• No results found

Vraag nr. 227 van 26 juni 1997 van de heer FRANK CREYELMAN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 227 van 26 juni 1997 van de heer FRANK CREYELMAN"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 227 van 26 juni 1997

van de heer FRANK CREYELMAN

B i j zondere jeugdbijstand Mechelen – Opvangmo-gelijkheden

De programmatie en potentiële herverdeling van de capaciteit per regio van de erkende voorzienin-gen in de bijzondere jeugdzorg ligt vast. De qua capaciteit noodlijdende regio’s zijn bekend. Beschikbare capaciteit zou dan ook best aan deze noodlijdende regio’s kenbaar worden gemaakt. To t voor kort bleek de ongebruikte capaciteit door slechts één regio te zijn gekend, zodat het privé-ini-tiatief daarop vanuit een sterke monopoliepositie kon inspelen.

De regio Mechelen heeft een duidelijk capaciteits-t e k o r capaciteits-t , wacapaciteits-t een efficiëncapaciteits-te werking van de inscapaciteits-tancapaciteits-ties j e u g d r e c h t b a n k , comité voor bijzondere jeugdbij-stand en van de erkende voorzieningen belemmert. Binnen de programmatienormen bestaat de moge-lijkheid om tot een reële herverdeling van de capa-citeit over te gaan.

Wat heeft de minister ondernomen om tot een bil-lijke herverdeling van de capaciteit over de nood-lijdende regio’s te komen ?

Is er voor de regio Mechelen in een verhoging van de capaciteit voorzien ?

Antwoord

De decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, bepalen in artikel 3 1 , § 2 dat de regering de erkenningsvoorwaarden voor de voorzieningen vaststelt en dat die voor-waarden betrekking kunnen hebben op "de door haar bepaalde programmatie inzake de voorzienin-g e n " . De decreten hebben de notie "provoorzienin-gramma- "programma-tie" geïntroduceerd in de regelgeving. Het is pas sinds de uitvoering van de decreten dat een gerich-te spreiding van de soorgerich-ten voorzieningen over regio's wordt nagestreefd. Voorheen was de sprei-ding het resultaat van spontaan initiatief van de private organisaties tot op- en afbouw van voorzie-n i voorzie-n g e voorzie-n , uiteraard voorzover die voorzievoorzie-nivoorzie-ngevoorzie-n vol-deden aan de erkenningsvoorwaarden en hun erkenningen de beschikbare kredieten niet over-schreden.

Ingevolge artikel 34, § 4 van het uitvoeringsbesluit van 22 mei 1991 werd bepaald dat de totale erken-de capaciteit van alle erkenerken-de voorzieningen

samen het getal 4.498 niet mag overschrijden. D i t getal werd vastgesteld na een reductie van de erkende residentiële capaciteit in de arrondisse-menten met een teveel aan capaciteit per 1 januari 1 9 9 2 . In belangrijke mate ging het over capaciteit die in de praktijk niet werd aangewend. Dit is tot nu toe het enige dwingende optreden van over-heidswege geweest.

Voor het overige werden nieuwe erkenningen of wijzigingen van erkenningen verleend onder meer op basis van een programmatie. In de periode van 1992 tot en met 1996 was de programmatie vastge-legd in administratieve nota's. Alhoewel ze geen regelgevende kracht had, werd de programmatie toch gevolgd, zowel in de adviezen van de erken-ningscommissie bijzondere jeugdbijstand, als in de ministeriële beslissingen. Deze beslissingen hadden echter slechts een marginale repercussie op de op-of afbouw van de residentiële capaciteit, omdat in deze periode enerzijds een opbouw van de (semi-)-ambulante capaciteit werd nagestreefd en ander-zijds de vrijstaande, met andere woorden de opnieuw te erkennen, capaciteit nooit hoog is ge-weest.

Van een echte (her)spreiding van de residentiële capaciteit van overheidswege was er geen sprake.

Overeenkomstig artikel 25, § 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbij-stand kan de Vlaamse minister een erkenning slechts toestaan of de modaliteiten ervan slechts wijzigingen in de mate dat de totale erkende capa-citeit van alle erkende voorzieningen samen het getal 4.498 niet overschrijdt. Met een besluit van 19 november 1996 heeft de Vlaamse regering het getal 4.498 genuanceerd, in die zin dat het voortaan mogelijk is om binnen een gelijkblijvende budget-taire context meer hulpverleningsmogelijkheden te c r e ë r e n . Voordien had binnen het getal 4.498 de residentiële capaciteit dezelfde waarde als de (semi-)ambulante capaciteit. Voortaan is het moge-lijk om voor de kostprijs van één eenheid residen-tiële capaciteit verhoudingsgewijs meer (semi-)-ambulante capaciteit te erkennen. De V l a a m s e regering heeft de inwerkingtreding van deze nuan-cering afhankelijk gemaakt van een programmatie vast te stellen door de minister. Met een ministe-rieel besluit van 10 juli 1997, dat in werking trad vanaf 1 juli 1997, heb ik de programmatie van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand vastgesteld.

(2)

De programmatiecijfers die het globale program-matiecijfer van 4.498 omgezet in 11.519 eenheden (volgens de wegingsfactor ingevoerd door het besluit van de Vlaamse regering van 19 november 1 9 9 6 , zie supra) verdelen over de verschillende bestuurlijke arrondissementen, zijn opgenomen in twee tabellen, enerzijds een tabel "arrondissemen-ten met een relatieve onderbezetting", waarin het arrondissement Mechelen is opgenomen, a n d e r-zijds een tabel "arrondissementen met een relatie-ve orelatie-verbezetting".

Een programmatie heeft twee aspecten. E n e r z i j d s de numerieke resultaten, anderzijds de regels die bepalen hoe met deze resultaten moet worden omgegaan.

De verdeling van de capaciteitseenheden over de arrondissementen is een resultaat van een weten-schappelijk onderbouwde statistische methode. O p dat resultaat zelf kan men uiteraard geen invloed u i t o e f e n e n . De numerieke resultaten zijn wat ze z i j n . Voor de verdeling van de resultaten over de arrondissementen naar residentiële en (semi-)-ambulante capaciteitseenheden, werd geopteerd voor een 70 %/30 %-verhouding. Dit is een ver-houding die enerzijds de huidige realiteit niet abrupt breekt, maar anderzijds aansluit bij de optie ingeschreven in de beleidsnota "Werken aan net-w e r k e n " , met name het realiseren van een uitbrei-ding van de (semi-)ambulante capaciteit.

De regels die bepalen hoe met de numerieke resul-taten moet worden omgegaan, moeten de realisatie van de programmatie bevorderen. Het besluit bevat geen regels tot verplichte afbouw of ombouw van de thans erkende voorzieningen. D e r g e l i j k e regels kunnen een programmatie wel in versneld tempo realiseren en met andere woorden een (her)spreiding tot stand brengen, maar ze gaan voorbij aan de actuele realiteit van het werkveld en aan de relatieve betekenis van de programmatie. De programmatie is immers een verantwoorde ver-deling van de te erkennen capaciteit, niets minder maar ook niets meer. De programmatie is geen uit-spraak over de behoeften aan bijzondere jeugdbij-stand in het algemeen, noch aan bijzondere jeugd-bijstand in een bepaald arrondissement. Va n d a a r het gebruik van begrippen als "relatieve overbezet-ting" en "relatieve onderbezetoverbezet-ting". Om de pro-g r a m m a t i e, zij het dan maar pro-geleidelijk, te realise-r e n , heb ik beslist dat in de arealise-rrealise-rondissementen met een relatieve overbezetting een ombouw van resi-dentiële naar (semi-)ambulante capaciteit slechts kan plaatshebben als de initiatiefnemer bereid is een aantal capaciteitseenheden af te staan. D i e capaciteitseenheden moeten dan terechtkomen in

de arrondissementen met een relatieve onderbe-zetting.

Om de reeds aangehaalde redenen is er dus geen sprake van een (her)spreiding van de residentiële capaciteit van overheidswege. Nieuwe erkenningen en wijzigingen van erkenningen zullen echter wel moeten beantwoorden aan het ministerieel besluit van 10 juli 1997 betreffende de programmatie van de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. In het vermeld besluit van 10 juli 1997 is het bestuurlijk arrondissement Mechelen opgenomen in de tabel van de "arrondissementen met een rela-tieve onderbezetting". De programmatie voorziet voor het bestuurlijk arrondissement Mechelen in een capaciteit van 472 eenheden, waarvan er momenteel 413 effectief erkend zijn. Op basis van de programmatie moet het bestuurlijk arrondisse-ment Mechelen geen residentiële capaciteit afbou-w e n , zou het 59 eenheden moeten ontvangen uit andere arrondissementen, waarvan 50 eenheden zouden moeten worden gebruikt voor het uitbou-wen van de (semi-)ambulante capaciteit.

In de tabel van "arrondissementen met een relatie-ve onderbezetting" zijn er negen arrondissementen o p g e n o m e n . Inzake het tekort aan eenheden uitge-drukt in absolute cijfers bezet Mechelen pas de achtste plaats. Op 1 juli 1997 bedroeg de vrijstaan-de maximaal te erkennen capaciteit 42 eenhevrijstaan-den (van de 4.498), of 126 programmatorische eenhe-d e n . Overwegeneenhe-de eenhe-dat eenhe-de arroneenhe-dissementen A n t-w e r p e n , Brussel en Halle-Vilvoorde volgens de programmatie het meest relatief onderbezet zijn, heb ik met een besluit van 18 juli 1997 de vrijstaan-de capaciteit volledig toegekend aan die arrondis-s e m e n t e n . Een verhoudingarrondis-sgewijze vergelijking tussen de op 1 juli 1997 erkende capaciteit per arrondissement tegenover de maximaal te erken-nen capaciteit (4.498), en tussen de programmato-rische capaciteiten per arrondissement en de glo-bale programmatorische capaciteit (11.519), t o o n t aan dat het verschil tussen hun procentueel aan-deel in de totale erkende capaciteit op 1 juli 1997 en hun procentueel aandeel in de totale program-matorische capaciteit voor 13 van de 20 bestuurlij-ke arrondissementen 1 % of minder dan 1 % b e d r a a g t . De arrondissementen A n t w e r p e n , H a l l e -Vilvoorde en Brussel hadden op basis van deze vergelijking een tekort van respectievelijk 5,34 %, 4 , 5 1 % en1,64 %. Het arrondissement Mechelen had een tekort van 0,5 %. Van de negen arrondisse-menten met een tekort scoorde slechts één arron-dissement nog lager, met name Kortrijk met 0,18 %.

(3)

Het toekennen van de beperkte vrijstaande capaci-teit aan A n t w e r p e n , Brussel en Halle-Vi l v o o r d e lijkt mij volledig verantwoord. Zij zijn, p r o g r a m m a-torisch gezien, aanzienlijk meer dan andere arron-dissementen wat de Vlaamse volksvertegenwoordi-ger "noodlijdende regio's" noemt. Aan het besluit van 18 juli 1997 is een deliberatie voorafgegaan waarin alle tot dan niet afgehandelde erkennings-aanvragen werden betrokken. Het is dus niet zo dat slechts aanvragen vanuit 1 regio of vanuit een beperkt aantal regio's aan bod kwamen omdat die regio('s) vanuit de kennis over de omvang van de vrijstaande capaciteit initiatief namen. De omvang van de vrijstaande capaciteit is overigens algemeen op te volgen en welke voorziening dan ook kan doorlopend een vraag tot erkenning of tot wijzi-ging van erkenning indienen.

Zoals echter reeds gesteld, de programmatie heeft een relatieve betekenis. Zij verdeelt op een objec-tieve wijze de te erkennen capaciteiten, of anders u i t g e d r u k t , de actueel beschikbare middelen. Z i j doet geen uitspraak over "de behoefte" aan bijzon-dere jeugdbijstand, noch op macroniveau, noch op het arrondissementele niveau van bijvoorbeeld Mechelen.

Ik zal op korte termijn de nodige initiatieven nemen om een realistische inschatting te kunnen maken van de behoeften aan bijzondere jeugdbij-s t a n d . Dergelijke injeugdbij-schatting kondigt zich evenwel aan als een moeilijke oefening, gelet niet alleen op de complexiteit van het terrein van de bijzondere j e u g d b i j s t a n d , maar ook op de samenhang met andere hulpverleningssectoren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 10 van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 1994 houdende bepalingen tot coördinatie van het Vlaams Audiovisueel beleid voorziet inderdaad in de

Nadeel van deze scheikundige benamingen is ech- ter dat de lijst van verboden stoffen voor een leek vrij moeilijk hanteerbaar is, aangezien geneesmid- delen steeds worden

S o m m i g e, doch zeker niet alle oorzaken kunnen vooraf worden gedetecteerd door een preventief sportgericht medisch onderzoek.. Elk preventief onderzoek heeft echter zijn

Teneinde de gemeentelijke overheden ook geïn- formeerd te houden over het optreden en de bevindingen van de Milieu-inspectie stelt deze, ingevolge een eerder door mij

sprake is van moedwillig achterhouden van g e l d , moet toch worden opgemerkt dat een SHM in het kader van de responsabilisering van de sociale

D i t monument is echter in zo een slechte staat dat het sinds enige tijd werd afgesloten voor vrachtwagens.. Het gevolg is dat vele automobilisten tegen de afsluitpalen

Wanneer bovendien het college van burgemeester en schepenen een aanvraag voor het gebruik van trekkingsrechten bij de gouver- neur indient, licht deze laatste de gemeente in

Pas begin januari 1998 zullen we een duidelijk beeld krijgen van de lokale besturen die de strate- gische doelstelling huisvesting, waaronder eventu- eel acties als