• No results found

Liberaal retJiifi'·

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Liberaal retJiifi'· "

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

~~~~

Liberaal retJiifi'·

Voorlichting: trieste zaak - H. F. Heijmans Eigen risico - dr. D. M. Plate, arts

De Giro en het nut van het mededingen - H. V rind Staatsrechtvernieuwing - dr.

J.

Groenendaal

OOCUMENTATtECENTRU~

NEDERLANDSE pQUT\EK

lle jaargang nr. 2 - januari 1968

I,.,""

(2)

LIBERAAL REVElL wordt uitgegeven door N.V. Uitgeverij Nijgh &

Van Ditmar, Rotterdam-'s Gravenhage in samenwerking met de Prof.

Mr. B. M. Teldersstichting en de Stichting Liberaal Reveil.

REDACTIE:

dr. E. Nordlohne (secretaris en verantwoordelijk redacteur);

Th. H. Joekes; drs. L. D. Oosterveld; Mevrouw H. van Someren-Downer;

mr. C. A. Steketee; H. Vrind.

REDACTIERAAD:

prof. dr. H. J. Witteveen (voorzitter);

W. Altink; J. C. Corver; Mevrouw mr. J. M. Corver-van Haaften;

drs. P. Delfos; mr. G. C. van Dijk; dr. K. van Dijk; dr. J. N. van den Ende;

prof. mr. N. E. H. van Esveld; Mevrouw A. Fortanier-de Wit; mr. H. F. Heyting;

B. W. M. Hillenaar; H. H. Jacobse; Th. H. Joekes; dr. ir. A. W. G. Koppejan;

prof. S. Korteweg; mr. F. Korthals Altes; prof. dr. J. Kymmell;

dr. E. Nordlohne; mr. dr. W. K.

J. J.

van Ommen Kloeke;

drs. L. D. Oosterveld; prof. mr. P. J. Oud; prof. mr. C. H. F. Polak;

drs. A. A. C. Reedijk; mr. H. van Riel; prof. mr. dr. M. Rooij;

Mevrouw drs. J. F. Schouwenaar-Franssen; Mevrouw H. van Someren-Downer;

mr. C. A. Steketee; mr. A. Stempels; drs. A. Szasz; Mevrouw mr. E. Veder-Smit;

H. J. L. Vonhoff; H. Vrind; ir. F. Wagenmaker.

Redactie-adres: Koninginnegracht .5.5a, 's Gravenhage, tel. 070 - 63 57 80.

Administratie: Badhuisweg 232, 's Gravenhage,

tel. .51 27 11 - postrekening 14 .51 92 t.n.v.

N.V. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.

Abonnementsprijs: (6 nrs. per jaar)

f

15,- per jaar; studentenabon- nement: f 9,50 per jaar; losse nummers f 3,-.

INHOUD VAN DIT NUMMER

Rode tranen en zure druiven 33

Voorlichting: trieste zaak - H. F. Heijmans 35

Gesprek met Staatssecretaris De Koster - H. Vrind 39

Eigen risico - D. M. Plate 4 3

De Giro en het nut van het mededingen - H. Vrind 48 Staatsrechtvernieuwing - een analyse van mogelijkheden - J. Groenendaal 51

Medewerkers in vogelvlucht 60

(3)

Rode tranen en zure druiven

Twee grote (naar Nederlandse begrippen grote) dagbladconcerns gaan samenwerken. Niet op het gebied van de journalistiek maar op tech- nisch en commercieel gebied. De techniek noopt daartoe. Om een computer economisch te gebruiken moet men heel groot zijn. De Ne- derlandse Dagbladunie en de Telegraaf zijn ieder voor zich te klein om voordeel te puren uit een computer. Samen gaat dat wel. De abonnementen-administratie van beide concerns zal er door verbeteren.

Ook de commercie noopt daartoe. De macht van de papierfabrikan- ten en van de georganiseerde adverteerders dwingt tot het vormen van een tegenmacht. Bij kentering van de conjunctuur moet de economische strijd meer uitgekiend worden gevoerd. De samenwerking van NDU en de Telegraaf in de NV Unitel is daar een uiting van.

Wie gaarne ziet, dat de kranten blijven bestaan, en niet ondergaan in de concurrentie van televisie en radio, zou de technische en com- merciele samenwerking, zoals die in de Unitel vorm heeft gevonden, met sympathie moeten begroeten.

Uit verschillende kringen komen evenwel andere geluiden. Daar hoort men wel zeggen, dat de verscheidenheid van opinie bij kranten een groot goed is, maar dat samenwerking van de nobele NRC en Algemeen Handelsblad met de platvloerse Telegraaf iets verschrikke- lijks is.

Wij zijn diep geroerd over zoveel zorg over de ongereptheid van NRC en Algemeen Handelsblad, stemmen van het goede liberalisme.

Ook wij zouden NRC en Algemeen Handelsblad niet willen missen.

Wanneer de tranen geplengd worden door socialisten komt bij ons toch enige achterdocht hoven.

In socialistische kring heeft men nu al tientallen jaren lang verkon- digd, dat het liberalisme dood is, dat het liberalisme zijn tijd gehad heeft, dat hetgeen nog wei aan goeds bij het liberalisme zit nu bij de PvdA gekoesterd wordt, enz. enz.

Het liberalisme is evenwel niet dood, het heeft zijn tijd niet gehad, het oefent invloed op het regeringsbeleid uit en het is een aanvaard- bare politieke overtuiging voor honderdduizenden N ederlanders. De liberale kranten weren zich, en dank zij technische en commerciele samenwerking met een ander groot dagbladbedrijf zullen zij zich ook in de toekomst blijven weren.

(4)

Het liberale geluid laat zich horen en wordt niet gesmoord.

Al die socialisten die zich nu verontwaardigd tonen, en er rode tranen over storten dat het liberale woord niet meer gaaf zou door- klinken, zouden hun morele gekwetstheid aannemelijker hebben kun- nen maken, als zij bij behandeling van de omroepwet wat meer begrip hadden getoond voor een open bestel en als zij met hun rapport 'Een stem die telt' niet hadden gepleit voor onderdrukking van alle meningen behalve twee: de socialistische en een andere.

Als het om kranten gaat zijn socialisten bezorgd om het liberale geluid, maar als het om de omroep gaat, mocht het liberale geluid niet doorklinken, en als het om politieke invloed in de Staten-Generaal en regering gaat zouden de liberalen eerst recht, door aantasting van de evenredige vertegenwoordiging, monddood moeten worden gemaakt.

Als socialisten zich willen opwerpen tot kampioenen voor geestelijke minderheden moeten zij dat niet aileen doen als een liberaal dagblad- concern samenwerkt met een ander concern.

Dan moeten de socialisten hun gehele beleid van die zorg om de minderheden doortrekken. En dat is niet het geval. De socialisten willen hoewel zij minderheid zijn, een meerderheidspositie opbouwen in bet parlement. Vandaar hun knipoogjes naar D'66, PSP en christen- radicalen, om de evenredige vertegenwoordiging te vervangen door een vorm van districtenstelsel. De liberale politieke invloed in parle- ment en regering moet verstikt worden, zoals het de socialisten, tezamen met de confessionele zuilen, lukte om het liberale geluid uit de omroep te houden.

Uit de krantenwereld laten de liberalen zich niet wegdrukken. Dat is wel jammer voor de socialisten. De samenwerking van NDU en Telegraaf verhindert dat. De druifjes zijn zuur, dat wel.

Einstein heeft zijn relativiteitstheorie opgesteld. Een vriend vraagt hem bijzonderheden erover.

'Ik weet nog niet wat er uit zal voortvloeien', zegt Einstein, 'maar een ding weet ik wel: als alles goed gaat zullen de Duitsers zeggen ik ben een Duitser, en de Fransen zullen zeggen ik ben een wereld- burger. Maar als het mis gaat, dan zullen de Fransen zeggen ik ben een Duitser, en de Duitsers zullen zeggen ik ben een food'.

(5)

Voorlichting : trieste zaak

Het is eigenlijk een trieste zaak, dat een onwaardige publikatie over de Haagse public relations adviseur B. Korsten aanlei- ding moest zijn voor een nadere bezinning over de voorlichting door de overheid.

Aan deze voorlichting mankeert de laat- ste jaren zeer veel.

De KVP-er mr. Boot en de liberaal Hans Wiegel zijn de eersten geweest, die na alle meer of minder juiste publikaties van de laatste tijd de kat de bel hebben aange- bonden. Mr. Boot deed het met schriftelijke vragen, die helaas niet geheel to the point

H. F. Heijmans

waren; de heer Wiegel kwam in de openbare vergadering van de Tweede Kamercommissie van algemene zaken - in het debat met de minister-president - meer tot de kern van het probleem.

Het werd een teleurstellend debat; dat de liberale afgevaardigde zei verheugd te zijn over de mededelingen van de minister hebben we dan ook maar als een stukje beleefdheid opgevat.

Minister De Jong, behalve minister-president ook minister van alge- mene zaken onder wie de voorlichting ressorteert, begon namelijk met te zeggen, dat hij eigenlijk niets zeggen kon, omdat er een nota over het voorlichtingsbeleid bij de ministerraad lag. Wij zouden wel eens willen weten wie deze nota heeft gemaakt. Is de persraad hierbij inge- schakeld? Er werd geen woord over gezegd.

De minister gaf toe, dat er meer openheid moest komen en dat het regeringsbeleid in zijn totaliteit niet voldoende werd uiteengezet. Er moest niet nodeloos geheimzinnig worden gedaan, vond de minister van Algemene Zaken. Dat is dan een fijne nietszeggende opmerking, die hoogstens schadelijk is voor groenteboeren als ze geheime stukken tussen oude kranten vinden en deze voor een aardige prijs aan een bekend landelijk blad kunnen verkopen!

V oorlichtingsambtenaren

We kunnen het waarderen dat de minister zijn ambtenaren openlijk in bescherming nam. Maar als de heer De Jong zegt dat hij 'zeer

(6)

tevreden is over de mensen die hierbij (de voorlichting) betrokken zijn', verkondigt hij een mening waarmee bijna geen enkele Haagse journa- list het eens zal zijn. De treurige werkelijkheid is, dat de goede depar- tementale voorlichtingsambtenaren op een hand zijn te tellen, en dan blijft er waarschijnlijk nog een vinger als reserve over. Is dat de schuld van de mensen zelf? Ten dele wei, omdat ze ten enenmale ongeschikt zijn. Ten dele niet, omdat ze in de hierarchie van het departement te ver van hun minister af staan. Ze moeten bij wijze van spreken elk moment in de kamer van de minister kunnen binnenvallen en zonder schroom kunnen zeggen: als u het zus doet, gaat het fout, u moet het zo in het vat gieten.

Daarom viel ons het antwoord van minister De J ong op een vraag van de heer Wiegel wei zeer tegen. 'lk kan niet zeggen dat zo'n voor- lichtingsambtenaar een zo hoog mogelijke rang zal bekleden. Het is niet altijd zo, dat de invloed afhangt van de rang. Dikwijls gaat het om de kennis en het belang.' De bewindsman van Algemene Zaken moest beter weten. Het is op een departement al niet anders dan bij de krijgsmacht: een sterretje meer op de kraag - of in het geval van de heer De Jong: een band meer om de mouw - zet de deur naar de kamer van de superieur op een grotere kier.

Voorlichtingsminister

In het vorige nummer van Liberaal Reveil werd de overheidsvoor- lichting meer principieel benaderd. 'Voorlichting als politiek vraag- stuk' heette dit artikel, en deze kop moest haast wei de prelude zijn tot de stelling dat we een minister of staatssecretaris voor de voorlich- ting nodig hebben.

Met deze stelling zijn wij het volkomen oneens. In ons land met ambtenaren in vaste dienst en wisselende ministers - ook van politieke kleur - is het onmogelijk om voorlichtingsfunctionarissen aan politieke voorlichting te Iaten doen. Dr. Vogelaar heeft het destijds in zijn proef- schrift naar onze mening zeer juist benaderd. De departementale voor- Iichting moet zich bezig houden met het uitdragen en het verklaren van het beleid. Niet met de verdediging hiervan. Deze is voorbehouden aan de ministers tegenover de volksvertegenwoordiging. We geven het redactionele artikel direct toe, dat een minister heus wei eens de kans waarneemt om zich tegenover een bevriend journalist te verdedigen in de hoop dat aldus zijn zienswijze onder de aandacht van de lezers wordt gebracht. Hiertegen bestaat naar onze mening geen enkel be- zwaar. Het behoort tot de politieke verantwoordelijkheid van de be- windsman die, zo zijn demarches zouden uitlekken en ze hem kwalijk zouden worden genomen, altijd weer door het parlement ter ver- antwoording kan worden geroepen.

Ons verzet tegen een politieke minister of staatssecretaris voor voor-

(7)

lichting baseren wij niet op onze afkeer van het al te bekende Propa- gandaministerium van Goebbels. We geloven dat ons volk au fond te nuchter is om zich door dergelijke wartaal op stang te Iaten jagen.

Er is echter een grote praktische moeilijkheid. Bijna alle beslissingen worden in de ministerraad genomen. Als ze liggen op het terrein van een staatssecretaris woont deze de ministerraad ook bij. Dit betekent, dat deze functionarissen wezenlijke verantwoordelijkheid dragen voor de genomen besluiten. Ze zullen de beslissingen van de ministers dus verdedigen, wanneer ze hierover worden aangevallen. Nog moeilijker wordt voor hen de zaak, als ze het met een bepaald besluit niet eens zijn geweest. Ze kunnen dus niet de afstand van de ambtenaar nemen, die moet zeggen: heren, dit besluit is gevallen, en deze zijn de redenen.

Verder heb ik er niets mee te maken. Een tweede motief om tegen zo'n minister of staatssecretaris voor voorlichting te zijn, is de omstandig- heid dat hij tot een politieke partij zal horen. Als er bijvoorbeeld een liberaal op zo'n post zou zitten, zullen socialisten al snel geneigd zijn om te zeggen: dat is een typisch liberale belichting van een probleem.

Omgekeerd geldt uiteraard hetzelfde.

N a de ministerraad

Het artikel in Liberaal Reveil klaagt niet ten onrechte dat er te veel geheimzinnigheid bestaat rond de beslissingen yan de ministerraad.

Hiervoor geldt echter een heel andere reden. Deze raad vergadert vrijdags, en dan nog vaak 's avonds. De Rijksvoorlichtingsdienst, die de voorlichting over deze bijeenkomst moet verzorgen, is dan gesloten.

Het gevolg is, dat de besluiten pas op maandagochtend het hoofd van de RVD bereiken - zeer ten ongerieve van de avondbladen op vrijdag- avond en van de middagbladen op zaterdag. Voor deze moeilijkheid bestaat er, zo lijkt ons, een eenvoudige oplossing. Laat het hoofd van de RVD de kabinetsvergaderingen bijwonen en direct na afloop hier- van mededelingen doen.

P. r. adviseur

Dit pleidooi voor een ambtelijke voorlichting houdt niet in, dat we de waarde van een politieke voorlichting willen ontkennen. We kunnen ons heel goed voorstellen, dat, bijvoorbeeld in een verkiezingstijd of na een onhandige manoeuvre, een minister moet worden 'gemaakt'. Wat voor bezwaar bestaat er tegen om dan een bekwame public relations adviseur aan te trekken, zoals in het verleden - laten we eerlijk zijn:

vaak met succes - is gebeurd? Wij zien niet in dat zo'n man, als hij tenminste ministers of kamerleden van niet meer dan een partij adviseert, een machtspositie zou krijgen. En waarom zou hij, ook al is hij dan niet beedigd, geen inzage in geheime stukken mogen hebben, zo dit nodig is? Zo'n man heeft een toko, en hij zal wel oppassen om

(8)

door een vroegtijdig uitlekken van geheimen zijn klandizie te ver- liezen. Men kan natuurlijk met het bezwaar komen, dat zo'n figuur geen enkele verantwoordelijkheid aan het parlement is verschuldigd.

Dan wordt echter vergeten dat niet hij, maar zijn opdrachtgevers ver- antwoordelijk zijn, en die kunnen wis en degelijk met hun knietjes bloot moeten in de Eerste of Tweede Kamer. Bovendien: als de depar- tementen over bekwame voorlichtingsambtenaren beschikken ~al het zelden of nooit nodig zijn om geheime stukken aan buitenstaanders te geven. De Haagse ambtenaren die zo'n bezwaar hebben tegen 'een vreemde vogel' in onze politiek, moeten nu ook weer niet al te bang zijn om zich aan koud water te branden.

Het grote probleem is echter - en dan keren we terug tot ons uit- gangspunt - hoe krijgen we goede, capabele voorlichtingsambtenaren.

De mededelingen van minister De

J

ong in de openbare commissiever- gadering hebben ons al heel weinig vertrouwen gegeven in een spoedige verbetering.

OfJ de redactie van het blad der Hongaarse communistische partij.

'H eb je staatsfJresident Dobi ge1nterviewd?', vraagt de hoofdredacteur aan een verslaggever.

' ] ' a.

'W at heeft hij gezegd?' 'Niets'.

'Uitstekend. Dicteer het meteen aan de secretaresse. Maar niet op meer dan drie kolommen'.

(9)

Gesprek met Staatssecretaris De Koster:

Meer aandacht in de VVD

voor de buitenlandse politiek gevraagd

H et doet ons bijzonder genoegen dat de Staatssecretaris van Buitenlandse Zahen, de heer H. ]. de Koster ons een interview heeft willen toestaan over zijn eerste ervaringen in dit ambt. De heer

De Koster werd ofJ 15 februari in de Tweede Kamer gehozen voor de VVD en na zeer harte tijd benoemd tot Staatssecretaris, wat men wel een uitzonderlijh snelle carriere zou kunnen noemen, ware het niet dat onze partijgenoot reeds een grate loopbaan in de

N ederlandse macro-economie had vervuld. H et gesfJreh is vooral gegaan over het liberale in de buitenlandse politieh en over de grate invloed welhe de buitenlandse fJolitieh heeft in het eigen land.

H et buitenland lwmt hoe Zanger hoe meer in het eigen land en Staatssecretaris De Koster demonstreerde dit met een aardig persoonlijh voorbeeld. Op Sinterhlaasdag was hij met Minister Luns in Engeland. Toen hij de avond van 5 december vanuit Landen zijn gezin opbelde, ging er midden in het gespreh in de woonhamer van den huize De Koster ineens een luid gejuich op. Ik dacht eigenlijk niet anders of ofJ dat moment was Sinterklaas met zijn zwarte Piet binnengelwmen, zeide de heer De Koster. Maar wat was het geval?

T erwijl ih stand te telefoneren en vertelde hoe het wel was in Landen, verscheen ons gezelschafJ in Downingstreet op weg naar het huis van de eerste Minister Wilson ofJ de Nederlandse televisie. Men hoorde ons door de telefoon en zag ons tegelijhertijd in de huishamer.

Zoiets brengt echt 'Buitenlandse Zahen' heel dicht bij de mensen thuis.

En we zijn nog maar in het begin van deze ontwihkeling.

In ons januari-nummer van 1967 heeft de redactie van Liberaal Reveil in de serie profielen van kandidaat-Kamerleden een gesprek gehad met de heer H. ]. de Koster over zijn toekomstplannen als politicus.

Want daarover had de heer De Koster geen twijfel laten bestaan. Als ik gekozen word, dan ga ik ook in de politiek en zal ik mij geheel aan het werk van de Tweede Kamer wijden, dus niet als de vertegenwoor- diger van de werkgeversorganisaties die het nuttig oordeelt ook in de Tweede Kamer en haar commissies te zitten.

De heer De Koster werd gekozen, trad als - laten we zeggen - be- ginneling onder de VVD-vlag de Tweede Kamer binnen, en moest spoedig ervaren dat men in het college dat de hoogste politieke macht

(10)

in de Staat is, ten slotte ook nog tot de gedrevenen behoort. Want bij het overleg omtrent de samenstelling van de Regering bleek er plaats te zijn voor een liberaal als Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en wie kon, nu de heer Van Houten voor deze post niet beschikbaar was, beter in aanmerking komen dan de heer De Koster, die als man van de industrie de ontwikkeling van de Europese samenwerking al van zeer in het begin had meegemaakt en aan de uitbreiding had meege- werkt?

Nu zijn we zes maanden verder, de Regering heeft het eerste treffen met de Kamers tot dusverre op een bevredigende wijze doorstaan, zodat de kans op een voortzetting van het beleid van het kahinet-De Jong niet denkbeeldig is.

De redactie meende daarom wederom een gesprek met de heer De Koster en wellicht met anderen in de serie prufielen te kunnen hebben, een gedachte waarmee we bij de Staatssecretaris een prettig onthaal vonden. Even gemoedelijk en voorkomend, even openhartig en bereid te vertellen als in zijn prive-kantoor aan het Lange Voorhout indertijd, troffen we hem thans aan in zijn kamer op het Plein.

Ik heb lang moeten nadenken alvorens dit ambt te aanvaarden, zegt ons de Staatssecretaris. Tenslotte had ik mijn weg uitgestippeld in de politiek, met vergaderingen, commissies, debating en wat niet al om daarin thuis te raken. Hoezeer het ambt van Staatssecretaris ook een politieke functie is, bij dat van Buitenlandse Zaken ligt het accent toch wel heel sterk op het diplomatieke, wat een totaal ander leven zou be- tekenen dan ik mij had voorgenomen.

Direct na de kabinetsformatie is er nog al over geschreven, dat er bij Minister Luns enige aarzeling zou zijn ten aanzien van een liberale Staatssecretaris omdat men zegt dat het aanbeveling verdient, dat de Minister en zijn tweede man van dezelfde kleur zijn. Hoe heeft zich dat ontwikkeld, vragen we de heer De Koster? In het persoonlijke vlak waren er geen moeilijkheden zegt hij. De: Minister en ik zijn jaarge- noten uit Amsterdam en ik ontmoette hem op tal van plaatsen in het buitenland in de afgelopen 17 jaren, zodat de samenwerking met de heer Luns beslist geen probleem is. Voorts heb ik de prettige ervaring opgedaan dat onze liberale beginselen op het vlak waarop de inter- nationale vraagstukken in Europa liggen zeer wel toepasselijk zijn.

Ook is mij gebleken, dat de beginselen van enkele andere partijen op het internationale vlak die van de liberalen op enkele terreinen zeer dicht benaderen en dat bijvoorbeeld een man als dr. Mansholt in zijn internationale werk veel liberaler denkt dan men binnen onze grenzen van een lid van de socialistische partij zou verwachten. Een prettige omstandigheid hierbij bleek mij ook nog, aldus de heer De Koster, dat de internationale samenwerking tussen verschillende liberale partijen in Europa, zeer bevorderd door mr. Toxopeus van ons land uit, voor

(11)

de Nederlandse liberale Staatssecretaris een waardevolle steun kan zijn.

Mede ter voorbereiding van ministerieel overleg heeft de Staatssecreta- ris een groot aantal kwesties te behandelen, tezamen met de vertegen- woordigers van andere Ianden en het kan dan heel nuttig zijn als men dan in de politieke partijen al tot een zeker overleg is gekomen. Denk bijvoorbeeld eens aan het contact met de heer Rey in de EEG~com­

miSSie.

De beer De Koster zeide in dit verband dat hij welhaast iedere veertien dagen in Brussel moet zijn voor de behandeling van allerlei kwesties in de ministerraad van de EEG die dan wel van technische aard genoemd worden, maar in feite natuurlijk veel diplomatiek en politiek samenspel vereisen. Hij noemde als voorbeelden een handels- verdrag van de EEG met Joegoslavie en de associatie met Israel.

Een ander punt in dit verband is, dat je als Staatssecretaris als aan een parachute een ministerie komt binnenvallen waarin ruim 1000 mensen en nog een 5000 daarbuiten in de wereld werken. Vooral voor een man uit het bedrijfsleven, met jarenlange ervaring en min of meer gewend zelf zijn medewerkers te kiezen, heeft het binnenstappen in een ambtelijke omgeving iets benauwends, maar zoals met zoveel zaken, is ook dat geweldig meegevallen, naar de afgelopen zes maanden me hebben geleerd. Het departement van Buitenlandse Zaken kan beschik- ken over een ambtelijke top van bijzonder bekwame mensen en mijn stellige indruk is dat er in de ambtelijke dienst van hoog tot laag hard gewerkt wordt, veel harder dan ik vroeger wel eens heb gedacht.

Nu, na een werkzaamheid van ruim een half jaar als Staatssecretaris mag ik wel zeggen, dat er voor mij naast de Minister volop werk is waaraan je je kunt geven. Dat is natuurlijk ook een belangrijk punt, de buitenwereld denkt zo gauw dat de Staatssecretaris, de onderminis- ter, eigenlijk niet zoveel te doen kan hebben, daar de Minister uiteraard beslist. Maar het werk is op zoveel terreinen zo uitgebreid. lk noemde al de geregelde besprekingen in de EEG. Daarnaast is er natuurlijk voor ons de Benelux. In de Memorie van Toelichting op de begroting van Buitenlandse Zaken is meegedeeld dat er besprekingen gaande zijn ter voorbereiding van een regeringsconferentie van de Beneluxlanden, waarop zal worden nagegaan op welke wijze de samenwerking tussen de Beneluxlanden nog verder kan worden verdiept. Op 29 november is er een voorbereidende conferentie geweest om te zoeken naar wat de grootste gemene deler kan zijn. We kunnen in dit verband wel spreken van twee stromingen in de Benelux, de minimalisten en de maximalisten en het streven is natuurlijk de minimalisten zo ver moge- lijk in de richting van de maximalisten te krijgen, wat geen eenvoudige zaak is. De minimalisten zien namelijk al heel gauw bet gevaar van een overtrekking met allerlei spanningen in de relaties met anderen. Men kan dus onmogelijk verwachten veel ineens te bereiken. Nu er een voor-

(12)

bereidende conferentie op ministersniveau is geweest, is een conferentie op ambtelijk niveau ontworpen voor de drie landen. In januari hopen we weer een voorbereidende conferentie te beleggen, waarna de weg voor de eigenlijke regeringsconferentie gereed is. Hierbij mag nu al wel worden aangetekend, dat de economische unie van de Benelux op een haar na voltooid is. Het gaat daarbij vooral nog om de harmonisatie van de warenwetten, bijvoorbeeld op het terrein van de voor vrije ver- koop toelaatbare geneesmiddelen. Bij onze besprekingen is mij tot dus- ver gebleken, dat de vertegenwoordigers van andere landen ook een grote plooibaarheid en bereidheid tot inwilligen tonen. Het is beslist niet zo, dat vooral Nederland zo vooruitstrevend en doordrongen van internationale samenwerking is. Dan is er natuurlijk het nauwe over- leg de laatste maanden tussen de vijf in de EEG om te komen tot gezamenlijke standpunten in verband met de toelating van Engeland.

Hierbij moet men niet alleen denken aan besprekingen op ministers- niveau, maar ook aan het overleg van de parlementariers, zoals in de Assemblee van de West Europese Unie waar het nog wel eens tot krasse tegenstellingen en uitspraken kan komen.

We vroegen de Staatssecretaris of hierin niet het gevaar bestaat dat op regeringsniveau het overleg wordt geremd. Men is in het openbaar zo gauw bang voor gezichtsverlies. Maar daartegen nam de heer De Koster met beslistheid stelling. Openbaarheid is in het huidige overleg onmisbaar. De bevolking waar ook leeft mee, met internationale kwes- ties; hoe beter de mensen op de hoogte komen van allerlei zaken hoe meer er van een oplossing verwacht kan worden. Alle politieke par- tijen moeten daar terdege rekening mee houden. Neemt u als voor- beeld de algemene politieke beschouwingen in de Eerste Kamer. Een zeer groot deel daarvan was gewijd aan de buitenlandse politiek en het is dan ook zo dat de politieke partijen ook bij hun appel tot de kiezers daaraan zeer veel aandacht zullen moeten wijden. Staats- secretaris De Koster zeide dat naar zijn mcning de liberalen zich in de VVD veel meer zullen moeten bezig houden met buitenlandse politieke vraagstukken. De gedachtenwisseling hieromtrent - hij noemde als voorbeeld het congres in Rotterdam - beperkt zich nog maar tot enkele punten. Hij zag dan ook voor de partij als zodanig de noodzaak op allerlei vergaderingen in den lande buitenlandse politieke vraagstukken ter discussie te stellen. Een man als mr. Berkhouwer heeft op dit terrein in de partij al veel gedaan. Maar de VVD moet vooral niet denken, dat ze wat dit betreft nog wel de tijd heeft, andere partijen doen op dit terrein van de voorlichting al veel meer en het gevaar bestaat dat we hierdoor het contact met een deel van de kiezers die de buitenlandse problemen centraal stellen, zullen verliezen ten gunste van andere partijen.

H. Vrind

(13)

Eigen risico

De heer D. M. Plate, arts te Dalfsen, schrijft ons:

Mag ik me zelf introduceren als liberaal en als een niet-onbekende met het bestuurlijke werk van de huisartsen. Op grond van deze combinatie wil ik een kritisch geluid laten horen over publikatie nr. 16 van de Tel- dersstichting, getiteld 'Het eigen risico in de ziekenfondsverzekering'.

Ik had me al meer dan eens gestoten aan de wijze waarop de VVD zonder overtui- gende argumenten dit eigen risico had ver- dedigd. Toen ik enige jaren geleden, op mijn vraag, de heer Toxopeus hoorde zeg- gen dat dit een goed liberaal principe was,

D. M. Plate

heb ik me al afgevraagd waarom wij toch dit goede principe op het moeilijkste sociale terrein moesten gaan invoeren.

Ik moet zeggen, dat de publikatie van de Teldersstichting een teleurstelling voor me is.

Overconsumptie

Na een goede inleiding, waarin blijk wordt gegeven, dat de problemen bestudeerd zijn, wordt overgegaan op een argumentering die niet wetenschappelijk verantwoord is, al was het aileen al omdat geheel voorbij wordt gegaan aan een analyse van de als oorzaak genoemde kwaal, de zogenaamde overconsumptie.

Hierdoor krijgt het geschrift het karakter van een bewijs achteraf van een vooropgestelde praemisse.

Het aanhalen van Amerikaanse cijfers is een slag in de lucht; deze cijfers tonen niet aan, dat de ten gevolge van verzekeren toegenomen consumptie een ongewenste overconsumptie is. Het is bovendien niet gerechtvaardigd deze cijfers over te brengen op Nederlandse toestan- den. W einig doordacht lijken me de schattingen voor het eigen risico, waarbij nagelaten wordt te zeggen voor wie deze bijbetaling bestemd is, voor de arts of voor het ziekenfonds. W erkt dit stimulerend op de verwijzing, waardoor juist overconsumptie ontstaat in de specialistische sector? De patient die ziet aankomen dat een behandeling !anger gaat duren, zal eerder om een verwijzing vragen. Hier raakt men de moei-

(14)

lijkste problemen van de overconsumptie: de mentaliteit van de huis- arts, het gebrek aan medeverantwoordelijkheid voor de kostenbewaking, het zich opstellen van de ziekenfondsen tegenover de medewerkers in plaats van een gezamenlijk proberen het probleem op te lossen, het te- kort aan inbreng van de medewerkers in de ziekenfondsen waardoor deze te weinig het gevoel hebben 'medewerker' te zijn. lk meende dat het een ander gezond liberaal principe was, dat het hebben van belang bij, leidt tot het hebben van interesse in.

Ik moet zeggen, dat de haren me te berge zijn gerezen over de wijze waarop het gedeelte over de apotheek wordt behandeld. Als de ver- onderstelling ook maar in de verte uitvoerbaar zou zijn ten opzichte van de gulden voor een aflevering, wordt voorbijgegaan aan het feit, dat 81/2 miljoen Nederlanders door een apotheekhoudend arts worden verzorgd, wiens afleveringscijfer de helft is van dat van de apotheker, onder meer omdat deze een totaal andere afleveringswijze heeft. De berekening van de besparingen komt daarmee ongeveer 20 miljoen lager te liggen. Maar is wel beseft, dat dit effect een duidelijke invloed zal hebben op de medicamentenkeuze, die een daling van de afleverin- gen (dus van bijbetaling) zal veroorzaken, maar een toename van de kostprijs (duurdere combinatie praeparaten!).

Uitsluitingen

Een tweede grote fout wordt gemaakt bij de schatting van de uit- sluitingen. Dit cijfer ligt niet tussen de 10-20%, maar zeker ten platte- lande dicht bij de 400fo, misschien wel bij de 500fo. Het is een bekende slogan, waarvan de juistheid te controleren moet zijn, dat 100fo van de praktijk 40

a

500fo van het werk levert.

De totale besparing zou dan amper 100 miljoen zijn, waarbij hele- maal voorbij is gegaan aan de administratieve kosten, die deze bijbe- taling gaat vereisen en die, gezien het ingewortelde wantrouwen van de ziekenfondsen jegens de medewerkers, met Hollandse zin voor per- fectionisme uitgevoerd, handen vol geld gaat kosten. Ter illustratie moge dienen, dat mijn ziekenfonds maandelijks vele tientallen guldens uitgeeft om mijn apotheekrekeningen te controleren voor fouten ter hoogte van enkele guldens, die dan nog bijna altijd te mijnen voordele ZlJn.

En tenslotte hebben de Engelsen met hun geexperimenteer bewezen dat de tijdelijke verlaging in kosten snel weer wordt ingehaald. Zeker ten opzichte van de apotheek geldt, dat bijbetalen aileen mogelijk is in een retributie-systeem.

Kostenbewaking elders

Wanneer inderdaad gemeend wordt, dat van alle sociale systemen het

(15)

ziekenfondsbestel het meest in aanmerking komt om als eerste in zijn kostenbewaking te worden aangepakt, laat men het dan toch niet alleen bekijken vanuit het eenzijdige en electoraal onverkoopbare eigen risico, maar laat men het probleem op veel bred ere basis bestuderen. V eel artsen verwachten van de ziekenfondsen maatregelen om hun praktijk- voering te reguleren, niet beseffende, dat ze hiermee een stuk vrij- heid prijsgeven.

Overconsumptie is naar mijn smaak grof te scheiden in:

a. onredelijke vraag om hulp door het publiek, die in de eerste plaats gecorrigeerd moet worden door de arts en waarvan het enorm moeilijk is te zeggen waar de grenzen van echte overvraging liggen;

b. foutieve praktijkvoering van de huisarts, tengevolge van overbe- lasting; c.q. te grote praktijken; en

c. specialistische overconsumptie, die hetzij weer terug te voeren is op foutieve praktijkvoering (sub a en b), hetzij gecorreleerd is aan de drang tot perfectionisme of zo men wil aan de slogan van het recht op gezondheid.

En het is deze laatste overconsumptie die tengevolge van haar reper- cussie op de ziekenhuiskosten het kostbaarst is.

En ook dit is nog maar een van de vele facetten, die dit probleem heeft. Ik meen namelijk, dat het niet los te zien is van de relaties die het

(16)

ziekenfondsbestel heeft met andere sociale wetten. Ik denk bijvoorbeeld aan ziektewetmelding van de werknemer en aan de wijze waarop, zeker hier ten plattelande, de bejaardenverzekering en de mogelijkheden van de nieuwe ziekenfondswet de consumptie (tengevolge van het overgaan uit de particuliere sector van chronisch zieken) enorm hebben doen stijgen, althans de kosten voor het ziekenfonds hebben doen stijgen.

Ik ga dan maar voorbij aan het secundaire gevolg van de niet onbe- langrijke inkomstendaling van de huisarts.

Ik hoop duidelijk gemaakt te hebben, dat het me niet ging om af- braak van het in de publikatie gestelde. Het probleem gaat me zeer ter harte en ik meen, dat het om een veel diepergaande studie vraagt.

Voor alles verdriet het me dat de VVD zich in een slogan verstrikt, die tot nu toe de indruk maakt onvoldoende doordacht te zijn.

Redactioneel naschrift

Het zij uitdrukkelijk vooropgesteld, dat de redactie van Liberaal Reveil met een naschrift op het artikel van dokter Plate niet de bedoeling heeft diens gedachten te bestrijden. Hiermede zou tekort worden gedaan aan de deskundigheid van de beer Plate op dit terrein. Hij geeft in dit artikel op verschillende plaatsen blijk van een nieuwe en andere visie op het onderwerp, waarschijnlijk mede een gevolg van het feit, dat hij in zijn praktijk van apotheekhoudend arts de dingen anders heeft leren zien en het is natuurlijk uiterst waardevol daarvan kennis te nemen.

De redactie wil wei een paar opmerkingen ter aanvulling maken.

De Teldersstichting staat los van de VVD; beide instellingen kunnen dus niet onder een noemer geplaatst worden. In hoeverre de VVD zonder argumenten iets als principe aanvaardt, willen we in het midden Iaten, maar in ieder geval is het rapport van de Teldersstichting tot stand gekomen na maandenlange discussies en besprekingen in de com- missie sociaal beleid. Hierbij heeft de commissie bepaalde uitgangs- punten aangenomen. Zij heeft het vraagstuk van de ziekenfondsver- zekering vooral economisch willen benaderen en als onderdeel daarvan ook de overconsumptie en/of de dreiging daarvan. Natuurlijk is hier- mede geen volledige behandeling verkregen, maar wei is de aandacht op bepaalde zaken gevestigd.

V ele mens en zullen met dokter Plate van oordeel zijn, dat bij het eigen risico het sop de kool niet waard is. Een besparing van 100

a

200 miljoen per jaar moge dan bescheiden zijn, gezien de enorme be- dragen, bier speelt de drempelfunctie toch een grote rol, zoals bijvoor- beeld bewezen wordt met het eigen risico bij allerlei schadeverzeke-

(17)

ringen. Bovendien gaat het ook om het opdoen van ervaringen. Lukt het met eigen risico te werken, dan bestaat ook de mogelijkheid daaraan uitbreiding te geven, zodat kostenstijgingen op ander terrein kunnen worden opgevangen.

Met dokter Plate zullen velen ook denken dat een eigen risico electoraal onverkoopbaar is. Op zichzelf is dat naar onze mening geen argument om de invoering van iets wat noodzakelijk is te beletten.

De politiek zou dan wel erg laag zijn gezonken, maar dat is zeker niet het geval bij de VVD, gelijk in de huidige regeerperiode wordt be- wezen. Overigens, is het electoraal wel zo onverkoopbaar? Vele mensen voelen wel degelijk voor een eigen risico, te meer omdat dit in hun eigen voordeel is. Het is zonneklaar dat het met de financiering van de sociale verzekering de verkeerde kant opgaat; de las ten stijgen in verhouding tot de baten te snel. Nu reeds zijn alle partijen, ook de arbeidersvakbeweging, er van overtuigd dat er iets tegen gedaan zal moeten worden.

De heer Plate vreest dat het Hollandse perfectionisme eventuele bezuinigingen ongedaan zal maken. Hij geeft zelf een frappant voor- beeld. Laten we ons er niet door afschrikken, integendeel, het is een stimulans om deze kostenverslindende factor eens kritisch te gaan be- kijken. Mogelijk kan de commissie sociaal beleid van de Teldersstich- ting wat verder gaan meedenken!

Dat er andere terreinen zijn waar meer aan kostenbewaking moet worden gedaan, geloven we graag. Trouwens, in het rapport van de Teldersstichting wordt daar op menige plaats al op gewezen. Het is eigenlijk verheugend, deze kreet van dokter Plate te horen, want voegen we het een bij het andere dan kan de uiteindelijke besparing enkele honderden miljoenen guldens belopen.

Ih heb lezers, het zijn m'n hinderen, ih voed ze op.

Simon Vinhenoog

(18)

De Giro en het nut van het mededingen

Menig houder van een gironummer zal soms verzuchten: het is niet meer bij te houden.

Na de vernieuwing van dagstaten en formulieren, mogelijk geworden door de computers, volgden telkens nieuwe mede- delingen over in te voeren nieuwigheden.

De laatste - althans toen wij dit artikel schreven - was dat de giro-enveloppen in het vervolg gratis ter beschikking wor- den gesteld en dat er met ingang van 1 januari rente zal kunnen worden vergoed.

Wat de gratis giro-enveloppen betreft, wel niet meer dan 10 Otegelijk, maar dat is

H. Vrind

nauwelijks een reele beperking, meer een rem op de activiteiten van de een of andere maniakale verzamelaar van enveloppen, die het niet in de kwaliteit, maar in de kwantiteit zoekt. Wat de rentevergoeding betreft is de zaak wl niet zo eenvoudig, omdat men verplicht wordt een tweede rekening, weliswaar gelijkluidend, aan te houden bij de Rijks- postspaarbank en men telkens moet aangeven welk bedrag men wenst over te schrijven naar deze tweede rekening bij de Rijkspostspaarbank.

Men maakt dus een zelf te bepalen deel van het saldo rentegevend, wat er in de praktijk wel op neerkomt dat dit deel van het saldo voor het betalingsverkeer niet zo soepel en snel gehanteerd kan worden. In de grond van de zaak is het eigenlijk niet zo veel nieuws, maar de directeur van de Postcheque- en Girodienst kondigt dit toch aan als een uit- breiding van het dienstbetoon aan de rekeninghouders.

Waarom dit alles? De modernisering van dagstaten en formulieren dank zij de computers waardoor een veel overzichtelijker verwerking mogelijk is, zat er op zichzelf wel in. Maar de driftige uitbreiding naar meer rechten en minder kosten is niet een gevolg van de invoering van de computers. Het is natuurlijk voor niemand een geheim wat de minister van V erkeer en Waterstaat en de directie van de PTT en van de Postcheque- en Girodienst drijft. De banken hebben zich met een geweldige aanloop op het giroverkeer geworpen. De gezamenlijke banken, gesecundeerd door een aantal financiele instellingen hebben er zich toe gezet ook een girokantoor te vormen. Dat was hun mogelijk

(19)

geworden doordat ze al vele tientallen jaren aan het saneren en con- centreren zijn, waardoor op hun terrein ook enorme machten zijn ge- groeid. Zij beroepen zich bij de vestiging van een eigen giro op de nieuwe verhoudingen. Het experiment wordt wat dit betreft meesterlijk verkocht aan het publiek. Het chartale geld maakt meer en meer plaats voor het girale geld en het is logisch dat de banken daarbij een vinger in de pap willen hebben. Liever eigenlijk een hele hand dan een vinger.

Bovendien gaan de banken populariseren door op grote schaal bank- cheques als betalingsmiddelen ter beschikking te stellen. Dit brengt de noodzaak van een grote uitbreiding van het aantal rekeninghouders bij de banken met zich mee. Zij worden op dat gebied nationale in- stellingen en zij steken daarbij hun Iicht niet onder de korenmaat, getuige de advertentiecampagnes in de pers, waarbij het grote argument is de rentedragende saldi. De giro van de PTT verstrekt alleen langs een omweg rente op een deel der saldi, maar hij geeft dan wel gratis enveloppen welke men uiteraard moet voegen bij de bestaande portvrijdom. Giro-enveloppen vragen nu eenmaal geen post- zegels en die zijn niet goedkoop. Hoe duurder de postzegels worden, hoe voordeliger het voor de rijksgiro wordt, want dan stijgen de kosten voor de gebruikers van de bankgiro.

Hoe het ook zij - we verlaten het toned van de directe strijd - in politiek opzicht zien we hier een zeer interessante zaak. Het is duidelijk dat het financiele giroverkeer op zichzelf geen onderwerp van staats- zorg behoeft te zijn. Laten we zeggen, het is zo geleidelijk aan gegroeid, met de PTT is de giro een onderdeel van 's Rijks diensten geworden en Iaten we vaststellen, het is een prachtig stuk werk dat hier is ver- richt. Het werd zo groot en groots gedaan, dat het tot voor kort leek alsof dit een onderdeel van de staatszorg zou blijven tot in lengte van jaren. De banken, particuliere instellingen, hebben een unieke stap ondernomen, zij ballen al hun krachten samen tot een orgaan om op deze wijze de staatsgiro naar de kroon te steken. Van een vriendschap- pelijk overnemen van deze overheidstaak is geen sprake, want uit alles is wel duidelijk geworden, dat de rijksoverheid, de PTT en de giro- dienst het zwaard uit de schede hebben getrokken om het veroverde terrein te behouden. De liberaal moet hier toch wel even van opkijken.

Particuliere instellingen binden de strijd aan met een rijksinstelling met het doel, wat deze rijksinstelling doet geheel of ten dele over te nemen.

Dat moet toch wel voor ons liberalen tal van interessante vrae-en scheppen. Hoever mag de staat gaan om zich te verdedigen tegen" de banken die geheel nieuwe wegen inslaan om hun positie van financiele middelaar van de samenleving te behouden en te verstevigen. De rijks- giro is voor geen kleintje vervaard. Hij heeft een geweldig sterke positie en een enorme background. Maar de kardinale vraag is, hoever mag de staat in deze strijd gaan? Is het geoorloofd bij wijze van spreken dat de

(20)

giro grote kapitalen in de strijd werpt om de verkregen stellingen te behouden? Zal de minister van Financien zijn collega van Verkeer en Waterstaat hierin de vrije hand laten terwijl hij in andere opzichten bij wijze van spreken aan het centen tell en is gegaan? Men kan dit moeilijk als een normale concurrentiestrijd tussen twee financiele gi- ganten die beide om de gunst van de klant dingen, zien, het is even goed de taak van de overheid om de nieuwe verhoudingen in het financiele vlak met een welwillend oog te bezien en de particuliere banken in deze de helpende hand te bieden. Trouwens de staat heeft vooral sinds de oorlog een bankpolitiek gevolgd welke er op gericht is de banken groot en sterk te maken en het is duidelijk dat hij dan niet zo maar de gezamenlijke banken in het zand mag laten bijten in de strijd tegen de rijksgiro. Of moet de Regering zo ver gaan, dat ze de Postcheque- en girodienst geleidelijk opheft als blijkt dat de particuliere instellingen dit werk even goed of misschien zelfs beter doen? Of moet het komen tot een verdeling van het werkterrein, tot de vorming van een soort Raad voor de Giro?

Het zijn natuurlijk allemaal nog voorbarige vragen, want de bank- giro is nog maar nauwelijks van de grond gekomen. Zoals bij zovele zaken, zal ook hier de client een belangrijke stem in het kapittel hebben.

Het zal dus nog wel even duren voor het tot een beslissing komt, maar het is toch wel duidelijk dat gevraagd moet worden naar de politiek van de Regering, de te volgen beleidslijn. Hierbij dient ook het punt van het risico in ogenschouw te worden genomen. Er is al de kwestie van het overschrijden van het saldo door het plaatsen van nieuwe betalingsopdrachten. De Postcheque- en Girodienst is daarin al veel soepeler geworden dan voorheen omdat de banken het in de rode cijfers gaan allang aanvaarden. Maar deze vragen daarvoor een behoorlijke rentevergoeding. Kan de staat een dergelijk risico verant- woorden aan zijn belastingbetalers daar de Postcheque- en girodienst niet een rentevergoeding in het debet van zijn rekeninghouders kan schrijven? Hoe groter de concurrentiestrijd gaat worden tussen rijks- instelling en particuliere banken hoe meer ook deze rijksinstelling ge- neigd zal zijn risico's te nemen om de gunst der clienten te behouden.

Heeft zij daarvoor voldoende waarborgen?

We kunnen overigens niet nalaten er op te wijzen, dat de concur- rentie de deelnemers aan het giroverkeer tot nu toe geen nadeel heeft berokhend. Hoe goed de Postcheque- en girodienst ooh was, velen zullen zijn ambtelijk keurslijf, zijn eenzijdigheid in het voorschrijven van allerlei regels dihwijls als een nadeel in het betalingsverkeer heb- ben gevoeld. Nu er een formidabele concurrent is bijgehomen, blijken ineens allerlei dingen bij deze rijksdienst te kunnen, de giro is ineens veel soefJeler geworden. H et nut van de concurrentie is hier groat.

Daarover mag de liberaal zich verheugen.

(21)

Staatsrechtvernieuwing

Een analyse van mogelijkheden

Een groot deel van het huidige onbehagen richt zich tegen de werking van onze par- lementaire democratie. Het partijwezen, het kiesstelsel en de wijze waarop de regering wordt geformeerd, zijn de voornaamste aangrijpingspunten voor de kritiek.

Als we de kritiek eens wat nader analy- seren, zien we de volgende punten:

a. Het Nederlandse partijwezen is inge- wikkeld en onoverzichtelijk. Hierdoor wordt de burger belemmerd in zijn keuze.

Door de grote versplintering is bovendien niet voldoende machtsvorming mogelijk,

J. Groenendaal

waardoor de stem van de burger, voor zover hij al tot een keus kan komen, te weinig invloed heeft op de gang van zaken in het land. Hier- uit resulteert o.m. de drang naar partijvernieuwing.

b. Afgezien hiervan heeft de burger te weinig invloed op de totstand- koming van de partijprogramma's en vooral op de keuze van de per- sonen die hem in het landsbestuur moeten vertegenwoordigen. Dit leidt tot voorstellen op het gebied van het kiesrecht.

c. Het ingewikkelde partijstelsel leidt tot onstabiele machtsverhoudin- gen in de volksvertegenwoordiging, waardoor het moeilijk is bekwame en stabiele regeringen te vormen. Dit leidt tot drang naar vernieuwing van het regeringsstelsel.

Aan het feit dat het Nederlandse partijwezen ingewikkeld en onover- zichtelijk is, zijn weinig lichtpunten te ontdekken. Dat is zonder meer een groot bezwaar. Maar dat als gevolg daarvan geen enkele partij op zichzelf een absolute meerderheid kan behalen en in belangrijke mate het beleid kan bepalen, is nog niet zo vreselijk nadelig. Daardoor blijven ons grote, schoksgewijze ontwikkelingen bespaard. Het Engelse voorbeeld van de staalindustrie die genationaliseerd, gedenationali- seerd en daarna weer genationaliseerd werd, bewijst, hoe ondoelmatig dergelijke schoksgewijze ontwikkelingen kunnen verlopen. In de staat- kunde is niets zo gevaarlijk als absolute macht, onverschillig of die wordt uitgeoefend door een enkele persoon of door een partij. Het

(22)

kan goed gaan, maar het kan ook fout gaan en het is een bijzonder veilige gedachte, dat in Nederland de besluitvorming door compro- missen tot stand moet komen. Het gaat dan wel allemaal niet zo vlug en niet zo ingrijpend, maar er wordt wel met vele belangen rekening gehouden en dat is ook wat waard. Het lijkt waarschijnlijk, dat wij in Nederland juist door deze omstandigheden een vrij stabiele en har- monische ontwikkeling hebben gehad, die overigens toch zeker niet als conservatief kan worden gekarakteriseerd.

De invloed van de individuele kiezer in de partijen is inderdaad vrij gering en dat is niet prettig. Maar de eerlijkheid gebiedt te constateren, dat dit tot nog toe geen rampzalige gevolgen voor het land heeft gehad.

De partijbesturen doen als goede, nauwgezette Nederlanders hun best om de fracties zo goed mogelijk te bemannen en zijn daar tot dusver redelijk in geslaagd. Blijkbaar kan het dus op cleze manier ook. Boven- dien willen principiele Nederlanders (en dat zijn er heel wat) toch niet in de eerste plaats op personen maar op een programma stemmen. Over de samenstelling van een programma heeft hij als enkeling weliswaar niet veel te zeggen, maar daar staat tegenover, dat er in Nederland een ruime keus is uit verschillende programma's. Wie daarmee nog niet tevreden is, kan desnoods zelf een nieuwe partij oprichten. En ooze zwakke en steeds wisselende regeringen? Ook dat valt nog wel mee. We worden nog niet bestuurd door zwakzinnigen of misdadigers.

Bovendien staat achter elke minister een door en door fatsoenlijk en bekwaam ambtenarenapparaat.

Het is nuttig, ons dit alles eens te realiseren, omdat we door al het onbehagen en al de kritiek gevaar lopen in paniek te raken en meer af te breken dan nodig is. Zo mogelijk moeten we verbeteren zonder af te breken. Daarvoor is een juiste waardering van het bestaande een eerste voorwaarde. Een tweede voorwaarde is een nuchtere kijk op hetgeen mogelijk is.

Wat dit laatste aspect betreft, de volgende opmerkingen.

a. Partijwezen

Ons partijwezen is ingewikkeld en onoverzichtelijk, omdat het patroon van de politieke partijen niet overeenkomt met de wezenlijke, funda- mentele meningsverschillen (of belangentegenstellingen) binnen ons volk over de inrichting van staat en maatschappij. Er zijn om te be- ginnen veel meer partijen dan er fundamentele meningsverschillen (of belangentegenstellingen) bestaan en bovendien nemen de partijen in- zake deze verschillen lang niet allemaal een duidelijk standpunt in.

Vooral de zgn. confessionele partijen verenigen onder de noemer van

· een gemeenschappelijke geloofsovertuiging vele personen met uiteen- lopende maatschappelijke visies en belangen en het zijn dan ook juist deze partijen die nogal eens been en weer zwenken.

(23)

In deze situatie zal echter niet zo vlug verandering komen. Partij- vorming op confessionele basis is een met name in Nederland diep geworteld verschijnsel en zelfs al zouden deze partijen eens verdwijnen, dan zou een andere Nederlandse eigenschap, nl. de splinterzucht, haar werk blijven doen. Het is in Nederland nu eenmaal niet mogelijk tot grote groeperingen te komen, omdat er te veel mensen zijn die zich niet in een groot verband willen schikken en die in eigen kring koning willen zijn. Natuurlijk moeten de partijvernieuwers hun best blijven doen, maar we moeten er ernstig rekening mee houden, dat het (althans in de naaste toekomst) niet zal lukken het aantal partijen belangrijk te verminderen.

Nu zijn er stromingen die zeggen: niet goedschiks, dan maar kwaad- schiks. De gewenste sanering kan immers worden bereikt door weder- invoering, in enigerlei vorm, van het zgn. districtenstelsel bij de Kamer- verkiezingen. Een dergelijke revolutie zou politiek mogelijk zijn, wan- neer de drie confessionele partijen zich verenigen tot een of twee partijen, die dan vervolgens een overeenkomst hieromtrent sluit(en) met de PvdA. Maar afgezien van het punt of de voorwaarden hiervoor vervuld kunnen worden, rijst toch wei de vraag, of dit middel niet veel erger is dan de kwaal. Het kan toch bekend zijn, dat het districten- stelsel de partijen dwingt tot allerlei afspraken en machinaties om de begeerde zetels te bemachtigen. Het heeft dus een nadelige invloed op de politieke zeden. Maar dit bevordert voor de kiezer allerminst de duidelijkheid, wat toch een van de toetsstenen voor iedere verandering moet zijn, en stelt hem voor tal van keuzemoeilijkheden en gewetens- conflicten. De uitkomsten geven dus altijd een vertroebeld beeld van wat er werkelijk aan stromingen in een volk leeft.

Men moet een verbetering van het partijwezen niet kopen tegen de

(24)

prijs van het grote goed van de evenredige vertegenwoordiging. Dat zou een stap terug zijn op de weg, die de democratie in ons land reeds heeft afgelegd. Wil men per se iets doen, laat men dan de toelatings- eisen voor partijen tot de volksvertegenwoordiging wat hoger stellen (b.v. 3 zetels in plaats van, zoals thans, een zetel). Maar het heilloze districtenstelsel moet afgeschaft blijven.

Een andere mogelijkheid is, de partijen te laten voor wat ze zijn en het volk rechtstreeks invloed te geven op het beleid door middel van het referendum of, zoals ook wordt voorgesteld, door middel van het stelsel v~n de gekozen Minister-President. Het referendum is echter een middel dat alleen reeds vanwege de daaraan verbonden kosten en orga- nisatie nooit een afdoende oplossing kan zijn. Het kan niet vaak worden toegepast. De gekozen Minister-President, die regeert op basis van een door hem geformuleerd programma en die dcor de Kamer niet naar huis gestuurd kan worden, schept inderdaad wel meer duidelijkheid en geeft de burger ook wat meer rechtstreekse invloed op de gang van zaken, maar beperkt anderzijds zijn keuzemogelijkheid te drastisch.

Bovendien verscherpt het stelsel het dualisme in ons staatsbestel en vergroot de kansen op conflicten tussen regering en Kamer.

Wat is nl. het geval? Bij invoering van het stelsel van de gekozen M.P. valt deze funktie automatisch ten deel aan een van de grootste partijen. Alleen deze partijen zijn nl. in staat om na stemming en her- stemming de meeste stemmen voor hun kandidaat te verwerven. Zij behoeven daarvoor niet eens een coalitie met kleinere partijen aan te gaan. De kiezer heeft in de herstemming enkel maar de keus uit twee kandidaten en twee programma's. De winnende partij zal verder bij de huidige partijstruktuur doorgaans geen meerderheid in de Kamer heb- ben en het door haar kandidaat gevormde Kabinet dus ook niet. Dat is uiteraard een onwenselijke toestand. Het systeem werkt eigenlijk alleen goed bij een tweepartijenstelsel en het is dan ook niet voor niets, dat degenen die het voorstellen, tevens het districtenstelsel propageren. Dit laatste is echter, zoals reeds gezegd, een te zware prijs voor de te be- reiken verbetering.

Afgezien van alle bezwaren, nog het volgende. Het hoofddoel van het districtenstelsel en de gekozen M.P. is eigenlijk, de burger meer invloed te geven, door een groot aantal partijen opzettelijk van invloed uit te sluiten. Men denkt daarmee in het belang van de kiezer te hande- len, maar het is in ons land toch uiteindelijk de kiezer zelf, die al deze partijen wil. Bewijst men hem in feite dan wel een dienst? Tegenover een winst aan duidelijkheid en aan invloed, staat een verarming aan keuzemogelijkheden en aan mogelijkheden van politieke expressie. In dit licht bezien ligt de beste weg om uit de moeilijkheden te komen in een vrijwillige vereenvoudiging van de partijstruktuur, van binnen uit. Zolang dat niet lukt, doen we er waarschijnlijk verstandiger aan

(25)
(26)

ons in de huidige toestand te schikken en te proberen met ooze gebrek- kige partijstruktuur te leven, dan er voortdurend tegen te blijven rebelleren. Zoals hierboven reeds is betoogd, heeft deze struktuur trouwens niet aileen nadelen.

b. Verhouding kiezer-gekozene

In ooze parlementaire democratie worden de personen die een partij vertegenwoordigen meestal door het partijbestuur voorgedragen (veelal na plaatselijke voorselectie) en vervolgens op de kandidatenlijst ge- plaatst. Hun verkiezing is vrijwel een automatisme en hangt af van het aantal stemmen dat op de lijst wordt uitgebracht. Op dit alles heeft de individuele kiezer praktisch weinig invloed, de mogelijkheid van het uitbrengen van voorkeurstemmen even buiten beschouwing gelaten.

Het spreekt vanzelf dat dit in het bijzonder vo0r de serieuze, meeleven- de kiezers onprettig is. Zij willen in hun partij geen nummer, geen stemvee zijn. Is hier iets aan te doen?

Als men het nuchter bekijkt, is ook hier de prognose somber.

Technisch bekeken wordt de mogelijkheid om een zinvol aandeel te hebben in de verkiezing van de !eiders van een groep bepaald door de omvang van die groep. In een partij met duizend of tweeduizend leden kunnen de leden elkaar met enige moeite nog kennen. In een grotere partij gaat dat niet meer en moet men, om een kandidaat te kunnen beoordelen, afgaan en vertrouwen op het oordeel van een (beperkte) groep personen die de betrokkene persoonlijk kent. In deze feitelijke omstandigheid brengt het districtenstelsel, dat vooral op dit terrein als geneesmiddel wordt aangeprezen, geen enkele verbetering. Ook dan zullen de kandidaten worden voorgedragen door de partijbesturen en zullen de kiezers moeten kiezen tussen personen die zij niet persoonlijk kunnen leren kennen, anders dan uit de (veelal holle) praatjes die de slachtoffers gedwongen worden in het openbaar uit te spreken. Dit soort kennismaking kan trouwens tot averechtse resultaten leiden. Het is bekend, dat de beste sprekers niet altijd de beste parlementariers zijn.

Uiteindelijk zal de kiezer bovendien eerder op iemand stemmen uit hoofde van het programma dat deze verkondigt dan uit hoofde van diens persoonlijke kwaliteiten.

Ook hier rijst dus de vraag, of het niet verstandiger is de bestaande toestand maar te accepteren dan toe te geven aan allerlei experimenten, die vrijwel zeker geen verbetering kunnen brengen. De huidige situatie is trouwens niet zo slecht, als ze door de teleurgestelde intelligentsia vaak wordt afgeschilderd. Het is een stelsel, gebaseerd op vertrouwen, ethiesch dus niet onverantwoord en ook praktisch niet onverantwoord, want, wordt het vertrouwen beschaamd, d.w.z. worden ongeschikte personen afgevaardigd, dan blijkt dat gauw genoeg en straft het kwaad zichzelf. De kiezer heeft dus controle achteraf.

I

d li d z lo a h v b g

c

s

r n

s

II S•

d s b

v g

k n e b z

0

to d

n

11

p p a z r

g

r

(27)

Er zijn waarschijnlijk wei enkele details voor verbetering vatbaar.

De partijbesturen moeten zoveel mogelijk openheid betrachten inzake de kandidaten. Een lange periode van 'voorhangen' v66r de uiteinde- lijke keus wordt gedaan, is belangrijk. Ook is van belang, dat de kandi- daat zich in zoveel mogelijk afdelingen gaat voorstellen. Om zeker te zijn, dat men bekwame kandidaten krijgt, zal bovendien de 'schade- loosstelling' drastisch moeten worden verbeterd en is aan de secundaire arbeidsvoorwaarden ook nog veel te doen. Het aantal 'onverenigbaar- heden' zal moeten worden uitgebreid. Wij moeten m.i. niet vertegen- woordigd worden door mensen die behalve Kamerlid ook nog vak- bondsbestuurder, werkgeversafgevaardigde, SER-lid, burgemeester, gemeentesecretaris of wat dan ook zijn.

c. Regeringsstelsel

Sinds de vestiging, door staatsgewoonterecht, van ons zgn. parlementai- re stelsel, voelt het Kabinet zich gedwongen af te treden, wanneer het niet meer het vertrouwen van de Kamer(s) heeft. Ieder Kabinet is dus slechts z6 lang aan het bewind, als er een meerderheid in de Kamer is die het steunt. Gezien de ingewikkelde partijverhoudingen en de soms grote interne meningsverschillen binnen de partijen, kan het met die meerderheid ieder ogenblik gedaan zijn. Voor een dergelijke ver- schuiving is natuurlijk niet de wil van ieder willekeurig Kamerlid van belang. In den regel gaat het hier om de fractieleiders. Zolang deze van oordeel zijn dat een zittend Kabinet moet blijven 'zitten', blijft het gehandhaafd. Anders valt het.

Het spreekt vanzelf, dat het onder deze omstandigheden niet gemak- kelijk is, goede. en bekwame ministers te krijgen. Al is de salariering niet onaantrekkelijk meer (om het zacht te zeggen), toch bedanken velen ervoor hun huidige positie op het spel te zetten voor een wisselvallig bestaan, dat afhankelijk is van de gunst van enkele Kamerleden. Afge- zien nog van de moeilijkheid, dat de opvattingen van de betrokkenen ook nog moeten passen in het beleid dat de fractieleiders en de forma- teur hebben uitgestippeld. Alles bij elkaar genomen leidt het er toe, dat Kabinetsformaties in Nederland vaak lang duren en dat het gezoek naar en het geschuif met geschikte kandidaten een weinig verheffende indruk maken. Bovendien is het wel zeker, dat men voor bepaalde posten nog al eens genoegen moet nemen met figuren van het tweede plan. Ook hier dus weer de vraag: is er iets aan te doen?

In principe is het met het ministersambt niet anders dan met iedere andere baan. Wil je goede mensen krijgen, dan moe~ je niet aileen zorgen voor een goede salariering, maar ook voor een behoorlijke rechtspositie. Juist aan dit laatste mankeert het echter. Het forse 'wacht- geld' weegt niet op tegen het feit dat men op de schopstoel zit. V erbete- ring zou dus te bereiken zijn door de ministers de zekerheid te geven

(28)

van een bepaalde ambtstermijn. Maar is dat mogelijk?

Ook hier duikt dan weer het plan op van de gekozen Minister-Presi- dent, die op een vooraf bekend gernaakt programma wordt gekozen en niet door de Karner(s) naar huis gestuurd kan worden. Hierboven is echter reeds opgernerkt, dat dit plan waarschijnlijk niet kan worden verwezenlijkt zonder de dernocratie op andere punten gevoelig te schaden. Met name wordt het rninisteriele Ieven verlengd ten koste van de rnogelijkheid van verslechtering en verzwaring van de sarnenwerking met de Karner.

Eigenlijk ziet het er naar uit, dat een goede oplossing aileen kan worden gevonden in een stelsel, dat het in ons staatsbestel heersende dualisrne niet versterkt, maar opheft. Dit dualisrne is ontstaan als produkt van de inperking van de rnacht van de absolute monarch door het parlernent. Dat schiep twee rnachten in de staat, regering en volks- vertegenwoordiging, die het met elkaar eens rnoeten zien te worden, wil men tot besluiten kornen. Nu is die rnachtsstrijd wel ten gunste van het parlernent beslist. In geval van conflict wijkt de regering. Maar daarrnee is het dualisrne nog niet opgeheven. Nog steeds zijn er twee rnachten en nog steeds zijn er periodiek conflicten. En juist van die conflicten rnoeten we af. Bovendien kan de vraag worden gesteld, of een staatsbestel met twee kapiteins op de brug in wezen wel zo ideaal is. Men is in de loop van de tijd aan dit systeern gewend geraakt en zodoende is men het zelfs gaan verdedigen en idealiseren. Maar is het eigenlijk niet logischer, dat er een kapitein op de brug staat?

Dat kan maar op een rnanier worden verwezenlijkt, nl. door aan een van beide rnachten de (rnede)zeggenschap te ontnernen. Dan is de strijd definitief ten einde. Welke rnacht zal zich nu opofferen? Het staat

·"' wei vast, dat dat niet het parlernent kan zijn. We kunnen op de weg

der dernocratie niet rneer terug. Het zal dus de regering rnoeten zijn. De regering zal volledig uitvoerend orgaan rnoeten worden en geen rnedewetgever rneer moe ten zijn. W el zal zij wetten kunnen blijven voorstellen.

Voor die uitvoering en wetsvoorbereiding, die op zichzelf belangrijk genoeg is, zullen, op voordracht van het parlernent, personen rnoeten worden benoernd die daar hun levenswerk van kunnen rnaken. Zij zullen aileen kunnen worden ontslagen wegens plichtsverzuirn. Voor de wijze waarop zij de wetten uitvoeren, rnoeten ze nl. verantwoording verschuldigd blijven aan de Karner(s). Zij zullen, evenals thans, aan het hoofd staan van een departernent, maar met dien verstande dat dit departernent, waar nodig, ook ter beschikking zal staan van de volks- vertegenwoordiging. Het dualisrne is irnrners opgeheven.

Dit systeern is een ver toekornstbeeld. Het stelt nl. veel zwaardere eisen aan de volksvertegenwoordiging dan het huidige. Het zullen dan nl. de partijen en hun !eiders rnoeten zijn die het regeringsprograrnrna

(29)

opstellen. Maar het heeft het grote voordeel, dat het de verantwoor- delijkheid duidelijk legt, waar die nu uiteindelijk toch alligt. Het besef van die verantwoordelijkheid zal leiden tot die zelfbeheersing van en samenwerking tussen de partijen, die we zo nodig hebben. Het zou bovendien een logische afsluiting zijn van de ontwikkeling die WIJ

met onze democratie reeds tientallen jaren geleden zijn begonnen.

Stihker began het gesprek ( op een zaterdagmiddag in de winter 1945- '46) ongeveer als volgt: 'Ze zeggen dat ik de liberale partij weer moet oprichten, wat is uw mening daarover?'

Mijn antwoord was: 'Dat moet u zeker doen, want de liberale richting is er altijd geweest. H et is een eigen denkrichting, die er in 1600 was, in 1700, in 1800, in 1900, en die zich ook nu moet kunnen manifesteren.

In de CHU zouden de liberalen zich niet thuis voelen, wantons bidden en bijbellezen vinden ze gefemel. Maar de liberalen hebben recht op een duidelijke plaats in de politiek, en daarom moet u vooral uw gang gaan'.

Dr. H. W. Tilanus

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook vragen we u dringend om voor de langere termijn een strategie te ontwikkelen, waarbij de niet- essentiële sector meer mogelijkheden krijgt om hun bedrijf/bedrijven op

While the text of the agreement may still change, if approved, certain USMCA provisions on rules of origin, geographical indications and voluntary export restraints could

The Trump Administration may use the USMCA as a model for future potential trade agreements with the United Kingdom, the European Union and other countries.. It is also possible

In gemeenten waar organisaties in de sociale sector sport gebrui- ken in hun werkmethoden is het belangrijk dat een substantieel deel van de sportverenigingen een

En we doen een beroep op onze inwoners en maatschappelijke organisatie: wat kunnen jullie doen!. FORMELE <--> INFORMELE ZORG Om onze sociale basisinfrastructuur te

De aannemer kan dan op deze kaart zien waar de rups is en gaan bestrij- den.‘ De bestrijdingskosten voor bomen die niet bespoten mogen worden zoals in vlindergebieden, maar

Er lopen in Nederland heel veel mensen rond die best lid van een politieke partij zouden willen worden [+2,- 11] maar opzien tegen het bezoeken van afdelingsvergaderingen [+3,-4]

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die