• No results found

The Germans would have settled it in a very short time.' De Britse militaire campagne in Ierland, 1920-1921

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The Germans would have settled it in a very short time.' De Britse militaire campagne in Ierland, 1920-1921"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Britse militaire campagne in Ierland, 1920-1921

Pantjes, Job

Citation

Pantjes, J. (2008). The Germans would have settled it in a very short time.' De Britse militaire campagne in Ierland, 1920-1921. Leidschrift :

Historisch Terrorisme. De Ervaring Met Politiek Geweld In De Moderne Tijd, 23(April), 61-85. Retrieved from https://hdl.handle.net/1887/72923

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: Leiden University Non-exclusive license Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/72923

(2)

time.’ De Britse militaire campagne in Ierland, 1920- 1921

Job Pantjes

Het Britse leger heeft in de afgelopen twee eeuwen een hoop ervaring opgedaan met het bestrijden van guerrillastrijders. Van opstandige Afghaanse bergstammen in de negentiende eeuw via het neerslaan van opstanden in de jaren veertig en vijftig van de twintigste eeuw in Kenia en Maleisië, tot de huidige (guerrilla-)oorlogen in, weer, Afghanistan en Irak.1

‘Eén van de meest bekende guerrillabewegingen bij het grote publiek, de Irish Republican Army (IRA), heeft de Britse legerleiding gedurende lange tijd veel kopzorgen bezorgd. De IRA staat daarbij symbool voor de beweging die in de tweede helft van de twintigste eeuw veel onrust in Noord-Ierland veroorzaakte. De IRA was echter in de eerste helft van die eeuw ook al actief. Na drie decennia tevergeefs te hebben geprobeerd Ierland via de constitutionele weg Home Rule te geven, was de maat vol en greep een radicale groep nationalisten tijdens Pasen 1916 naar de wapens.

Deze zogenoemde Paasopstand mislukte maar waarschuwde het Britse kabinet voor de sluimerende onvrede onder een deel van de Ierse bevolking.

Door hard ingrijpen van Britse zijde na de Paasopstand nam deze onvrede echter alleen maar toe en culmineerde uiteindelijk in een guerrillaoorlog begin jaren twintig.

Tussen 1919 en 1921 probeerde de IRA Ierland onafhankelijk te maken van het Britse Rijk. In het begin van deze onafhankelijkheidstrijd, ook wel de Anglo-Ierse Oorlog genoemd, richtte de IRA zich op de lokale vertegenwoordigers van het Britse gezag in Ierland: de Royal Irish Constabulary (RIC). De IRA voerde aanvallen uit op politiebarakken en agenten. Het hoofd van de RIC, de Inspector-General, waarschuwde al in juni 1919 dat de situatie in bepaalde delen van Ierland snel verslechterde en assistentie van het Britse leger zeer gewenst was ‘in nearly every case where

1 Over het bestrijden van bergstammen in Afghanistan zie bijvoorbeeld Michael Barthorp, Afghan Wars and the North-West Frontier (Londen 2002); over guerrillaopstanden in Kenia en Maleisië zie Frank Kitson, Bunch of Five (Londen 1977).

(3)

a duty of political nature had to be performed.’2 Deze gewenste militaire assistentie kwam niet en het politiekorps was eind 1919 niet meer bij machte de IRA effectief te bestrijden. Begin 1920 werd daarom het Britse leger toch ingezet. Al was dit was in theorie slechts om de RIC te assisteren. Verder besloot het Britse kabinet het geweld van IRA te beteugelen met counterterreur, uitgevoerd door speciaal daarvoor opgerichte politie- eenheden. Halverwege 1920 escaleerde het conflict zo in een guerrillaoorlog die voortduurde tot 11 juli 1921, toen de strijdende partijen een wapenstilstand sloten, waarna in december 1921 het zuiden van Ierland als dominion binnen het Gemenebest min of meer onafhankelijk werd.

Het interessante aan deze Anglo-Ierse Oorlog is volgens de historicus William Sheehan dat ‘this was the first serious urban insurgency the British Army was to face.’3 Een andere historicus, Charles Townshend, stelde al in de jaren zeventig dat ‘it might be argued that consciously modern guerrilla methods first emerged successfully in Ireland’.4 Beide citaten suggereren dat het Britse leger samen met de RIC, te maken kregen met een serieuze tegenstander die onconventionele oorlogsmethoden toepaste. Gezien het eindresultaat van het conflict, de Ierse onafhankelijkheid, waren zij niet bij machte de IRA te stoppen. Het idee van een falend Brits leger leeft volgens Sheehan tot op heden voort: ‘One of the enduring popular beliefs about the war is that the British Army failed to cope with the IRA’ en dat het Britse leger ‘could not adapt to the circumstances in Ireland.’5

Gelukkig voor historici, maar ook voor militairen en politici, hebben beide strijdende partijen veel documenten achtergelaten. Hierdoor kan bestudeerd worden hoe het Britse leger omging met de guerrillamethoden van de IRA. Gezien de mogelijke overeenkomsten tussen militaire problemen in het verleden en heden zou het interessant zijn om Britse legerorders uit de Anglo-Ierse Oorlog te vergelijken met uitgevaardigde orders in recentere conflicten in Irak en Afghanistan maar dit zal voorlopig

2 Inspector-General (IG) RIC monthly confidential report, June 1919, Public Record Office (PRO), Colonial Office (CO), 904/109.

3 Opstanden in de steden Jeruzalem, Nicosia, Kuala Lumpur en Nairobi zouden volgen zie William Sheehan, Fighting for Dublin. The British battle for Dublin, 1919-1921 (Cork 2007) 2.

4 Charles Townshend, ‘The Irish Republican Army and the Development of Guerrilla Warfare, 1916–1921’, English Historical Review 94 (1979) 318.

5 Sheehan, Fighting for Dublin, 3.

(4)

helaas nog niet mogelijk zijn.6 In dit artikel staat daarom de Anglo-Ierse Oorlog centraal, rond de vraagstelling of het Britse leger de IRA effectief heeft bestreden tussen 1920 en 1921. Aan de hand van voornamelijk primaire bronnen, zoals interne rapporten en verslagen van het Britse leger, en memoires van en interviews met participanten van beide zijden, zal beschreven worden welke methoden het leger toepaste in de bestrijding van de IRA zowel op het platteland als in de hoofdstad Dublin én of de Britse troepen zich aan konden passen aan de voor hen toch ongewone oorlogssituatie in Ierland. Voordat de verschillende Britse militaire tactieken die toegepast werden beschreven worden, is het van belang eerst te kijken naar een belangrijke randvoorwaarde eer de militairen überhaupt in actie konden komen, het verkrijgen van inlichtingen.

Inlichtingen

No war can be conducted successfully without early and good intelligence. -Duke of Marlborough7

Een eerste vereiste in het succesvol bestrijden van de IRA was goede inlichtingen. Voordat de militairen in actie konden komen was het van essentieel belang om te weten wie actief was in de IRA én, nog belangrijker, waar de vijand zich bevond. Tussen 1920 en 1921 ontstond een kat- en muisspel tussen de IRA en de Crown Forces,8 waarin een beetje informatie het verschil kon maken tussen een geslaagde operatie of een compleet mislukte. Vaak visten de Crown Forces achter het net en de militairen concludeerden daardoor aan het einde van de oorlog bijna unaniem dat gebrekkige inlichtingen het leger de das om hadden gedaan.9 Een

6 Sheehan, Fighting for Dublin, 2.

7 John Keegan, Intelligence in war. Knowledge of the enemy from Napoleon to Al-Qaeda (Londen 2004) 9.

8 Verschillende politiediensten in Ierland en het Britse leger.

9 History of the 5th Division in Ireland, November 1919-March 1922, Jeudwine Papers, Imperial War Museum (IWM), 72/82/2, 141; Record of the Rebellion in Ireland in 1920- 1921, and the part played by the Army in dealing with it. Volume I Operations & Volume II Intelligence, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 55.

(5)

belangrijke oorzaak van deze gebrekkige inlichtingen was, voor de militairen althans, de slecht functionerende politiediensten.10

Het is niet heel erg verwonderlijk dat in een evaluatie van het conflict door militairen de politie als zondebok wordt aangewezen, maar door de relatief late inzet van het leger waren de Britse militairen tijdens de Anglo- Ierse Oorlog grotendeels afhankelijk van politie-inlichtingen. Tot aan het einde van 1919 had het leger namelijk geen noemenswaardige militaire inlichtingendienst in Ierland.11 Informatie kwam via de Crimes Special Branch en de ‘G’ Division van de RIC, maar deze hadden volgens de militairen twee zwakke punten. Allereerst steunden ze op de ervaring en lokale kennis van een beperkt aantal agenten en ten tweede werden de verslagen van de detectives slecht gearchiveerd.12 Toen een aantal van deze rechercheurs in het begin van het conflict door de IRA geëlimineerd werden verdween hun kennis met hen mee het graf in.

Het Britse leger stuitte daardoor, toen het in januari 1920 actief betrokken werd in de strijd tegen de IRA, op een verzwakt inlichtingensysteem. De informatie over de IRA die de politie begin 1920 aan het leger verschafte was volgens het militaire hoofdkwartier weinig betrouwbaar.13 De lijsten met leden van de IRA waren verouderd en moesten uiteindelijk door het leger zelf opnieuw opgesteld worden.14 De arrestaties die op basis van deze nieuwe lijsten werden gemaakt waren redelijk succesvol maar weer gooide de informatievoorziening van de politie roet in het eten. In de politiearchieven ontbrak namelijk vaak bewijsmateriaal waardoor opgepakte rebellen niet veroordeeld konden worden en al snel weer op straat stonden.15

Naast het feit dat de politie zelden wist wie er actief was in de IRA, was zij ook terughoudend met het verstrekken van informatie aan het leger.

Ondanks een bevel begin 1920 aan de politie om inlichtingen aan het leger te verschaffen, bleef de politie tot in juli 1921 terughoudend in het

10 Peter Hart ed., British Intelligence in Ireland, 1920-1921: the Final Reports (Cork 2002) 26 en 42; Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 55.

11 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, ii, 6.

12 William Sheehan, British Voices. From the Irish War of Independence 1918-1921, (Cork 2005) 44-45.

13 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, ii, 8.

14 Hart ed., British Intelligence, 19-20.

15 Ibidem, 19-20. Vrijlatingen wegens gebrek aan bewijs Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 7.

(6)

verstrekken van informatie waarover het wel beschikte.16 In de praktijk kreeg een militaire inlichtingenofficier die een agent kende, sneller en meer los dan inlichtingenofficieren die via de officiële kanalen werkten en een minder goede relatie hadden met de politie.17 Het grootste en blijvende probleem waarop de militairen stuitten was dat opgepakte rebellen vaak niet door de politie geïdentificeerd konden worden. De weigering identiteitskaarten in te voeren droeg niet bij aan een vlotte identificatie.18 Daarbij kwam niet iedere rebel voor op een lijst met verdachten. Hierdoor bestonden arrestatiebevelen vaak slechts uit een naam en wat vage persoonskenmerken.19 Aanvullende informatie moest van lokale agenten komen maar de meeste van hen wisten simpelweg niet meer wie er in hun district actief waren Hierdoor moesten opgepakte rebellen al snel weer op vrije voeten worden gesteld. Zelfs IRA kopstukken als Michael Collins20 en Richard Mulcahy21 konden zo ontkomen:

Since the Truce we have received reliable information that Michael Collins was arrested on two occasions and Richard Mulcahy once, when not expected. In all these cases no one was present who knew Collins or Mulcahy by sight, and they were released. Naturally the rebels soon realised our difficulty with regard to identification and played up to it.22

16 Bevel aan politie History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 20;

Assistance to the Military Authorities, 9 Jan. 1920, PRO, War Office (WO) 35/71.

Niet verstrekken informatie Hart ed., British Intelligence, 45; History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 24; Sheehan, British Voices, 131.

17 Hart ed., British Intelligence, 42.

18 Charles Townshend, The British Campaign in Ireland, 1919-1921. The development of political and military policies (Oxford 1975) 148.

19 Arrestatiebevel van S. Dillon Jr. en M. Kelly, PRO, WO 35/71; Raids. Period 1st of May-30th of June 1921, PRO, WO 35/71.

20 Director of Intelligence van de IRA, tevens President van de ondergrondse Supreme Council Irish Republican Brotherhood (IRB) en Minister of Finance van de door de republikeinen opgezette alternatieve regering.

21 Bevelhebber IRA.

22 Sheehan, Fighting for Dublin, 74-75.

(7)

Behalve gebrekkige inlichtingen en identificatie van rebellen zorgde ook de angst voor IRA wraakacties en sympathie voor de IRA onder agenten ervoor dat rebellen de dans ontsprongen. 23

Doordat de informatievoorziening door de politie slecht was breidde het Britse leger noodgedwongen begin 1920 hun eigen militaire inlichtingensysteem uit.24 De resultaten waren over de gehele oorlog beschouwd niet opzienbarend. De inlichtingenofficieren op bataljonsniveau waren meestal dankzij anonieme tips, het verhoren van gevangenen en in beslag genomen documenten, in staat een beeld te krijgen van de lokale organisatie van de IRA en wie actief was in hun gebied.25 Volgens de historicus Peter Hart was het voor inlichtingenofficieren tot halverwege 1920 niet al te moeilijk om rebellen te identificeren en tot in de winter van 1920 was het leger in staat rebellen op te pakken.26 In januari 1921 waren 1.478 leden van de IRA gearresteerd en geïnterneerd en dit aantal steeg tot 4.454 halverwege juli 1921, waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat de inlichtingendienst goed functioneerde.27 Het grote aantal arrestanten is daar echter niet een direct bewijs voor. Niet iedere arrestant was lid van de IRA en veel van de geïnterneerden die wel lid waren van de IRA, waren vaak slechts in naam lid en niet actief in de strijd.28

Wapenvondsten door de militairen geven ook geen uitsluitsel of de inlichtingendiensten naar behoren functioneerden. Het ontdekken van een aantal wapenopslagplaatsen van de IRA in Dublin in april 192129

23 Geen informatie History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 86;

Minutes of Brigade Conference held 20 Jan. 1921, PRO, WO 35/71; angst zie Sheehan, British Voices, 178-179; pro IRA zie Patrick Mannix, constable DMP, witness statement (WS), National Archives Ireland (NA), WS 502.

24 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 141; Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 55; Sheehan, British Voices, 131 en 136;

Hart ed., British Intelligence, 20.

25 Hart ed., British Intelligence, 12. Voorbeeld van een anonieme brief: Letter to “D”

Branch Police, 15 April 1921, PRO, WO 35/71.

26 Hart ed., British Intelligence, 10.

27 Appendix XII, Charles Townshend, The British Campaign, 223.

28 Joost Augusteijn, From Public Defiance to Guerrilla Warfare. The Radicalisation of the Irish Republican Army – a comparative analysis, 1916-1921(Amsterdam 1994) 240.

29 Augusteijn, From Public Defiance, 194; Townshend, The British Campaign, 195;

Captain Down to Dublin District H.Q., 25 March 1921, PRO, WO 35/71; Dublin District H.Q. to 25th Br., 29 April 1921, PRO, WO 35/71. Aantallen wapens Townshend, The British Campaign, 176

(8)

suggereerde volgens Townshend dat de inlichtingendiensten niet steeds achter de feiten aanliepen.30 Joost Augusteijn vond echter dat hierbij een geluksfactor meespeelde. Toch leek het er in 1921 in ieder geval op dat de inlichtingendiensten beter begonnen te functioneren waardoor het leger handelend kon optreden.31 Dit leidde echter niet tot een grote verbetering in de resultaten. Tot aan het einde van de oorlog wisten de inlichtingenofficieren niet de harde kern van de IRA te pakken te krijgen of te identificeren, en de IRA met nog betere inlichtingen een definitieve klap toe te brengen.32 Een gegeven dat de militaire inlichtingenofficieren na de oorlog erkenden.33

Raids

My own view is that to win a war of this sort you must be ruthless.

Oliver Cromwell, or the Germans, would have settled it in a very short time. - Field Marshall Bernard Law Montgomery34

Ondanks de gebrekkige inlichtingen moesten de Britse militairen handelend optreden. De legerleiding had hierbij de keus uit een aantal tactieken maar was niet altijd even gelukkig in haar keuze. Het grootste deel van de offensieve operaties die uitgevoerd werden tegen de IRA bestond uit huiszoekingen. Het binnenvallen en doorzoeken van huizen en andere gebouwen (vanaf nu raids genoemd) op de aanwezigheid van rebellen, wapens en documenten was voor menig Brits soldaat tussen 1920 en 1921 een dagelijkse bezigheid. De eerste raids vonden eind januari 1920 plaats en tot aan 14 april 1920 werden grotendeels door deze methode in totaal 317 officieren van de IRA gearresteerd.35 Alle gedane moeite bleek echter voor niets geweest. Een aantal opgepakte rebellen ging in hongerstaking voor

30 Townshend, The British Campaign, 175-176 en appendix XII, ibidem, 223.

31 Augusteijn, From Public Defiance, 240.

32 Ibidem, 240; Hart ed., British Intelligence, 13; Townshend, The British Campaign, 205.

33 Hart ed., British Intelligence, 43.

34 Bernard Law Montgomery diende tussen 5 januari 1921 en 23 mei 1922 in Ierland als brigade majoor, Sheehan, British Voices, 151.

35 Raid reports, PRO, WO 35/70; arrestaties officieren IRA Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 6-9.

(9)

politieke erkenning en door angst voor én druk van de publieke opinie zwichtte in april het Britse kabinet en liet de gevangenen vrij.36

Met deze tweeslachtige politiek van het Britse kabinet, een dwang- dan wel een verzoeningspolitiek, moesten de militairen leren leven. De Britse regering wilde namelijk druk uitoefenen op de IRA maar tegelijkertijd de optie van onderhandelen openhouden:

Cracking the whip with one hand and holding out the carrot in the other – he [Lloyd George37] intends to show clearly that war on the gunmen is à l’outrance and at the same time to encourage the peacemakers.38

De kabinetsleden zagen ten onrechte de onrusten in Ierland niet als een oorlog, maar slechts als een ‘irritating rebellion’39, uitgevoerd door een kleine ‘murder gang’40 die door de politie bestreden kon worden. De militairen kregen door deze politieke insteek nooit een carte blanche om de IRA onbelemmerd en naar eigen goeddunken te bestrijden. Meerdere militairen hadden continu het gevoel halfslachtig door de politiek gesteund te worden: ‘The Army is only the spear point; it is the shaft of the spear and the force behind it that drives the blow home.’41

Ondanks ontbrekende politieke steun maakte het Britse leger zelf ook fouten. Na de redelijk succesvolle arrestaties begin 1920, verminderde de effectiviteit snel doordat de rebellen zich aanpasten aan de raids en ze het de militairen voortaan knap lastig maakten in hun zoektocht naar rebellen en wapens. Militairen troffen nog steeds veel ‘seditious literature’ – dagboeken, lijsten met namen, brieven etc. – aan maar veel arrestaties zagen de soldaten mislukken en wapens werden gedurende de oorlog steeds beter

36 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 10.

37 Prime minister, 1916-1922.

38 Mark Sturgis in Michael Hopkinson, The Last Days of Dublin Castle.The diaries of Mark Sturgis (Dublin 1999) 89.

39 Citaat Michael Hopkinson, The Irish War of Independence (Dublin 2002) 27-28.

Geen oorlog in D. G. Boyce, ‘How to settle the Irish Question: Lloyd George and Ireland 1916-21’, in A.J.P. Taylor ed., Lloyd George: Twelve Essays (Londen 1971) 149.

40 Townshend, The British Campaign, 39.

41 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 140.

(10)

verstopt en amper gevonden.42 De zoektochten naar rebellen en wapens werden niet voor niets in de stafgeschiedenis van de Britse 5th Division omschreven als het zoeken naar een speld in een hooiberg.43

De oorzaken voor de mislukte arrestaties en de beperkte wapen- en munitievondsten waren volgens het militaire hoofdkwartier en de stafhistoricus van de 5th Division, voornamelijk de slechte inlichtingen maar ook de onervarenheid van de troepen.44 Veel jonge en ongetrainde officieren en soldaten, met slechts basale militaire vaardigheden, dienden in Ierland en juist zij moesten de raids gaan uitvoeren.45 Het uitvoeren hiervan was toch al een nieuw terrein voor het Britse leger en een vak apart. De militairen leerden snel dat geheimhouding essentieel was voor het slagen van een raid. In de barakken moesten al voorzorgsmaatregelen genomen worden. Burgerpersoneel werkzaam in het leger kon de IRA waarschuwen over militaire operaties en iets simpels als het starten van vrachtwagenmotoren was vaak een aanwijzing voor de rebellen dat het leger een operatie ging uitvoeren.46 De Britse legerleiding drong daarom in maart 1920 er al op aan dat pas op het allerlaatste moment vrachtwagens gestart moesten worden maar deze boodschap drong slechts langzaam door tot de troepen. Een jaar later

Afb. 1 Auxillaries fouilleren een man.

42 Documenten zie G.H.Q to H.Q. Dublin District, 23 March 1920, PRO, WO 35/71. Rebellen en wapens zie Nevil Macready, Annals of an active life (Londen 1928) vol ii, 440.

43 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 64.

44 Ibidem, 23; Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 8.

45 A tribute to our Army in History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 23; Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 9 en 33; J.P.

Swindlehurst, The 1919-1921 Diary of Private Swindlehurst, IWM, 48790, January 31st 1921.

46 Waarschuwen IRA, Edward Kelliher, witness statement, NA, WS 477. Starten motoren zie Notes of conference held at Dublin District H.Q., 27 March 1920, PRO, WO 35/90/1.

(11)

concludeerde de in Dublin gestationeerde 24th Infantry Brigade dat nog herhaaldelijk motoren te vroeg werden gestart.47

Individuele militairen die in Brits-Indië hadden gediend namen andere voorzorgsmaatregelen en spraken bijvoorbeeld over de telefoon in het voor de meeste Ieren onverstaanbare Urdu om opperste geheimhouding van militaire operaties te waarborgen.48 Ondanks dit soort voorzorgsmaatregelen was het bijna onmogelijk voor het leger om hun acties geheim te houden. De IRA plaatste meestal spionnen, vaak kinderen, bij de militaire barakken en zodra de vrachtwagens buiten de poorten kwamen, waarschuwden zij de IRA dat de militairen in actie kwamen.49

Geheimhouding was zeer belangrijk maar fouten gedurende raids zorgden ook voor tegenvallende resultaten. De meeste raids vonden ’s nachts plaats en in de stilte van de nacht was het naderende geluid van motoren met name op het platteland een duidelijke waarschuwing.

Officieren zoals majoor Percival adviseerde zijn troepen in plaats van hun vrachtwagens tot aan de deuren van te doorzoeken huizen te rijden, dat het beter was om een mijl van te voren uit de vrachtwagens te stappen en te voet het huis te omsingelen.50 Ondanks zulke voorzorgsmaatregelen ontkwamen toch nog veel rebellen omdat officieren herhaaldelijk vergaten soldaten aan de achterkant van het huis te plaatsen waardoor rebellen een ontsnappingsroute hadden.51

Het niet naleven van orders was slecht voor de resultaten maar zorgde in eerste instantie niet voor gevaarlijke situaties. Het gebruik van geweld tijdens raids kwam van beide kanten weinig voor maar dit veranderde vanaf oktober 1920. De druk op de IRA nam vanaf de zomer van 1920 gestaag toe doordat een speciale politie-eenheid52 van ervaren Britse ex-legerofficieren werd ingezet: ‘the IRA failed to terrorize them’.53 Daarnaast zorgde de invoering van de Restoration of Order in Ireland Act (R.O.I.A.) voor onrust binnen de IRA. Opgepakte rebellen konden nu

47 Notes of conference held at Dublin District H.Q., 27 March 1920, PRO, WO 35/90/1; Brigade conference on raids, 24th Infantry Brigade, 21 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

48 Sheehan, British Voices, 37.

49 Ibidem, 226.

50 Ibidem, 110.

51 Meerdere malen gemeld in PRO, WO 35/70 en 35/71.

52 De Auxiliary Division of the RIC.

53Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 24.

(12)

versneld berecht worden via een militaire rechtbank.54 Hierdoor ontstond er een grotere bereidheid bij de IRA om hun arrestatie met geweld te voorkomen.55 Soldaten liepen hierdoor steeds meer kans om zowel in het te doorzoeken huis als vanuit andere huizen onder vuur te worden genomen.56 De soldaten moesten, zoals uit militaire bronnen bleek, wennen aan dit gewapende verzet. Militairen die buiten op wacht stonden terwijl collega’s binnen het huis doorzochten, werden door hun officieren op het hart gedrukt om nooit hun post te verlaten. De beruchte rebellen Dan Breen en Seán Tracy konden in Dublin echter uit een huis ontsnappen omdat na een schotenwisseling binnenshuis, wachtposten hun post verlieten waardoor een vluchtroute werd gecreëerd.57 Tevens ontsnapten rebellenleiders omdat militairen onder vuur werden genomen door rebellen vanuit huizen aan de overkant van de straat. De militairen bestormden logischerwijs deze huizen terwijl uit het huis wat doorzocht moest worden de beoogde doelwitten in de tussentijd ontkwamen.58

De bevelhebber van het leger in Dublin, Generaal Boyd, nam op 19 oktober 1920 maatregelen om slachtoffers onder de militairen zoveel mogelijk te voorkomen. De minimale sterkte tijdens een militaire raid werd verhoogd van 12 naar 20 soldaten en elke militaire eenheid moest voortaan in de barakken verplicht oefenen in het uitvoeren van een raid. Als gepantserde voertuigen beschikbaar waren dan werden deze zoveel mogelijk met de militairen meegestuurd en tevens kreeg elke militaire eenheid tijdens een raid voortaan granaten mee.59 Op het eerste gezicht geen schokkende maatregelen, ware het niet dat het Britse leger amper voldoende soldaten én materieel had om deze maatregelen uit te voeren. ‘On paper the force looked imposing’60 maar de Britse bevelhebber Macready had gedurende de gehele oorlog een structureel tekort aan manschappen, vracht - en

54 Townshend, The British Campaign, 113; Hopkinson, Irish War, 73; Augusteijn, From Public Defiance, 115.

55 Townshend, The British Campaign, 128.

56 H.Q. Dublin District to 24th and 25th Infantry Br., 19 Oct. 1920, PRO, WO 35/70.

57 Dan Breen en Sean Tracy waren verantwoordelijk voor de eerste twee doden onder de RIC tijdens de oorlog. Hopkinson, The Last Days of Dublin Castle, 56.

58 G.H.Q. to 1st Div, 5th, 6th and Dublin District, 20 Oct. 1920, PRO, WO 35/70.

59 Ibidem.

60 Macready, Annals, vol ii, 435.

(13)

pantserwagens.61 Beloofde troepenversterkingen bleven uit. Het kwam er zelfs op neer dat het leger in Ierland continu troepen naar Britse koloniën en protectoraten in de wereld moest sturen, wat boekdelen spreekt over de situatie waarin de legerleiding in Ierland zich bevond.62 Legereenheden moesten met weinig manschappen te grote gebieden controleren en de enige manier waarop ze dit effectief konden doen, was met mechanisch transport. Dit was echter niet ruim voorhanden.63

Het leger paste dus de raids in oktober 1920 aan, maar de tactiek van raids was niet voldoende om de IRA in het defensief te drukken. Tegen beter weten in sprak Generaal Boyd op 5 november 1920 toch zijn waardering uit voor de militairen

The General Officer Commanding wishes to record his appreciation of the excellent manner in which raids have been carried out by the troops of Dublin District. The operations have been conducted skilfully and with due courtesy.64

De uitvoeringen van raids mochten misschien excellent zijn maar daar lag geen enkele rebel wakker van. Over de resultaten van de raids liet generaal Boyd zich namelijk niet expliciet uit maar hij erkende wel dat veel raids niets opleverden.65 Het is daarom lastig om te beoordelen of het leger werkelijk beter ging functioneren of dat, wat waarschijnlijker is, Boyd zijn soldaten slechts een hart onder de riem wilde steken. De raidverslagen van oktober en november laten zien dat de militairen niet erg succesvol waren. Op 14 oktober was wel Seán Tracy neergeschoten in de straten van Dublin, maar een grote zoektocht op 1 november naar Michael Collins leverde niet de gewenste vangst op.66 Tevens werden wapens en munitie nog steeds niet in grote hoeveelheden gevonden.67

61 Tekort manschappen History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 142. Tekort transport Townshend, The British Campaign, 143.

62 Sturen detachementen History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 9.

63 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 27-28.

64 H.Q. Dublin District to 24th, 25th Infantry Br., XV King’s Hussars etc, 5 Nov.1920, PRO, WO 35/70.

65 Ibidem.

66 Order H.Q Dublin District to 25th Brigade, 1 Nov. 1920, PRO, WO 35/70 en H.Q. Dublin District to “O”, 1 Nov. 1920, PRO, WO 35/70.

67 H.Q. Dublin District to 24th, 25th Infantry Br., 10 Nov. 1920, PRO, WO 35/70.

(14)

Toch was het Britse hoofdkwartier na afloop van de oorlog redelijk positief over de behaalde resultaten in deze maanden.68 Dit was een direct gevolg van grote aantallen opgepakte leden van de IRA wat mogelijk was gemaakt door de introductie van internering na de moord op een aantal Britse (inlichtingen)officieren tijdens Bloody Sunday, 21 november 1920.69 Een intensivering van het aantal raids was direct merkbaar – 66 raids in oktober en 859 in december70 – maar opzienbarende resultaten werden met deze methode in het verloop van de oorlog niet gehaald. Niet iedereen die opgepakt werd, was namelijk actief in de IRA. In de maanden na Bloody Sunday werden in Dublin tijdens raids en voor het niet naleven van de avondklokregels, gemiddeld 600 personen per maand gearresteerd maar

‘these people were usually just held overnight.’71 Gevangenissen stroomden vol waardoor het aantal raids na januari 1921 enigszins beperkt moest worden en arrestaties alleen toegestaan werden als direct bewijsmateriaal was gevonden.72 De druk op de rebellen nam in 1921 dus toe maar zolang Britse militairen wel op het juiste adres waren, maar de aanwezige wapens en munitie niet ontdekten, kon de IRA actief blijven.73

Pas in april 1921 werden in Dublin District een aantal maatregelen genomen die de slagingskans van raids verhoogde, waaronder het toevoegen van leden van de genie aan eenheden die raids uitvoerden. Gebouwen werden met hun hulp nu grondiger doorzocht dan voorheen op geheime bergruimtes.74 Een nieuw systeem met een betere verdeling van raids over verschillende militaire eenheden moest vanaf eind maart de opbrengsten van raids verder verhogen. Met een maximum van vier huizen per nacht voor een militaire eenheid hoopte het hoofdkwartier van Dublin District de soldaten scherper te houden.75 Of deze maatregelen direct effect hadden is niet te zeggen maar vanaf eind maart boekte het leger in Dublin eindelijk een aantal grote successen. Het hoofdkwartier van Michael Collins werd

68 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 27.

69 Veertien officieren, voornamelijk actief op inlichtingengebied, werden volgens de meest recente studie over Bloody Sunday neergeschoten zie Tim Carey & Marcus de Búrca, ‘Bloody Sunday 1920: new evidence’, History Ireland 11, No.2 (Bray 2003)

70 Table V Augusteijn, From Public Defiance, 240.

71 Augusteijn, From Public Defiance, 239-240.

72 Ibidem, 240.

73 Dublin District H.Q. to 24th, 25th Br. & Kings Hussars, 18 March 1921, PRO, WO 35/71.

74 Ibidem.

75 Dublin District H.Q. to 24th, 25th Br., 24 March 1921, PRO, WO 35/71.

(15)

begin april gevonden en op 3 april werd het ministerie van Binnenlandse Zaken van de ondergrondse regering van de republikeinen ontdekt waarbij duizenden documenten werden buit gemaakt.76 Verder verrichten op 18 april soldaten van de 24th Brigade 79 arrestaties waarvan de helft volgens de militairen uit actieve rebellen bestond.77 Elf dagen later werden tijdens een militaire raid nog eens veertig leden van de IRA Dublin Brigade opgepakt.78 Belangrijker waren de grote hoeveelheden wapens en munitie die door de militairen in beslag werden genomen. Aan wapens en munitie had de IRA tijdens de gehele oorlog een tekort en het verlies hiervan zorgde in Dublin volgens meerdere leden van de IRA voor ernstige militaire beperkingen.79

Deze in april in Dublin geboekte resultaten kunnen natuurlijk niet verbloemen dat de methode van raids niet effectief genoeg was. Het leger paste weliswaar verfijningen in de raidmethode toe maar in 1921 werden de rebellen in zowel Dublin als in de rest van Ierland desalniettemin actiever.

Het Britse militaire hoofdkwartier stelde terecht dat het niet in staat was de IRA activiteiten in te perken.80 Andere en nieuwe ‘antiguerrilla’ methoden waren hiervoor nodig.

Area round-ups en drives

Naast de kleinschalige raids, zetten de Britse bevelhebbers in 1921 nieuwe grootschalige operaties in tegen de IRA. De vraag of grootschalige operaties de juiste keus waren, werd snel beantwoord. De nieuwe tactieken van area round-ups in de Ierse steden en drives op het platteland bleken te voorspelbaar en te log om de beweeglijke en in kleine groepen opererende IRA-eenheden (Flying Columns) te ontwrichtten. De methode van area round-ups werd voor het eerst door het leger in 1921 in Dublin toegepast. In plaats van een paar huizen per keer te doorzoeken, dacht de legerleiding met het doorzoeken van hele stadswijken, zogenaamde area round-ups, wel de leden en de wapens op te kunnen sporen. In de nacht van 15 januari testte het leger de

76 Townshend, The British Campaign, 175.

77 H.Q. 24th Inf. Br to Dublin District H.Q., 18 April 1921, PRO, WO 35/71.

78 Dublin District H.Q. to 24th Br., 1 May 1921, PRO, WO 35/71. Aantal arrestanten Townshend, The British Campaign, 176.

79 Augusteijn, From Public Defiance, 194; Townshend, The British Campaign, 195.

80 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 38.

(16)

nieuwe methode voor het eerst.81 Een gebied van een mijl bij anderhalve mijl in het stadscentrum rondom het Four Courts gebouw werd door 750 soldaten afgesloten met als doel het vinden van Michael Collins.82 Ruim 450 militairen grendelden het gebied af met een cordon van prikkeldraad. De resterende driehonderd soldaten doorzochten in twee dagen alle huizen in het afgegrendelde gebied op rebellen en wapens, maar zonder succes.83 Michael Collins werd niet gearresteerd. Desalniettemin plande de bevelhebber Boyd in februari meer area round-ups en droeg zijn officieren op om de uitgevoerde area round-up te analyseren.84

Afb. 2 Britse troepen in Dublin tijdens een area round-up, 1921.

De officieren van de legerbrigades waren duidelijk in hun conclusie. Het onderlinge contact tussen de zoekploegen en de cordon troepen was slecht geweest. Het cordon schoof te snel op terwijl huizen nog niet waren doorzocht waardoor rebellen waren ontkomen.85 Beide brigades vonden het grootste probleem de doordringbaarheid van het cordon. Bewoners zaten voor twee dagen opgesloten in het afgegrendelde gebied maar de aanvoer van eten en drinken door het leger was slecht geregeld. Nu werden teveel vrouwen en kinderen doorgelaten om elders in de stad eten en drinken te gaan kopen waardoor wapens en documenten uit het gebied konden

81 Dublin District order, Ri/12, 16 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

82 Dublin District to G.H.Q, 1st Div, 5th Div, 6th Div, 29 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

83 Mulcahy Papers, University College Dublin (UCD), P7/A/13.

84 H.Q. Dublin District to O/C Troops, 18 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

85 Minutes of Brigade Conference, 25th Br., 21 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

(17)

worden gesmokkeld.86 Met name de 24th Brigade betwijfelde of de nieuwe methode effectief was. De grote troepenverplaatsingen naar de wijk die doorzocht moest gaan worden zorgde ervoor dat iedereen die maar iets voorstelde in de IRA al lang en breed gewaarschuwd was.87

Het opperbevel van Dublin District twijfelde echter niet aan het nut van de tactiek. Nieuwe area round-ups werden gepland nadat een aantal aanpassingen waren doorgevoerd.88. Zo werden ‘women searchers’ ingezet om Ierse vrouwen te fouilleren en elke militair kreeg een speciale pas om het gebied uit te mogen zodat IRA leden niet vermomd als Britse militair door het cordon konden komen.89 Ondanks deze instructies waren volgens de IRA de area round-ups in februari 1921 geen succes. Charlie Dalton schreef na de oorlog dat hij en zijn mederebellen op 18 februari vast zaten in een afgegrendeld gebied rondom Mountjoy Square maar zonder al te veel moeite hadden kunnen ontsnappen terwijl het door hen achtergelaten materiaal niet gevonden werd.90 Andere rebellen zoals Patrick Kearney en Tod Andrews hadden soortgelijke ervaringen.91

De Britse commandant van de 24th Brigade was het met de rebellen eens dat de grootschalige area round-ups in Dublin geen succes waren. Hij constateerde na de area round-up rondom Mountjoy Square wederom een gebrekkige samenwerking tussen cordontroepen en search parties ‘with the result that persons from an unsearched area may get across the street into the already searched area.’92 Het zoekgebied was verder te groot om effectief te doorzoeken en wapens en rebellen waren niet gevonden. Het enige tastbare resultaat was het in beslag nemen van de documenten van de

86 Brigade Conferences 24th & 25th Br., 21 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

87 Brigade Conference 24th Br., 21 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

88 Dublin District to G.H.Q, 1st Div, 5th Div, 6th Div, 29 Jan. 1921, PRO, WO 35/71.

89 Instructions for raiding and searching an extended area of houses in Dublin, 29 Jan. 1921, PRO, WO 35/71. De Britse militairen vermoedden dat rebellen zich soms verkleedden als Britse militair na de vondst van legerkleren tijdens meerdere raids.

90 Townshend, The British Campaign, 155.

91 Patrick Kearney, member “C” comp. 2nd Batt. Dublin Brigade, witness statement, NA, WS 868; C.S. Andrews, Dublin made me, (Dublin 2001) 174-175.

92 24th Brigade to Dublin District H.Q., 24 Feb. 1921, PRO, WO 35/71.

(18)

bevelhebber van de IRA, Richard Mulcahy.93 Niet verwonderlijk adviseerde deze commandant aan generaal Boyd om de area round-ups niet meer toe te passen wat ook gebeurde.94 Na februari werden cordons alleen nog maar gebruikt om enkele huizenblokken af te zetten waarin slechts een klein aantal verdachte huizen werden doorzocht en niet als voorheen elk huis.95

Op het platteland leidden de grootschalige drives ook niet tot de gewenste resultaten. In februari 1921 werd deze tactiek voor het eerst in county Longford getest. Slechts vijf arrestaties waren het resultaat. Dit was echter geen reden voor de militaire bevelhebbers om met de drives te stoppen. In mei en juni vonden er nog velen plaats door heel Ierland.96 De methode van drives leek in principe op de in Dublin toegepaste methode van area round-ups. De grootste verschillen tussen de twee methoden was het ontbreken van een cordon van soldaten en de tijdsduur van de drives.

Het ontbrak het leger simpelweg aan voldoende militairen om de grote landelijke gebieden die tijdens de drives doorzocht werden in zijn geheel te omsingelen. In plaats van een cordon patrouilleerde militairen en agenten op de wegen rondom het te doorzoeken gebied. In het zoekgebied stelde de militairen zich in een rechte lijn op en doorzochten soms wekenlang elke heg, greppel en huis op rebellen en wapens. Iedere man tussen de 16 en 45 jaar die ze aantroffen werd opgepakt en ter identificatie naar een verzamelpunt gebracht waar agenten bepaalden of de militairen een rebel of een onschuldige burger hadden gegrepen.97

De drives in mei en juni waren volgens de verschillende Britse divisiehoofdkwartieren geen succes. Voor de onervaren en ongetrainde soldaten waren de drives goede trainingen geweest in marcheren, maar rebellen en oorlogsmaterieel van de IRA werden amper gevonden.98 Veel mannen werden opgepakt tijdens de drives, maar omdat de politie weinig rebellen herkende, was het aantal werkelijke arrestaties uiteindelijk zeer laag.99 De uitvoering van de drives was daarnaast ook verre van perfect. De

93 Geen wapens en rebellen, Dublin District H.Q. to Troop Ship Street, ‘F’&‘C’

comp. Aux. Div., 20 Feb. 1921, PRO, WO 35/71. Documenten Mulcahy zie Dublin District H.Q to Troops, 20 Feb. 1921 PRO, WO 35/71.

94 24th Brigade to Dublin District H.Q., 24 Feb. 1921, PRO, WO 35/71.

95 Townshend, The British Campaign, 157.

96 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 86.

97 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 96.

98 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 44.

99 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 96-97.

(19)

aantallen patrouillerende soldaten en agenten rondom een zoekgebied waren volgens de 5th Division niet toereikend om rebellen in het zoekgebied te houden.100 Het zoeken naar oorlogsmateriaal door de militairen verliep ook niet al te soepel. Wapens en munitie werden zelden gevonden waardoor de soldaten snel verveeld raakten en minder nauwkeurig werden in het speuren naar mogelijke schuilplaatsen.101 Uit getuigenverklaringen van rebellen in Galway bleek dat de soldaten niet goed zochten en fouten maakten tijdens de drives.102 Volgens de Britse majoor Percival werden alleen de kleine vissen van de IRA gearresteerd en werden resultaten slechts door toeval geboekt – een soldaat viel bijvoorbeeld in een onopgemerkte kuil met IRA voorraden.103

Ondanks de weinig concrete resultaten waren de militaire drives wel degelijk van invloed op de IRA. Eén van de IRA Flying Columns in county Galway wist in mei en juni 1921 een aantal malen maar net aan een drive te ontkomen.104 Rebellen uit andere delen van Ierland beschreven na de oorlog dat ook zij veelvuldig door het oog van de naald waren gekropen.105 De militairen kwamen bovendien door hun dagenlange drives in streken waar ze voorheen nooit een voet hadden gezet. Relatief veilige gebieden waar de rebellen konden uitrusten bestonden opeens niet meer waardoor sommige Flying Columns zich moesten opsplitsen in kleinere groepjes om te overleven.106 Volgens meerdere rebellen in county Galway waren zij tot aan de wapenstilstand in juli 1921 continu bezig om aan drives te ontkomen.107 Maar de militaire drives, area round-ups en raids waren bij

100 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 96-97.

101 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2; H.Q. 6th Div. to H.Q.

16th, 17th, 18th Infantry Brigade, 4 July 1921, PRO, WO 35/71.

102 John Fahy, witness statement, NA, WS 1331; Martin Fahy, witness statement, NA, WS 1016.

103 Sheehan, British Voices, 124.

104 Martin Conneely, adjudant West Connemara Brigade, witness statement, NA, WS 1611; John C. King, member West Connemara Brigade ASU, witness statement, NA, WS 1731.

105 Michael Brennan, The War in Clare, 1911-1921: Personal Memoirs of the War of Independence (Dublin 1980) 47, 103-104; verschillende getuigenverklaringen witness statement, NA, WS 1016, 1331, 1612, 536, 390.

106 John C. King, member West Connemara Brigade ASU, witness statement, NA, WS 1731.

107 John Fahy, witness statement, NA, WS 1331. Patrick Glynn, witness statement, NA, WS 1033.

(20)

lange na niet toereikend om de IRA in Galway, maar ook in andere landelijke delen van Ierland, een doodsklap toe te brengen. Efficiëntere en kleinschaligere antiguerrilla methoden waren hier voor nodig.

Patrouilles en Mobile Military Columns

Het Britse leger probeerde haar tactieken wel aan te passen aan de hand van hun ervaringen.108 De hierboven beschreven raids werden continue verfijnd en area round-ups en drives waren nieuwe pogingen om de IRA effectiever te bestrijden. Om het tekort aan militairen op te vangen werden pantserwagens ingezet voor het bewaken van konvooien en door middel van een avondklok en beperkingen op het gebruik van auto’s en fietsen probeerde het leger de IRA te dwarsbomen.109

Werkelijke pogingen om effectieve antiguerrilla methoden te ontwikkelen zijn in Britse militaire documenten op één hand te tellen. Eind 1920 begon de 5th Division als één van de weinige legeronderdelen met een Guerrilla Warfare Class. Deze training werd rijkelijk laat, november 1920, voor het eerst gehouden. Andere legerdivisies kwamen zelfs niet met een dergelijk initiatief terwijl deze trainingen hard nodig waren. Het niet opzetten van dit soort trainingen suggereert dat niet iedere hogere Britse officier de IRA even serieus nam of het nut ervan inzag. Niet iedere divisie kon echter even makkelijk als de 5th Division een dergelijke cursus opzetten. In vergelijking met Dublin District en de 6th Division in het zuiden van Ierland had de 5th Division namelijk het relatief rustige westen van Ierland onder controle.

De driedaagse Guerrilla Warfare Class bestond uit een aantal lezingen over antiguerrillaoorlogvoering en deelnemers konden hun nieuw vergaarde kennis oefenen in imitatiehinderlagen en -raids.110 Zodoende kon direct worden ingespeeld op de tekortkomingen van de cursisten.111 Zelfs in het relatief rustige westen van Ierland moesten de cursisten die deelnamen aan

108 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2; Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2.

109 Sheehan, Fighting for Dublin, 3 en 34.

110 Guerrilla Warfare Class, 28 Nov. 1920, PRO, WO/35/70; History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 134-135.

111 Rapport on 1st Guerrilla Class, Nov. 3rd-5th 1920, PRO, WO/35/70.

(21)

de Guerrilla Warfare Class ironisch genoeg tijdens hun oefeningen beschermd worden tegen dezelfde IRA door andere Britse militairen.112

De Guerrilla Warfare Class was een goed initiatief maar in de praktijk waren plaatselijke militaire commandanten qua training vaak op zichzelf aangewezen. Op eigen initiatief trainde luitenant Geoffrey Ibberson van het Border Regiment, Galway Brigade, een deel van zijn compagnie speciaal voor de bergachtige omstandigheden in Galway: ‘As part of the training of

‘C’ company, I had selected about a dozen soldiers, mostly Lance Corporals, and had exercised them in hill climbing and other endurance training’.113 Dergelijke plaatselijke initiatieven leidde uiteindelijk in 1921 tot een meer effectieve antiguerrilla tactiek, Mobile Military Columns, welke de historicus Townshend beschouwde als ‘perhaps the only true counter-guerrilla tactic employed during the whole conflict’.114

Kleine mobiele eenheden konden het antwoord zijn op de IRA Flying Columns. Over de wijze van mobiliteit bestond echter een meningsverschil tussen het Britse hoofdkwartier en de gewone soldaat. De Britse legerleiding begreep halverwege 1920 al dat de IRA alleen goed bestreden kon worden door het leger mobieler te maken.115 De opperbevelhebber Macready koos, enigszins gedwongen door een gebrek aan in Ierland gestationeerde militairen, voor een mechanische oplossing ‘to make the troops so mobile that by moving about the country they may from time to time surprise Sinn Fein bands.’116 Om de effectiviteit van Macready’s mobiele plan uit 1920 te evalueren zijn te weinig bewijzen aanwezig. Waarschijnlijk leidde het plan niet tot de gewenste resultaten want Macready vermeed het onderwerp in zijn memoires.117

De grootste nadelen van het gebruik van vrachtwagens, op zowel het platteland als in de steden, waren de voorspelbaarheid, traagheid en onveiligheid. Het geluid verraadde de komst van de militairen en een groot gedeelte van het militaire wagenpark was te zwaar en te traag om voor enig

112 Guerrilla Warfare Class, 28 Nov. 1920, PRO, WO/35/70; Mulcahy Papers, UCD, P7/A/46.

113 Major Geoffrey Ibberson, Lieutenant Border Regiment 1921, witness statement, NA, WS 1307.

114 Citaat van Townshend, The British Campaign, 177.

115 Appendix VI in Townshend, The British Campaign, 215.

116 Citaat uit Townshend, The British Campaign, 84.

117 Townshend, The British Campaign, 85; Macready, Annals, vol ii, 467.

(22)

verrassingeffect te kunnen zorgen.118 Daarbij waren de militairen in een vrachtwagen, zeker in de steden, een simpel doelwit alleen al door het feit dat rebellen de wagens dicht konden benaderen: ‘the most successful ambushes of troops and police were when riding in vehicles.’119 De militaire bevelhebbers vertrouwden, volgens Townshend, in tegenstelling tot hun soldaten in 1921 teveel op mechanische mobiliteit:

The front-line troops seem to have realized that it could never turn big motorized patrols into an effective counter to rebel forces. Motor patrols were simply too obvious, too noisy, and too dependent on usable roads.120

Op eigen initiatief besloot het Essex regiment volgens Majoor Percival in mei 1921 ‘to play the enemy at his own game.’121 Het hoofddoel van de door hen geïntroduceerde Military Mobile Columns, was het verrassingelement aan Britse zijde te krijgen. De methode hield in dat verschillende groepen soldaten een aantal dagen achtereen te voet in het landschap marcheerden om dan plotseling via een nachtmars een gebied te doorkammen waar de IRA zich kon bevinden. Tevens probeerde het Britse leger de IRA met hinderlagen te verrassen en uit te schakelen.122 Majoor Percival maar ook de leider van de IRA in het zuiden van Ierland, Liam Lynch, vonden dat deze nieuwe Britse methoden potentie hadden.123 De militairen doken volgens Lynch opeens te voet op in gebieden waarin de IRA zich gedurende bijna de gehele oorlog veilig waande. Ook de Britse Galway Brigade probeerde eind juni in het westen van county Mayo de rebellen met deze tactiek te verrassen. De leider van de Mayo IRA wist zich nog geen raad met de Mobile Military Columns en besloot zich voorlopig schuil te houden en de gevolgen van de nieuwe Britse tactiek af te wachten.124 Andere rebellen beschouwden echter de Mobile Military

118 Ibidem, 89.

119 Sheehan, British Voices, 35.

120 Townshend, The British Campaign, 176-177.

121 Citaat Sheehan, British Voices, 128; Military Mobile Columns waren vanaf mei 1921 ook actief in Tipperary en Mayo Augusteijn, From Public defiance, 223.

122 Sheehan, British Voices, 129.

123 Sheehan, British Voices, 130; Townshend, The British Campaign, 177, noot 31.

124 H.Q. West Mayo Brigade to C/S, 29 June 1921, June report, Mulcahy Papers, UCD, P7/A/20.

(23)

Columns als een ‘mule column’ en niet als een bedreiging ‘as we always knew at least half an hour before they appeared.’125

De methode is te kort ingezet om te kunnen beoordelen. Potentie had de methode van Mobile Military Columns maar in het korte tijdsbestek van twee maanden wisten de militairen geen aansprekende resultaten met deze antiguerrilla tactiek te boeken. In de maanden mei en juni steeg het aantal opgepakte rebellen bijvoorbeeld niet explosief. 126 Groepen rebellen werden misschien soms verrast door de Mobile Military Columns maar geen enkele groep is ooit door deze Britse tactiek uitgeschakeld. Om dat te bewerkstelligen hadden de soldaten meer draadloze communicatiemiddelen moeten hebben en de tactiek van Military Mobile Columns moeten ontdoen van, soms stomme, kinderziektes.127 Afspraken met bakkers werden volgens Percival bijvoorbeeld gemaakt om brood te leveren aan de Mobile Military Columns maar hierdoor lag de route van de militairen open en bloot voor de IRA die door een efficiënt inlichtingensysteem meestal snel achter dit soort zaken kwam.128

De soldaten in het veld mochten halverwege 1921, waarschijnlijk terecht, in deze tactiek geloven, maar de Britse bevelhebbers waren er minder gecharmeerd van. Zij bleven stoïcijns vertrouwen op patrouilles per vrachtwagen en methoden als de slecht werkende raids, drives en area round-ups. Soms leverden deze methoden succes op maar het hinderde de IRA volgens de historicus van de 5th Division amper: ‘the arrest of the IRA leaders certainly disorganized the command of the rebel forces on paper.’ 129 Maar de harde kern van IRA werd niet of nauwelijks gearresteerd en zelfs wanneer een Flying Column werd gelokaliseerd, zoals in maart 1921 in Cork of in april in Galway, trokken de militairen aan het kortste eind.130

Een aantal Britse militairen verklaarden na de oorlog toch het gevoel te hebben gehad in de laatste maanden van de Anglo-Ierse Oorlog steeds

125 Peter Hart, The IRA and its enemies. Violence and Community in Cork, 1916-1923, (Oxford 1999) 95.

126 Appendix XII Townshend, The British Campaign, 223.

127 Sheehan, British Voices, 143; History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 91.

128 Sheehan, British Voices, 129.

129 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 77.

130 Hopkinson, Irish War, 111-112. Peter McDonnell, O/C West Connemara Brigade, witness statement, NA, WS 1612; Martin Conneely, adjudant West Connemara Brigade, witness statement, NA, WS 1611; John C. King, member West Connemara Brigade ASU, witness statement, NA, WS 1731.

(24)

beter in staat te zijn de IRA te bestrijden. Het neerslaan van de opstand was een kwestie van tijd volgens veel Britse officieren.131 De opperbevelhebber Macready was aan het einde van de oorlog nog zeer pessimistisch over de militaire vooruitzichten maar in zijn memoires had er een ommezwaai plaatsgevonden en stelde hij zelfs dat ‘the IRA was at the time of the Truce worn down to within a measurable distance of breaking point.’132 De auteur van de Record of the Rebellion in Ireland schroomde natuurlijk ook niet om de prestaties van de Britse militairen in Ierland te verdedigen. De doelen van de IRA om het Britse leger met geweld uit Ierland te verdrijven en een republiek te stichten waren verhinderd en hadden ook nooit een redelijke slagingskans gehad door het effectieve optreden van de Britse militairen. De militairen hadden echter volgens hem hun wel zeer bescheiden doelstelling bereikt door de IRA aan de onderhandelingstafel te krijgen. IRA eenheden werden continu achternagezeten en de interneringskampen zaten vol met gearresteerde rebellen. De auteur vond dat de criticasters van het leger deze prestaties in het achterhoofd moesten houden voordat ze weer beweerden dat ‘military tactics had been a disappointing failure.’133

De historicus van de 5th Division was een stuk genuanceerder. Hij gaf in tegenstelling tot de auteur van de Record of the Rebellion in Ireland toe dat de prestaties van het leger niet bijster groot waren geweest. Weinig actieve IRA eenheden werden bijvoorbeeld volledig uitgeschakeld en wegens een gebrek aan effectieve maatregelen hadden de militairen in de laatste zes maanden van de oorlog slechts zeer moeizaam de IRA bestreden.134 De IRA bleef zelfs in Dublin, waar relatief veel arrestaties van actieve rebellen en wapenvondsten hadden plaatsgevonden, tot in juli 1921 operaties uitvoeren en geen enkele Flying Column werd door de militairen ooit uitgeschakeld. Een aantal IRA eenheden werden wel ontbonden door de druk van het Britse leger, maar in een guerrillaoorlog betekende deze ontbindingen niet het neerslaan van de opstand zoals sommige Britse militairen dachten. De IRA besloot voor onbepaalde tijd op te gaan in de bevolking, om eventueel later de campagne te hervatten.

131 Sheehan, British Voices, 39, 234; Hopkinson, Irish War, 97; Macready, Annals, vol ii, 513.

132 Macready, Annals, vol ii, 513.

133 Record of the Rebellion, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, i, 53-54.

134 History of the 5th Division, Jeudwine Papers, IWM, 72/82/2, 75-78.

(25)

Conclusie

Een eenduidig antwoord op de vraag of het Britse leger tijdens de Anglo- Ierse Oorlog effectief heeft gefunctioneerd, kan niet worden gegeven. Puur de militaire uitkomst van de Anglo-Ierse Oorlog in ogenschouw nemend, is de enige conclusie die recht doet aan de situatie rond de wapenstilstand in juli 1921 die van een gelijkspel. Beide strijdende partijen hielden elkaar in evenwicht in 1921 en niemand wist uiteindelijk een beslissende doorbraak te creëren.

Erg effectief heeft het Britse leger door diverse externe en interne redenen niet gefunctioneerd. Gehinderd door politieke keuzes, slechte inlichtingen, onervaren troepen en tekorten in manschappen en materieel was het lastig de IRA effectief te bestrijden. Desondanks werden ook een aantal fouten door het Britse leger zelf gemaakt. De tactieken van raids, area round-ups en drives resulteerden vaak in tegenvallende resultaten en de Britse legerleiding veranderde gedurende de gehele oorlog te weinig van tactiek. De raids zorgden weliswaar voor een continue druk op de IRA en leverden grote aantallen arrestanten op, maar belangrijke extremisten werden slechts sporadisch gegrepen door de Britse soldaten. Wapens en munitie werden zelden gevonden waardoor de IRA haar campagne kon blijven voortzetten.

Toch leerden de militairen langzaam van hun ervaringen.

Raidtechnieken werden verfijnd, een Guerrilla Warfare Class werd opgericht en uiteindelijk werd een hoopgevende antiguerrilla tactiek ontwikkeld.

Hoewel de militairen van de Military Mobile Columns tot aan de wapenstilstand nooit een Flying Column uitgeschakeld hebben, hadden de Military Mobile Columns als enige van alle toegepaste tactieken tijdens de oorlog werkelijk de potentie om operaties van rebellen te dwarsbomen.

Helaas is deze tactiek echter nooit uitvoerig getest aangezien de Britse legerleiding in 1921 ten onrechte dacht met drives en area round-ups de IRA effectief genoeg te kunnen bestrijden.

Spijtig voor de Britse soldaten die in Ierland hebben gediend, zijn de waardevolle opgedane guerrilla-ervaringen ook snel weer vergeten. In talloze guerrillaconflicten over de hele wereld in de twintigste en eenentwintigste eeuw werden steeds weer dezelfde fouten gemaakt. De Britse officier Frank Kitson, beschouwd als een autoriteit op het gebied van antiguerrilla oorlogsvoering, vocht onder andere in Kenia, Maleisië en Noord-Ierland en ondervond dat het wiel steeds opnieuw uitgevonden moest worden. Eén

(26)

van zijn conclusies uit de jaren zeventig is nog steeds een waardevolle waarschuwing:

Traditionally the British army has assumed that its officers are adequately trained in all current warfare, so that successful performance in one operational field has been regarded as an adequate reason for appointing a man in a different operational field.

Unfortunately the level of understanding and training in the sphere of counter-insurgency has not always been good enough for the system to operate effectively…knowledge is necessary and must be collected over the years.135

De kennis is er na talloze guerrilla conflicten maar militairen én politici blijken soms weinig van het verleden te willen leren.

Afb. 3 Het strijken van de vlag bij het vertrek van het Britse leger

135 Kitson, Bunch of Five, 300-301.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Colley benadrukt de bindende werking van het protestantisme, de verschillende oorlogen tegen het katholieke Frankrijk, de Britse koloniale bezittingen en de monarchie.. Zij laat

Nederland is een dichtbevolkt en welvarend land met een relatief kleine oppervlakte. Het is in Nederland altijd passen en meten om ruimte te vinden om te wonen, te werken,

Bij respondent Joke komt ook duidelijk naar voren wat de betekenis van werk is, nu zij bijna met pensioen gaat kan zij al met heel veel trots terugkijken op dat het haar is gelukt

This proved that both the liposomes and proliposomes effectively penetrated the API through the SC.E (defensive barrier preventing drug absorption) and into

Het is niet zo dat een cadeautje geven voor elk tijdschrift werkt, maar als een blad onderzoek doet naar wat haar lezers willen, wil investeren en wil kijken

Toch heeft er bij hem een ander oogmerk meegespeeld: Van Dixhoorn wilde laten zien dat de essentie van de rederijkerij niet gelegen is in het strikt literaire van de beweging,

For our study in which we compared a forensic group of patients with a non-forensic group of patients (Chapter 3), we took a subsample of participants from one regular

Figure 21: Typical price dynamics (left) and the corresponding locations (right) of a process for which the initial locations became both 2-cycle points (upper) and for which only