Oefentoets 5.1
f c
f h
E
foton foton
𝐸𝑀𝐴𝑁𝐼𝐸𝑈𝑊 = 0,8 ∗ 𝐸𝑀𝐴𝑂𝑈𝐷+ 0,2 ∗ 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑑𝑒1. Rechts zie je een shewartkaart.
Bepaal de waarde van µ en geef (met een pijl) aan bij welk punt er moet worden ingegrepen.
2. Van een serie metingen is gegeven:
µ = 1,40 σ= 0,15 a. Vul rechts de ema-waarden in.
b. Teken op ruitjespapier de bijbehorende ema-kaart.
3. Meerkeuzevraag Omcirkel het juiste antwoord.
Hieronder zie je twee uitspraken.
I: In een prisma vindt breking van licht plaats.
II: Hoe groter de frequentie hoe kleiner de golflengte a. I en II zijn beide waar
b. I is waar, II is niet waar c. I is niet waar, II is waar d. I en II zijn beide niet waar
nr waarde Ema
1 1,41
2 1,43
3 1,41
4 1,39
5 1,42
µ =
4. Meerkeuzevraag. Omcirkel het juiste antwoord.
a. Licht is een elektrodynamische golf b. Licht is een magneto statische golf c. Licht is een elektromagnetische golf d. Licht is een elektrostatische golf
5. Noem drie manieren om een atoom in een aangeslagen toestand te krijgen 1.
2.
3.
6.
Van een lichtbundel is de golflengte in vacuüm 575 nm.
a. Bereken de frequentie van dit licht.
b. Welke kleur is dit licht?
7.
De energie van een foton bedraagt 4,15 ·10-19 J a. Bereken de frequentie.
b. Bereken de energie in eV.
8.
Teken hiernaast een “portret” van een C-atoom.
Geef duidelijk het aantal protonen, neutronen en elektronen aan.