?~" • "• ^Sc^CC^- » ' - S t y ' -

AsSNsBn

(4)
(5)

• •-

4 L . < < -

/^4^V-t>

(6)
(7)

DE

NEDERLANDSCH-INDISGHI

RECHTSPRAAK

VAN 1881 TOT 1891

BOOK

Mr. J H ABENDANON.

Secretaris van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid..

B A T A V 1 A

ALBRECHT & RUSCHE.

1 8 9 2.

(8)
(9)

In de inleiding mijner in 1881 verschenen „Ned. Indische Beeldspraak' van 1849 tof 1880 werd toegezegd, dat telkens na verloop van vier of vijf jaren supplementen het licht zouden zien.

Dit geschiedde eens in 1885, doch sedert verhinderden andere werkzaam- heden mij een tweede supplement te geven. Eerst thans kon daartoe weder worden overgegaan, doch vermits het eerste supplement reeds in 1889 uitverkocht bleek, scheen het wmschelijk het thans verschijnende deel te doen aansluiten aan dat van 1881.

Hei supplement van 1885 behoeft dus niet meer geraadpleegd te worden,

»aar nmi j n f)-f ^ ^ ^ j>e^gSingen m afhandelingen vermeld vindt, welke sedert 1 Januari 1881 gepubliceerd werden, daaronder begrepen die voorkomende '>'••> het maandschrift Recht en Wet (aangeduid met de letter B.), hetwelk van Juk tot December 1882 te Samarang verscheen onder redactie van M E . J. W. T.

COHEN STUART.

De mdertijd door M E .

W. C.

VEENSTRA aangegeven errata, voorkomende in de verzameling 1849 tot 1880, zijn hierachte)- vermeld: die door mij aange- troffen zijn in den tekst medegedeeld.

BATAVIA, October 1892.

J . H . A»

(10)
(11)

^ E D E R L A N D S C H - I N D I SCHE

R E C H T SPRAAK

-JT3L v

AANBESTEDING EN AANNEMING.

d e n5; , , ? ?1 1 1 1 6 6 1' ie a mbtenaar met het hou-

v o L r V T f

anbestedi

^ belast niet be-

S n Lï i e .I e T tie defiuitief *» te

2 n 'daïl d l t S l e c h t S v o°rloopig kan der i n l h H - ^ &m h e t e n l^e f eit

™ Ï Î 8 Î 3 « S h - et recllt 0litleenei1

stedin" ™l b l u k t7e r kl < i " n g Tan de aanbe- v o r d e X J E0 1"1/ ? t e J l 0 0^ Prüfen eene van o n r e c h t l t f ^ 1onrechtmatige daad m to stellen. e V,e i' ?0 e d i n g t e r z a k e a- ü- H. w . 933 7 9 6 i

T. X X X V I , 361.

met' gfenr-uT* W i n h e t a 1 ^ wannefr h« „ a n r e t e n t l e e n evenmin, te ï l l a T 1 0 m e n h a d e e n gebouw het Ä w m h e t,e r f ,t e be n w a a™ P erf. g U W m o e s t geplaatst worden, op dit

K- •• J. Sam. W - 9 8 9 ) 9 6 ) c_ opelbare1 6!^6/1!"1,6 1 1* °P h e t h o u d e n ™ 39) is n iP t n b elt e d mge i 1 (StW. 1870 No.

4^ b -SAÊ! g o p a a i l b e s t e d i I 1 -

' U' Î L W.

1023,

21, &

T. XL, 32.

P W t i e \ 7 > ? f n k r f b e,t r e f f e n d« de ex- tet stand ? A ^d s b o s s c be n komt eerst

acte is

0T

,

w

r

m d a

T

a n eene nota

rieele

« » P W o o S T

* voorwaarden, en dus niet door de TOlge

f

S art

-

4 der con

-

r b SSftif lTe ' g r oIgd Taû de *****

aer exploitatie aan den inschrijver!

H. G. H. - w 1 0^3 j ft

T. X L , 3 1 . b e ™ J ^ h e t b,e d i n- d a t d e ^ b e s t e d e r bevoegd is ingeval vaa wanpraestatie van dZ T T Y T rekenWen risico r a n deze en diens borgen in de leverin- te

din" d T

Z I e n

'

ga

,

at h e t recbt om

«Ai

A r e n °T e r e e n k o m 8 t t e Torderen niet B. T. J. Bat. W. 1 0 2 4 2 7

Bekr. door H. G. H. 1079, 36, «/*

T. X L I I , 19.

m« l ^n d i e n b e d o nSen *•, dat in zeker geval de aanneming op de borgen overgaat, dan moeten dezen bij het aanwezig zijn van dit geval als aannemers worden beschouwd op nSendt:epha1segi?k:eIe ~ ^ - ^ c t

E. v. J . Bat. W > 1 0 2 4 2 7 b

Bekr. door H. G. H. 1079, 36, a.

T. X L I I , 19.

tJÜ iBe 17r a a g 1 °f e e n aannemingscon- tract tusschen de Eegeering en eon' par-

S l ^ °

n d e r S l l

r

d s dan wel n a

eenbare

uitbesteding gesloten is, doet niets ter zake wanneer Taststaat dat partijen steeds vrij- willig aan de overeenkomst gevolg gegeven

i««f*

n i e

L

i n acht nemen der

ba StbL

lö/U no. 39 voorgeschreven formaliteiten

(12)

2 AANBESTEDING EN AANNEMING. - AANBOD.

kan door de Regeering niet als grond van nietigheid der overeenkomst worden aan- gevoerd, waar de opvolging van die for- maliteiten van de Regeering alleen af- hangt, en bovendien nergens bij de wet verboden is, dat partijen op de wijze welke haar goeddunkt eene overeenkomstsluiten en die vrijwillig tenuitvoerleggen.

H. G. H. W. 1063, 182, b.

ï . X L I , 239.

42. De bevoegdheid der residenten, die ook ter hoofdplaats door een' assistent-re- sident worden bijgestaan, om het houden van aanbestedingen aan den secretaris op te dragen, (Stbl. 1873 no. 225) geldt alleen wanneer zij in bijzondere gevallen volstrekt belet worden de aanbestedingen zelf te houden.

H. G. H. W . 1060, 169, e.

T. X L I , 325.

43. Aan de verplichting, om in het proces-verbaal van aanbesteding de rede- nen van verhindering van den resident te vermelden wanneer hij zich door den se- cretaris doet vertegenwoordigen, is behoor- lijk voldaan door de aanteekening, dat de resident door andere ambtsbezigheden ver- hinderd is, zonder dat de omschrijving van deze bezigheden vereischt wordt, zijnde de beoordeeling van het gewicht der werk- zaamheden, welke de verhindering veroor- zaken, geheel aan den resident overgelaten.

H. G. H. W. 1060, 170, a.

T. X L I , 327.

44. Wanneer bij één inschrijvingsbiljet voor verschillende perceelen is ingeschreven

„met aanneming om voorschreven leveran- tie op zich te nemen en uit te voeren overeenkomstig de bekend gemaakte voor- waarden," zonder dat blijkt dat de inschrijver ook een enkel perceel afzonderlijk wensch- te, dan moet hij geacht worden de bedoeling te hebben gehad om naar alle perceelen te zamen te dingen en anders niets te verlangen.

H. G. H. W. 1060, 170, b.

T. X L I , 329.

45. Aanneming.

Verh. W. 1103, 129, c.

46. De aannemer kan niet gezegd wor- ' den tot het maken van meer of minder

werk ongenegen te zijn geweest (§ 38 van de alg. voorwaarden voor de uitvoering en het onderhoud der werken onder beheer van het Dept. van B. O. W. in N. I. (G.

B. dd. 20 Juni 1871 no. 14, gew. bij G.

B. dd. 23 Sept. 1875 no. 8), indien hij niet in de gelegenheid is gesteld het meer- der werk te verrichten noch in het minder werk heeft toegestemd.

H. G. H. W. 1211, 64, b.

47. De bepaling van § 9 der alg. voor- waarden enz. (zie no. 46), dat de kosten van het meer of minder werk berekend volgens de eenheidsprijzen in de bestekken opgegeven aan den aannemer uitbetaald of van de aannomingssom gekort worden, ge- doogt slechts deze uitlegging, dat niet bij ieder meer of minder werk afzonderlijk de eenheidsprijzen worden verhoogd of vermin- derd, doch eerst bij het einde van het werk.

H. G. H. W. 1241, 64, c.

48. Bij het overdragen eener overeen- komst van aanbesteding bepaald zijnde, dat de aanneming door den cessionaris ge- heel op eigen verantwoording zonder ver- dere bemoeienis of tusschenkomst van den cedent zal worden tenuitvoergelegd tegen de prijzen waarvoor de aanneming aan deze is afgestaan en dat alle voor- en na- deelen met het gecedeerde te behalen ofte leiden ten bate of schade van den cessio- naris zullen zijn, dan is de laatste gerech- tigd tot hetgeen verschuldigd is voor goederen door den cedent gemaakt vóór, doch afgeleverd na de cessie.

H. G. H. ï . LI, 81.

Cfm. R. v. J. Sam.

Aanspr. b. z. Sie Lijisdw. 62c.

Kooph. :i5«. Uitl. overeenk. 21.

Lastg. 6c.

AANBOD.

22. Aanbod van gereede betaling (art.

1405 3o B. W.)

Verh. van Mr. L. J. Godefroy.

W. 906, 177, a.

23. Een aanbod van betaling is van waarde, al is het na eene dagvaarding ge- daan zonder aanbieding van wettelijke interessen, indien de dagvaarding na het aanbod is ingetrokken.

R. v. J. Sam. R. 343.

24. Zoolang het tegendeel niet blijkt, moet de schul deischer, ten wiens behoeve eene obligatie is afgegeven, voor den wet- tigen houder daarvan worden gehouden, en kan dus aan hem een aanbod van be- taling worden gedaan.

H. G. II. W. 1323, 183, c.

25. Hij, die betaling vordert ter zake van een' meetbrief met kaart, kan zich,

(13)

AANMATIGING VAN GEZAG. - AANSLAG.

S

Srbe™

d

on^

d a a g d e wa

»P^statie beweert,

e n k a a r T f e e n aanbod van meetbrief op de w e i oJ- d e™ a r d e r s e x p l o i t , indien

8tukker

a

fn te

g

den

^daagde om die

is ÏevÔted o fm (f ' /ee n b e waa rf f ey i n g

de n L bewf *** g e d a a"d e o m z i c h °P niet r e r t n T ^ T *e b e r 0 8Pe n Sa a t

W o l ! • d o o r d o omstandigheid dat fe* tag«, overgifte S uk om ' d f e t e n fe i8'ernig ya n den gedaagde

^gebrekest. 32. ^ ^ ^

A A N M A T I G I N G VAN G E Z A G E N Z . dwtnn-aïw ,t a e h t ig Jar i g e tot z e s maanden uwangarbeïd veroordeeld omdat hij bij een

£w izl 7

s

L,ff ^

e t e

» vrijwillige I n Ä

(

o S ^ 2

k M ) V a n a n d

-

O ™- ? -l m- z- Djokjakarta. W. 980, 57 c Opmerkingen hierover. 982,' 6 5 ^ W v T ï ^e t m i s d nJf v a n art. 191 g.

t r o m e n T v? n i e* n o o d i g' d a t h e t kos-

v eiJz- blJ eemge wettelijke benalina- dat gHlf\r e T + e n z»> d o c h i s h e t v o l d S d e - t e n ' f ^ ^ een a l g e m e t '

uu en bekend gebruik. In ieder o-P

oit

136

Snd T r

s t te staan s s die w e r k e S f n t e, ? a a n T 0 0 r i e m a n d>

hetwelk r e£ b e ki °C d ï m e t h e t ambt Landr R r g 6 e f t °P d a t k o s t u u m enz j a n d r . Bodjonegoro. W. 1016, 204, 5/c. O u d ; r n e m i m >d m i?S t r a t e U r G e n e r lfmdelijke kleine S i i ^ f 7 ^ h e t PI e^ ™n het v e r r i c h t e n d e e m g e °PSe zetenen het betalen v ^ ' ^ a r b e i d d a n w el

"iet i n t Ta n e e n i« ff** oplegt, valt W. v a T? • ?en a r t- 189 Eur.

mer e e n W « ? , e n. h lJ z i c h d a a r b lJ n im - g e m a S T e e f t °f e ^ e ^ - 4 aan-

f

r

'

J

:

Sam

- W. 1054, 148, ö.

ge daid i , Td e r r e c h t vorrichten van eeni- d f e n i n td'i 8 bÄa 0 fra d e tot„ eene openbare be- ei*ehteb'i dat fe,zonder d a t h o t e 8 n v e r- van zoodani * , r 6- T 0 0 r&e u i t kracht

H- G? H Cfm o " T * ^ k

1 1

-

A n* « B . r. j . W T. X L I , 434.

9. Het voltrekken van een huwelijk j tusschen Inlanders is niet te beschouwen j als het verrichten van eene daad behoo-

| rends tot eens burgerlijke bediening. Art.

| 190 Ini. S. W. is dus niet toepasselijk wanneer iemand, die daartoe niet bevoegd

; is, dergelijk huwelijk sluit.

j B . v. J. Mak.

i Anders Landr. Saleier en O. M.

W. 1440,17. a!c.

Bedenkingen hiertegen van I. A. N.

„ , . t. a. p. 18 a.

Politic 17.

AANSLAG TEKEN HET G0UYER.

NEMENT.

6. Hij, die gewapend en aan het hoofd eener bende zich naar het wachthuis van oen kampong begeeft en onder mededee- Img, dat hij een zendeling is van den radja brandal en de machtiging heeft om iederen kampongbewoner, die do zijde der compagnie kiest, den hals af te snijden het wachtvolk afvraagt wie vóór en wie' tegen do compagnie is, terwijl hij verder zijn voornemen te kennen geeft om in beide gevallen de namen op te schrijven tengevolge van welke handelingen de be- volking der kampong do vlucht noemt en zich m de wildernis verbergt, moet geacht worden het besluit te hebben gevormd om gewapenderhand de gevestigde Eogeering aan te tasten en zelfs aan dit besluit uit- voering gegeven te hebben, en moet te dier zake worden schuldig verklaard aan het plegen van een aanslag ten doel heb- bende dj omstooting of verandering der Regeering.

H- G- H- T. X L I I , 138.

Anders O. M. (geen strafbaar feit).

7. Voor de toepassing van art. 53 Ini. S. W. is een eerste vereischte, dat met den aanslag of de samenspanning om verwoesting, moord of plundering in een of meer plaatsen te brengen een politiek doel beoogd zij, n. 1. het omverwerpen van de bestaande orde van zaken in den Staat (toepassing van art. 363 Inl. S. W.)

Anders Res. R. Riouw. W. 1117,188, a.

8. Vonnis van den Landraad te Pon- tianak in zake Ho A Sin (moord op den

•controleur J. C. Rijk—opstand te Mandhor in October 1884).

T. XLV, 190.

Arrest van het H. G. Hof in deze zaak, t. a. p. 195,

(14)

4 AANSLAG. — AANSPRAKELIJKHEID.

9. Idem in zake Lioe Piang Long.

T. XLV, 197, 205.

W. 1166, 174,6; 175, c.

10. Vonnis van de Kechtbank van Om- gang te Ponorogo in zake Raden Tirto- semito (Plundering in de woningen van het districtshoofd, den opiumpachter en den controleur te Poeloeng.)

T. X L V I , 322, e. v.

Arrest van het H. G. Hof in deze zaak.

t. a. p. 333.

11. Hij, die na deelgenomen te hebben aan eene samenspanning ten doel hebben- de omstooting ol' verandering der Eegee- ring (art. 52 jo. 56 Ini. S. W.), welker tenuitvoerlegging onbepaald blijft, dadelijk daarop zich schuldig maakt aan plundering en vernieling van roerende zaken begaan met openbaar geweld door eene bende (art 363 Ini. S. W.), pleegt eene doorloo- pende handeling, vallende in de termen van art. 53 lul. S. Vvr. en dus te quali- ficeeren als aanslag ten doel hebbende het brengen van verwoesting, moord of plun- dering in meerdere plaatsen.

H. G. H. T. XLVI, 335, 331.

Anders R. v. O. Ponorogo (twee afzon- derlijke misdrijven.)

12. Arrest van het H. G. Hof in zake Wirjodikromo op grond van art. 64 Inl.

S. W . ontslaande van rechtsvervolging.

T. XLVI, 338.

13. Vonnis van de R. v. O. te Tjilegon in zake Samidin (aanslag ten doel heb- bende de omstooting of verandering der Regeering en het brengen van verwoesting, moord en plundering in meerdere plaatsen) W. 1336 e. v.

T. L i l , 307, e. v.

14. Tjilegon en zijne berechting.

Verh. van Mr. W. J. Essers.

W. 1348, 65, a.

AANSPRAKELIJKHEID IN BUR- GERLIJKE ZAKEN.

I Voor eisen handelingen :

§ 3. Van bijzonJere personen.

II Voor handelingen van anderen:

j 1. Der Regeering voor liare ambtenaren.

§ 2. Van bijzondere personen voor anderen.

I § 3.

17«. De schipper geacht moetende wor- den bekend te zijn geweest met de gevaar-

lijke eigenschappen van ingeladen goe- deren, zonder iets te doen tot afwending van het hierdoor mogelijk geworden gevaar, is verantwoordelijk voor de door die goe- deren veroorzaakte schade.

H. G. H. T. X L V I I , 39.

W. 1209, 140, «.

17b. Naar analogie van art. 1369 B. W.

moet de eigenaar van den grond geacht worden aansprakelijk te zijn voor de schade door het omvallen van een daarop staanden boom veroorzaakt, indien blijkt dat het omvallen een gevolg is van de nalatigheid des eigenaars in het nemen van maatrege- len om dat omvallen te verhoeden.

R. v. J. Bat. W. 1250, 100, «.

I I § 1.

Bij no. 19 te voegen:

W. 1165, 170, c.

31. De Regeering van X. I. is aanspra- kelijk voor de handelingen, hetzij recht- matige of onrechtmatige, door de hoofden van gewestelijk bestuur binnen den kring hunner bevoegdheid gepleegd tot handha- ving en bescherming der private rechten van don Staat.

II. G. H. W. 819, 40, a.

T. X X X I I , 90, 91.

Bekr. door IL R. der Ned.

Cfm. O. M. W. 974, 35, a.

34, «.

31ff. De Staat is aansprakelijk voor de handelingen zijner ambtenaren binnen de grenzen der hun toegekende bevoegdheid.

U. G. H. W. 902, 164, b.

ï . X X X V , 207.

31b. De Staat is alleen dan aansprake- lijk voor de schade veroorzaakt door zijne ambtenaren, wanneer dezen, binnen de gren- zen hunner bevoegdheid handelende, den Staat als zedelijk lichaam vertegenwoordi- gen en in zijnen naam burgerlijke hande- lingen verrichten. Niet wanneer de amb- tenaren, in het openbaar belang ter uit- voering van strafwetten werkzaam zijnde, in strijd met hunne instructie handelen.

H. G. H. W. 967, 8, a.

T. X X X V I I I , 3.

31c. In geval van beschadiging van goederen, welke door recherche ambtena- ren aangehouden waren ten einde als stuk- ken van overtuiging te dienen in een pro- ces ter zake van overtreding van het re-

(15)

AANSPRAKELIJKHEID. : 5

glement op den in- en uitvoer, is de Staat met tot vergoeding gehouden, vermits be- doelde ambtenaren alsdan opgetreden zijn als orgaan van den Staat als publiekrech- telijk wezen (en niet als rechtspersoon), waardoor de burgerrechtelijke aansprake- lijkheid van den Staat uitgesloten is.

D° bepaling van art. 14 Stbl. 1882 no.

240 (reglement op den in- en uitvoer) obsteert hiertegen niet, als zijnde iuist op- genomen omdat anders van den Staat "-een vergoeding zou te verkrijgen zijn.

1 Q R ^ Ï " i n h e t a l?e m e e n °P grond van art.

1367 B. W. schadevergoeding gevorderd is, Kan deze met met een beroep op art. 14 voormeld worden toegewezen.

T. XLV, 95.

31rf. De ambtenaar van het O. M., die tot tenuitvoerlegging van een vonnis voor zooveel do daarbij opgelegde boete betreft beslag doet leggen op de goederen van den veroordeelde en die vervolgens doet ver- koopen, treedt op als zelfstandige vertegen- woordiger der Staatsmacht. De Staat kan aus door den kooper niet worden aange- sproken ter zake van wanpraestatie der verkochte goederen.

H. G. H. W. 1203, 116, a.

31e. De ambtenaar of officier, die met net houden eener aanbesteding belast oen mschrijvingsbiljet geldig verklaart, verbindt

« m btaat, al blijkt die beslissing later minder juist (art. 8 St. 1870 no. 39 jo. St.

1877 no. 168 sub II).

H. G. H. W. 1215, 164, c.

T. X L V I I , 382.

II § 2.

37a. Cf schadevergoeding 29o.

38 Een opzichter van den waterstaat, uie^ belast is met het toezicht over een door een derde aangenomen werk, kan niet als ondergeschikte van den aannemer worden oeschouwd, waaruit volgt, dat deze laatste

«OK met aansprakelijk is voor handelingen floor hem verricht.

H > G- H- W. 941, l i l , a. 39. De executant is aansprakelijk voor

«e schade veroorzaakt door den bewaarder aan hot in beslag genomen goed.

H. G. H. W. 985, 78, a.

Cfm. R. v. J. Soer.

40 Eene firma, welke het protest tegen Handelingen door een harer geemployeerden verricht onbeantwoord laat, moet geacht

worden die handelingen goed te keuren en kan later niet beweren, dat haar employé zijne lastgeving is te buiten gegaan.

R. v. J. Bat. W. 1245, 78, c.

Aotie 4:yg. Laster 43.

Borat 52a. La-tg. 6d.

Commis. 15. Spoorweg 6.

Cmnp b. i.. 35j». Suiker 44.

Exped. 18. Vennoot 73.

Gewijsde 37.

AANSPRAKELIJKHEID IN STRAF- ZAKEN.

§ 1. Voor eigen handelingen.

§ 2. Voor handelingen van änderet).

§ 1-

2a. Strafbare handelingen gedurende een vechtpartij zijn zoogenaamde delicta in turba, ten aanzien waarvan de algemeene beginselen van toerekenbaarheid gelden, n.1. dat een dader slechts aansprakelijk is voor hetgeen hij zelf direct volvoerd heeft, behoudens het geval, dat van het gemeen- schappelijk smeden van het misdrijf blijkt, als wanneer alle mededaders daarvoor aan- sprakelijk zijn.

Pres. Land. Pal. T. X X X V I I I , 402.

2b. Al wat de mededader van een ge- meenschappelijk misdrijf had moeten en kunnen weten en voorzien, dat door zijn' deelgenoot gedaan zou worden of wat op diens handeling zou volgen, moet geacht worden door hem gewild te zijn, zoodat hij ook daarvoor verantwoordelijk is te achten.

R. v. J. Bat. W. 1120, 200, b.

2.

12. In strafrechtelijken zin bestaat de verantwoordelijkheid voor de daden van anderen slechts dan, wanneer deze gehan- deld hebben binnen de grenzen van het vooraf gemaakte plan.

Wanneer dus onderscheidene personen te zamen diefstal plegende een hunner den hulp roependen bestolene doodelijk ver- wondt, zonder dat hiertoe eenige noodza- kelijkheid bestond, kunnen anderen ter zake van dien doodslag niet gestraft worden.

H. G. H. T. X L I I I , 251.

Anders O. M. en R. v. O. Ie afd.

13. De bij art. 39a Stbl. 1882 no. 295 bedoelde verantwoordelijkheid van art. 28 Stbl. 1882 no. 240 rust niet op den go-

(16)

6 AANTASTING. - AANVARING. — ACQUIT. - ACTIE.

machtigde van den hoofdvertegenwoordiger eener onderneming.

H. G. H. T. XLV, 336.

Cfm. E. v. J. Sam. Anders O. M.

_ 14. Hij, die door zelf ambtsvoorschriften niet op te volgen oorzaak is geweest dat een ander verzuim heeft kunnen plegen, kan zich niet van straf vrijwaren door de bewering dat de ander zijne orders niet behoorlijk heeft opgevolgd.

E . v. J. Sam. T. X L I X , 121.

15. Bij vervoer door openbare transport- instellingen, wordt de strafrechtelijke aan- sprakelijkheid voor de wijze waarop dat vervoer plaats heeft, gedragen door hem op wiens naam en ten wiens behoeve een deel der laadruimte wordt afgehuurd, tenzij de wet uitdrukkelijk anders bepaalt.

H. G. H. T. L U , 270.

Comp. s. z. l o i . Stoom 4 .

Opium &2d. Vervoer van vee 3.

AANTASTING DER ZEDELIJK- HEID.

5. Het plegen van tegennatuurlijke en ontuchtige handelingen op het privaat eener kazerne kan niet als openbare schending der eerbaarheid worden aangemerkt, ver- mits een privaat geene openbare plaats is.

H. M. G. W. 931, 69. a.

6. Sententie tegen Justus Schoutens.

T. LIV, 279.

7. Aanranding der eerbaarheid door den man tegen de vrouw in wettig huwelijk gepleegd is ondenkbaar. Blijkt het huwelijk onwettig, dan is niettemin het dwingen van de vrouw tot uitoefening van sexueele gemeenschap niet strafbaar, indien de man ter goeder trouw vermeende wettig gehuwd te zijn. Het is daarbij onverschillig of de vrouw slechts den leeftijd van ongeveer 8 jaren had bereikt en of zij gedurende drie maanden ernstig ongesteld is geweest.

H. G. H. (Het laatste implicite).

Anders Landr. Martapoera en O. M.

(verkrachting).

T. LV, 402.

W. 1459, 93, a.

Zie hierover de verhandelingen van Prof.

Dr. G. A. Wilken (verkrachting in kin- derhuwelijk) en van Mr. Ch. W. Margadant.

W. 1459, 93, a.

T. LVII, 1, e. v.

AANVARING.

9- Eene aanvaring kan nimmer aan het

voeren van een wit licht aan het uiteinde van den kluiverboom geweten worden, in- dien in de scheepsverklaring door schip- per en scheepsvolk der wederpartij afge- legd van een wit licht volstrekt geene melding wordt gemaakt en dus niet blijkt, dat dit witte licht tot misleiding van die bemanning aanleiding heeft gegeven.

H- G- H. W. 958, 180, a, T. X X X V I I I , 97.

10. De bepalingen van Stbl. 1869 no.

12 omtrent veiligheidsmaatregelen ter voor- koming van aanvaringen zijn niet toepas- selijk voor prauwen, welke door middel van zeilen en riemen worden voortbewogen en dus niet onder de zeilschepen te rang- schikken zijn.

ïï- G. H, W. 970, 20, c.

T. X X X V I I I , 37.

11. Hij, die stelt dat eene aanvaring veroorzaakt is door de schuld van den gezagvoerder van het aanvarend schip, behoort hiervan het bewijs te leveren, al consteert, dat het aangevaren schip stil lag.

Art. 540 W. v. K. kan niet worden inge- roepen, indien niet daaruit geageerd is.

H. G. H. in revisie. \V. 1341. 37. c.

12. Van de toepassing der artt. 538 en 540 W. v. K. kan geen sprake zijn, tenzij bij dagvaarding gestold is óf dat de oorzaak der aanzeiling, aanvaring of aandrijving twijfelachtig is, óf dat een schip dat ter bekwamer plaatse stil lag door een zeilend of drijvend schip is aangezeild, aangevaren of aangedreven.

H. G. K. in revisie. W. 1341, 38, a.

ACQUIT EN DÉCHARGE.

1. Do strekking van het acquit en décharge is van dien aard, dat de afgever zich niet op de nietigheid daarvan kan beroepen, op grond dat hij tijdens de afgifte in dwaling verkeerde omtrent het juiste bedrag zijner vordering tegen den debiteur.

E. v. J. Batavia. ï . LIV, 367.

Anders Eesi denti e-gerecht Medan.

ACTIE.

§ 1. Algemeen.

§ 2. Verandering van den eisch.

§ 3. Tenen wien?

? 4. Cumulatie.

§ 5. Niet ontvankelijkheid.

? 6. Persoonlijk of zakelijk.

j 7. lucideuteel.

(17)

ACTIE.

7

§ L

24«. Eene vordering,' ingesteld door twee eischers, waarvan een ingebreke blijft Mjn vorderingsrecht te bewijzen, moet voor net geheel aan den ander worden toe- gewezen, indien de gedaagde zich dadelijk bereid heeft verklaard aan deze de geeiseh- te som te betalen, mits beeedigende, dat een beroep op compensatie tot zeker bedrag ongegrond is, en deze eed sedert is uit- gezworen.

H- Q- H- T. XXXV, 381.

W. 939, 103, b.

246. De rechter is niet gebonden aan eene onjuiste rechtskundige appreciatie van aaadzaken of aan verkeerde rechtsgronden m de dagvaarding, doch heeft alleen na re gaan of de vordering gewettigd wordt door de daadzaken waarop zij berust.

H- G- H- T. XXXV, 310.

W. 904, 172, c.

24c. Hij, die van een' ander zekere som ontvangen heeft als voorschot voor aankoop

V a n goederen, welker leverantie door den geldschieter op zich genomen was, kan wel wt restitutie van het ontvangen bedrag wor- den aangesproken, doch niet tot het afleggen j a n rekening en verantwoording, zijnde ao verhouding tot den geldschieter die van onderaannemer en niet van mandataris.

ü' G- H- W. 938, 99, b.

T. X X X V I I , 28.

24<z. Nadat de gedaagde uitdrukkelijk verklaard heeft het belang van den eischer oil de door hem ingestelde vordering te

"Kennen, moet de rechter dit punt als tus- , r Partijen vaststaande aannemen en Kan oiens beslissing daaromtrent niet meel- e d e n ingeroepen, al tracht de eischer

» t e r zelfstandig zijn belang te bewijzen.

iL G- H. W. 1059, 168, b.

T. X L I , 305.

„ „ * * • . I n de introductieve dagvaarding fcestejd zijnde, dat zeker bedrag op reke-

ng uit de kas waarover men beheer voert genomen is, kan in appel geen beroep worden gedaan op het recht van retentie volgens art. 1812 1!. YV.

H- G- H. w . 1221, 186, c.

. 24/1 De vraag welke rechtsvordering w ingesteld mag uitsluitend naar de dag- vaarding worden beoordeeld. Waar dus de opnelnng wordt verlangd van een conser- vatoir beslag en de daaraan verbonden

[ gevolgen, mag niet worden afgeleid dat uit art. 460 B. E. V., hetwelk slechts op executoriaal beslag betrekking heeft, zou- de zijn geageerd.

H. G. H. W . 1231, 23. a.

24,7. De hoedanigheid waarin men in rechten optreedt behoeft niet a priori be- wezen te worden.

11. G. H. W. 1242, 66. a.

•24A. Wanneer bij dagvaarding behalve de gronden voor de vordering aangevoerd, tevens bestreden worden de argumenten waaraan de gedaagde de bevoegdheid beweert te ontleenen tot de handeling waartegen wordt opgekomen, kan de ingestelde vor- dering niet gezegd worden te steunen op deze bestrijding.

H. G. H. W. 1258, 131, c.

T. X L I X . 163.

24?". Eene sommatie op Zaterdag des namiddags ten 4 ure om binnen 24 uren zekere rechtshandeling te verrichten moet met het oog op de in art. 17 B. B. V. en art. 178 al. 3 "W. v. K. gehuldigden re- gel geacht worden niet op Maandag ten 4 ure te vervallen. Eene actie vóór dien tijd ingesteld, gegrond op niet-voldoening aan de sommatie, is praematuur.

H. G. H. T. X L I X , 372.

24/. Een debiteur met zijne crediteuren overeengekomen zijnde, dat alle goederen van den eerste zullen strekken ter vol- doening van het aan de laatsten verschul- digde; dat de liquidatie zal geschieden door eene commissie, welke de opbrengst dier goederen aan de schuldeischers zal uit- keeren; en dat die uitkeering voor den debiteur zal strekken tot volledig acquit en decharge, verliezen de crediteuren hun recht om de oorspronkelijke schuld op te vorderen.

H. G. H. T. L, 391.

24/i-, Uit de verkeerde qualificatie eener geposeerde overeenkomst vloeit niet voort, dat uitspraak is gedaan omtrent zaken welke niet zijn geeischt.

H. G. H. W. 1349, 72, a.

T. L i l , 257.

24/. Bij dagvaarding gesteld zijnde, dat door eene onrechtmatige handeling van den gedaagde schade geleden is, welke deze heeft te vergoeden, kan de eischer, dooi- de enkele bijvoeging dat hij tevens resti- tutie had kunnen eischen van de waarde van het hem door de onrechtmatige daad

(18)

s ACTIE.

onttrokkene, gelijkstaande aan hetgeen als schadevergoeding zal moeten worden vol- daan, niet geacht worden oene dubbele actie te hebben ingesteld, indien de dag- vaarding geen bepaalde conclusie bevat, zelfs met in subsidiären of alternatieven vorm, welke op de actie tot restitutie wijst.

R. v. J. Bat. W. 1389, 23, b.

2 4 « . De vordering, dat zekere stukken zuilen worden afgegeven, dan wel de aan- gegeven waarde daarvan, is alternatief, dus alleen dan veroorloofd, wanneer eene daar- mede overeenstemmende alternatieve ver- bintenis bestaat.

R. v. J. Bat. W. 1493, 22, b.

§ 2.

36a. Na schadevergoeding ex contractu geeischt te hebben, kan men zich niet be- roepen op de verplichting tot vergoeding dier schade ex lege, daar hierdoor de grondslag en dus het onderwerp van den eisch veranderd wordt.

H. G. H. w . 923, 40, b.

ï . X X X V I , 370.

_ 366. Be grondslag der vordering wordt met veranderd wanneer de eischer, die rekening en verantwoording vordert als zoon van een' Chinees, en als zoodanig erfgenaam ab intestate, nader stelt, dat hij als zoon is geadopteerd.

H- G. H. T. X L I V , 222.

W. 928, 59, b.

36c. Wanneer aanvankelijk geeischt is ontruiming van een perceel, d. i. van den grond en van hetgeen daarop gebouwd is, dan kan niet nader als grondslag van de- zelfde vordering worden gesteld eigendoms- recht op het huis en erfelijk individueel bezitrecht op den grond.

II. G. II. T. X X X V I I , 270.

36(f. Wanneer de eischer, door wien eene tweeledige vordering ingesteld is, in oersten aanleg verklaard heeft zijne vor- dering tot zeker bedrag te vermindering, zonder aan te duiden welke van de twee pretention bedoeld wordt, terwijl hij nader in appel heeft te kennen gegeven, 'dat het zijne onmiskenbare bedoeling was de ge- heele vordering tot het opgegeven bedrag te verminderen, dan kan, indien de gein- timeerde hiermede genoegen neemt, van niet-ontvankelijk-verklaring geen sprake zijn.

H. G. H. T. X X X V I I I , 282.

W. 972, 26, a.

36ê Wanneer gedurende de geheele procedure m eersten aanleg gelitiscontes- teerd is over transactien, welke in de maand Juli gesloten zouden zijn, en verder Dlijkt, dat deze transactien niet de eenige zijn, doch partijen met elkander in rekeninff- courant stonden, dan moet het voor het eerst m hooger beroep gedaan verzoek om m de plaats van Juli, Juni te stellen als eene verboden verandering van het onder- werp yan den eisch worden beschouwd.

H- G' H- W. 1025, 31, a.

T. XL, 88.

36/: Er heeft verandering van het on- derwerp van den eisch plaats, wanneer de eischer na geageerd te hebben tot betaling van het saldo eener rekening-courant, in appel de posten terug neemt, welke door de wederpartij worden betwist en waaruit moet blijken, dat deze ook aan hem crediet hoeft verleend, daar alsdan eenvoudig eene restant-schuld wordt opgevorderd.

H. G. H. '\v. 1040, 92, c.

W. X L I , 17.

36^ In een geding ter zake van grond- huur kan geen getuigenbewijs worden toe- gestaan tot staving van het beweren, dat de gedaagde de verplichting op zich heeft genomen de achterstallige grondhuur aan den eischer in stede van aan den oor- spronkelijken verhuurder af te dragen.

R. v. J. Bat. W. 1046, 116, c.

36/*. Er kan van verandering van het onderwerp van den eiseh geen sprake zijn, indien in eersten aanleg geageerd is uit eene Kederlandsche en in hooger beroep uit eene Duitsche acte, indien de eerste slechts eene vertaling is van de laatste, al is dientengevolge eerst gesproken van eene mode-affaire en later van een Con- fections-Geschiift.

H- G. H. W. 1109, 155, b.

T. X L I I I , 184.

36*. Ook volgens het Riouw-reglement (art. 11) wordt het onderwerp en de aard der vordering door de introducticve dag- vaarding bepaald, en kan dus niet, waar aanvankelijk betaling geeischt werd ter zake van leen, de beslissing afhankelijk worden gemaakt van de vraag of eene uit koop en verkoop ontstane schuld gekweten is.

H. G. H. T . X L V I I I , 4.

36y'. De wet voor de roija van hypotheek tweoderlei vorm kennende, afhankelijk van de nationaliteit en den graad van ontwik- keling der schuldeischers (art. 32 al. 2

(19)

ACTIE - -9

Stbl. 1834 no 27), kan de vordering tot roija op eene andere wijze dan in easu door de wet is voorgeschreven gewijzigd worden, zonder dat Tan verandering van den eiseli sprake is.

R- T. J. Bat. W. 1236, 44, c.

36/,;. Het stellen van een anderen da- tum voor het sluiten eener overeenkomst m hooger beroep dan in eersten aanleg opgegeven, kan niet als verandering van den eisch worden aangemerkt, indien aan den juisten datum waarop de gepreten- deerde overeenkomst tot stand gekomen zoude zijn door geen der partijen eenig recht is ontleend.

H- G' H- ï . L, 245.

W. 1309, 127, a.

36/. De eischer, die zijne vordering, ge- baseerd op verbruiklcen, nader splitst in wie deelen, waarvan slechts één ver- bruikleen ten grondslag heeft, terwijl voor de beide overige eene andere schuld- oorzaak wordt opgegeven, kan niet geacht I 0 * zün e vordering ongeoorloofd ver- anderd te hebben, indien hij deze vervolgens

me t de beide laatstbedoelde vorderingen

verminderd heeft. ö

R- v. J. Bat. W. 1353, 88, b.

, "l- D e eischer zijne vordering wen- d e n d e te wijzigen, behoort dit naar goode regelen van rechtspleging bij nadere con- fusie te doen (art. 112 B. E . V . ) . De en- raie erkenning bij gelegenheid van een ge- tuigenverhoor, dat de in de dagvaarding benoemde plaats waar de overeenkomst ge- sloten zoude zijn foutief is, kan niet als eene wijziging van den eisch worden aan- gemerkt.

H- G- H- W. 1354, 89, b.

nnA' , D e v erMa,ring van een eischer, die onderscheiden personen gedagvaard heeft,

«at nij zijne vordering vermindert met netgeen geeischt is van een of meer der

«edaagden, doet inderdaad afstand van de instantie te hunnen aanzien; is der- naive reeds van antwoord gediend, dan wordt de toestemming dier gedaagden verascht.

R- v. J. Mak. W. 1460, 100, a.

36o. Waar iemand gedagvaard is als wigenaam en ter zake van een gevoerd oeneer, heeft de vermindering van den eisen met hetgeen den gedaagde als erfge- naam betreft geen zin, indien in de mid- delen en het peti turn der dagvaarding

geen onderscheid is gemaakt tusschen de dubbele verplichting van den gedaagde.

K. v. J. Mak. W. 1460, 100, a.

36jO. Wanneer door den rechter niet getreden wordt in eene gewenschte ver- mindering der vordering, behoort het er voor gehouden te worden, dat ook de ver- mindering met het als dwangmiddel ge- eischte vervalt.

E. v. J. Mak. W. 1460, 100, a.

36q. Er is geen sprake van ongeoorloof- de vermindering van den eisch, wanneer in appel rente gevorderd wordt sedert het vonnis a quo verschenen, terwijl in eersten aanleg van rentevergoeding geen melding werd gemaakt.

H. G. II. W. 1470, 140, b.

§ 3.

436. De gedaagde, die krachtens over- eenkomst met den eischer is ontheven van alle rechten, doch ook bevrijd van alle verplichtingen uit zijne administratie en zijn mede-bezit van een land voortvloeien- de, kan niet ter zake daarvan in rechten worden aangesproken.

De bewering van eischer, dat deze over- eenkomst door bedrog is tot stand geko- men, doet niets ter zake, zoolang die over- eenkomst niet vernietigd is.

E. v. J. Bat. W. 933, 80, c.

43c. De nakoming van eene overeen- komst, aangegaan met X . , handelende onder de teekening X. en Co, moet gevor- derd worden van de vennootschap en com- mandite waarvan X. gereerend vennoot is, tenzij het bewijs geleverd wordt dat X.

geheel en uitsluitend voor eigen rekening gehandeld heeft.

E. v. J. Bat. W. 935, 86, c, ê3d. Hij, die vermeent ten onrechte gegijzeld te zijn, heeft te dier zake uit- sluitend tegen den executant eene actie en bepaaldelijk niet tegen den deurwaarder of den cipier.

E. v. J. Soer. W. 946, 131, a.

fiekr. door H. Q. H , doch eenigszins beperkter overwegende, dat de gedaagde door vol te houden, dat de gegijzelde in- derdaad zijn schuldenaar is en het bewijs hiervoor aan te bieden, te kennen geeft, dat de deurwaarder geheel overeenkomstig zijn last gehandeld heeft.

W. 946, 132, a.

T. X X X V I I I , 107.

(20)

10

ACTIE.

43e. Een koopman, die onder zijn eigen naam met bijvoeging van en Co. handel drijft, kan in privé worden aangesproken voor de door hem onder dien naam aan- gegane handelsverbintenissen.

Bewerende, dat de verbintenis niet hem in privé, doch eene vennootschap betreft, behoort hij hiervan het bewijs te leveren door de authentieke acte, waarbij de ven- nootschap is aangegaan.

E. v. J. Bat. W. 1019, 8, b.

43/1 De aansprakelijkheid van den Staat voor onrechtmatige daden van zijne amb- tenaren is geen beletsel om te dier zake die ambtenaren zelf in rechten aan te spreken.

R. v. J. Bat. W. 1094, 95, c.

43,9'. Ter zake van een beslag door den fiskaal te Riouw overeenkomstig art. 98 van het daar gevigeerd hebband reglement gelegd tot tenuitvoerlegging van een straf- vonnis, kan tegen den Staat geen actie worden ingesteld, zijnde de fiskaal als vertegenwoordiger der staatsmacht zelf- standig opgetreden en niet krachtens civiel- rechtelijke lastgoving.

H. G. H. T. X L V I , 288.

43/ï. Hij, die op grond van beweerde schending van zijn eigendomsrecht door verzegeling zijner goederen alsof deze tot eene nalatenschap behoorden, wil ageeren, behoort niet de erfgenamen in die nala- tenschap in rechten te roepen, doch uit- sluitend dengeon op wiens verzoek de goe- deren verzegeld zijn.

H. G. H. W. 1258, 132, a.

T. X L I X , 164.

43«. De vordering tot ontruiming van een stuk grond geoccupeerd door een in staat van kennelijk onvermogen verklaarden per- soon, behoort tegen deze persoonlijk en niet tegen de Weeskamer als curatrice te worden ingesteld, indien hij op dien grond geen vermogensrechten uitoefent.

H. G. H. W. 1386, 12, b.

T. LV, 83.

§ 4.

54a. Eene cumulatie van de vordering tot ontbinding des huwelijks door echt- scheiding met die tot levensonderhoud is niet verboden.

R. v. J. Bat. W. 935 88, a.

546. Onderscheidene vorderingen tegen

onderscheidene personen uit onderscheidene oorzaken voortspruitende en tot verschil- lende einden strekkende kunnen in dezelfde dagvaarding bijeen gevoegd worden, in- dien daartusschen geene tegenstrijdigheid bestaat.

H. G. H. T. X X X V I , 236.

54P. De reivindicatie kan gelijktijdig met de actie tot schadevergoeding worden ingesteld ter zake van dezelfde handeling.

R. v. J. Mak. W . 1167, 179, c.

Bekr. door H. G. H. 180, a.

T. X L V I , 49.

5id, Eene actie tot opheffing van een conservatoir beslag, gelegd door een' nader in staat van faillissement verklaarden koop- man, kan niet gecumuleerd worden met eene vordering tegen de Weeskamer als curatrice tot afgifte der in beslag geno- men goederen, gepaard met eenen eisch tot schadevergoeding tegen beiden.

H. G. II. W . 1231, 23 a.

Cf. Beslag 15 g.

54«. Er bestaat ongeoorloofde cumulatie van actiën, wanneer gevorderd is lo. be- taling van verschenen huurpenningen; 2o.

subsidiair, indien binnen één dag na de beteekening van het vonnis daaraan niet wordt voldaan, ontbinding der huurover- eenkomst met schadevergoeding en ont- ruiming en 3o. vanwaardeverklaring van een gelegd pandbeslag ter zake der reeds verschenen huurpenningen.

R. v. J. Bat. W . 1314, 147, c.

54f. Met uitzondering van het geval bedoeld in art. 103 B. R. V. moet aan- genomen worden, dat het in het algemeen geoorloofd is onderscheidene vorderingen tegen onderscheidene personen uit onder- scheidene oorzaken voortspruitende en tot verschillende einden strekkende in een en dezelfde dagvaarding bijeen te voegen en voor denzelfden rechter aanhangig te maken, mits er tusschen die verschillende actiën geen tegenstrijdigheid bestaat. Dit laatste is niet het geval, indien iemand, die eige- naar beweert te zijn van een onroerend goed, hetwelk sedert eenige jaren ten name van anderen ingeschreven is ten gevolge van eene splitsing, welke beweerd wordt geschied te zijn door medeeigenaren bui- ten medewerking van den eischer, de ver- nietiging vordert van een reeks eigendoms- acten en de daarmede samenhangende schrifturen en tevens de ontruiming eischt

(21)

ACTIE. i l

tegen al de bij die acten en schrifturen be- trokken personen.

H. G. H. W. 1357,102, c.

Cfm E. v. J. Bat. T. L U I . 128.

^i. Eigendom 25 o.

5 % . Er bestaat geen ongeoorloofde cu- mulatie van actiën, indien twee personen,

« e te zamen een land hebben verhuurd, vervallen huurpenningen vorderen en één aunner tevens ageert tot vanwaardever- Kianng van een pandbeslag voor zijn aan- deel m de huurpenningen.

tt- v. J. Bat. w . 1367, 142, b.

w4 Ä' I e m a n d> d i e zich verbonden heeft tegenover twee personen om ieder hunner zekere geldsom te betalen, kan door hen gezamenlijk m rechten worden geroepen.

f G- H. T. LVII, 217, 213.

Anders B. v. J. Soer.

§ 5-

r e r J f ' B| e e n e opvordering van onroe- rende goederen moeten de aard en ligging w o r d eengTt t e T T fPS^^ oVgegeYen viÀ L V ge b re k e hiervan is de eisch niet ontvankelijk.

A ^G" *£ T- XXXV, 219.

Anders R. y. J. Amb.

w5 i ' . . N a d a t een interlocutoir vonnis, in t Ji f fn e a c t i e o n t v a l lk e l i j k is verklaard, miH?M V a n ge wÜs de is gegaan, zijn alle w l v w f ^ n i e t-ontvankelijkheid als ver- biiri \ b?s c h° u w e n , zoowel die, welke in «n Vi °n n i S z lJn T e r w o rP e n , als die, welke gevoerd ^ ^ e i n d v o n n i s worden aan-

H. G. H. W - 1 1 0 9 ; 1 5 5 ) b

T. XLIII, 183.

nnV^'- H e t i n s t e ll e n van eene actie tot nakoming eener overeenkomst kan niet ten- gevolge hebben de niet-ontvankelijkheid

an eene vroeger ingestelde tot ontbinding mer overeenkomst.

H- G- H- W. 1164, 166, c.

T. XLV, 305.

rev; dÀ- ?e n i e t-ontvankelijkheid van eene ejmdicatoire actie heeft'niet eo ipso de niet-ontvankelijkheid van eene actie tot

t n a de Ver g o e d i n g o p hetzelfde feit berus- tende ten gevolge.

f- G. H. w . 1167, 180, a.

Anders R. v. J. Mak. (implicite) 179, c.

63e. De niet-ontvankelijkheid eener vor- dering op grond van onbepaaldheid kan

voor het eerst in appel worden beweerd, zonder dat hiertoe de exceptie van nietig- heid van dagvaarding wordt opgeworpen.

H. G. II. W. 1202, 110, a.

T. X L V I I , 97.

63/! Eene vordering „om de brug over de x. rivier in zulk een' toestand te bren- gen, dat de vrije afloop van het water uit die rivier daardoor niet meer belemmerd wordt" is onbepaald, indien uit de dagvaar- ding niet blijkt clan wel tusschen partijen niet vaststaat welke werken moeten afgebro- ken dan wel aangelegd worden om tot dien toestand te geraken.

H. G. H. W. 1202, 110, a, T. X L V I I , 97.

6%. Eene actie daartoe strekkende, dat gedaagde aan eischer zekere geldsom zal betalen welke gedaagde uit 's lands kas ontvangen heeft, ofschoon zij volgens over- eenkomst tusschen partijen aan eischer com- peteert, is in zich zelf niet onrechtmatig of ongegrond, al kan daaraan noch de naam van condictio indebiti of ex lege Aquilia, noch eenige andere bepaalde naam gegeven worden.

H. G. H. \V. 1271, 183, e.

63/*. Hangende den termijn van appel tegen een vonnis waarbij eene revindica- toire en dus zakelijke actie tot ontruiming niet ontvankelijk is verklaard, kan ex con- tractu (koop en verkoop) tot ontruiming worden geageerd.

H. G. H. W. 1281, 12, b.

T. L, 164.

63«. Wanneer eene actie onrechtmatig en ongegrond is en derhalve geen steun vindt in de wet, behoort de rechter haar ambtshalve niet-ontvankelijk te verklaren.

H. G. H. T. L I , 79.

§ 6.

69a. De vordering tot betaling eener geldsom, zijnde de opbrengst van verkochte goederen, welke wegens daarmede gepleeg- de overtreding door de ambtenaren der recherche ingevolge art. 13 Stbl. 1882.

no. 240 aangehouden en in bewaring ge- nomen waren, op grond dat men eigenaar dier goederen was, is geen bezitsactie, doch eene persoonlijke ex lege.

H. G. H. ' W . 1262, 147, a.

T. X L I X , 86.

§ 7.

81. Wanneer alleen recht is verzocht

(22)

12 ACTIE. — ACTIO PAULIANA.

op eene irtcidenteele vordering tot getui- genbewijs en eedsopdracht, behoort de rech- ter niettemin, alvorens daarover uitspraak te doen, te beslissen of de tegen de hoofd- zaak voorgestelde middelen van niet-ont- vankelijkheid al of niet gegrond zijn.

H. G. H. W. 1107, 148, 6.

Anders E. v. J. Soer. T. X L I I I , 74.

82. Wanneer alleen recht is verzocht op eene incidenteele vordering tot getui- genbewijs en eedsopdracht, behoort de rech- ter niet op de hoofdzaak uitspraak te doen, indien blijkbaar de bedoeling bestond om, ingeval het aangeboden bewijs niet afdoen- de mocht worden bevonden, nadere bewijs- middelen bij te brengen.

H. G. H. W. 1107, 148, b.

T. X L I I I , 75.

Beslag \öy, 29e.

Boedelbeschr. 3, Borgtocht, 52c.

Cessie 49.

Commis. 2 1 . Eisend 56e lm.

Faill. 40c.

Oïerschr. 36.

Part. land 3lb,c:

Pensioen 11.

Procesorde 29 aaa.

Hek. en v. 58 b.

Sehadev. 29 m,p, 89.

Schip 18 ƒ . Huur 2 7 / , 7 8 a, 82 b, 107. Vennoot. 56 c.

In. en uitv. 28 ƒ . Weesk 56 a.c.

Lastg. 36 n. Zegel fi d.

ACTIO PAULIANA.

14. Een schuldeischer, die van zijnen schuldenaar de betaling van zijne schuld- vordering, zij het ook bij wege van cessie van inschulden, weet te verkrjjgen zonder daartoe bedriegelijke of andere ongeoor- loofde middelen te bezigen, doet niets on- rechtmatigs, al weet hij ook, dat de zaken van den schuldenaar slecht staan, en al blijkt het, dat andere schuldeischers door de aan hem gedane cessie in eene slech- tere conditie gekomen zijn.

De insinuatie, dat de voldane schuldei- scher het middel in handen had om den schuldenaar ter zake van misbruik van vertrouwen te doen vervolgen, doet niets ter zake, wanneer het bewijs ontbreekt, dat van dit middel gebruik is gemaakt om de cessie te verkrijgen.

R. v. J. Sam. W. 1072, 8, ajb.

15. Waar beweerd wordt, dat accepten zijn afgegeven om een onwilligen crediteur tot een aangeboden accoord over te halen, waardoor een tweede faillissement van den acceptant veroorzaakt is, zoodat de credi- teuren in dit faillissement ter kwader trouw in hunne rechten zijn verkort, behoort het

bewijs geleverd te worden, dat èn de fail- liet èn de bevoordeelde crediteur op het oogenblik der afgifte van de accepten kon- den voorzien, dat daarvan een tweede fail- lissement het onvermijdelijk gevolg zoude zijn.

H. G. H. W . 1114, 176, c.

T. X L I I I , 376.

16. I)e schuldeischer kan van zijn recht om op te komen tegen handelingen, welke door den schuldenaar ter bedriegelijke ver- korting zijner rechten gedaan zijn, (art.

1341 B. W.) zoowel eischender als ver- werender wijze gebruik maken en dit bij incidenteele conclusie doen gelden, indien de schuldenaar zich eerst na het antwoord ten principale beroepen heeft op eene over- eenkomst waardoor de schuldeischer zijne rechten verkort acht en welker nietig- verklaring hij daarom verlangt.

Behalve dat alsdan eene reconventioneele vordering niet mogelijk is met het oog op art. 245 B. R. V., bestaat hiervoor ook geen grond, wanneer de eisch tot nietig- verklaring der overeenkomst onmiddellijk samenhangt met de gevoerde verwering en dus als haar oogmerk beschouwd moet worden. (Het gold in casu het verzette- gen den verkoop van in beslaggenomen goederen door iemand, die eigenaar daar- van beweerde te zijn (art. 460 B. E. V.) ).

E. v. J. Bat. W. 1132, 40, b.

Bekr. door H. G. IL 1204, 119, a.

T. X L V I I , 18.

17. De actio Pauliana moet ten allen tijde ontvankelijk worden geacht zoo dik- wijls er rechtsverhoudingen bestaan, waar- door de eene partij er belang bij heeft, dat de andere zich niet ten haren detrimen- te opzettelijk ontdoet van al hare have en goed, zooals wanneer een vonnis in eersten aanleg tusschen die partijen is gewezen, waartegen hooger beroep is aangeteekend.

De woorden schuldeischer en schuldenaar in art. 1341 B. W. moeten dus niet in te engen zin worden opgevat.

E. v. J. Bat. W. 1132, 40, b.

Bekr. door H. G. H. beslissende, lo dat waar ten bewijze van het eigendomsrecht, waarop het verzet tegen den verkoop van in beslag genomen roerende goederen ge- baseerd is, beroep is gedaan op eene acte van koop en verkoop van het huis waarin zich die goederen bevinden, voor den be- slaglegger wel degelijk belang bestaat de nietigverklaring van die acte te vorderen, indien hij vermeent, dat de daarbij ge-

(23)

ACTIO PAULIANA. — ADOPTIE. — ADVISEUR. 13

constateerde overeenkomst is aangegaan tot bedriegelijke verkorting zijner rechten;

2o. dat door de terugwerkende kracht van een arrest, waarbij een in eersten aanleg gewezen vonnis bekrachtigd wordt, net daaruit voortvloeiend obligo geacht moet worden te hebben bestaan op het oogen- blik waarop het vonnis werd gewezen, ter- wijl onder het woord „schuldenaar" in art. 1341 B. "W. ook de voorwaardelijke schuldenaar begrepen moet worden.

. W. 1204, 119, b.

T. XLVII, 19/21.

18. De nietigverklaring van eene over- eenkomst op grond, dat zij is aangegaan tot bedriegelijke verkorting van de rech- ten eens schuldeischersj heeft ten gevolge, dat de zaak en de partijen worden hersteld in den staat waarin zij zich vóór het aan- gaan der verbintenis bevonden.

H. G. H. W . 1204, 119, b.

T. X L V I I , 20.

19- Toewijzing van eene actio Pauliana.

H. G. H. W. 1204, 119, c.

Cfm. R. v. J. 1148, 103, 6.

T. X L V I I , 22.

Faill. 113 a Ordert. 45 e.

ADOPTIE.

B'j 1 te vermelden:

Res. van 9 Mei 1769 en 27 Maart 1809.

19. Door Chineezen geadopteerde zoons hebben dezelfde rechten als zij, die uit een wettig huwelijk geboren zijn.

H. G. H. ' W. 928, 59, b.

20. Om wettig te zijn moet eene adoptie als zoon in Ned. Indie bij geschrifte ge- schieden.

H. G. H. W. 928, 59, b.

*1- Adoptie is niet in strijd met alge- meen erkende beginselen van billijkheid en rechtvaardigheid en kan dus tusschen Lhmeezen, die haar als eene wettige in- stelling erkennen, worden toegelaten. Zij doet, ofschoon niet zoozeer ten doel hebben- de om den geadopteerde te bevoordeelen, dan wel opdat de asch der voorouders tot heil hunner zielen in eere gehouden worde,

"et geadopteerd kind in al de rechten dee- len welke aan een uit een wettig huwelijk geboren kind toekomen.

Landr. Bandjermasin.

W. 1205, 122, c. 123, b.

Bekr. door R. v. J. Soer.

22. Uit het bepaalde bij de Gen. Res.

des Kasteels te Batavia dd. 9 Mei 1769, welke ten aanzien van Chineezen immer van kracht is gebleven, vloeit voort, dat adoptie alleen kan geschieden bij acte of contract van adoptie op te maken door een' notaris of een gequalificeerdenbeambtschrij- ver op de buitenkantoren.

R. v. J. Soer.

Anders Landr. Bandjermasin.

W. 1205, 123, alb.

23. Vóór 1848 werd in Ned. Indie ook door Europeanen de adoptie to baat geno- men om tusschen buiten huwelijk, bepaal- delijk uit Inlandsche vrouwen, geboren kin- deren en hunne Europeesche vaders burger- lijke betrekkingen te scheppen, zooals sedert

1848 door middel van erkenning plaats heeft, zulks niettegenstaande het oud-Hol- landsch recht geen adoptie kende.

Als algemeene voorwaarde gold alleen de belofte om hot geadopteerde kind in den christelijken godsdienst op te voeden, zonder dat de aard der instelling uitdrukkelijk is omschreven.

Met het oog op algemeene rechtsbegin- selen en het analogisch verband tusschen adoptie en erkenning moet worden aange- nomen, dat de geadopteerde niet alleen het recht verkreeg den naam zijns adoptief- vaders te voeren, doch zelfs hiertoe ver- plicht was, evenals ware hij diens wettig kind.

Waar dus in de acten van den burg.

stand een andere naam voorkomt, behoort de rechter de verbetering dier acten te gelasten.

Er is dan geen sprake van verandering van geslachtsnaam, waartoe alleen de Gouv.

Gen. bevoegd is, daar art. 6 B. W. blijkbaar uitsluitend ziet op het geval dat de veran- dering gewenscht wordt zonder dat men op den aan te nemen naam eenig bepaald recht kan doen gelden.

R. v. J. Bat. T. LI, 424/7.

Actie 368. Die&t 26d.

Chin. Ig.

ADVISEUR.

36. Een door den Landraad in burger- lijke zaken gewezen vonnis moet in appel vernietigd worden, indien niet blijkt, dat den panghoeloe-adviseur uitdrukkelijk de rechtsvragen, gegrond op godsdienstige wetten en instellingen, zijn voorgelegd en welke antwoorden daarop door hem gegeven zijn, doch in het procesverbaal der terecht-

(24)

14

ADVISEUR. ~ ADVOCAAT.

zitting eenvoudig vermeld is, dat de Land- raad den eisch ontzegt in overeenstemming met het gevoelen van den djaksa en den panghoeloe.

R. v. J. Bat. W. 953, 160, c.

37. De tegenwoordigheid van den pang- hoeloe wordt niet gevorderd, wanneer alleen Cnmeezen als verweerders of beklaagden voor den Landraad terecht staan.

O. M. J/A H. G. II. T. X X X V I , 209.

Opmerkingen hierover t. a. p.

38. De vervanging van den adviseur gedurende den loop van het gerechtelijk onderzoek ter terechtzitting door een an- der heeft de nietigheid van het naar aan- leiding van dat onderzoek gewezen vonnis ten gevolge.

H- G- H- W. 987, 86, c.

39. De Chineesche adviseurs die door den voorzitter van een rechtscollege aan- gewezen zijn om doorgaande de terecht- zitting van dit college bij te wonen, be- hoeven met telkenmale den eed af te W e n wo°rd k U n n e n e e n S V 0 0 r a l t lJ'd b e öedigd' II. G. H. Cfm. O. M.

T. X X X V I I I , 394.

Urn. E. v. J. Sam. en Landr. Joana (implicite).

4 0 . De tegenwoordigheid van een'Mo- hamedaanschen priester of Chineeschen adviseur wordt niet gevorderd bij de be- handeling van Landraadzaken in hooier

beroep. B

H. G. H. Cfm. O. M. T. X L I , 283.

41. De in art. 7 E. O. bedoelde advi- seurs behoeven niet tegenwoordig te zijn indien met de verdediging (verwering)' doch de eisch naar de godsdienstige wetten of gebruiken moet beoordeeld worden zijnde in voormeld artikel alleen sprake van verweerders of beklaagden.

E . v. J. Pad. W. 1358, 108, b.

42. Het zitting nemen van een' Mo- hammedaanschen priester als adviseur in eene strafzaak waarin een niet-Mohamme- daan als eenige beklaagde terecht staat en het uitbrengen van een advies door zulk een priester nopens de schuld van den be- klaagde is strijdig met de wet en behoort te leiden tot vernietiging van het daarop gewezen vonnis.

Art. 92 al. 3 E. O. vereischt alleen dan de tegenwoordigheid van den geestelijken adviseur, wanneer naar het algemeene voor-

schrift van art. 7 zulk een adviseur de terechtzitting behoort bij te wonen.

" • H- T. L V I 345 Anders Landr. Sam. en O. M. (implicite).

t t3\ oE£n e, b e l e m i»ierende wetsbepaling (art. 18 Eeglement op het rechtswezen in het trouv. Celebes en O. (S. 1882 no. 122)

Verh. van Mr. W. A. P. F . L. Winckel.

s 4 , W. 1496, 33, a.

Samenst. rechtscol. 10, 14.

ADVOCAAT EN PROCUREUR.

§ 1. Algemeen.

§ 2. Honorarium.

§ 3. Discipline.

§ L

18a. De eed der advocaten in crimina- libus.

V e r h- W. 987, 85, o.

18J. Bij voorloopige tenuitvoerlegging van een vonnis kan de advocaat en pro- cureur der triumpheerende partij zich voor deze borg stellen.

R. T. J. Bat. W. 999, 134, a.

18c. Een advocaat en procureur, die stukken hem als zoodanig toevertrouwd weigert terug te geven aan den rechtheb- bende en daarvan gebruik maakt om deze te dwingen tot afgifte van eene acceptatie, valt m de termen van art. 114 W. v. S.

E. v. Eur., indien het gemis van die stuk- ken den eigenaar eenig nadeel, hoe gering ook, berokkent.

Noch het recht van retenue, volgens het tarief van justitiekosten, noch het recht van retentie, aan lasthebbers toekomende, kan worden ingeroepen, waar een misda- dig doel aanwezig is.

B. v. J. Sam. W. 1000, 140, J/c.

18d. Een substituut-griffier, wien krach- tens art. 9 al. 2 E. O. tijdelijk de waar- neming der functien van advocaat en pro- cureur is opgedragen, behoeft niet bij iedere zaak waarin hij als zoodanig optreedt het bewijs te leveren, dat een der bij hetzelfde rechtscollege aangestelde prakti'zijns ver- hinderd is of geweigerd heeft zijn bijstand te verleenen.

H- G. H. W. 1 0i 3 1 8 9 c>

Anders E . v. J. Pad. T. X X X I X , 90.

18«. Een substituut-griffier, wien vol- gens art. 9 al. 2 E. O. tijdelijk de waar- neming der functien van advocaat en pro- cureur is opgedragen, moet behalve den bij art, 13 E. O. voorgeschreven eed ook

(25)

ADVOCAAT. 15

dien bij art. 187 ibidem bedoeld afleg- gen.

H. G. H.

Anders E. v. J. Pad. T. X L I I I , 392.

18 ƒ. De door den rechter ingevolge art.

881^ B. E. V. jo. art. 190 al. 1 E. O. aan een' onvermogende toegevoegde praktizijn mag zich niet vergenoegen met de mede- deeling aan partij, dat hij haar slechts zijne diensten zal praesteeren als procureur, doch is verplicht alle stukken te concipieeren on ook datgene te verrichten wat tot den werkkring van advocaten behoort.

H. G. H. Cfm. E . v. J. Pad.

Anders O. M. T. XLV, 51, 44, 48.

W. 1166, 174, b.

173, b.

1%. In België kunnen vrouwen niet worden toegelaten tot het afleggen van den eed als advocaat, al voldoen zij overigens ook aan de eischen door de wet gesteld voor do uitoefening van het ambt van advocaat.

Hof v. appel Brussel cfm. O. M.

W. 1354, 92, b./c.

§ 2.

27a. Het tarief van justitiekosten en salarissen in burg. zaken voor de Euro- peesche rechtbanken in N. I. (S. 1851 no. 27) bepaalt niet alleen de belooningen, welke verschuldigd zijn wanneer het ge- bruik maken van een procureur gebiedend is voorgeschreven, maar ook die, waarop ni) recht heeft, wanneer overigens, zelfs buiten eenig rechtsgeding, zijne hulp wordt ingeroepen.

H. G. H. T. XXXV, 168, 166.

Cfm. E. v. J. Soer. Anders O. M.

27è.^ Heeft de advocaat recht het ver- schuldigd honorarium in rechten te vor- deren ?

W. 932, 73, b.

27c. Het advocaten tarief.

W . 942, 113, a.

27d. Antwoord op het voorafgaande.

W. 948, 137, a.

27e. Eesumtie van stukken, conferen- ties en adviezen vóór de dagvaarding kun- nen aan de succombeerende partij in re- kening worden gebracht.

R. v. J. Bat. W. 950, 147, b.

Anders H. G. H. T. X X X V I I I , 310.

27f. Wanneer eenmaal voor het re-

sumeeren is gerekend, kan een nader in- zien van de geresumeerde stukken niet in rekening worden gebracht.

E. v. J. Bat. W . 950, 147, b.

21g. De rechter, beoordeelende hoeveel voor de voorbereiding tot een pleidooi in rekening mag worden gebracht, moet na- gaan hoeveel dagen er verloopen zijn tua- schen het resumeeren van de conclusie van antwoord en het pleidooi en dan het aan- tal uren per dag hoogstens stellen op tien, zoodat voor eiken dag ƒ 2 0 . - kan worden toegestaan.

E. v. J. Bat. W. 950, 147, c.

27h. Het pactum de quota lite is onver- eeniffbaar met het ambt van adv. enproc.

H? G. H. T. L U I , 145.

§ 3.

34. Een praktizijn, die aan inlandsche beklaagden toegevoegd niet ter terecht- zitting verschijnt om hen bij to staan, maakt zich schuldig aan plichtverzuim en kan zich niet beroepen op de omstandig- heid, dat bedoelde beklaagden hem geen kennis van den rechtdag hebben gege- ven.

H. G. H. T. X L I , 222.

35. Onder de uitdrukking „leden" in art.

192 E. O. al 2 zijn alleen te verstaande rechters, d. w. z. president en leden van het rechterlijk college. Wegens betoonde oneerbiedigheid aan den officier van Jus- titie kan een praktizijn dus niet worden bestraft.

TT p TT

Anders Ó. M. T. X L I V , 321.

36. Beschikkingen der Eaden van Jus- titie, houdende vermaning van praktizijns, zijn vatbaar voor hooger beroep.

H. G. II. Anders O. M. T. XLV, 49, 46.

W. 1166,174,«.

37. Uit de bij art. 192 R. O. aan de rechterlijke colleges opgelegde verplichting, om toezicht te houden op de gedragingen der bij die colleges toegelaten praktizijns, volgt de noodzakelijkheid om acht te ge- ven op tegen hen ingebrachte bezwaren, al spruiten zij ook niet voort van hunne te- genwoordige of gewezen cliënten en al worden de justificatoire bescheiden door dezen ook niet speciaal tot het indienen eener klacht geproduceerd.

H. G. H. T. LUI,« 143.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Doordat de instructie verwijst naar het desbetreffende toepassingsgebied van de ICT-dienst of het ICT-product wordt de inhoud van de verplichting mede bepaald door de omschrijving

1 Steunregeling N 324/96, die de Commissie bij haar beschikking SG(96)D/9460 van 5 november 1996 als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt heeft beschouwd.. a) aan

(*) Algem. Zeitung , Beilage zu N°.. nen hare huizen opsloten, en zich voor iedere aanraking van andere menschen en voorwerpen in acht namen, niet een enkel persoon door de

Waarden meege- ven, zoals dankbaar zijn en lief zijn voor elkaar, is uiteraard be- langrijk, maar het allerbelang- rijkste vind ik dat ieder kind zich goed in zijn

Wordt aan elke organisatie die rechtstreeks of onrechtstreeks door de Vlaamse Gemeenschap wordt gesubsidieerd, de verplichting opgelegd een aansprakelijkheidsverzekering af te

H.P.G. Quack, Uit den kring der gemeenschap.. broederschap werd allengs een gilde, hier en daar vastgehecht aan een vast beroep of ambacht. De superioriteit der Christelijke

Knottenbelt, die hem te Leiden had leren kennen, sprak zich over Bakhuizen nog veel duidelijker uit met name over zijn religiositeit in de Leidse jaren: ‘Hij studeerde naar het

Met behulp van een eenvoudige vragenlijst berreffende respi- ratoire en allergische klachten, aangevuld met werkgerelareer- de vragen, zijn diagnostische en