• No results found

Harmonisatie van verslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Harmonisatie van verslaggeving"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Harmonisatie van verslaggeving

Een onderzoek naar harmonisatie tussen Nederland en Zwitserland

Afstudeerverslag Mark Groenewold

1106732

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit Economie

Accountancy

Begeleider: Dr. R. Hooghiemstra RA

Maart 2007

(2)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie die het einde betekent van mijn studie Economie met afstudeerrichting Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het heeft even geduurd maar het uiteindelijke afstuderen lijkt nu dan toch te gaan lukken. Hiermee sluit ik een leerzame periode in het hoge noorden af en sta ik aan het begin van een nieuw en spannend deel van mijn leven. Ik heb goede herinneringen aan de stad Groningen en ik zal nog vaak terug denken aan de tijd dat ik in deze stad heb gestudeerd.

Hierbij wil ik graag mijn begeleider, de heer Hooghiemstra bedanken voor zijn duidelijke feedback. Daarnaast wil ik mijn ouders bedanken voor de mentale en financiële steun gedurende mijn studie. Tot slot wil ik ook mijn vriendin bedanken, die in dezelfde periode als ik met haar scriptie bezig was.

Rest mij niks anders dan de geïnteresseerde lezer viel plezier te wensen bij het lezen van deze scriptie.

Mark Groenewold Groningen, maart 2007

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting………. 5 Hoofdstuk 1: Inleiding……….. 6 § 1.1 Inleiding………. 6 § 1.2 Probleembeschrijving………... 6 § 1.3 Probleemstelling………. 9 § 1.4 Motivatie………. 10 § 1.5 Opbouwschets………. 11

Hoofdstuk 2: Harmonisatie en (vrijwillige) toepassing IFRS……… 12

§ 2.1 Inleiding……….. 12

§ 2.2 Het begrip harmonisatie………..12

§ 2.2.1 Harmonisatie en standaardisatie………. 12

§ 2.2.2 Materiële en formele harmonisatie………. 13

§ 2.2.3 ‘Disclosure’ en ‘measurement’ harmonisatie………. 13

§ 2.3 Het belang van harmonisatie……….. 13

§ 2.3.1 De stakeholders……….. 13

§ 2.3.2 De regelgevers……… 15

§ 2.4 Vrijwillige toepassing IFRS………17

§ 2.5 Het meten van harmonisatie………19

§ 2.5.1 De H-index, de C-index en de I-index……… 19

§ 2.5.2 Kritiek op de indices……….. 21

§ 2.6 Resultaten van eerder onderzoek naar harmonisatie……….. 22

§ 2.7 Conclusie……… 25

Hoofdstuk 3: Onderzoeksopzet……… 27

§ 3.1 Inleiding………. 27

§ 3.2 Gebruikelijke vs. alternatieve verwerkingswijze………27

§ 3.2.1 IAS 23 Financieringskosten………27

§ 3.2.2 IAS 31 Joint ventures………. 28

§ 3.2.3 IAS 38 Immateriële activa………. 29

§ 3.3 Onderzoekshypothesen……….. 29 § 3.4 Dataselectie en variabelen……….. 31 § 3.4.1 Dataselectie………. 31 § 3.4.2 De variabelen………. 33 § 3.5 Het onderzoek………. 33 § 3.5.1 Onderzoeksmethode………34

§ 3.5.2 Uitvoering van het onderzoek……….35

§ 3.5.3 Conclusie……….37

(4)

Literatuurlijst……… 42 Bijlage 1: Onderzoeksgroep………. 44 Bijlage 2: Tabellen bij berekeningen………46

(5)

Samenvatting

Het doel van dit afstudeeronderzoek is inzicht te geven in de mate van vergelijkbaarheid van jaarrekeningen na het verplicht stellen van IFRS. Dit doel probeer ik te bereiken aan de hand van een onderzoek naar jaarrekeningen van ondernemingen uit Nederland en Zwitserland. Per 1 januari 2005 is het voor beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie verplicht hun jaarrekeningen op te stellen op basis van IFRS. Hoewel Zwitserland geen lid is van de EU is het ook voor Zwitserse ondernemingen die genoteerd zijn aan hoofdindex van de Zwitserse beurs verplicht om IFRS of US GAAP toe te passen. De hoofdvraag in deze scriptie luidt: In hoeverre is er sprake van harmonisatie tussen de jaarrekeningen van Nederlandse en Zwitserse beursgenoteerde ondernemingen? Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden ga ik eerst in op het begrip harmonisatie, het belang van harmonisatie en de methoden die er zijn om harmonisatie te meten. Om de mate van internationale harmonisatie tussen Nederland en Zwitserland te meten heb ik een onderzoeksgroep samengesteld van 23 Nederlandse en 23 Zwitserse ondernemingen die een jaarrekening op basis van IFRS hebben gepubliceerd van het boekjaar 2005. Met behulp van de I-index en de chikwadraattoets meet ik de mate van harmonisatie voor drie IAS-standaarden. Deze standaarden zijn: IAS 23 Financieringskosten, IAS 31 Joint ventures en IAS 38 Immateriële activa. In deze drie standaarden wordt naast een aanbevolen gebruikelijke verwerkingswijze een alternatieve verwerkingswijze toegestaan. Met de I-index meet ik de mate waarin ondernemingen uit Nederland dezelfde verwerkingswijze gebruiken als ondernemingen afkomstig uit Zwitserland. Met de chikwadraattoets meet ik of er verschillen zijn tussen Nederland en Zwitserland in de mate waarin de ondernemingen kiezen voor de gebruikelijke of de alternatieve verwerkingswijze. De hypothese die getoetst wordt is dat er verschillen zijn tussen Nederland en Zwitserland wat betreft de keuze voor de gebruikelijke of de alternatieve verwerkingmethode. De resultaten van de chikwadraattoets laten zien dat er geen significant verschil tussen Nederland en Zwitserland wat betreft de keuze voor de alternatieve of de gebruikelijke verwerkingswijze is. Opmerkelijk is dat de meerderheid van de ondernemingen, zowel Nederlandse als Zwitserse, kiest voor de alternatieve verwerkingsmethode in IAS 31 Joint ventures, de zogenaamde ‘equity’ methode. Hiermee lijkt Zwitserland te breken met de conservatieve methode van waardering tegen historische kosten. De mate van internationale harmonisatie is, met uitzondering van IAS 38, beperkt. Geen enkele onderneming hanteerde namelijk de alternatieve verwerkingsmethode die IAS 38 biedt. Voor IAS 23 en IAS 31 geldt dat er geen unanieme voorkeur is voor een verwerkingsmethode. Conclusie van mijn scriptie is dat er voor de regelgever nog een taak ligt om voor deze IAS-standaarden één toegestane verwerkingswijze in de standaard toe te staan wil een vergaande harmonisatie van verslaggeving gerealiseerd worden.

(6)

Hoofdstuk 1: Inleiding

§ 1.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de inleiding tot dit afstudeerrapport. In § 1.2 volgen de aanleiding en de probleembeschrijving van dit onderzoek. In § 1.3 geef ik de probleemstelling weer, waaronder de vraagstelling en de doelstelling van deze scriptie vallen. In § 1.4 geef ik de motivatie voor dit onderzoek. In § 1.5 wordt afgesloten met een opbouwschets die de structuur aangeeft van het rapport.

§ 1.2 Probleembeschrijving

In de eerste maanden van elk nieuw kalender- of boekjaar presenteren ondernemingen hun jaarverslag over het afgelopen jaar. Een dik boekwerk, vol met plaatjes dat wel, maar bovenal vol met cijfers. Een winst- en verliesrekening, de balans, en een toelichting bij deze stukken. Dacht u dat u op deze manier voldoende informatie van het bedrijf had gekregen dan had u het mis, want het jaarverslag gaat gewoon door met een kasstroomoverzicht, een toelichting op het eigen vermogen en als het even mee zit, een uiteenzetting van vermogenskosten, voorzieningen personeelsbeloningen enzovoort. Vervolgens krijgt u een dergelijk overzicht per land of per bedrijfsonderdeel voorgeschoteld. Hoewel het een goede zaak is dat bedrijven op die manier openheid geven in hun cijfers voor de gebruikers ervan, moet menig gebruiker toch wel de weg zijn kwijt geraakt in dit geweld van cijfers en overzichten.

Daarnaast willen onder andere investeerders de cijfers van de onderneming graag vergelijken met bedrijven uit dezelfde branche en vanwege de toenemende globalisatie ook met bedrijven uit dezelfde branche in een ander land. Maar is het wel mogelijk om de jaarverslagen te kunnen vergelijken als elk land zijn eigen regelgeving over verslaggeving heeft en als in een land ook nog eens meerdere methoden van verslaggeving worden toegestaan?

Van oudsher bestaan er vele verschillen in verslaggeving tussen de landen in de Europese Unie. In boeken als Comparative International Accounting van C. Nobes en R. Parker (2004) en International Accounting & Multinational Enterprisis van L.H. Radebaugh en S.J. Gray (2002) wordt gewezen op diverse factoren die tot verschillen in verslaggeving hebben geleid. De factoren die zij noemen zijn in de eerste plaats van economische aard. De mate van industrialisatie, economische groei en of er in een land sprake is van een sterk ontwikkelde aandelenmarkt of dat financiering voornamelijk via het bankwezen plaatsvindt, heeft ook invloed gehad op de ontwikkeling van de verslaggevingpraktijk. Daarnaast hebben verschillen in wetgeving, verschillen in educatie en cultuurverschillen die er tussen landen bestaan invloed gehad op deze ontwikkeling. Door een toenemende globalisering, de ontwikkeling van globale kapitaalmarkten en het toenemende aantal multinationals kwam er echter steeds meer vraag naar een wereldwijde set van verslaggevingstandaarden. Verschillende gebruikers van de jaarrekening hebben baat bij harmonisatie van gebruikte verslaggevingmethoden om jaarrekeningen van ondernemingen uit verschillende landen te kunnen vergelijken. Verderop in dit rapport zal ik ingaan op het belang van gebruikers bij harmonisatie van verslaggeving.

(7)

Per 1 januari 2005 is het voor beursgenoteerde ondernemingen in de Europese Unie verplicht om de geconsolideerde jaarrekening volgens International Financial Reporting Standards (IFRS) op te stellen. De Europese Unie had vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw al richtlijnen voor verslaggeving opgesteld, maar deze lieten nog veel alternatieven wat betreft verslaggevingmethode toe. Deze richtlijnen werden ‘Directives’ genoemd en bevatten richtlijnen voor verslaggeving die verplicht moesten worden ingevoerd in de toenmalige lidstaten van de Europese Unie. Daarnaast hanteerden beursgenoteerde ondernemingen in diverse Europese landen, waar de nationale regelgeving dat toeliet, al de International Financial Reporting Standards1 geheel of gedeeltelijk bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening2. Nederland is een voorbeeld hiervan, maar ook in Zwitserland, dat niet lid is van de EU, hanteerden beursgenoteerde ondernemingen IFRS.

Verslaggeving in Zwitserland was van oudsher conservatief en gaf weinig openheid. Zwitserland had ook niet zo veel grote ondernemingen en er waren veel familiebedrijven. In de Zwitserse wetgeving zijn in beperkte mate bepalingen opgenomen met betrekking tot de structuur van de balans en de winst- en verliesrekening en zijn er een aantal informatie-elementen die verplicht in de toelichting moeten worden opgenomen3. Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de Fachkommission für Empfehlungen zur

Rechnungslegung4, een onafhankelijk orgaan voor het ontwikkelen van verslaggevingstandaarden, opgericht. De standaarden van dit orgaan heten de FER, de

Fachempfehlungen zur Rechnungslegung en zijn de Zwitserse variant van Richtlijnen voor de

jaarverslaggeving, zoals we die in Nederland kennen. Deze FER hebben tot doel het verbeteren van de kwaliteit en vergelijkbaarheid van jaarverslagen om aansluiting te vinden bij het niveau van verslaggeving in andere landen. Vanaf 1996 golden de FER als minimale standaard voor aan de Zwitserse beurs genoteerde ondernemingen. De FER zijn echter lang niet zo uitgebreid als IAS en zijn nog steeds in ontwikkeling.

In Zwitserland, dat niet lid is van de Europese Unie, hanteerden beursgenoteerde ondernemingen in toenemende mate vrijwillig IFRS als verslaggevingstandaard in de jaarrekening5. Omdat er in Zwitserland weinig regelgeving was omtrent verslaggeving was het voor Zwitserse ondernemingen makkelijk om een buitenlandse verslaggevingstandaard, zoals IFRS, te gebruiken. Met ingang van 2005 is het nu ook voor Zwitserse ondernemingen die genoteerd zijn aan de hoofdindex van de Zwitserse beurs verplicht om of IFRS of US GAAP te gebruiken.

In Nederland is de wetgeving omtrent jaarverslaggeving veel uitgebreider6. In de Nederlandse wetgeving staat centraal dat de jaarrekening een getrouw beeld moet geven en op basis daarvan mogen ondernemingen in hun jaarrekeningen afwijken van deze wetgeving. De Raad voor de jaarverslaggeving, opgericht in 1981, voorziet in die ruimte die de wetgeving biedt en

1 De IFRS omvatten ook de IAS standaarden die voor 2005 gehanteerd werden 2

Haller, A., Financial accounting developments in the European Union: past events and future prospects, European Accounting Review, (2002), 11(1), p. 153-190.

3 Radebaugh, L.H., S.J.Gray, International Accounting and Multinational Enterprises, 5e druk, Verenigde

Staten, 2002, p. 58-59.

4

Vakcommissie voor aanbevelingen ter jaarverslaggeving, opgericht in 1984. bron: www.fer.ch/de/allgemeines/rechtsform.htm

5 Dumontier, P., B. Raffournier, Why firms comply voluntarily with IAS: An empirical analysis with Swiss data,

Journal of International Financial Management and Accounting, (1998), 9 (3).

6

(8)

geeft Richtlijnen voor de jaarverslaggeving uit (RJ). Deze richtlijnen zijn stellige uitspraken en aanbevelingen met als doel de kwaliteit van de externe verslaggeving, in het bijzonder van de jaarrekening, binnen Nederland door rechtspersonen en andere organisaties te bevorderen7. Ondernemingen zijn dus niet verplicht om deze richtlijnen toe te passen. Nederland was als klein land altijd al internationaal gericht en de multinationale ondernemingen afkomstig uit Nederland zijn sterk beïnvloed door ontwikkelingen op het gebied van verslaggeving in het buitenland. De accountantskantoren in Nederland zijn om die reden ook internationaal georiënteerd. Omdat de wet en de richtlijnen voor de jaarverslaggeving zo flexibel zijn was het voor beursgenoteerde ondernemingen mogelijk om (gedeeltelijk) IFRS of US GAAP te hanteren. Ook voor niet-beursgenoteerde ondernemingen in Nederland is het vanaf 1 januari 2005 mogelijk om IFRS toe te passen.

Er is inmiddels vrij veel onderzoek gedaan naar de vrijwillige toepassing van IFRS voordat het verplicht werd gesteld met ingang van 2005. Wereldwijde economische integratie en de daarmee toenemende internationale kapitaalstromen waren een reden voor ondernemingen om hun jaarrekening op te stellen op basis van niet-lokale verslaggevingstandaarden (Cuijpers et

al., 2005). Daarnaast was er een enorme groei waar te nemen in buitenlandse fusies en

overnames en stonden er steeds meer Europese ondernemingen genoteerd aan de beurs van New York. Dit alles leidde tot de behoefte aan een vergelijkbare interne en externe prestatiemaatstaf (Haller, 2002). Een aantal lidstaten van de EU stonden daarom ondernemingen toe IFRS (of US GAAP) te hanteren in plaats van de lokale GAAP en sommige lidstaten hebben hun lokale standaarden aangepast aan IFRS. Dumontier en Raffournier (1998) deden een onderzoek naar vrijwillige toepassing van IFRS door Zwitserse ondernemingen en Cuijpers, Buijink en Maijoor (2005) deden een zelfde onderzoek naar de toepassing van niet-lokale verslaggevingstandaarden door ondernemingen uit EU-landen in hun jaarrekening van 2001. Later in dit rapport kom ik terug deze onderzoeken naar vrijwillige toepassing van niet-lokale verslaggevingstandaarden.

Het doel van het verplicht stellen van IFRS voor beursgenoteerde ondernemingen in de EU is het harmoniseren en meer vergelijkbaar maken van jaarrekeningen. Uniforme standaarden moeten zorgen voor meer marktefficiëntie en op die manier voor lagere kosten voor het verwerven van kaptaal door ondernemingen8. Om te kunnen bepalen of de doelstellingen van de Europese Commissie gehaald worden, is het vereist om de mate van harmonisatie te kunnen meten. Leo van der Tas9 heeft als één van de eersten indices ontworpen waarmee harmonisatie zowel nationaal als internationaal te meten is. Deze indices zijn door andere wetenschappers veelvuldig gebruikt in diverse onderzoeken naar harmonisatie. Daarnaast is er ook de nodige kritiek geleverd op de indices en zijn er andere statistische methoden ontwikkeld om harmonisatie te meten.

In dit rapport zal ik dieper ingaan op het begrip harmonisatie. Ik zal de verschillende vormen van harmonisatie toelichten en ook het belang van harmonisatie voor de gebruikers van jaarrekeningen. De hiervoor genoemde indices van Van der Tas zal ik behandelen en ik zal

7

www.rjnet.nl/Organisatie/Stichting_en_Raad/index.asp

8 www.ec.europa.eu

9 Tas, L.G. van der, Measuring harmonization of financial reporting practice, Accounting and Business Research,

(9)

resultaten van onderzoeken met de indices en met andere statistische methoden bespreken. In het onderzoek zal ik de mate van harmonisatie tussen jaarrekeningen van Nederlandse en van Zwitserse ondernemingen proberen te meten en te beoordelen. Zwitserland is geen lid van de EU en heeft weinig lokale regelgeving over verslaggeving. Ook de Zwitserse bedrijven werden internationaler en kregen te maken met eisen aan verslaggeving in het buitenland. Nederland is altijd al een land geweest wat veel aan internationale handel deed, ook al is het een relatief klein land. Gezien de karakteristieken van beide landen is een onderzoek naar harmonisatie van verslaggeving tussen de landen naar mijn mening relevant.

Sommige IFRS-standaarden laten naast de voorgeschreven verwerkingsmethode, de zogenaamde ‘benchmark treatment’ ook een alternatieve methode, de ‘alternative treatment’ toe. In het onderzoek bekijk ik aan de hand van deze standaarden of er ook op deze punten sprake is van harmonisatie of dat het toestaan van een alternatieve verwerkingswijze leidt tot een mindere mate van vergelijkbaarheid op deze punten. Op die manier kan de auteur en de lezer zich een oordeel vormen over het toestaan van een alternatieve behandeling in sommige IAS standaarden, gezien vanuit de doelstellingen van de standaarden, namelijk harmonisatie.

§ 1.3 Probleemstelling

De probleemstelling bestaat uit een doelstelling, een vraagstelling en randvoorwaarden:

Doelstelling

Het doel van dit afstudeeronderzoek is inzicht te geven in de mate van vergelijkbaarheid van jaarrekeningen na het verplicht stellen van IFRS aan de hand van een onderzoek naar jaarrekeningen van ondernemingen uit Nederland en uit Zwitserland. Daartoe zal ik tevens proberen inzicht te geven in het begrip harmonisatie en de methoden die ontwikkeld zijn om harmonisatie te meten. Ook zal ik resultaten van eerder onderzoek naar harmonisatie bespreken, om op die manier een inzicht te kunnen verschaffen in de resultaten die geboekt zijn in een poging de verslaggeving internationaal te harmoniseren. Op die manier kan de lezer ook mijn onderzoek in een bredere context plaatsen.

Vraagstelling

Het verplicht stellen van IFRS moet leiden tot meer harmonisatie in de verslaggevingpraktijk van ondernemingen. De hoofdvraag in deze scriptie luidt: In hoeverre is er sprake van harmonisatie tussen de jaarrekeningen van Nederlandse en Zwitserse beursgenoteerde ondernemingen? Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zullen eerst deelvragen beantwoord moeten worden:

• Deelvraag 1: Wat houdt het begrip harmonisatie in?

• Deelvraag 2: Wie hebben er belang bij harmonisatie van verslaggeving? • Deelvraag 3: Waarom passen ondernemingen vrijwillig IFRS toe? • Deelvraag 4: Hoe wordt harmonisatie gemeten?

(10)

Vervolgens zal ik door middel van een empirisch onderzoek een uitspraak proberen te doen over de mate van materiële harmonisatie tussen Nederland en Zwitserland.

Randvoorwaarden

De zwaarte van de opdracht zal 16 European Credits bevatten. De duur van de afstudeerperiode bevat ongeveer drie maanden. Voor dit rapport gelden de eisen die zijn gesteld door de faculteit Economie van de rijksuniversiteit Groningen. Zo moet het afstudeerverslag inzicht geven in de probleemstelling, de onderzoeksopzet, de gebruikte onderzoeksmethoden- en technieken en het theoretisch kader dat gebruikt is bij het uitwerken van de probleemstelling en het ontwikkelen van oplossingen. Bovendien is dit een openbaar rapport.

§ 1.4 Motivatie

Het per 1 januari 2005 verplicht stellen van de International Financial Reporting Standards (IFRS) door de Europese commissie voor beursgenoteerde ondernemingen heeft gezorgd voor een brede discussie over de invoering van IFRS en de toegevoegde waarde ervan. Doelstelling van de invoering is het harmoniseren en meer vergelijkbaar maken van jaarrekeningen. Uniforme standaarden moeten zorgen voor meer markt efficiëntie en op die manier voor lagere kosten voor het verwerven van kaptaal voor ondernemingen. Aan de hand van een onderzoek probeer ik aan te tonen of de doelstelling van harmonisatie bereikt wordt. Mijn scriptie is niet het eerste onderzoek naar harmonisatie. De toenemende acceptatie van IFRS was een aanleiding voor wetenschappers om onderzoek te doen naar de mate waarin ondernemingen aan deze standaarden voldeden en in hoeverre jaarrekeningen daardoor vergelijkbaar werden. Ik probeer iets toe te voegen aan de bestaande literatuur, door een onderzoek te doen naar harmonisatie tussen Nederland, een land uit de Europese Unie en Zwitserland dat niet lid is van de EU. Tevens zijn er van oudsher grote verschillen tussen deze landen wat betreft de verslaggevingpraktijk. Ik maak in mijn onderzoek op dezelfde manier gebruik van bestaande methoden zoals Herrmann en Thomas (1995)10 in hun onderzoek. Deze methoden worden uitgebreid behandeld in Hoofdstuk 2. Dumontier en Raffournier (1998)11 deden een onderzoek naar vrijwillige toepassing van IFRS door Zwitserse ondernemingen. Ik zal in mijn scriptie ook ingaan op verslaggeving in Zwitserland waar IFRS met ingang van 2005 ook verplicht is geworden. Waar Dumontier en Raffournier onderzoek deden naar de mogelijke redenen voor vrijwillige toepassing van IFRS, zal ik ingaan op de vraag of de toepassing van IFRS ook leidt tot harmonisatie van verslaggeving.

Dit rapport is relevant voor alle gebruikers van jaarrekeningen omdat een betere vergelijkbaarheid van jaarrekeningen leidt tot betere oordeels- en besluitvorming. Daarnaast is het onderzoek ook van belang voor de regelgever, aangezien mijn onderzoek moet aantonen of de nieuwe regelgeving zijn doel bereikt.

10 Herrmann, D., W. Thomas, Harmonization of accounting measurement practices in the European community,

Accounting and Business Research, (1995), 100, p. 253-265.

11 Dumontier, P., B. Raffournier, Why firms comply voluntarily with IAS: An empirical analysis with Swiss

(11)

§ 1.5 Opbouwschets

De opbouw van dit rapport is als volgt: In hoofdstuk 2 komt het begrip harmonisatie aan bod. In de afzonderlijke paragrafen ga ik dieper in op de terminologie rond harmonisatie en op de verschillende vormen van harmonisatie zoals die gedefinieerd zijn. Ik ga ook in op het onderzoek dat gedaan is naar vrijwillige toepassing van IFRS door ondernemingen. Daarnaast besteed ik aandacht aan de methoden die ontwikkeld zijn om harmonisatie te kunnen meten, waaronder de indices van Leo van der Tas. Na een bespreking van resultaten van eerder onderzoek naar harmonisatie zal ik de keuze voor de onderzoeksmethode van dit rapport motiveren. In hoofdstuk drie zal ik aandacht besteden aan de onderzoeksopzet en de daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek. De onderzoeksopzet wordt gevormd door de opzet van de steekproef, de gekozen aandachtsgebieden, de gekozen meetmethode en een formulering van de hypothesen in het onderzoek. In hoofdstuk vier ten slotte volgt de conclusie van deze scriptie.

(12)

Hoofdstuk 2: Harmonisatie en (vrijwillige)

toepassing IFRS

§ 2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat dieper in op het begrip ‘Harmonisatie’ en onderzoek naar harmonisatie van verslaggeving. Het Nederlands woordenboek omschrijft harmonisatie als standaardisatie, het tot overeenstemming brengen. Ook in de praktijk worden de termen harmonisatie, standaardisatie en uniformiteit als synoniemen voor elkaar gebruikt. In § 2.2 zal ik daarom het begrip harmonisatie en de verschillende vormen van harmonisatie verduidelijken. In § 2.3 behandel ik het belang dat verschillende stakeholders hebben bij harmonisatie van verslaggeving. Vervolgens komt in § 2.4 onderzoek dat verricht is naar vrijwillige toepassing van IAS aan de orde. In § 2.5 behandel ik de methoden die ontwikkeld zijn om harmonisatie te meten en kritiek die erop geleverd is. In § 2.6 volgen de resultaten van eerdere onderzoeken naar harmonisatie in verslaggeving om in § 2.7 af te sluiten met de conclusie van dit hoofdstuk.

§ 2.2 Het begrip harmonisatie

§2.2.1 Harmonisatie en standaardisatie

Door middel van externe verslaggeving geven ondernemingen informatie over behaalde resultaten en haar financiële positie aan belanghebbenden, zoals aandeelhouders, investeerders en werknemers. De ondernemingen bepalen op welke manier en in welke mate informatie wordt weergegeven in haar jaarrekening. Zo kan zij een keuze maken uit verschillende methoden van waardering, presentatie, consolidatie en winstbepaling. In deze keuze wordt de onderneming beperkt door wetgeving van de overheid en standaarden die uitgegeven worden door andere regelgevende organen. De Raad voor de Jaarverslaggeving is een voorbeeld van een Nederlands regelgevend orgaan voor externe verslaggeving. In Zwitserland is dit de in hoofdstuk 1 geïntroduceerde Fachkommission für Empfehlungen zur

Rechnungslegung. Gebruikers van jaarrekeningen worden geconfronteerd met de

verschillende verslaggevingmethoden, waardoor het bijna niet mogelijk is deze jaarrekeningen te vergelijken. Het formuleren van standaarden kan een manier zijn om externe verslaggeving te harmoniseren. De standaarden kunnen ook zelf doel zijn van harmonisatie. In de EU werden gebruikers van jaarrekeningen lang geconfronteerd met verschillende nationale standaarden. De invoering van IFRS heeft tot doel de standaarden te harmoniseren.

Tay en Parker (1992)12 definiëren het proces harmonisatie van wet- en regelgeving voor externe verslaggeving als een beweging weg van totale diversiteit in de verslaggeving.

12 Tay, J.S.W., R.H. Parker, Measuring International Harmonization and Standardization, ABACUS, (1990), 1, p.

(13)

Harmonie is een toestand ergens tussen totale diversiteit en uniformiteit op een bepaald moment. Standaardisatie, een proces, van wet- en regelgeving is een beweging in de richting van uniformiteit, een toestand. Standaardisatie wordt bereikt door het aantal alternatieve verslaggevingmethoden te verminderen (Tay en Parker, 1992).

§ 2.2.2 Materiële en formele harmonisatie

Van der Tas (1988) maakt een onderscheid tussen materiële en formele harmonisatie. Harmonisatie van de verslaggevingpraktijk door ondernemingen wordt materiële harmonisatie genoemd en harmonisatie van standaarden, dat wil zeggen de regelgeving omtrent externe verslaggeving, wordt formele harmonisatie genoemd. Materiële harmonisatie leidt tot betere vergelijkbaarheid van jaarrekeningen omdat ondernemingen meer dezelfde accountingmethoden gaan gebruiken. Formele harmonisatie kan hiertoe bijdragen omdat door formele harmonisatie het aantal alternatieve accountingmethoden beperkt wordt. Het is echter ook mogelijk dat door formele harmonisatie het aantal alternatieven toeneemt. Het is daarnaast ook nog mogelijk dat materiële harmonisatie spontaan ontstaat, dat wil zeggen dat harmonisatie onafhankelijk van regelgeving plaatsvindt.

Tay en Parker (1992) maken hetzelfde onderscheid, alleen in andere woorden. De jure (formele) harmonisatie heeft betrekking op harmonie van regelgeving wat betreft externe verslaggeving (zowel wet als accountingstandaarden). De facto (materiële) harmonisatie heeft betrekking op de harmonie van de werkelijke verslaggevingpraktijk door ondernemingen.

§ 2.2.3 ‘Disclosure’ en ‘measurement’ harmonisatie

Een tweede onderscheid gemaakt door Van der Tas (1988) is het onderscheid tussen ‘disclosure’ en ‘measurement’ harmonisatie. De eerste term verwijst naar de mate van harmonisatie in de hoeveelheid en gedetailleerdheid van informatie weergegeven in de jaarrekening. Een onderneming die bijvoorbeeld uitvoerig de interestpercentages van haar leningen beschrijft, geeft meer ‘disclosure’ dan een onderneming die dit niet doet. De tweede term verwijst naar harmonisatie van gebruikte accountingmethoden voor bijvoorbeeld waardering, schatting en consolidatie. Als bijvoorbeeld alle ondernemingen de waarderingsmethode historische kostprijs hanteren voor hun voorraden is er sprake van ‘measurement’ harmonisatie.

§ 2.3 Het belang van harmonisatie

§ 2.3.1 De stakeholders

Vanuit verschillende groepen is er belang bij het harmoniseren van verslaggeving van ondernemingen. Deze ‘stakeholders’ zijn de overheid, werknemers van de desbetreffende ondernemingen, investeerders, financierders en accountants. Om verschillende redenen hebben deze groepen belang bij harmonisatie en dus vergelijkbaarheid van jaarrekeningen. De

(14)

ondernemingen zelf hebben er ook belang bij, omdat het voor hen ook makelijker wordt om internationaal te opereren. Bij een gebrek aan wereldwijd geaccepteerde verslaggevingstandaarden zullen de ondernemingen veel tijd en geld moeten besteden aan het ‘vertalen’ van jaarrekeningen van de eigen nationale verslaggevingregels naar vereiste standaarden in het buitenland13. Door de globalisering van kapitaalmarkten en toenemende internationale handel, is een onderneming met groeidoelstellingen bijna gedwongen om ook op buitenlandse kapitaalmarkten actief te zijn en om afzetmogelijkheden in het buitenland te zoeken14.

Omdat internationalisering van bedrijven de laatste jaren steeds meer heeft plaatsgevonden, hebben overheden er belang bij om de prestaties van internationaal opererende ondernemingen, weergegeven in de jaarrekening, te volgen. De multinationale ondernemingen hebben immers een grote invloed op de nationale economie. Door harmonisatie van verslaggeving zijn overheden beter in staat de prestaties van ondernemingen, in vergelijking met andere ondernemingen, te beoordelen.

Werknemers hebben belang bij de prestaties van de nationale vestigingen van multinationals. Aan de hand van informatie uit de jaarrekening kunnen zij de prestatie van de onderneming en de mogelijke carrièrekansen bij de onderneming bepalen. Doordat het verkeer van personen binnen de EU makkelijker wordt kunnen zij ook informatie krijgen via de jaarrekening over carrièrekansen in andere Europese landen.

Investeerders nemen hun investeringsbeslissingen onder andere aan de hand van jaarrekeningen. Het is voor investeerders een hele opgave om ondernemingen die dezelfde activiteiten hebben maar niet in hetzelfde land gevestigd zijn en daardoor andere verslaggevingregels gebruiken te vergelijken. Door harmonisatie van verslaggeving en door de hoeveelheid informatie die verstrekt wordt, is het makkelijker voor investeerders om prestaties van multinationals te vergelijken en op basis daarvan hun investeringsbeslissingen te nemen.

Financierders, zoals banken en andere vreemd vermogenverschaffers hebben net zoals investeerders belang bij informatie over de financiële positie, de prestaties en het toekomstperspectief van de multinational. Vreemd vermogenverschaffers hebben echter over het algemeen makkelijker toegang tot vereiste informatie en zijn minder afhankelijk van jaarrekeningen en dus minder afhankelijk van harmonisatie. Daarnaast stellen aandelenbeurzen ook vaak eisen aan de verslaggeving van de genoteerde ondernemingen. Door internationale harmonisatie van verslaggeving zal een onderneming makkelijker kunnen voldoen aan de eisen met betrekking tot verslaggeving die de beurs stelt. Dit zal vooral gelden voor multinationale ondernemingen die op buitenlandse beurzen aandelen willen uitgeven.

Accountants ten slotte maken voor een belangrijk deel uit van het proces van harmonisatie, omdat zij de kennis hebben met betrekking hebben tot verslaggeving en omdat zij een

13 Haller, A., Financial accounting developments in the European Union: past events and future prospects,

European Accounting Review, (2002), 11(1), p. 163-167.

14 Dumontier, P., B. Raffournier, Why firms comply voluntarily with IAS: An empirical analysis with Swiss

(15)

belangrijke rol spelen bij het implementeren van nieuwe verslaggevingregels in de jaarrekeningen van multinationals. Tevens wordt hun werk een stuk eenvoudiger omdat bijvoorbeeld het consolideren van ondernemingen met dezelfde verslaggevingmethoden makkelijker zal zijn dan wanneer zij niet dezelfde verslaggevingmethoden gebruiken15.

§ 2.3.2 De regelgevers

De International Accounting Standards Board (IASB)16 wordt gevormd door accounting organen uit onder andere de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Australië, Japan, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Het doel van deze organisatie is het formuleren en publiceren van accounting standaarden voor jaarrekeningen en het promoten van een wereldwijde acceptatie van deze standaarden17. De Standaarden die deze organisatie uitgeeft worden International Accounting Standaards (IAS) genoemd en deze zijn voortgekomen uit een zogenaamd Conceptual Framework. Dit raamwerk bevat de beginselen die in acht moeten worden genomen bij de ontwikkeling van nieuwe of het veranderen van bestaande IAS/IFRS-standaarden. Over de jaren zijn er veel aanpassingen gedaan aan deze standaarden om onduidelijkheden en gaten in de standaarden op te vullen. In een aantal landen werden deze IAS toegestaan naast de lokale standaarden en werden ze toegepast door verschillende bedrijven. In het jaar 2000 deed de Europese Commissie een voorstel om de IAS verplicht te stellen voor de geconsolideerde jaarrekening van beursgenoteerde ondernemingen. In plaats van zelf standaarden op te stellen maakte de Europese Commissie de keuze om de standaarden van de IASB te ondersteunen. Onder de naam International Financial Reporting Standards (IFRS) werden de standaarden per 1 januari 2005 verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen in de EU.

De Europese Unie streeft sinds het Verdrag van Rome van 1957 naar één Europese markt, naar vrij verkeer van mensen en kapitaal binnen Europa en een geïntegreerde financiële kapitaalmarkt. Ondernemingen moeten op die manier makkelijker in alle landen van de Europese Unie kunnen opereren. Om die reden is gelijke wetgeving, waaronder verslaggeving, voor alle in de EU opererende ondernemingen van belang. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw heeft de EU al zogenaamde directives (richtlijnen) uitgegeven, met als doel jaarrekeningen meer vergelijkbaar te maken. Iedere lidstaat was verplicht deze directives op te nemen in de nationale wetgeving18. Doordat deze directives te veel verschillende mogelijkheden boden voor verslaggeving, werd het doel van harmonisatie hierdoor nog niet bereikt. Met het verplicht stellen van IFRS vanaf 1 januari 2005 voor beursgenoteerde ondernemingen doet men een nieuwe poging tot harmonisatie. De EU neemt niet zondermeer elke nieuwe IFRS-standaard of wijziging in een standaard over, maar zal elke keer haar goedkeuring verlenen. Daartoe is in 2001 de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) opgericht. EFRAG moet dienen als bindend element tussen de Europese

15 Radebaugh, L.H., S.J.Gray, International Accounting and Multinational Enterprises, 5e druk, Verenigde

Staten, 2002, p. 130-157.

16 Voor het jaar 2001 IASC genaamd.

17 Nobes, C., R. Parker, Comparative International Accounting, 8e druk, Harlow: Pearson Education Limited,

2004, p. 81.

18

(16)

Commissie en de IASB. Zij zal de Europese Commissie van advies gaan voorzien over de toepasbaarheid van nieuwe of gewijzigde standaarden binnen de Europese wetgeving19. Van oudsher bestaan er grote verschillen in de praktijk van verslaggeving, wetgeving en belastingregels tussen de verschillende EU landen. Met de verplichtstelling van IFRS wordt geprobeerd deze verschillen te overbruggen. Het is de vraag in hoeverre er verschillen blijven bestaan tussen jaarrekeningen van ondernemingen uit verschillende (EU) landen en in hoeverre er sprake is van harmonisatie.

§ 2.4 Vrijwillige toepassing IFRS

De laatste jaren zijn er een aantal onderzoeken uitgevoerd naar de vrijwillige toepassing van IFRS. Naast de lokale verslaggevingstandaarden stonden landen als Frankrijk, België, Duitsland en Italië aan het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw de toepassing van IFRS in de jaarrekening toe. In de onderzoeken wordt met behulp van variabelen als bijvoorbeeld de mate van internationale activiteiten, grootte van de onderneming en de regelgeving in een land omtrent bescherming van aandeelhouders een verklaring gezocht voor deze vrijwillige toepassing.

Al voordat de toepassing van IFRS in 2005 verplicht werd mochten ondernemingen in Zwitserland hun geconsolideerde jaarrekening opstellen op basis van IFRS of een andere standaard die niet in strijd is met de (beperkte) nationale regelgeving20. Dumontier en Raffournier (1998) deden een onderzoek naar de oorzaken van de veelvuldige vrijwillige toepassing van IFRS door Zwitserse beursgenoteerde ondernemingen. Doordat er in Zwitserland weinig regelgeving omtrent verslaggeving was, betekende vrijwillige toepassing van IFRS een aanzienlijke toename van openheid en informatieverschaffing voor gebruikers van de jaarrekening. In het onderzoek van Dumontier en Raffournier werd een achttal hypothesen getoetst omtrent de redenen waarom het voor sommige ondernemingen waarschijnlijker was om IFRS te hanteren dan voor andere. Hun onderzoeksgroep bestond uit 133 Zwitserse ondernemingen waarvan er 51 verklaarden hun jaarrekening op te stellen op basis van IFRS. De resultaten van het onderzoek waren als volgt: Zwitserse ondernemingen die IFRS hanteren zijn groter en meer internationaal georiënteerd dan andere21. Omdat de internationaal georiënteerde ondernemingen zich ook op buitenlandse gebruikers van de jaarrekening moeten richten, zullen zij ook vaker een internationale verslaggevingstandaard hanteren. Ondernemingen met veel aandeelhouders hanteren vaker IFRS dan ondernemingen met maar een paar grote aandeelhouders. Reden hiervoor is dat kleine aandeelhouders vaak minder directe invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de onderneming en daarom meer gedetailleerde informatie verlangen (Dumontier, Raffournier, 1998). IFRS ondernemingen hebben vaker een accountant van de BIG Six22 en zijn vaker genoteerd aan een buitenlandse

19 Haller, A., Financial accounting developments in the European Union: past events and future prospects,

European Accounting Review, (2002), 11(1), p. 167.

20

Dumontier, P., B. Raffournier, Why firms comply voluntarily with IAS: An empirical analysis with Swiss data, Journal of International Financial Management and Accounting, (1998), 3, p. 216-245.

21 Zie ook Murphy (1999)

22 De zes grootste accountantskantoren ter wereld, tegenwoordig als gevolg van een fusies en een faillissement

(17)

aandelenbeurs. Een groot internationaal accountantskantoor zal eerder het gebruik van IFRS adviseren dan een klein lokaal kantoor. Om een notering te krijgen aan een buitenlandse aandelenbeurs is vaak een internationale verslaggevingstandaard voldoende en hoeft de onderneming niet de standaard te hanteren van het land waarin de aandelenbeurs gevestigd is. IFRS ondernemingen zijn echter niet meer winstgevend, hebben niet meer vreemd vermogen en niet meer vaste activa dan niet-IFRS ondernemingen in tegenstelling tot de geformuleerde verwachtingen voor het onderzoek.

Cuijpers, Buijink en Maijoor (2002) hebben een onderzoek uitgevoerd naar de vrijwillige toepassing van niet-lokale verslaggevingstandaarden in de Europese Unie. Zij gaan ervan uit dat een onderneming een andere verslaggevingstandaard zal kiezen dan de lokale GAAP23 als de voordelen groter zijn dan de kosten verbonden aan de overgang naar niet-lokale GAAP. In het onderzoek van Cuijpers, Buijink en Maijoor werd een zestal hypothesen, met daarnaast ook nog deelhypothesen, getoetst met betrekking tot de redenen waarom het voor sommige ondernemingen waarschijnlijker was niet-lokale standaarden (IFRS en/of US GAAP) te hanteren dan voor andere. Hun onderzoeksgroep bestond, na correcties, uit 1793 niet-financiële ondernemingen en had betrekking op jaarrekeningen van het boekjaar 1999. Van deze onderzoeksgroep stelden 80 ondernemingen hun jaarrekening op basis van IFRS op en 34 op basis van US GAAP. De overige 1679 ondernemingen die hun jaarrekeningen niet opstelden op basis van IFRS of US GAAP werden opgenomen in de controlegroep. De ondernemingen waren afkomstig uit bijna alle EU landen24. De resultaten van het onderzoek waren als volgt25: Er zijn relatief weinig ondernemingen in de EU die in 1999 vrijwillig niet-lokale standaarden toepasten. Voor een groot deel van de ondernemingen waren de kosten van het toepassen van niet-lokale standaarden hoger dan de voordelen ervan. Dat is een vrij opmerkelijke conclusie gezien het feit dat in 2001 de Europese Commissie het besluit nam om met ingang van 2005 IFRS verplicht te stellen. De ondernemingen die niet-lokale standaarden gebruiken opereren meer internationaal dan andere. Ze zijn vaker afkomstig uit landen met weinig regelgeving omtrent verslaggeving. Ondernemingen afkomstig uit EU landen waar de toepassing van IFRS als alternatief op lokale standaarden is toegestaan passen die ook vaker toe. Daarnaast zijn de ondernemingen die vrijwillig niet-lokale standaarden gebruiken ook groter dan andere ondernemingen. De resultaten van dit deel van het onderzoek kwamen grotendeels overeen met het onderzoek van Dumontier en Raffournier (1998).

Cuijpers, Buijink en Maijoor onderzochten ook of ‘corporate governance’ invloed had op de mate waarin niet-lokale standaarden werden toegepast. Corporate governance houdt in hoe het bestuur van een onderneming geregeld is en welke regelgeving erover is. Zij vonden geen verband tussen corporate governance en vrijwillige toepassing van IFRS.

23 Generally Accepted Accounting Principles

24 Er werden geen ondernemingen uit Engeland, Ierland, Portugal en Zweden gevonden die vrijwillig niet-lokale

GAAP toepasten, Voor Engeland en Ierland was dat als gevolg van het geringe verschil tussen UK GAAP en IAS en US GAAP.

25 Met oog op het onderwerp van deze scriptie behandel ik alleen de resultaten wat betreft vrijwillige toepassing

(18)

Renders, Gaeremynck en Willekens (2005)26 deden een uitgebreider onderzoek naar het verband tussen vrijwillige toepassing van IFRS en corporate governance en/of bescherming van aandeelhouders. Hun eerste onderzoekshypothese was dat er een positief verband is tussen de hoeveelheid regels met betrekking tot bescherming van aandeelhouders en vrijwillige toepassing van IFRS. Het is niet voordelig voor managers in een land met weinig regelgeving op dit gebied om IFRS toe te passen omdat ze veel van hun beslissingsvrijheid kwijt raken. Beslissingen die managers maken voor persoonlijk gewin zijn een stuk moeilijker te bedekken als er strengere regels met betrekking tot verslaggeving en informatieverschaffing zijn. Hun tweede hypothese is dat er een positief verband is tussen de mate van aanbevelingen met betrekking tot corporate governance en de vrijwillige toepassing van IFRS. Ook hier geldt dat de beslissingsvrijheid van managers beperkt wordt door corporate governance en de voordelen van IFRS hier niet tegenop wegen. De derde hypothese is dat de impact van corporate governance aanbevelingen op de vrijwillige toepassing van IFRS lager is dan die van regelgeving, maar toeneemt als wetgeving afneemt. Met behulp van vijftig aanbevelingen voor corporate governance en zevenentwintig regels uit relevante wetgeving wordt per land een waarde voor de testvariabelen corporate governance en wetgeving bepaald. Daarnaast hanteren Renders et al., controlevariabelen voor eigenschappen van het land en voor de onderneming. Deze variabelen zijn voor het land: het verschil tussen IFRS en lokale GAAP, mate van winstmanagement en grootte van de kapitaalmarkt. Voor ondernemingen zijn de variabelen: grootte, auditor, of de onderneming een financiële instelling is of niet, aantal notities aan een buitenlandse beurs, aantal uitstaande aandelen gehouden door insiders27 en kapitaalintensiviteit. Met behulp van een regressie analyse worden de hierboven genoemde hypothesen getoetst. De resultaten van het onderzoek wezen uit dat vrijwillige toepassing van IFRS niet alleen bepaald wordt door eigenschappen van de onderneming en van het land van herkomst, maar ook door corporate governance en wetgeving. Grote ondernemingen met veel verschillende aandeelhouders die gecontroleerd worden door een vooraanstaand accountantskantoor passen vaker vrijwillig IFRS toe dan andere ondernemingen. In tegenstelling tot eerdere onderzoeken werd er geen positief verband gevonden tussen het aantal notities op een buitenlandse beurs en vrijwillige toepassing. Ondernemingen afkomstig uit een land met standaarden die veel afwijken van IFRS passen minder snel IFRS toe, waarschijnlijk omdat de kosten van het veranderen naar andere verslaggevingregels voor dergelijke ondernemingen groot zijn. Het positieve verband tussen corporate governance en vrijwillige toepassing van IFRS lijkt veroorzaakt te worden doordat veel aanbevelingen voor corporate governance leidt tot betrouwbare informatie en net als wetgeving tot een betere bescherming van aandeelhouders. Daardoor zijn de kosten van vrijwillige toepassing van IFRS (voor managers) laag ten opzichte van de voordelen ervan. Kort gezegd leiden meer aanbevelingen voor corporate governance tot betrouwbare informatie onder IFRS, aldus Renders et al., (2005).

26 Renders, A., A. Gaeremynck, M. Willekens, The Impact of Legal and Voluntary Investor Protection on the

Early Adoption of IFRS

27 Deel van het totaal aantal aandelen dat gehouden wordt door insiders, zoals directeuren, andere

(19)

§ 2.5 Het meten van harmonisatie

Door de toenemende acceptatie van IFRS hebben veel onderzoekers empirisch onderzoek gedaan naar de mate van overeenstemming van nationale verslaggevingstandaarden en praktijken met de eisen van de IFRS standaarden. Tevens is er onderzoek gedaan naar een geschikte methode om het begrip harmonisatie te meten.

§ 2.5.1 De H-index, de C-index en de I-index.

Van der Tas besteedde in zijn artikelen Measuring Harmonization of Financial Reporting Practice in Accounting and Business Research (1988) en in Evidence of EC financial reporting practice harmonisation: The case of deferred taxation in The European Accounting

Review (1992) als een van de eersten aandacht aan methoden voor het meten van

harmonisatie. In deze artikelen beschreef hij drie indices waarmee je materiële harmonisatie (zie § 2.2.3) kan meten. Van der Tas probeert met deze indices de gebruikte accounting methoden28 te meten en zo een uitspraak te doen over de mate van harmonisatie van in de praktijk gebruikte methoden door ondernemingen. Aanname is dat voor elke individueel onderwerp twee jaarrekeningen vergelijkbaar zijn of niet vergelijkbaar. Er is geen gradatie in vergelijkbaarheid als je één item van de jaarrekening, bijvoorbeeld de waardering van de vaste activa, bekijkt, ook al lijken bepaalde methoden meer op elkaar dan andere. De vergelijkbaarheid neemt toe als uit het scala aan accountingmethoden de keuze van ondernemingen steeds meer op één of een beperkt aantal methoden valt, aldus Van der Tas.

H-index

De Herfindahl index (H-index)29 wordt berekend als het kwadraat van de relatieve frequenties waarmee alternatieve accountingmethoden voorkomen. De formule is30:

=

=

n i

p

H

1

1

2

Waar n het aantal alternatieve accountingmethoden is en p de relatieve frequentie waarmee accounting methoden worden gebruikt. Als het gebruik van een accountingmethode toeneemt, zal de index toenemen, wat aangeeft dat de mate van harmonisatie is toegenomen. De H-index fluctueert tussen 0 en 1, waarbij een H-H-index van 1 betekent dat alle bedrijven dezelfde accountingmethode gebruiken. De H-index is een simpele methode, maar een nadeel ervan is dat er geen significantie test is voor de H-index en dat het niet mogelijk is om met deze formule rekening te houden met het gebruik van meerdere accountingmethoden voor één item

28 Accountingmethode gebruik ik hier als synoniem voor verslaggevingmethode.

29 De Herfindahl index wordt ook gebruikt als concentratiegraag bij het bepalen of er in een bedrijfstak sprake is

van een (bijna-) monopolie, een oligopolie of van een gespreid scala aan aanbieders.

30

(20)

in de jaarrekening, omdat elke onderneming maar aan één van de alternatieve accountingmethoden kan worden toegewezen31.

C-index

De C-index lijkt op de H-index, maar groot verschil is dat de C-index wel rekening houdt met het gebruik van meerdere accountingmethoden in een jaarrekening. De C-index deelt het aantal vergelijkbare paren van jaarrekeningen door het totaal aantal mogelijke vergelijkingen. Jaarrekeningen van twee ondernemingen zijn vergelijkbaar als beide dezelfde accountingmethode gebruiken of vergelijking mogelijk maken door extra informatie in de toelichting te geven. Als er niet meerdere accountingmethoden in één jaarrekening gebruikt worden en het aantal onderzochte ondernemingen voldoende groot is zullen de H-index en de C-index nagenoeg aan elkaar gelijk zijn. De formule van de C-index luidt:

n

n

n

t

a

C

i t





=

= 2 1

2

Waar n het aantal jaarrekeningen is, a het aantal ondernemingen dat accountingmethode i gebruikt en i het aantal alternatieve accountingmethoden is. Voor een uitgebreidere toelichting op de C-index formule verwijs ik naar het desbetreffende artikel32.

I-index

Internationale harmonisatie vindt plaats als men in verschillende landen dezelfde accountingmethode of een beperkt aantal methoden gaat gebruiken. Om internationale harmonisatie te meten van ondernemingen zonder rekening te houden met uit welk land ze afkomstig zijn, kunnen de H- en C-index gebruikt worden. De I-index meet echter de mate waarin ondernemingen uit een land dezelfde accountingmethoden gebruiken als ondernemingen afkomstig uit een ander land. Een internationale regelgever bijvoorbeeld kan met deze index bepalen in hoeverre er harmonisatie is als gevolg van internationale regelgeving omtrent accountingmethoden. De I-index meet deze mate van internationale harmonisatie door het vermenigvuldigen van de relatieve frequentie waarmee een accountingmethode in land A gebruikt wordt met die van land B. De som van deze vermenigvuldigingen is de I-index. De formule luidt:

∑ ∫ ∫

=





=

n i

i

x

i

I

1

2

1

Waar f de relatieve frequentie waarmee accounting methode i in land A voorkomt is en n het aantal alternatieve accountingmethodes is. Voor een uitgebreidere toelichting op de I-index formule verwijs ik naar het desbetreffende artikel33.

31 Tay, J.S.W., R.H. Parker, Measuring International Harmonization and Standardization, ABACUS, (1990), 1, p.

82 – 84

32

(21)

§ 2.5.2 Kritiek op de indices

Hoewel de indices van Van der Tas veel gebruikt zijn in onderzoek naar harmonisatie van verslaggeving is er ook kritiek op geleverd. Een belangrijk punt van kritiek op de H-index is dat er geen significantietoetsen gebruikt zijn om te toetsen hoe significant variaties in de waarden van de index zijn. Tevens kan de H-index geen rekening houden met het gebruik van meerdere accountingmethoden in één jaarrekening. Daarnaast is het moeilijk om bij toenemende waarden van indices, dat wijst op harmonisatie, daar een directe oorzaak voor aan te wijzen. Een toenemende mate van harmonisatie kan het gevolg zijn van wetgeving, maar het kan ook het gevolg zijn van aanbevelingen over verslaggeving, ontwikkelingen in het accountantsberoep of in bepaalde sectoren van de industrie34. Het is nagenoeg onmogelijk om in een onderzoek naar de invloed van wetgeving op harmonisatie alle andere factoren die invloed hierop hebben uit te sluiten. Het gebruik van een controlegroep in het onderzoek zou dit probleem gedeeltelijk kunnen ondervangen.

‘Non-disclosure’ oftewel het niet vermelden van bepaalde informatie is een probleem voor de betrouwbaarheid van het onderzoek bij het gebruik van indices. Als een onderneming in de jaarrekening geen informatie geeft over een bepaald onderwerp, kan dat zijn omdat dit onderwerp niet van toepassing is voor de onderneming of dat het onderwerp gewoon niet is weergegeven. Een mogelijkheid is om non-disclosure als een alternatieve accountingmethode mee te nemen in het onderzoek. Als er in een onderzoek veel sprake is van non-disclosure, kan het onderzoek toch een hoge mate van harmonisatie aantonen. De veronderstelling van een hoge mate van vergelijkbaarheid is hier echter niet terecht. (Aisbitt, 2001).

Het aantal alternatieve accountingmethoden heeft invloed op de gemeten mate van harmonisatie. Als er twee alternatieven zijn voor bijvoorbeeld de manier waarop afschrijvingen in de jaarrekening verwerkt worden is het makkelijker om een toenemende mate van harmonisatie aan te tonen dan wanneer er meerdere alternatieven zijn. Dit maakt het moeilijker om de resultaten van verschillende resultaten met elkaar te vergelijken. Daarnaast wordt het moeilijker om in een onderzoek de resultaten per onderwerp van de jaarrekening te vergelijken (Aisbitt, 2001).

Daarnaast zijn er ook nog problemen wat betreft de validiteit bij het gebruik van indices. Een toename van de index betekent niet automatisch een toename van harmonisatie. Bijvoorbeeld het gebruik van een mengeling van methoden door ondernemingen kan een hoge index tot gevolg hebben, maar sprake van vergelijkbaarheid is er niet. Dit geldt ook voor een afname van de index. (Aisbitt, 2001)

Onder andere in het onderzoek van Herrmann en Thomas (1995) wordt gebruik gemaakt van de chikwadraattoets. Een chikwadraattoets wordt in de statistiek gebruikt om te zien of waargenomen aantallen systematisch afwijken van verwachte aantallen35. In het onderzoek naar harmonisatie houdt dat in dat de chikwadraattoets onderzoekt of het gebruik van

33 Tas van der, 1988

34 Tay, J.S.W., R.H. Parker, Measuring International Harmonization and Standardization, ABACUS, (1990), 1, p.

71 – 85

35

(22)

alternatieve accountingmethoden afwijkt van een willekeurige verdeling of een verwachte verdeling (Canibano, Mora, 2000). De chikwadraattoets is geschikt om in een onderzoek naar harmonisatie met indices als significantietoets te dienen. Voorwaarde voor het gebruik van deze toets is dat de onderzoeksvariabelen onafhankelijk zijn. Als er een onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van accountingmethoden in twee perioden, veronderstelt de chikwadraattoets dat de waarschijnlijkheid dat een onderneming een accountingmethode toepast in de tweede periode onafhankelijk is van de keuze in de eerste periode. Dit is een vrij discutabele aanname, omdat ondernemingen niet zomaar kunnen wisselen tussen accountingmethoden. Daarnaast vereist de chikwadraattoets een minimum aantal gevonden resultaten per accountingmethode.

Taplin publiceerde in 2003 een artikel36 waarin hij het gebruik van een standaardafwijking voor de H-index en de C-index van Van der Tas introduceert. Met de standaardafwijking, de gemiddelde afwijking van het gemiddelde van een populatie of steekproef, worden andere significantietoetsen overbodig. Het berekenen van de standaardafwijking voor de H- of C-index dient om te kunnen beoordelen of verschillen in de gevonden indices significante verschillen zijn of verklaard kunnen worden door variantie in een steekproef. In een onderzoek wordt immers vaak een steekproef genomen en worden niet bijvoorbeeld alle ondernemingen uit een land onderzocht. Het is nagenoeg onmogelijk om in een onderzoek naar harmonisatie alle relevante ondernemingen in het onderzoek te betrekken en daarom wordt vaak een steekproef van ondernemingen gebruikt. Nadeel hiervan is dat resultaten voor de steekproef niet altijd ook gelden voor alle ondernemingen.

§ 2.6 Resultaten van eerder onderzoek naar harmonisatie

In deze paragraaf zal ik resultaten bespreken van onderzoeken die gedaan zijn met behulp van methoden beschreven in de vorige paragraaf.

Leo van der Tas deed in 1992 een onderzoek naar gebruikte accountingmethoden bij het waarderen van latente belastingen door beursgenoteerde ondernemingen uit negen lidstaten van de Europese Unie. Het onderzoek betrof de periode 1978 tot 1988 en de onderzochte ondernemingen hanteerden allen de ‘Fourth Directive’ (de vierde richtlijn) en de ‘Seventh Directive’ (zevende richtlijn)37 van de EU. Van der Tas onderzocht de enkelvoudige en de geconsolideerde jaarrekeningen en hield ook rekening met informatie die in te toelichting werd gegeven met betrekking tot andere waarderingsmethoden. Doel van het onderzoek was het meten van de mate waarin harmonisatie plaatsvond als gevolg van de pogingen van de Europese Commissie om met richtlijnen verslaggeving in de EU te harmoniseren. In het onderzoek wordt een statistische analyse uitgevoerd op de correlatie tussen de invoering van de vierde en zevende richtlijn en de verandering in de mate van materiële harmonisatie38. Materiële harmonisatie wordt gemeten met de C-index. Van der Tas identificeerde negen

36

Taplin, R.H., Harmony, statistical inference with the Herfindahl H index and C index, Abacus, (2003), 19 (2), p. 82-94.

37 Zie § 2.3.2

38 Ali, M.J., A synthesis of empirical research on international accounting harmonization and compliance with

(23)

verschillende methoden voor het waarderen van latente belastingen, terwijl daarnaast ook nog combinaties van methoden mogelijk waren. De C-index toonde aan dat, zonder rekening te houden met gegeven informatie in de toelichting, de harmonisatie in de enkelvoudige jaarrekeningen niet toenam. Als men wel rekening houdt met informatie gegeven in de toelichting nam de C-index enorm toe. De daarna uitgevoerde regressie-analyse toonde aan dat de impact van de vierde richtlijn op harmonisatie voor de enkelvoudige jaarrekeningen significant was. De mate van harmonisatie in de geconsolideerde jaarrekeningen nam sterk toe in de onderzoeksperiode, wanneer men rekening houdt met de gegeven informatie in de toelichting. Deze toename was echter kleiner dan voor enkelvoudige jaarrekeningen. Er werd dan ook geen significante correlatie gevonden tussen de toename van de mate van harmonisatie en invoering van de Europese richtlijnen.

Hermann en Thomas (1995)39 deden een onderzoek naar materiële harmonisatie van verslaggeving in de Europese Unie, met in de onderzoeksgroep ondernemingen uit de landen België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland en Groot-Brittannië, voor het verslagjaar 1992/1993. Zij maakten gebruik van de chikwadraattoets en de eerder geïntroduceerde I-index van Van der Tas (1988)40. Met de chikwadraattoets werd getoetst of in elk land met dezelfde mate voor bepaalde accountingmethodes werd gekozen. Met de I-index werd de mate van concentratie rond een bepaalde accountingmethode gemeten. De mate van harmonisatie neemt immers toe als het aantal ondernemingen dat dezelfde accountingmethode hanteert toeneemt. Voor het onderzoek bekeken ze de gehanteerde accountingmethoden, toegestaan door de Fourth Directive en de Seventh Directive van de EU, omtrent waardering van vaste activa, afschrijvingen, goodwill, onderzoeks- en ontwikkelingskosten, voorraden en de verwerking van koersverschillen op buitenlandse valuta. De resultaten van het onderzoek toonden aan dat er een hoge mate van harmonisatie was op het gebied van waardering van voorraden, de verwerking van valutaresultaten bij het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening en de verwerking van koerswinsten en -verliezen. De relatief hoge mate van harmonisatie voor het verwerken van valutaresultaten is opmerkelijk omdat de Europese richtlijnen hier weinig over voorschrijven. Uitgaande van een onderzoekshypothese dat er een verschil is in de keuze van accounting methoden tussen de onderzochte acht landen, betekent een (significant) lage chikwadraatwaarde en een hoge I-index dat er sprake is van harmonisatie en dat de onderzoekshypothese, voor de onderzochte accountingmethode, verworpen wordt. Om de mate van harmonisatie in de EU nog verder te onderzoeken berekenden Hermann en Thomas I-indices voor elk landenpaar. Deze I-index geeft de mate van harmonisatie voor gebruikte accountingmethoden tussen twee landen weer. Hieruit bleek dat voor de landen met accountingstandaarden op basis van principes41, waaronder Nederland, de mate van harmonisatie hoger was dan voor landen met accountingstandaarden op basis van specifieke regels. Dit onderzoek van Hermann en Thomas zinspeelde op meer en uitgebreider onderzoek naar harmonisatie van verslaggeving in Europa.

39 Herrmann, D., W. Thomas, Harmonization of accounting measurement practices in the European community,

Accounting and Business Research, (1995), 100, p. 253-265.

40 Met een kleine aanpassing aan de I-index om het effect van een nulmeting te neutraliseren. 41

(24)

Murphy42 deed in het jaar 2000 een onderzoek met het doel te bepalen of de vergelijkbaarheid tussen ondernemingen uit verschillende landen toenam als gevolg van de toepassing van IFRS. In haar onderzoek maakt Murphy gebruik van de H-index en de I-index van Van der Tas. Met de H-index kan men bepalen of er binnen een land sprake is van harmonisatie. De I-index geeft aan of er een voorkeur is voor bepaalde accountingmethoden onder ondernemingen uit twee of meer landen. Statistische methoden kunnen gebruikt worden om te bepalen of de indices, gemeten gedurende en aantal jaren, een positieve trend volgt. Ten eerste werd onderzocht of er onder Zwitserse ondernemingen, die IFRS toepassen vanaf 1992, sprake was van toenemende harmonisatie. Daarbij werd er een controlegroep gebruikt van Zwitserse ondernemingen die lokale accountingmethoden toepassen, om te bepalen of de verandering in de mate van harmonisatie het gevolg is van de toepassing van IFRS. Daarnaast werd er een onderzoeksgroep van willekeurig geselecteerde beursgenoteerde ondernemingen uit de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Japan gevormd om te bepalen of de mate van internationale harmonisatie is toegenomen als gevolg van de toepassing van IFRS. Murphy doet onderzoek naar toegepaste accountingmethoden omtrent waardering van voorraden, methode van kostenberekeningen, afschrijvingsmethoden en consolidatiemethoden. In het onderzoek worden indices berekend voor de periode 1988 tot en met 1995. Het resultaat van het onderzoek was dat onder Zwitserse ondernemingen harmonisatie plaatsvond voor gebruikte accountingmethoden voor afschrijvingen, maar dat er een tegenovergestelde beweging was voor voorraadwaardering. Toepassing van IFRS leidde niet tot een toename van harmonisatie voor kostenberekeningen en consolidatiemethoden in Zwitserland. De meeste berekende I-indices stegen en een statistische toets43 toonde aan dat deze stijging significant was. Internationale harmonisatie zou dus zijn toegenomen, er was alleen geen bewijs dat dit het gevolg was van de toepassing van IFRS. Er werd namelijk geen grote verschuiving in de trendlijn gevonden in het jaar 1992, het jaar van eerste toepassing van IFRS. Deze toenemende harmonisatie zou spontane harmonisatie kunnen zijn.

Canibano en Mora (2000)44 deden een onderzoek naar harmonisatie van verslaggeving in de Europese Unie waarbij zij de periode 1991/1992 vergeleken met de periode 1996/1997. Zij wilden nagaan of, ondanks obstakels in de harmonisatie van verslaggevingregels, er een grotere mate van conformiteit is gekomen tussen de gehanteerde accountingmethoden van internationaal opererende ondernemingen. Daarnaast wilden ze kijken of er ook sprake was van spontane harmonisatie, dat wil zeggen harmonisatie die onafhankelijk van regelgeving plaatsvindt. Het doel van het onderzoek is het meten van harmonisatie tussen internationaal opererende ondernemingen en niet de harmonisatie tussen landen. De onderzoeksgroep bestaat uit ondernemingen met nagenoeg dezelfde karakteristieken ongeacht uit welk land ze komen. Canibano en Mora maken gebruik van de C-index, omdat ze daarmee het gebruik van accountingmethoden door de verschillende ondernemingen het best kunnen vergelijken. Met behulp van een statistische methode45 wordt de hypothese getoetst dat de gevonden waarde van de C-index niet verschilt van een willekeurige verdeling. Hiermee proberen ze de kritiek

42 Murphy, A.B., The impact of adopting international accounting standards on the harmonisation of accounting

practices, The International Journal of Accounting, (2000), 35 (4), p. 471-493.

43

Spearman correlatie coëfficiënt, bepaalt of er een trend is in een bivariate verdeling.

44 Canibano, L., A. Mora., Evaluating the statistical significance of de facto accounting harmonization: A study

of European global players, European Accounting Review, (2000), 9 (3), p. 349-369

45 Zij hanteren de zogenaamde ‘Bootstrapping test’. Uitleg van deze methode gaat buiten het doel van deze

(25)

op de indices, dat er geen significantietoets voor is, te ondervangen. Als tweede methode hanteren ze de chikwadraattoets om na te gaan of er een significant verschil is tussen de verdeling van gehanteerde accountingmethoden tussen de twee onderzochte periodes. De geselecteerde accountingonderwerpen zijn: belastingen, financiële lease, goodwill en de verwerking van valutaresultaten. Voor alle vier de accountingonderwerpen bleek de C-index in de tweede periode hoger dan in de eerste. De significantietoets en de chikwadraattoets in mindere mate tonen aan dat er een niet-willekeurig verschil tussen de twee periodes is. Dit wil zeggen dat er in de periode 1996/1997 sprake is van meer harmonisatie dan in de periode 1991/1992. Omdat er in deze periodes in de EU weinig nieuwe regelgeving over verslaggeving is bijgekomen, is er hier volgens Canibano en Mora sprake van spontane harmonisatie. De eerder genoemde richtlijnen van de EU, die in de jaren 70 en 80 opgesteld zijn, schieten dus, volgens hen, te kort voor de internationale ondernemingen. Deze spontane harmonisatie was een reden voor veel regelgevende organen van Europese landen om toepassing van IFRS voor bepaalde ondernemingen in de jaren ‘90 toe te staan.

§ 2.7 Conclusie

In dit hoofdstuk heb ik het verschil proberen aan te geven tussen de begrippen harmonisatie, en standaardisatie. Tevens heb ik aandacht besteed aan de verschillende vormen van harmonisatie. Dit onderscheid is belangrijk, omdat in elk onderzoek naar harmonisatie duidelijk moet worden aangegeven welke vorm van harmonisatie onderzocht wordt. Een belangrijk onderscheid is die tussen materiële en formele harmonisatie, waar harmonisatie van de verslaggevingpraktijk door ondernemingen materiële harmonisatie wordt genoemd en harmonisatie van standaarden, dat wil zeggen de regelgeving omtrent externe verslaggeving, wordt formele harmonisatie genoemd. Verschillende stakeholders hebben belang bij harmonisatie van verslaggeving door ondernemingen. De overheid, werknemers van de desbetreffende ondernemingen, investeerders, financierders en accountants hebben om verschillende redenen baat bij een betere vergelijkbaarheid van jaarrekeningen. De regelgevers zijn op deze behoefte aan vergelijkbaarheid ingesprongen en hebben, aanvullende op nationale wetgeving, richtlijnen opgesteld met betrekking tot jaarverslaggeving. De Europese Unie heeft eerst met richtlijnen en recent met de verplichtstelling van IFRS voor beursgenoteerde ondernemingen haar steentje bijgedragen. De behoefte aan vergelijkbaarheid spreekt uit het feit dat ondernemingen uit verschillende landen die internationaal opereren vrijwillig IFRS toepasten voordat de EU deze verplicht stelde. Uit onderzoek is gebleken dat dit vaak grote ondernemingen zijn met veel verschillende aandeelhouders, die internationaal opereren en vaak een notering hebben aan een buitenlandse beurs. Van der Tas introduceerde in 1988 het gebruik van indices voor het meten van harmonisatie. Met behulp van deze indices kan men de harmonisatie in een land maar ook tussen landen meten. Hoewel er de nodige kritiek op de indices geleverd is zijn ze vaak gebruikt in onderzoek naar harmonisatie, hier en daar met een kleine aanpassing en later werd er vaak een significantie toets gebruikt om de meetresultaten te beoordelen. Statistische methoden hebben ook echter ook hun beperkingen en deze kunnen erg arbeidsintensief zijn. Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd waarbij men gebruik maakte van de indices. Hermann en Thomas (1995) gebruikten de I-index, Murphy (2000) gebruikte de H-index en de I-index en Canibano en Mora (2000) de C-index. In deze onderzoeken werd vaak de chikwadraattoets als

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

wordt gevormd door het feit dat de referentie- en aan- bevolen methodes worden gedefinieerd voor een welomschreven analyse-omgeving, waar geen com- promissen wat

De kosten moeten door de ouders zelf betaald worden (in de situatie met peuterspeelzalen werd de opvangorganisatie gesubsidieerd door de gemeente en betaalden ouders alleen een

Kort samengevat was het argument van de rechtbank dat peuterspeelzaalwerk in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) expliciet is uitgesloten van

Directeur Stichting Kinderopvang Centraal Nederland (SKCN)/Stichting Peuterwerk Leerdam (SPL).

Vanuit het project Ondersteuning peuterspeelzaalorganisaties in het kader van harmonisatie biedt de MOgroep ondersteuning in de voorbereiding en uitvoering van..

Van der Bor: ‘Als straks alle ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag dit ook daadwerkelijk gaan aanvra- gen, is er voor de gemeente geen re- den meer om ons anders

Het merkwaardige is dat, waar zij voor een nucleaire en conventionele oorlog qua omvang en bewapening te klein zijn, zij voor dit soort oorlog te groot zijn. Om het

Het is de bedoeling dat beide laatstgenoemde ontwerp-richtlijnen op korte termijn worden aan­ vaard door de Raad, zodat ze nog voor 1 januari 1993 kunnen