• No results found

De opmars van evenredigheid in het bestuursrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De opmars van evenredigheid in het bestuursrecht"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NEDERLANDS JURISTENBLAD − 2-3-2018 − AFL. 9 603

Vooraf

Reageer op njb.nl/njblog op het Vooraf

445

De opmars van evenredigheid in het bestuursrecht

bestuur laten en regelmatig tot moeilijk uitlegbare uit- komsten leiden. Het was in die tijd dat veel rechters in opleiding hoopten dat hun stage in de sector bestuurs- recht zo snel mogelijk voorbij zou zijn zodat zij zich daar- na in het straf- of civiel recht weer konden richten op het daadwerkelijk spreken van recht. Namelijk het inhoudelijk geheel doorgronden van een zaak, daarover op basis van rechtvaardigheid een eigen mening vormen en het vervol- gens langs die lijn oordelen.

De afgelopen vijftien jaar is er hard gewerkt om dat imago te verbeteren. Mede onder invloed van kritische wetenschappelijke analyses hebben wetgever, rechter en bestuur getracht het roer om te gooien. Denk daarbij aan projecten als beter contact met de overheid, behoorlijke klachtbehandeling, deskundigheidsbevordering, definitie- ve geschilbeslechting, het meer en begrijpelijker motive- ren van besluiten en uitspraken en de aandacht voor het tempo van procedures. Verder is er, bijvoorbeeld, mede onder invloed van het Europese recht in de vreemde- lingenrechtspraak weer ruimte gekomen voor een kriti- schere rechterlijke beoordeling van besluiten van de IND.

En nog steeds wordt er flink gesleuteld aan verdere verbe- teringen. Daarmee zou zelfs voorzichtig kunnen worden gesproken van een nieuwe bestuursrechtelijke lente.

Opvallend is dat recent de evenredigheid, of beter gezegd het evenredigheidsbeginsel, steeds meer in beeld komt als instrument om de scherpe kantjes van het bestuursrecht af te slijpen. Dit nadat het beginsel, dat in artikel 3:4 lid 2 Awb is gecodificeerd, lange tijd was

‘gemottenbald’ met de Maxis Praxis uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (ECLI:NL:RVS:1996:ZF2153).

Het beginsel werd zeer terughoudend toegepast vanuit de gedachte dat de rechter niet op de stoel van de wetge- ver en het bestuur moet gaan zitten door de belangen- afweging als vervat in wetten en besluit te beoordelen.

Maar sinds kort wint de toepassing van het beginsel – terecht – aan momentum.

De revival van de evenredigheid begon meer precies op het terrein van al dan niet wettelijk gefixeerde bestuur- lijke boeten en breidde zich daarna uit naar niet bestraffen- de maar nog steeds ingrijpende bestuurlijke sancties. De evenredigheid van dergelijke sancties moet door de rechter indringend(er) worden getoetst (vgl. ECLI:NL:CRVB:2014:

3754; ECLI:NL:RVS:2012:BW3870). Het evenredigheidsbegin- sel bood ook uitkomst in een zaak waarin twee sancties waren opgelegd naar aanleiding van dezelfde overtreding bij marktverkoop. Het ging om een bestuurlijke boete en de intrekking van de marktvergunning. Ondanks het feit dat daarmee geen sprake is van een verboden samenloop (ne bis in idem) van twee bestraffende sancties omdat de intrekking niet als zodanig wordt aangemerkt, komt de Afdeling bestuursrechtspraak op basis van toetsing aan het evenredigheidsbeginsel tot de conclusie dat de intrekking niet door de beugel kan (ECLI:NL:RVS:2017:863 en 864). Heel bijzonder is verder de uitspraak van de Afdeling bestuurs- rechtspraak in een zaak over de vaststelling en terugvorde-

ring van subsidie waarin het evenredigheidsbeginsel wordt in gezet om de gevolgen van de formele rechtskracht van het onderliggende besluit tot verlening van de subsidie te ver- zachten (ECLI:NL:RVS:2017:2768). Daarmee week de Afdeling af van eerdere, vaste jurisprudentie die dergelijke ruimte niet liet. Daarvoor al brak de Afdeling bestuursrechtspraak met andere vaste jurisprudentie op basis waarvan ondanks de onevenredige gevolgen niet behoefde te worden afgewe- ken van een beleidsregel wanneer het gevolgen betrof die waren ingecalculeerd bij het opstellen daarvan. De Afdeling maakt nu duidelijk dat de toepassing van een beleidsregel nimmer tot onevenredige gevolgen mag leiden

(ECLI:NL:RVS:2016:2840). Dat geldt eveneens voor de vast- stelling van bestemmingsplannen (ECLI:NL:RVS:2018:616).

En ook de recente conclusie van Advocaat-Generaal Wid- dershoven over de exceptieve toetsing van algemeen verbin- dende voorschriften ruimt een prominente rol in voor het even redigheidsbeginsel met zijn pleidooi om deze toetsing waar mogelijk te intensiveren (ECLI:NL:RVS:2017:3557).

Dit is een positief te waarderen ontwikkeling. Het evenredigheidsbeginsel heeft een groot potentieel als bij- drage aan het in staat te stellen van de rechter om in een zaak tot rechtvaardige uitkomsten te komen. Daarmee is het in potentie een belangrijk instrument voor de verdere verbetering van de prestaties van het bestuursrecht.

Om dit potentieel te verwezenlijken is het wel zaak dat het beginsel goed wordt geoperationaliseerd.

Onvoldoende is het alleen op papier toevoegen van (een intensieve(re) toets op basis van) het evenredigheidsbe- ginsel aan het toetsingskader. Nodig is een echte attitude- verandering bij veel rechters gericht op het daadwerkelijk inhoudelijk doorgronden van een zaak en het daarin zoveel mogelijk kiezen van een eigen positie. Waar dit laatste niet aan de orde kan zijn, zal dit overtuigend moe- ten worden gemotiveerd en gecompenseerd met bijvoor- beeld een strenge toetsing van de zorgvuldigheid van de gevolgde procedure. Een terugkeer naar de zeer terughou- dende Maxis Praxis praktijk zou hoe dan ook niet moeten plaatsvinden. Er dient een gebalanceerde toetsingsdoctri- ne te ontstaan die recht doet aan alle betrokken belangen en die voorkomt dat betrokkenen blijven zitten met de onevenredige gevolgen van overheidshandelen. Een gezichtspunt daarbij is dat naarmate de aantasting van belangen van betrokkenen groter is, de toetsing intensie- ver zou moeten zijn. De toetsingspraktijk moet daarnaast voldoende voorspelbaar worden. Duidelijk moet worden onder welke omstandigheden, welke wijze van evenredig- heidstoetsing is aangewezen en wat die concreet betekent.

Daarbij zou het Europese recht inspiratie kunnen bieden.

Toetsing van evenredigheid is daarin preciezer ontwikkeld via de drieslag van het nagaan van de geschiktheid, nood- zakelijkheid en evenredigheid stricto sensu van een maat- regel in relatie tot het nagestreefde doel (vgl. HvJ EU, Appingedam, ECLI:EU:C:2018:44).

Dat is al met al nog best een lastige operatie. Maar de beloning daarvoor is een dynamisch bestuursrecht waarin de inhoud op de voorgrond staat. Zeer de moeite waard dus.

Tom Barkhuysen

9

Jarenlang had het bestuursrecht een negatief imago. Het zou formalistisch, traag en niet op de inhoud gericht zijn, te veel vrijheid aan het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

“(b)y the second question the national court is effectively asking what the relevant criterion is for the purposes of the application of the concept of ‘the same acts’

1998 Agreement Agreement between the European Communities and the Government of the United States of America on the application of positive comity principles in the enforcement

Die duidelijkheid is niet alleen nodig omdat de rechters in de lidstaten in toenemende mate zullen worden geconfronteerd met vragen van ne bis in idem in situaties die

Between 2002 and 2009, he was a junior lecturer and PhD-fellow at the Europa Institute within the department of Public Law at Leiden University, where he specialized in

Although the distinction between the (objective, historical) facts and the legal qualification of those facts is by no means absolute, the interest of legal certainty demands

De vraag was vervolgens of het Hof van Justitie van de EU de door Straatsburg ingezette lijn zou gaan volgen, temeer daar de advocaat-generaal van het Hof in zijn conclusie bij

De rechtbank heeft overwogen dat het college ter zitting heeft aangegeven dat de eigenaren van de overige percelen aan het Trekpad, waarop ook ille- gale bebouwing staat, net

Rubriek (f) valt buiten de samenloop hetzij omdat de toepasselijke rechts- regels betrekking hebben op twee of meer verschillende rechtsverhoudingen 33 – hetzelfde geldt voor