• No results found

Groepsvorming onder Duitse aardewerkhandelaren in 19e-eeuws Holland en Utrecht

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groepsvorming onder Duitse aardewerkhandelaren in 19e-eeuws Holland en Utrecht"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Holland, historisch tijdschrift

Holland is een tweemaandelijkse uitgave van de Htstorische Vereniging Holland die voorts^e reeks Hol-landse Studiën uitgeeft. Holland wordt kosteloos aan de leden toegezonden. Voor de HolHol-landse Studiën gel-den speciale legel-denprijzen/legel-denkortingen.

Redactie

D Carasso M J M . Damen, G.M.E. Dorren, K. Goudriaan, G J . van Ham, I. Heidebrink, M . Keblusek, E. Kreuwels, S. Langereis, J. Steenhuis, G. Verhoeven, I. van der Vlis, A. van der Zee.

Kopij voor Hollanden Hollandse Studiën te zenden aan de redactiesecretaris van Holland, drs. M.J.M. Da-men Hoeewoerd 47, 2311 H G Leiden, telefoon 071-5122963.

De kopij moet worden ingediend conform de richtlijnen van de redactie. Deze zijn verkrt,gbaar bij de redactiesecretaris. , ,, Publicaties ter bespreking of aankondiging in Holland gaarne zenden aan f ^ ^ ^ f t Verhoeven, p / a Gemeentelijke archiefdienst Delft, Oude Delft 169, 2611 H B Delft, tel. 015-2602340.

Historische Vereniging Holland

De Historische Vereniging Holland stelt zich ten doel de belangstelling voor en de beoefening van de geschiedenis van Noord- en Zuid-Holland in het bijzonder in haar regionale en lokale aspecten te be-vorderen.

Secretariaat: mevr. drs. G.J.A.M. Bolten, p / a Rijksarchief in Noord-Holland, Kleine Houtweg 18, 2012

Lea^dministratie: M.G. Rotteveel, p / a Rijksarchief in Noord-Holland, Kleine Houtweg 18, 2012 C H Haarlem, telefoon 023-5172700.

Contributie: ƒ50,- per jaar voor gewone leden (personen) en buitengewone leden (instellingen), na ontvangst van een acceptgirokaart te storten op postgirorekening nr. 339121 ten name van de Histori-sche Vereniging Holland te Haarlem. Zij die in de loop van een kalenderjaar lid worden, ontvangen kos-teloos de in dat jaar reeds verschenen nummers van Holland.

Losse nummers: ƒ7,50, dubbele nummers ƒ15,-, vermeerderd met ƒ 3 , - administratiekosten voor een enkel nummer, ƒ5,50 voor meerdere nummers „f voor een dubbel nummer. Losse nummers kunnen worden besteld door overmaking van het verschuldigde bedrag op postgirorekening nr. 3593767 ten name van de penningmeester van de Historische Vereniging Holland, afd. verkoop publicaties te Haar-lem, onder vermelding van het gewenste.

Hollandse Studiën: delen in de serie Hollandse Studiën en het Apparaat voor de geschiedenis van Holland kunnen op dezelfde wijze worden besteld als losse nummers van Holland. Gegevens over de publicaties van de Vereniging zijn regelmatig te vinden in de rubriek 'Verkrijgbaar via Holland achterin het tijd-schrift.

ISSN 0166-2511

(3)

Marlou Schrover

Groepsvorming onder Duitse aardewerkhandelaren

in 19e-eeuws Holland en Utrecht*

In 1996 verscheen i n Holland een artikel van C o r a Laan over een Delftse herberg en de con-sumptie van mineraalwater.' In dit artikel werd een collectie k r u i k e n van steengoed beschre-ven afkomstig uit een beerput bij de 'Stadsherberg Buyten'. Deze Delftse herberg lag buiten de Ketelpoort aan het Z u i d e i n d e . H e t was een opmerkelijke vondst omdat zelden zoveel krui-ken tegelijk worden gevonden. In een greppel bij de beerput werden bovendien n o g veel meer k r u i k e n gesignaleerd. A l l e k r u i k e n die werden opgegraven waren gebroken. U i t de frag-menten k o n d e n 59 k r u i k e n worden gereconstrueerd, waarvan 26 vrijwel compleet. O m d a t de k r u i k e n uit de vrije h a n d waren gedraaid, k o n worden vastgesteld dat ze dateerden van v ó ó r de introductie van de kruikenpers i n 1879. De k r u i k e n waren gemaakt i n het Westerwald i n het Duitse Nassau. Stempels op een aantal k r u i k e n d u i d d e n aan dat ze oorspronkelijk waren gebruikt voor mineraalwater afkomstig uit Fachingen, G e i l n a u en Selters. D i t waren drie i n de 19e eeuw zeer bekende b r o n n e n nabij de Duitse rivier de L a h n , i n de buurt van het Wester-wald. De b r o n m e r k e n van deze plaatsen, zoals afgebeeld op de k r u i k e n , werden gebruikt i n de eerste helft van de 19e eeuw. Dat hoeft niet te betekenen dat de k r u i k e n toen zijn wegge-worpen: dat kan ook later i n de eeuw zijn gebeurd. De andere voorwerpen uit de beerput da-teerden uit de 18e eeuw. L a a n vermoedt dat de put, toen de k r u i k e n werden weggegooid, n o g slechts sporadisch werd gebruikt.

H e t aantal k r u i k e n dat werd gevonden i n Delft was te groot voor normaal particulier ge-bruik. L a a n toont aan dat niets i n de boedelinventaris van de herberg, die i n 1819 i n bezit was van het echtpaar J a c o b van der Gaag en Heijltje Dorresteijn, wijst op de consumptie van m i -neraalwater d o o r bezoekers. Ze oppert daarom de mogelijkheid dat Heijltje Dorresteijn, die in 1829 overleed, een intensieve mineraalwaterkuur heeft gevolgd. E e n andere mogelijkheid was, volgens L a a n , dat Jacob van der Gaag op zijn binnenplaats sterke drank stookte en de m i -neraalwaterkruiken hierbij hergebruikte.

U i t de voorzichtige f o r m u l e r i n g blijkt dat L a a n zelf ook niet helemaal overtuigd was van de verklaringen die zij aandroeg. E r is dan ook een meer waarschijnlijke verklaring voor de her-komst van het steengoed. O p het Z u i d e i n d e i n Delft woonde, behalve de herbergier en zijn vrouw, ook een grote groep aardewerkhandelaren uit het Duitse Westerwald. N i e t de herber-gier, maar deze handelaren hebben h u n gebroken k r u i k e n i n de beerput en de greppel bij de herberg weggeworpen. Mogelijk is dat over een periode van meerdere j a r e n gebeurd, maar het kan ook iets eenmaligs zijn geweest, bijvoorbeeld nadat een verkeerd geladen schip na zwaar weer met veel gebroken k r u i k e n aankwam.

D o o r de vondst van het steengoed worden we geattendeerd op een opvallende groep Duit-se migranten i n Delft. L e d e n van dezelfde groep v i n d e n we i n het m i d d e n van de 19e eeuw ook i n andere Nederlandse plaatsen. De migranten waren allen katholiek, ze h a n d e l d e n

alle-* Met dank aan Jan Lucassen die mij op liet artikel van Cora Laan en een mogelijke andere verklaring van de steen-goedvondst attendeerde, en die commentaar heeft geleverd op eerdere versies van dit stuk.

(4)

G r o e p s v o r m i n g o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

maal i n steengoed, en ze kwamen allemaal uit het Westerwald. In de verschillende Neder-landse steden w o o n d e n ze geconcentreerd i n gelijksoortige buurten.

De migratie van Westerwalders was onderdeel van een veel grotere Duitse migratiebewe-ging. Duitsers v o r m d e n de grootste groep vreemdelingen i n het 19e-eeuwse N e d e r l a n d . V a n de buiten N e d e r l a n d geboren vreemdelingen kwam i n de periode van 1850 tot 1890 zestig procent uit Duitsland. In 1890, het eerste jaar waarbij i n de volkstelling de nationaliteit werd geregistreerd, waren er i n N e d e r l a n d 51.000 vreemdelingen, waaronder 31.000 Duitsers.2 H e t gaat hierbij alleen o m mensen die i n Duitsland waren geboren. In N e d e r l a n d geboren kinde-ren van Duitsers kregen tot 1892 automatisch de Nederlandse nationaliteit.3

De omschrijving 'Duitsers' maskeert dat het hier i n feite gaat o m een groot aantal verschil-lende migrantengemeenschappen. N e t als de Westerwalders, die h i e r o n d e r worden beschre-ven, v o r m d e n sommige andere migranten uit Duitsland hechte groepen b i n n e n de Neder-landse samenleving. H e t traceren en h e r k e n n e n van deze groepen i n N e d e r l a n d is echter niet altijd eenvoudig. Vreemdelingenregisters zijn niet voor alle plaatsen beschikbaar. Vesti-gingsregisters vermelden de plaats van herkomst, niet de geboorteplaats. Bij de herkomst-plaats werd bovendien vaak 'suppletoir' ingevuld. In de bevolkingsregisters werd wel de ge-boorteplaats vermeld, maar het bewerken van deze b r o n is erg arbeidsintensief.4 B o v e n d i e n worden de plaatsnamen i n deze en andere b r o n n e n nogal eens vreemd gespeld. E n wanneer het gaat o m zeer kleine plaatsen die later in grotere gemeenten zijn opgegaan, o f o m plaatsen die van naam zijn veranderd, zoals soms i n Oost-Duitsland het geval is, dan is het lokaliseren van de herkomststreek niet gemakkelijk. In Duitsland zijn er bovendien meer dan 650 geval-len waarbij twee plaatsen precies dezelfde naam dragen. In n o g eens ongeveer 250 gevalgeval-len zijn er drie of meer plaatsen met dezelfde naam. Z o k o m t de plaatsnaam S c h ö n b e r g tien keer voor en N e u k i r c h e n twaalf keer. T o c h is het bij een onderzoek naar groepsvorming, zoals hier bij de Westerwalders, bijzonder belangrijk dat plaatsen op een kaart k u n n e n worden gezet. Z o l a n g de herkomstplaats niet gelokaliseerd is, kan niet worden vastgesteld i n hoeverre men-sen met een gemeenschappelijke Duitse geografische achtergrond b i n n e n N e d e r l a n d een groep v o r m d e n . E e n steengoedvondst zoals i n Delft kan dan heel belangrijk zijn als eerste aanzet voor het bestuderen van de groepsvorming.

In dit stuk wordt eerst de groep Westerwalders i n Delft beschreven, daarna vergelijkbare groepen i n U t r e c h t en Amsterdam. Vervolgens wordt ingegaan op de achtergrond van de Westerwalder aardewerkhandel en op de veranderingen die i n de 19e eeuw het groepsvor-mingsproces van de Westerwalders hebben b e ï n v l o e d .

2 E. Heijs, Van vreemdeling tot Nederlander. De verlening van het Nederlanderschap aan vreemdelingen 1813-1992 (Amsterdam 1995) 229.

3 Ibidem, 216.

(5)

Groepsvorming onder Duitse aardewerkhandelaren in 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

Aardewerkhandelaren op het Zuideinde in Delft

H e t Delftse Z u i d e i n d e h a d in de eerste helft van de 19e eeuw een bedrijfsmatig karakter. De Stadsherberg Buyten stond op de hoek van het Z u i d e i n d e en de latere C r o m m e l i n l a a n , en keek uit over de K o l k i n de Schie. H e t Z u i d e i n d e was de losplaats voor de van ver komende, onregelmatig varende grote schepen. H i e r werden de goederen op kleinere schepen overge-laden. H e t was de plaats waar elk uur een beurtveer uit Rotterdam afmeerde, en het was de ligplaats voor de op verder weg gelegen bestemmingen varende buitenveren.

A c h t e r de smalle strook bebouwing aan het Z u i d e i n d e , die al dateerde van v ó ó r de 19e eeuw, lagen weilanden, blekersvelden en tuinen. Jacob van der Gaag was niet alleen eigenaar van de Stadsherberg, maar ook van belendende percelen. Zijn bezit was van grote omvang en besloeg het hele gebied achter de herberg, tot aan de i n 1847 aangelegde spoorlijn en enkele percelen voorbij dit spoor. Naar de herbergier was het i n de spoorweggeschiedenis befaamde Laantje van V a n der Gaag g e n o e m d .5 A a n de C r o m m e l i n l a a n tegenover de herberg, op l a n d van V a n der Gaag, werd aan het einde van de 19e eeuw de Koninklijke Zinkfabriek F.W. Braat gebouwd. O p é é n van Van der Gaags weilanden aan de herbergkant verrees de zogenaamde Bloemenbuurt, bestaande uit drie b l o k k e n woningen voor arbeiders van de Zinkfabriek.

H e t bezit van V a n der Gaag omvatte i n 1828 23 percelen. Behalve de weilanden, tuinen en blekersvelden, b e h o o r d e n hiertoe ook negen huizen met erven. Later i n de eeuw nam het aantal percelen en huizen toe, omdat percelen werden opgesplitst en volgebouwd. Familiele-den van Van der Gaag hadFamiliele-den verderop aan het Z u i d e i n d e eveneens bezit waarmee hetzelfde gebeurde. Tussen en vooral achter de bestaande bebouwing kwamen gangen, poorten en s l o p p e n .6 N u m m e r 171 kreeg, bijvoorbeeld, z o ' n 40 toevoegsels.

In 1828 w o o n d e n Jacob van der Gaag en Heijltje Dorresteijn op het Z u i d e i n d e n u m m e r 173. V a n der Gaag stond i n het bevolkingsregister te boek als kastelein en voerman. In 1861 woon-de hij n o g steeds op dit adres, n u met zijn tweewoon-de vrouw M a r i a Duveldorp. V a n woon-der Gaag was volgens het bevolkingsregister van 1861 jager van schuiten. N a a s t h e m , op n u m m e r 172, woon-den i n 1861 de kramer Petrus Kalb en zijn vrouw M a r i a Geelhart, beiwoon-den geboren i n Ransbach in het Westerwald (zie afb. 5, p. 108).7 O p n u m m e r 1711 w o o n d e n de k o o p m a n P h i l i p L a h n -stein en A n n a Schwanderlapp, geboren i n Ehringshausen i n het Westerwald. O p n u m m e r 171-lf woonden de aardewerkkramer Pieter Lahnstein en zijn vrouw Catharina H o l s g e n .8 Ze waren geboren i n het Westerwaldse Ehringshausen en M e u d t . De o p s o m m i n g van Westerwalders kan schier eindeloos worden uitgebreid voor de andere panden aan het Z u i d e i n d e . In vrijwel elke w o n i n g vinden we é é n of meerdere Westerwalders. O p v a l l e n d o p het Z u i d e i n d e zijn n o g op n u m m e r 152-a de aardewerkkramer Johannes L a m b , geboren i n Nassau, en zijn vrouw M a r i a van der Gaag, een nichtje van de herbergier. De Westerwalders op het Z u i d e i n d e waren niet al-leen b u r e n van Jacob, maar h a d d e n ook een familieband met h e m .

De Westerwalder bewoning van het Z u i d e i n d e dateerde al van v ó ó r 1861. Reeds i n het

be-5 D. Wijbenga, 'Zorg voor armen en wezen', in: I.V.T. Spaander en R.A. de Leeuw (red.), De stad Delft, cultuur en

maat-schappij van 1667 tot 1813 (Delft 1982) 89.

B G A Delft, Kadastrale gegevens.

7 De naam Geelhart wordt, zoals heel veel andere Duitse namen, niet in alle bronnen gelijk gespeld. Geelhart wordt bijvoorbeeld ook als Keelhart geschreven.

8 Mogelijk waren Pieter en Philip familie van elkaar. O p basis van het Delftse materiaal is dat echter niet vast te stellen. In het Westerwald kwamen sommige namen bijzonder vaak voor. O m de verschillende mensen die zowel dezelfde voornaam als dezelfde achternaam hadden uit elkaar te houden werd bij de namen in de Duitse bevolkingsadmini-stratie een Romeins cijfer geplaatst.

(6)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en Utrecht

Afb. 1. Woonbuurt van Westerwalders in Delft (gearceerd).

volkingsregister van 1828 v i n d e n we Westerwalders op het Z u i d e i n d e . Niet al deze migranten woonden echter permanent i n N e d e r l a n d . H e t op en neer reizen van de migranten wordt weerspiegeld i n het feit dat opeenvolgende k i n d e r e n afwisselend i n N e d e r l a n d en i n het Wes-terwald werden geboren.

Omstreeks het m i d d e n van de 19e eeuw breidde de groep Delftse Westerwalders zich aan-zienlijk uit, gelijktijdig met de bebouwing op het Z u i d e i n d e . De Westerwalders kwamen voor-al te wonen i n de gangen, poorten en sloppen. In het Delftse Vreemdelingenregister uit die tijd staat bij meerdere Westerwalders vermeld dat zij w o o n d e n ' i n een eigen huis op het Z u i d -e i n d -e ' / ' In kadastral-e g-eg-ev-ens zijn zij -echt-er ni-et als -eig-enaars van d-ez-e pand-en t-erug t-e vin-den. Mogelijk werd met de omschrijving bedoeld dat zij de woningen als huurders permanent tot h u n beschikking hadden, en niet bij anderen of i n logementen tijdelijk onderdak vonden.

In het m i d d e n van de vorige eeuw woonden vrijwel alle Delftse Westerwalders op het Z u i d -einde. Elders i n de stad w o o n d e n nauwelijks migranten uit het Westerwald. De migranten die in de tweede eeuwhelft naar Delft kwamen voegden zich bij de reeds gevestigde groep op het Zuideinde.

(7)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

Afb. 2. Woonbuurten van Westerwalders in Utrecht en Amsterdam (gearceerd).

Westerwalders in Utrecht en Amsterdam

De 19e-eeuwse concentratie van Westerwalder aardewerkhandelaren is niet uniek voor Delft. In andere steden, zoals Utrecht, Amst erda m, D e n Bosch, Maastricht, D o r d r e c h t , Rotterdam, Zwolle, Breda, L e i d e n , T i e l , C u l e m b o r g , G o u d a en A l k m a a r w o o n d e n ook Westerwalders. A a n g e n o m e n kan worden dat ze ook elders hebben g e w o o n d .1 0

Net als i n Delft woonden de Westerwalders i n Utrecht en Ams terda m geconcentreerd i n é é n b u u r t . " In U t r e c h t was dat een gedeelte van Wijk K , gelegen r o n d o m de Gansstraat. H e t kleine, dichtbebouwde buurtje lag buiten de singels die de Utrechtse binnenstad omsloten, en bij de Tolsteegbrug die toegang gaf tot de stad. N e t als het Z u i d e i n d e i n Delft lag de Gans-straat direct buiten een stadspoort, gunstig gesitueerd voor de aanvoer van handelswaar over

10 Uitgebreid onderzoek heb ik alleen gedaan voor Delft, Utrecht en Amsterdam. Rotterdam heb ik oppervlakkig on-derzocht. Voor de andere plaatsen heb ik slechts aanwijzingen. Voor informatie over groepen Westerwalders houd ik mij aanbevolen.

11 Marlou Schrover, 'Omlopers in Keulse potten en pottentrienen uit het Westerwald', in: Marjolein 't Hart, Jan Lu-cassen, en Henk Smal (red.), Nieuwe Nederlanders. Vestiging van migranten dom-de eeuwen heen (Amsterdam 1996) 101-120.

(8)

G r o e p s v o r m i n g onder Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

het water. De Westerwalders bewoonden de h u i z e n i n de sloppen en stegen r o n d de Gans-straat, waarbij op de erven p a k h u i z e n stonden. In 1868 werd dit buurtje getypeerd als een 'aaneengeschakelde reeks van b l i n d e stegen, hofjes en sloppen, die voor een groot deel niet aan de eischen der h y g i ë n e v o l d e d e n ' .1 2

In A m s t e r d a m w o o n d e n de Westerwalders op het Roeterseiland i n Wijk W. In de 17e eeuw waren de erven i n dit buurtje i n bezit van H e n d r i c k Roeters, die ze uitgaf aan brandewijn-brouwerijen. In de 19e eeuw b e h i e l d de buurt, evenals het Z u i d e i n d e i n Delft en de buurt r o n d de Gansstraat i n Utrecht, een bedrijfskarakter. Net als i n Utrecht en Delft w o o n d e n de Westerwalders i n A m s t e r d a m i n een groot aantal dichtbij elkaar gelegen panden. In tegenstelling tot de Utrechtse en Delftse groep huisde een gedeelte van de Westerwalders i n A m -sterdam echter i n logementen. B o v e n d i e n woonde een deel van de Am-sterdamse Westerwal-ders in het vaartuig, waarmee ze h u n goederen hadden aangevoerd. De vaartuigen werden afgemeerd i n de Achtergracht bij het Weesperplein.

Achtergrond van de Westerwalder aardewerkhandel

De handel i n Westerwalder aardewerk dateerde van v ó ó r de 19e eeuw. I n het hele Rijngebied van K o b l e n z tot Krefeld was reeds eeuwenlang sprake van een omvangrijke aardewerkpro-ductie. H e t aardewerk uit deze streek was van speciale kwaliteit, omdat de klei bij hoge tem-peratuur k o n worden gebakken en dan samensmolt tot een gesinterd lucht- en waterdicht product. O m optimaal van de ovens gebruik te k u n n e n maken, werd er meer gebakken dan lokaal k o n worden afgezet. H e t overschot werd i n de 16e eeuw d o o r de pottenbakkers en d o o r h u n vrouwen i n de wijde omgeving uitgevent. N a verloop van tijd v o n d een groot deel van de bevolking van deze streek d o o r venten i n de nabije of verdere omgeving van het Wes-terwald een aanvullend bestaan. Deze trekhandel vormde een alternatief voor de huisindus-trie, die h i e r slechts mondjesmaat tot ontwikkeling k w a m .1 3 Naast de ventende pottenbakkers en h u n vrouwen ontwikkelde zich een professionele handel. U i t Duitse verordeningen van 1591 en 1603 blijkt, dat de h a n d e l reeds toen i n h a n d e n van beroepshandelaren was geko-men. In het m i d d e n van de 17e eeuw v o r m d e n deze handelaren een machtsblok tegenover de producenten. Als reactie n a m e n sommige p r o d u c e n t e n opnieuw zelf de handel op zich. Dat gebeurde ook i n de 18e eeuw n o g een aantal malen. De beroepshandelaren waren echter beter b e k e n d met de afzetmarkt, en de handelende producenten k o n d e n zich niet staande h o u d e n .

H e t belangrijkste afzetgebied voor de lange-afstandshandelaren was reeds i n de 16e eeuw N e d e r l a n d . In de 17e eeuw kwamen daar Noord-Duitsland, Frankrijk, België en overzeese streken bij. N e d e r l a n d bleef echter tot i n de 19e eeuw het belangrijkste afzetgebied. Dat het Westerwalder steengoed i n N e d e r l a n d algemeen gebruikt werd, blijkt wel uit het feit dat bij elke opgraving de scherven ervan voor het oprapen l i g g e n .1 4 N e d e r l a n d was voor de Duitse handelaren een aantrekkelijk afzetgebied omdat i n de 17e en 18e eeuw de levensstandaard er hoger was dan i n Duitsland, en kopers bereid waren hogere prijzen voor Westerwalder

aarde-12 H . Snellen, Utrechts Achterbuurten. Voordracht in de Algemeene vergadering van 25 februari 1868 Vereeniging tot Verbetering der Volksgezondheid, G A Utrecht, archief 162, Verslagen van de Vereeniging tot verbetering der Volks-gezondheid, 1868.

(9)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

werk te betalen. D i t aardewerk was van betere kwaliteit d a n de Nederlandse producten. B o -vendien waren de Nederlandse pottenbakkers lange tijd niet i n staat o m aan de vraag naar aardewerk te voldoen.

In sommige Nederlandse plaatsen werd tot de 19e eeuw d o o r gildenbepalingen de r o l van de Westerwalders beperkt. U t r e c h t kende, bijvoorbeeld, i n de 18e eeuw het marsliedengilde waaronder de handelaren i n kannen, k r u i k e n en potten ressorteerden. Volgens een verorde-n i verorde-n g uit 1759 mocht verorde-n i e m a verorde-n d deze wareverorde-n verkopeverorde-n zoverorde-nder l i d vaverorde-n het gilde te zijverorde-n, het gil-d e n g e l gil-d te hebben volgil-daan en het bewijs van burgerschap te h e b b e n getoongil-d. V r e e m gil-d e k o o p l i e d e n die gildengoederen wilden verkopen, mochten dat alleen d o e n i n het gros aan de winkeliers. Voordat ze k o n d e n verkopen aan de gildenleden moesten ze, tegen betaling, een briefje met permissie halen bij het gilde. H e t gilde stelde dan de winkeliers van h u n komst i n kennis. De toestemming gold voor maximaal twee dagen. Herbergiers werden verplicht het gilde op de hoogte te brengen van de komst van de vreemde k o o p l i e d e n . Bij overtreding wer-d e n hoge boetes o p g e l e g wer-d .1 5

De 18e-eeuwse gildenbepalingen betekenden dat de Westerwalder handelaren i n de stad alleen als groothandelaren k o n d e n functioneren. O p het platteland hebben ze h u n waren mogelijk wel rechtstreeks k u n n e n afzetten. H e t gilde verbood weliswaar ook het ' o m l o o p e n op het platte l a n d ' , maar de controle was daar m i n d e r s c h e r p .1 6 De Westerwalders lijken niet te zijn toegetreden tot het Utrechtse marsliedengilde. In het register van namen van gilden-broeders en -zusters k o m e n geen Westerwalders voor.1'

De opheffing van de g i l d e n i n 1798 betekende niet automatisch het einde van de handels-b e p e r k i n g e n .1 8 A a n het begin van de 19e eeuw werden i n sommige plaatsen via een omweg de gildenbepalingen hersteld. In 1808 verzocht het Delftse Sint Nicolaasgilde of 'Komans G i l d ' (koopmansgilde) 'speciaal te letten o p de veelvuldige klagten welke wij bijna daagelijks van gilde broeders en zusters hebben moeten aanhooren, namentlijk dat het weinige debiet welk er d o o r het groote verval van bijna alle b r o n n e n van negotie i n deese stad en haven n o g over is gebleeven meestal d o o r vreemdelingen w o r d geabsorbeert'. Bepaald werd dat mensen die wilden verkopen l i d moesten zijn van het gilde, en dat ze h u n patentbelasting moesten heb-ben v o l d a a n .1 9 Behalve de k o o p l i e d e n d r o n g e n ook de Delftse producenten aan op meer regels. Zij richtten een corporatie op als opvolger van h u n i n 1798 verboden gilde. V r e e m d e l i n -gen die ' h u n n e potten begeerde uit te venten' moesten h u n patenten door de corporatie van 'Fabrikanten en Trafikanten i n aardewerk' tegen betaling van zes stuivers laten visiteren.2 0

Ofschoon het verdwijnen van de gilden met horten en stoten ging, betekende de opheffing van de gildenbeperkingen toch dat de Westerwalder handelaren i n de 19e eeuw meer moge-lijkheden kregen. N a de opheffing van de gilden veranderde het karakter van de Westerwal-der aardewerkhandel ingrijpend. De wijzigingen betroffen de transportmethode, veranWesterwal-derin- veranderin-gen i n de vraag, de samenstelling van de groep en uiteindelijk ook het migratiepatroon.

15 C A Utrecht, 86 BA 1 Gilden, inv.nrs. 63 en 56. 16 Ibidem, inv.nr. 56.

17 Ibidem, inv.nr. 58, Register van de namen der aangenomen leden van het marsliedengild 17-24-1798. 18 Gilden werden opgeheven in 1798 en definitief afgeschaft in 1808.

(10)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en Utrecht

Wijziging in de transportmethode

H e t transport van aardewerk naar N e d e r l a n d v o n d aanvankelijk niet over het water plaats, maar over land. De grote handelaren vervoerden h u n waren met wagens naar een depot i n het afzetgebied. Aardewerk is zwaar, zodat slechts een beperkt aantal stuks op de rug, op het hoofd, of i n een m a n d aan de arm d o o r de venters k o n worden meegedragen. De venters wa-ren daarom genoodzaakt regelmatig naar de depots terug te kewa-ren, waar de goedewa-ren lagen opgeslagen. H e t is logisch dat de Westerwalders ook bij deze p a k h u i z e n gingen wonen. V o o r het vervoer van goederen b i n n e n N e d e r l a n d werden van oudsher potschepen gebruikt. E e n locatie aan het water lag dus voor de hand. De groothandelaars die een depot beheerden en zich permanent i n het afzetgebied vestigden, fungeerden als grossiers voor de kleinere handelaren. O n d e r de grote handelaren waren enkele succesvolle ondernemers, die een goed i n -k o m e n verdienden en meerdere -knechts en m e i d e n i n dienst hadden. Per jaar ver-kochten deze grote handelaren acht tot negen karrenvrachten aan goederen.2 1 De kleinere handela-ren o n d e r n a m e n h u n reis zonder i n alle gevallen vooraf afspraken te hebben gemaakt met de grossiers. S o m m i g e n faalden i n h u n opzet en werden dan zonder m i d d e l e n van bestaan over de grens gezet.2 2

O m d a t de handelaren op een vaste bestemming reisden, waren ze ondanks het seizoens-matige karakter van h u n verblijf i n het afzetgebied geen vreemden. Sommige trekhandelaren spraken behalve Duits ook N e d e r l a n d s .2 3 Dat de handelaren geen vreemden waren blijkt ook uit de beschrijving van de uitzetting van J o h a n Schmidt. In j u l i 1852 werd hij uitgewezen na een straf van drie maanden wegens diefstal te hebben uitgezeten. In het Algemeen Politieblad werd over h e m opgemerkt dat zijn ouders zich veelal te D o r d r e c h t o p h i e l d e n en dat hij zelf d o o r heel Z u i d - H o l l a n d bekend was 'als gewoon met potten en p a n n e n aldaar r o n d te rei-zen.' N u was hij zonder m i d d e l e n van bestaan k o m e n te zitten, had onvoldoende papieren en was armlastig. Zijn vrouw had 'zich van h e m verwijderd', na herhaaldelijk d o o r h e m te zijn mishandeld. Gezien de b a n d die Schmidt had met N e d e r l a n d , werd aangenomen dat hij po-gingen z o u d o e n o m opnieuw het l a n d i n te k o m e n .2 4

In het m i d d e n van de 19e eeuw gingen de handelaren ertoe over h u n waren per schip over de Rijn te vervoeren. De Rijn was lange tijd meer een b a r r i è r e dan een waterweg geweest. In de 19e eeuw werden echter de tollen, die i n zeer groten getale langs de Rijn stonden, opge-heven, de verplichte overslag i n K e u l e n kwam te vervallen en de verzandingen i n de rivier werden o p g e r u i m d . De verbreiding van de stoomboot maakte voorts het transport m i n d e r af-hankelijk van de w i n d .2 5

De Westerwalder goederen werden n u per kar naar de Rijnhaven Vallendar, bij Koblenz, gebracht en daar ingeladen. Enkele van de grote handelaren h a d d e n een eigen schip voor h u n vervoer.2 6 In N e d e r l a n d werden de potten van de Rijnschepen overgeslagen op karren en kleinere potschepen. De Rijnschepen namen wel eens handelaren m e e .2 7 Gebruikelijker was

21 P l e n g e , WesterwalderHausierer, 1 1 4 . 2 2 Algemeen Politieblad 1 8 5 2 - 1 8 5 3 . 2 3 I b i d e m , M a a n 1 8 5 3 R o t t e r d a m , 1 2 0 . 2 4 I b i d e m , J u l i 1 8 5 2 B r i e l l e , 4 9 2 .

2 5 H J . K e u n i n g . ' D e e c o n o m i s c h - g e o g r a f i s c h e a c h t e r g r o n d v a n d e R i j n v a a r t v o o r 1 8 7 0 ' , i n : Physisch- en Economisch-Geo-grafische beschouwingen over de Rijn ak Europese rivier. Vriendenboek aangeboden aan prof. W.E. Boerman ( R o t t e r d a m 1 9 4 8 )

3 2 - 6 0 ; H . C . W . R o e m e n , ' D e o n t w i k k e l i n g n a 1 8 7 0 ' , i n : i d e m , 6 1 - 8 8 .

(11)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

Afb. 3. De potmarkt op de Noordermarkt te Amsterdam in 1693. Gravure. Foto A A 88706, Collectie Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem.

echter dat de schare handelaren i n het voorjaar, voorzien van roggebrood, i n tien tot twaalf dagen naar N e d e r l a n d l i e p .2 8 De reizigers liepen z o ' n acht tot tien u u r per dag.

K o r t na de verbetering van de Rijnvaart kwamen de spoorwegverbindingen tussen Neder-l a n d en het Duitse achterNeder-land tot stand. H i e r m e e opende zich een tweede mogeNeder-lijkheid voor grootschalig, snel en relatief goedkoop vervoer.

Wijziging van de transportmethode had geen gevolgen voor de geconcentreerde bewoning van de Westerwalders i n Nederlandse steden. B u u r t e n met veel p a k h u i z e n , die goed bereik-baar waren over het water bleven aantrekkelijk. De trek op de reeds bestaande w o o n b u u r t e n werd er eerder d o o r versterkt dan verzwakt. De wijzigingen i n het transport maakten het wel mogelijk voor de handelaren o m i n te spelen op de toename van de vraag naar aardewerk, die zich i n het m i d d e n van de 19e eeuw voordeed.

Veranderingen in de vraag

De pottenbakkerij i n het Westerwald h a d tot i n de 18e eeuw een aanzienlijke omvang gekend. H e t verband tussen productie en handel was echter geleidelijk m i n d e r geworden, en reeds i n de 18e eeuw waren de meeste handelaren niet tevens producent, ofschoon ze zich soms wel zo afficheerden. In de eerste helft van de 19e eeuw h a d de pottenbakkerij te lijden onder de

(12)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

concurrentie van de goedkoper producerende grotere bedrijven buiten het Westerwald. Pas aan het einde van de 19e eeuw kreeg het Westerwald weer een aardewerkindustrie van bete-kenis.

De fabrieken maakten Westerwalder aardewerk aan de hand van voorbeelden uit de 17e eeuw en met b e h u l p van reliëfmatrijzen die ook i n eerdere eeuwen gebruikt waren. O f s c h o o n de fabrieken buiten het Westerwald gevestigd waren, betrokken ze de grond- en kleurstoffen wel uit die streek. H e t 19e-eeuwse Westerwalder aardewerk was d o o r vormgeving, materiaal-gebruik en productiewijze en d o o r de slijtvastheid van het e i n d p r o d u c t zelfs voor experts moeilijk te onderscheiden van de 17e-eeuwse voortbrengselen. De k a n n e n en k r u i k e n werden echter niet gemaakt als vervalsingen, maar waren een geslaagde p o g i n g van de fabrikanten o m i n te spelen op de 19e-eeuwse belangstelling voor de 17e eeuw.2"

De aardewerkproducten die werden verhandeld kwamen i n de 19e eeuw gedeeltelijk uit het Westerwald, en gedeeltelijk uit grote fabrieken erbuiten. De fabrikanten zochten de han-delaren op als ze i n de winter in het Westerwald waren. De hanhan-delaren deden dan h u n be-stellingen voor het handelsseizoen. E e n m a a l i n N e d e r l a n d werden ook wel waren bijbesteld bij de fabrikanten. Toen i n het m i d d e n van de 19e eeuw de vraag naar Westerwalder aarde-werk toenam, gaven fabrikanten en andere producenten de handelaren krediet. De goederen hoefden pas te worden betaald aan het einde van het handelsseizoen. D o o r de kredietverschaffing werd toetreding tot de handel bijzonder eenvoudig. H e t gevolg was dat i n het m i d -den van de 19e eeuw gelijktijdig met de vraag ook het aantal handelaren fors toenam.

De reden voor de forse toename van de Westerwalder aardewerkhandel i n de 19e eeuw was, ten dele, dat het met de landbouw i n het Westerwald slecht ging, terwijl de bevolking groeide. O m g e k e e r d maakte de toenemende h a n d e l ook bevolkingsgroei mogelijk. D o o r de geleidelijk stijgende welvaart elders n a m voorts de vraag naar goedkoop aardewerk toe. E e n b o r d voor ieder afzonderlijk, i n plaats van een grote schotel voor allen gezamenlijk, kwam als een bescheiden luxe voor de armeren i n zwang.3 0 H o u t e n k o m m e n en tinnen b o r d e n ver-dwenen van de tafels, bloempotten raakten i n de mode bij de gegoede burgerij en een provi-siekast vol aardewerken potten met i n zout ingelegde groenten en vlees werd een symbool van welstand voor de kleine burgerij.

De Westerwalders waren niet de enigen die i n N e d e r l a n d aardewerk verkochten. In Delft was er aan het begin van de 19e eeuw een groot aantal mensen dat een aardewerkwinkel dreef. Getuige de inschrijvingen i n het Delftse patentregister waren er n o g al wat plateelbak-kersknechts die i n de aardewerkindustrie werkzaam waren en die tevens een winkel d r e v e n .3 1 Waarschijnlijk was dit een symptoom van de i n verval zijnde lokale aardewerksector.

Naast de lokale winkeliers en kramers i n aardewerk kende elke plaats aan het begin van de 19e eeuw ook vreemde aardewerkkramers. H e t Westerwald was niet de enige Duitse streek waar i n de 19e eeuw trekhandelaren i n aardewerk vandaan kwamen. H e t Westfaalse O c h t r u p , niet ver van Enschede ten oosten van G r o n a u i n het M u n s t e r l a n d , was ook een bekend cen-t r u m van produccen-tie en h a n d e l .3 2 D i t aardewerk werd d o o r O c h t r u p p e r handelaren in Neder-land verkocht.

29 Gisela Reineking-Von Bock, 'Steinzeug - Nachahmung, Nachbildung oder Falschung?', Keramos 49 (1971) 3-66. 30 A J Fr van Maenen, Petrus Regout 1801-1878. Een bijdrage tot de sociaal-economische geschiedenis van Maastricht (Nijmegen

1959) 233.

31 GA Delft, Stadsarchief 2e afd. 92, Patentregister 1809-1811.

(13)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

Afb. 4. Een potschip bij Workum in 1943. Tot ver in deze eeuw werd aardewerk gewoonlijk op pot-schepen vervoerd. Foto A A 151855, Collectie Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem.

Aardewerk werd vanzelfsprekend niet alleen i n het Westerwald gemaakt, maar ook op tal van plaatsen i n N e d e r l a n d en daarbuiten. In Delft kwam i n de 17e eeuw de aardewerkindus-trie tot bloei, gestimuleerd d o o r het wegvallen van de i m p o r t e n uit C h i n a en Japan. In de 18e eeuw verviel deze sector echter d o o r concurrentie uit het buitenland, vooral uit E n g e l a n d . D e Delftse productie had in de 18e eeuw ook te lijden o n d e r de toevoer van Franse en Duitse producten en de hervatte aanvoer van Oosters p o r s e l e i n .3 3 T e k e n e n d voor het geringe belang van de lokale nijverheid aan het begin van de 19e eeuw is dat i n de boedelinventarissen van de Delftse gegoede burgerij tussen 1830 en 1850 het Delfts aardewerk totaal ontbreekt, zelfs i n de k e u k e n .3 4

Dat de Westerwalders, ondanks andere producenten en handelaren, een niche k o n d e n vin-den i n de aardewerksector kwam doordat deze markt i n hoge mate gesegregeerd was. De rij-keren kochten de duurdere serviezen en het zogenaamde pronkaardewerk: grote vazen en andere decoratieve stukken die slechts werden uitgestald en geen gebruiksfunctie hadden. V o o r de armere klanten en voor het gebruik i n de keuken was er het niet o l nauwelijks gede-coreerde volksaardewerk. D i t aardewerk werd vrij grof en i n grote partijen gemaakt en werd niet voorzien van stempels ter a a n d u i d i n g van de producent of ontwerper. D o o r de slechte

33 Thera Wijsenbeek-Olthuis, 'Delft in de 18e eeuw, een stad in verval', in: I.V.T. Spaander en R.A. de Leeuw (red.), De

stad Delft, cultuur en maatschappij van 1667 toi 1813 (Delft 1982) 60.

34 T h . F. Wijsenbeek-Olthuis, 'De twee gezichten op Delft', in:J.W.L. Hilkhuijscn, H.W. van Leeuwen en A.C.A. Wiech-mann-Oomens (red.), De stad Delft, cultuur en maatschappij van 1813 tot 1914 (Delft 1992) 66.

(14)

G r o e p s v o r m i n g o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

kwaliteit brak het volksaardewerk gemakkelijk en bijgevolg was het verbruik groot. O f s c h o o n de 17e-eeuwse ontwerpers van Westerwalder aardewerk o o k zogenaamde p r o n k s t u k k e n had-den gemaakt, maakten de Westerwalder p r o d u c e n t e n i n de 19e eeuw toch vooral gebruiks- o f volksaardewerk.

Volksaardewerk werd op basis van k l e u r naar regionale herkomst onderscheiden. B r u i n aardewerk werd gemakshalve altijd ' L i m b u r g s ' g e n o e m d , ofschoon dat niet betekende dat het ook i n L i m b u r g was gemaakt. G r o e n g e g l a z u u r d aardewerk werd 'Fries' o f ' G o u d s ' ge-n o e m d .3 5 D i t aardewerk was over het algemeen vrij go edko o p. H e t L i m b u r g s , Fries en G o u d s

tafelgoed en keukengerei was m i n o f meer inwisselbaar, en de keuze werd vooral bepaald d o o r de smaak en k o o p k r a c h t van de klant. Behalve het aardewerken tafelgoed en keukenge-rei waren er ook meer gespecialiseerde producten, zoals de vuurvaste aardewerken kookpot-ten.

Tot aan de 19e eeuw werd er geen hardgebakken g r è s - a a r d e w e r k , zoals het Westerwalder, i n N e d e r l a n d gemaakt. In de l o o p van de 19e eeuw veranderde dat. E e n van de eerste pro-ductiecentra was Tegelen bij V e n l o . In 1812 werkten h i e r op een b e v o l k i n g van 816 inwoners twaalf pottenbakkers met 40 knechts.3 ( > Halverwege de eeuw waren er vijftien

pottenbakkerij-en met 120 arbeiders.3 7 In Tegelen kwamen vooral vreemde k o o p l i e d e n het aardewerk

opha-len. Deze Duitsers kwamen i n het voorjaar, tegen Pasen, vooral uit Nassau en omgeving naar Tegelen en voeren vervolgens met speciale potschepen de Maas af.3 8 I n 1848 werd er b u i t e n

Wageningen een fabriek van Keuls aardewerk en b i e r k r u i k e n aangelegd, waarvan het pro-duct, volgens de makers, i n d e u g d en fraaiheid van bewerking v o l k o m e n k o n wedijveren met het beste buitenlandse. Omstreeks 1874 werd er i n Zwolle een fabriek van Keuls aardewerk o p g e r i c h t .3 9 Evenals i n Tegelen waren de Westerwalders ook h i e r waarschijnlijk de

voornaam-ste afnemers.

H e t Westerwalder aardewerk week, zoals gezegd, van het overige aardewerk af vanwege het lucht- en waterdichte karakter. O f s c h o o n ook andere p r o d u c t e n werden gemaakt, g i n g het bij het Westerwalder aardewerk toch merendeels o m k a n n e n en k r u i k e n van g r è s . Stevigheid en ondoorlaatbaarheid maakten de Duitse k a n n e n uitermate geschikt o m bier, wijn, olie o f an-dere vloeistoffen i n te bergen. H e t aardewerk was ook bestand tegen de i n w e r k i n g van zuur en zout, en dus geschikt voor het inleggen van groenten, vlees o f vis. H e t g r è s aardewerk was niet geschikt als kookgerei, omdat het niet boven een o p e n v u u r plaatselijk verwarmd k o n worden z o n d e r te barsten.4 0 H e t hardgebakken grès, waaronder het Westerwalder aardewerk,

werd i n N e d e r l a n d 'Keuls' g e n o e m d naar de plaats die, i n de eerste eeuwhelft, de voornaam-ste overslaghaven van deze p r o d u c t e n was. De kleur van het Keuls aardewerk was grijs, met blauwe decoraties.

N a de toename van de vraag i n het m i d d e n van de 19e eeuw, begon later in de eeuw de vraag af te n e m e n . H e t volksaardewerk voor keukengebruik kreeg i n de 19e eeuw concurren-tie van het g e ë m a i l l e e r d e metaalwerk, dat i n de mode kwam als keukengerei. De Westerwalder k r u i k e n , die op grote schaal gebruikt werden voor mineraalwater, werden geleidelijk

vervan-35 De Kleyn, Volksaardewerk in Nederland, 40. 36 Ibidem, 44.

37 Agnes Lewe, 'Invoer le lande verboden'. Een verkenning van de handel over landwegen tussen Nederland en de Pruisische

pro-vincies Rheinland en West/alen 1836-1857(Hilversum 1995) 250.

38 De Kleyn, Volksaardewerk in Nederland, 44. 39 Ibidem, 60.

(15)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

gen d o o r glazen flessen. In deze periode kwam de gewoonte i n zwang o m extra k o o l z u u r aan mineraalwater toe te voegen. Glazen flessen b l e k e n beter i n staat deze verhoogde hoeveel-h e i d k o o l z u u r vast te hoeveel-h o u d e n . B o v e n d i e n waren ze makkelijker te r e i n i g e n .4 1

De groothandelaren o n d e r de Westerwalders gingen omstreeks 1900 functioneren als i n -termediair tussen Westerwalder aardewerkfabrikanten en Nederlandse producenten van voe-dingsmiddelen. Nederlandse producenten bestelden via deze groothandelaren k r u i k e n en potten gemerkt met h u n bedrijfsnaam. Deze werden bijvoorbeeld gebruikt voor gedestil-leerd, boter, margarine, ansjovis, mosterd, zuur, ingemaakt fruit, rode k o o l , z u u r k o o l , olie en zout. De potten en k r u i k e n werden uitgegeven tegen statiegeld.4 2 N a 1900 maakte dit aarde-werk gedeeltelijk plaats voor glas en blik.

Naast de groothandelaren waren er de kleinere handelaren. Deze kleinere handelaren be-zochten aan het einde van de 19e eeuw h u n vaste klanten eens i n de vier weken. O m d a t men-sen vrij vaak nieuw aardewerk n o d i g hadden en de handelaren variatie aanbrachten i n h u n assortiment, k o n d e n er vrij veel handelaren b i n n e n een gebied van relatief geringe omvang actief zijn. O f s c h o o n aan het einde van de 19e eeuw de venters i n toenemende mate concur-rentie o n d e r v o n d e n van de winkels, werd h u n handelsgebied toch niet beperkt tot het winkel-arme platteland. Veel kopers v o n d e n het n o g steeds makkelijk o m aardewerk aan huis te ko-pen. D i t g o l d vooral i n de arbeiderswijken bij de steden, waar vrouwen d o o r h u n kleine k i n d e r e n o f werk aan huis gebonden waren.'1 3 D o o r d a t dezelfde handelaren met vrij grote re-gelmaat h u n klanten bezochten, waren de Westerwalders weliswaar v r e e m d e l i n g e n , maar toch geen onbekenden.

Ofschoon de Westerwalders voornamelijk handelden i n grès, betekende dit niet dat ze h u n activiteiten daartoe beperkten. De Westerwalders gingen er i n de loop van de 19e eeuw toe over ook aardewerk uit Brussel, L u x e m b u r g en Delft, grof aardewerk uit bijvoorbeeld O l d e n -burg, en h o u t e n p r o d u c t e n uit Sauerland te verhandelen. B o v e n d i e n verkochten ze halver-wege de vorige eeuw ook glas, minerale wateren, wasdoek, g a l a n t e r i e ë n , geweven goederen, eau de cologne, en i n mindere mate zeep, olie, blikwaren, schilderijen, en kleedjes.4 4 Als beroep vermelden de vroege bevolkingsregisters meestal ' k o o p m a n ' o f 'koopvrouw', vooral o m -streeks 1850 n o g veelal met de toevoeging ' i n aardewerk' of ' i n potten'. Later wordt deze toe-voeging vaak weggelaten. Mogelijk is deze verandering i n de v e r m e l d i n g een indicatie voor de verbreding van h e l assortiment waarin werd gehandeld.

A a n het einde van de 19e eeuw maakte een andere groep Duitse ambulante handelaren, die i n textiel, de overstap naar het gevestigde winkelbedrijf.1 5 V o o r de aardewerkhandelaren is deze overgang naar de gevestigde winkelstand i n U t r e c h t en A ms te rdam niet teruggevon-den. De v e r m e l d i n g 'winkelier' of'winkelierster' werd i n de e i n d 19e-eeuwse bevolkingsregis-ters bij de leden van deze groep niet aangetroffen. In de Utrechtse en Amsterdamse adres-b o e k e n van de eerste d e c e n n i a van deze eeuw w o r d e n de f a m i l i e n a m e n ook niet adres-bij de

41 Peter Zwaai, Frisdranken in Nederland. Ken Iwinligsle eeuuise jtroduktgeschiedenis (Rotterdam 1993) 31. 42 Adri van der Meniën en Paul Smeele, 'Oostcrhout als pottenbakkerscentrum in de negentiende en twintigste eeuw',

Antiek, tijdschrift voor liefliebbers en kenners van oude kunst en kunstnijverheid 24 (1989-90) I 2-23, II 63-87. Adri van der

Meulen en Paul Smeele bezitten een omvangrijke collectie van dit gemerkte, laat-19e-eeuwse aardewerk. Ik wil hen bedanken voor inzage in deze collectie en hun uitvoerige toelichting. Zie ook de bestelling voor Wijnand Fockink, producent van gedestilleerd in Amsterdam: Hessisches Hauptstaatsarchive Wiesbaden, nr w-211 14334 Gewerbe-konsessionen in Ambt Selters 1, 1861.

4.3 Plenge, Westerwalder Hausieter, 204: 44 Ibidem, 204.

(16)

G r o e p s v o r m i n g o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

winkeliers i n glas en aardewerk teruggevonden. Mogelijk maakten enkelen wel een overgang naar de gevestigde winkelstand, maar bleven zij genoteerd staan als k o o p l i e d e n . De grond-leggers van de hedendaagse servieshuizen, zoals b i j v o o r b e e l d de befaamde M o b a c h i n U t r e c h t o f P o l l m a n n i n A r n h e m , waren weliswaar van Duitse oorsprong, maar deze families b e h o o r d e n niet tot de Westerwalders. Delft lijkt wat dit betreft niet op U t r e c h t en Amsterdam. Petrus Bender, een zoon van Catharine Geelhart, breidde de aardewerkhandel van zijn moe-der uit. A a n het einde van de 19e eeuw bezat de familie Benmoe-der drie w i n k e l p a n d e n i n Delft. E r is n o g steeds een winkel van de familie B e n d e r i n Delft, die behalve aardewerk ook kristal, glas en porselein verkoopt.4''

Wanneer we de 19e eeuw als geheel overzien, dan kan eerst een u i t b r e i d i n g van handels-mogelijkheden aan het begin van de eeuw worden geconstateerd, dan een sterke toename van de vraag en het aantal handelaren i n het m i d d e n van de eeuw, gevolgd d o o r een sterke af-name aan het einde van de 19e eeuw. Deze fluctuatie h a d gevolgen voor het migratiepatroon van de Westerwalders.

Wijzigingen in het migratiepatroon en de samenstelling van de groep

Een streek waar migranten vandaan k o m e n , wordt i n de migratieliteratuur aangeduid als het 'afstotingsgebied'. De streek waar ze heen gaan heet het 'aantrekkingsgebied'.4 7 Bij de aarde-werkhandelaren zien we dat er i n de 19e eeuw duidelijke en hechte banden bestonden tussen de afstotingsgebieden i n het Westerwald en de aantrekkingsgebieden i n N e d e r l a n d . De Wes-terwalders i n U t r e c h t kwamen, bijvoorbeeld, vooral uit de d o r p e n Ransbach en B a u m b a c h (zie afb. 5, p. 108). D i t waren d o r p e n die de oudste traditie hadden i n de langeafstands-aardewerk-handel. De b a n d met U t r e c h t doet vermoeden dat dit é é n van de steden was, waar Westerwal-ders zich reeds vroeg permanent vestigden. De veel grotere groep WesterwalWesterwal-ders i n A m s te r da m kwam zowel uit de kern van het afstotingsgebied, als uit verder daarbuiten gelegen plaatsen. Westerwalders i n Delft kwamen uit het zuidoostelijke gedeelte van het afstotingsgebied, terwijl, bijvoorbeeld, de Westerwalders in Zwolle overwegend uit de buurt van Sessenhausen kwamen. In Maastricht woonden Westerwalders uit H ö h r , een dorp dat meer bevolkt werd d o o r aarde-werkproducenten dan d o o r handelaren. Mogelijk betrof het hier dan ook handelende produ-centen. O p v a l l e n d is dat de Westerwalders die i n het Algemeen Politieblad v o o r k o m e n , omdat ze wegens gebrek aan m i d d e l e n over de grens werden gezet, uit de periferie kwamen, en niet uit het kerngebied. Wellicht ging het hier o m handelaren die, omdat ze zich pas laat i n de eeuw op deze handel hadden toegelegd, genoegen moesten n e m e n met de afzetgebieden die de eer-dere handelaren hadden laten liggen, met als gevolg een grotere kans op falen.

H e t reispatroon van de Westerwalders, waarbij uit een bepaald dorp, o f uit een groep dor-pen, gereisd werd op é é n Nederlandse stad, werd r o n d het m i d d e n van de 19e eeuw besten-digd d o o r het Duitse vergunningenstelsel. Sommige Westerwalder trekhandelaren kregen reispapieren uitgereikt van de burgemeester van h u n geboortedorp met daarop een vaste, voorgeschreven reisroute.4 8 De reispapieren werden veelal afgegeven met een geldigheid van

46 M B Chotkowski 750 jaar migratie naarDelfi. Onderzoek en bronnenoverzicht (Leiden 1996) 67-68.

47 I 1 ucassen en R Penninx, Nieuwkomers, nakomelingen, Nederlanders. Immigrtmlen in Nederland 1550-1993 (Amsterdam 1994).

48 Algemeen Politieblad Juni 1853 Neede, 263.

(17)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en Utrecht

Afb. 5. Plaatsen waaruit Westerwalder aardewerkhandelaren in Nederland afkomstig waren (Koblenz en Diez Limburg zijn aangegeven ter oriëntatie) en de bronnen Geilnau, Fachingen en Selters.

een jaar. In N e d e r l a n d werden de papieren d o o r de lokale politie geviseerd. H e t verlopen van de papieren was op zichzelf geen g r o n d voor uitzetting. De Vreemdelingenwet van 1849 be-paalde dat elke vreemdeling i n N e d e r l a n d m o c h t verblijven en werken zolang hij over vol-doende m i d d e l e n van bestaan beschikte en geen gevaar voor de openbare orde opleverde.1 9 Bij het merendeel van de vreemdelingen die i n de j a r e n vijftig van de 19e eeuw werden uitge-zet, was de reden een gebrek aan m i d d e l e n van bestaan. Slechts een e n k e l i n g werd uitgezet o m andere redenen, zoals openbare dronkenschap.

H e t Duitse vergunningenstelsel impliceerde het vooraf vastleggen van de reisroutes. H e t migratiepatroon en de samenstelling van de migrantengroep werden echter ook b e ï n v l o e d door andere Nederlandse en Duitse wet- en regelgeving. Tussen deze beide wetgevingen be-stond een zekere wisselwerking. De oorsprong van de Duitse bemoeienis met de Westerwal-der migranten was angst voor bedelarij. Behalve de aardewerkhandelaren h a d m e n daarbij ook de rondreizende muzikanten uit het Westerwald op het oog. De grootschalige kramerij i n het Westerwald verwerd, volgens de lokale bestuurders, gemakkelijk tot bedelarij. In de 17e en 18e eeuw werd er door bestuurders veelvuldig geklaagd over bedelaars die zich voordeden als kramers. O m aan de uitwassen paal en perk te stellen en echte handelaren te k u n n e n on-derscheiden van bedelaars werd aan het einde van de 18e eeuw het stelsel van reispassen en vergunningen ingevoerd en werd het venten d o o r vrouwen en k i n d e r e n , wat volgens de loka-le overheid het makkelijkst overging i n bedelarij, v e r b o d e n .5 0

Vanaf 1816 was permanente migratie van vrouwen i n principe toegestaan. A a n m a n n e n was

49 Heijs, Van vreemdrthig tol Svderlanaer, 57. 50 Plenge, Wesln wdldcv llansicrer, 63-65.

(18)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

dit slechts toegestaan voorzover ze ouder waren dan 23 jaar en zich niet onttrokken h a d d e n aan de dienstplicht.5 1 E e n gedeelte van de m a n n e n zal tijdelijke migratie hebben voorgewend wanneer ze niet voldeden aan de vereiste leeftijd van 23 jaar.

O m d a t de Nederlandse regering bang was dat Duitse migranten met bestemming A m e r i k a i n Nederlandse havens zouden stranden, verordonneerde ze i n 1817 dat deze migranten al-leen tot het l a n d werden toegelaten wanneer een Nederlands burger zich b o r g voor h e n stel-de. In 1828 werden deze maatregelen verscherpt. De migranten met overzeese bestemming moesten een visum hebben, ze moesten k u n n e n aantonen dat ze het benodigde reisgeld had-den en ze moesten een verklaring overleggen van de kapitein van het schip waarmee ze zou-d e n reizen. Twee Nezou-derlanzou-dse hanzou-delshuizen moesten zich b o r g stellen voor zou-de kosten van h u n o p o n t h o u d .5 2 Deze voorschriften zullen er eveneens toe hebben geleid dat permanente migranten zich voordeden als tijdelijke migranten.

Ten aanzien van tijdelijke migratie, de zogenaamde 'landgangerij' met het oogmerk terug te keren, stelde de Nassause regering i n 1811 dat een gehuwde handelaar slechts é é n van zijn zonen m o c h t meenemen, die bovendien de school ontgroeid moest zijn (ouder dan veertien j a a r ) .5 3 Gehuwde landgangers m o c h t e n h u n vrouw niet m e e n e m e n , maar wel m e i d e n en knechts. Ongehuwde landgangers mochten geen m e i d e n meenemen.

In de jaren twintig van de 19e eeuw kwamen er talloze verzoeken van landgangers o m toch h u n vrouw mee te mogen nemen. Aangevoerd werd dat de vrouwen voor de uitoefening van het bedrijf onontbeerlijk waren. Vijf Baumbacher landgangers gaven te k e n n e n dat ze i n h u n standplaatsen i n Am s t e r da m, Rotterdam en B r e d a woningen hadden, net als i n B a u m b a c h . De vrouwen zouden h u n w o n i n g e n niet u i t k o m e n behalve op marktdagen, wanneer er veel te verdienen viel. In eerste instantie werden verzoeken ingewilligd i n d i e n er n o g geen k i n d e r e n waren, vervolgens kreeg men ook toestemming wanneer er k o n worden aangetoond dat er voor de k i n d e r e n , gedurende de ongeveer negen maanden dat de handelaren van huis wa-ren, goede opvang was geregeld. Bij latere toestemmingen werd hier aan toegevoegd dat het jongste k i n d ouder dan é é n jaar moest zijn. D r i e verzoeken, waarbij de k i n d e r e n twee, vier en zes maanden o u d waren, werden afgewezen. Deze k i n d e r e n waren te j o n g o m te worden mee-genomen op reis, en ook te j o n g o m van h u n moeder te worden gescheiden, aldus de moti-vering.

V o o r de opvang moest per k i n d een kostgeld worden betaald van 20 tot 25 Nassause gul-dens. Indien schoolplichtige k i n d e r e n werden meegenomen op reis, verzuimden zij tot z p ' n 200 dagen van het jaar de school. E r werd dan een boete opgelegd van ongeveer 20 Nassause guldens. I n d i e n de landgangers h u n geldstraf niet k o n d e n betalen, werd bij de eerste over-treding de helft van het bedrag kwijtgescholden en k o n d e n ze de rest voldoen d o o r tien da-gen wegarbeid te v e r r i c h t e n .5 4 De boetes waren dus lager dan het kostgeld, tenzij de k i n d e r e n kosteloos bij familie k o n d e n worden ondergebracht. In d o r p e n als Ransbach en B a u m b a c h waren de mogelijkheden daartoe echter beperkt. De helft van de inwoners was op reis. De d o r p e n waren uitgestorven en de h u i z e n afgesloten.5 3

In weerwil van de regelgeving werden veel vrouwen en k i n d e r e n zonder toestemming mee-g e n o m e n op reis. L e r a r e n m e l d d e n trouw het verzuim van k i n d e r e n , soms j a r e n aaneen,

51 Wolf-Heino Struck, flleAffiW»ta?o«<i»Wfraig<«mJVa!sii»(;S(»-/«tó)(Wiesbadeii 1966) 9.

52 Struck, Du Auswanderung aus dm Herzoglum Nassau, 17 en 26.

(19)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

waarna de boetes i n enkele gevallen waren opgelopen tot h o n d e r d e n g u l d e n s .5 6 D i t stimu-leerde ongetwijfeld sommige Westerwalders o m maar helemaal niet meer naar h u n geboorte-streek terug te keren. M i d d e n vorige eeuw werden de regels versoepeld en kregen landgan-gers toestemming h u n schoolplichtige k i n d e r e n mee op reis te nemen.-"

In de 19e eeuw reisden de meeste trekhandelaren alleen o f met andere handelaren, maar nooit met h u n gezinnen. De Westerwalder handelaren v o r m d e n i n dit opzicht een uitzonde-r i n g omdat ze uitzonde-reisden i n guitzonde-roepen van m a n n e n en vuitzonde-rouwen, met m e i d e n en knechts, en met reeds volwassen é n kleine ki nde r e n. In j u n i 1853 werd de gehuwde A n n a M a r i a H e m m e r l é uitgewezen, die reisde zonder haar man, maar i n het gezelschap van haar drie k i n d e r e n van acht, vier en é é n jaar.5 8 Catharina W i r t h , geboren i n W i r s c h e i d i n Nassau, werd i n 1852 uitge-wezen met haar twee onechte k i n d e r e n van tien en twee jaar, waarvan de oudste liep te spelen op een h a r m o n i c a .5 9 In j u n i 1853 werden wegens gebrek aan m i d d e l e n van bestaan uitgewe-zen Pieter, Christiaan, Catharina, J o h a n en Margaretha P f e n n i n g6 0 en vijf k i n d e r e n van twaalf, acht, vijf, vier en twee jaar.6 1 De groep valt op i n het Algemeen Politieblad d o o r zowel de samen-stelling als omvang. Behalve bij de Westerwalder aardewerkhandelaren komt het reizen i n fa-miliegroepen i n h e l m i d d e n van de 19e eeuw alleen voor bij handelaren i n r o o d k r i j t ,6 2 bij muzikanten, en bij wat omschreven wordt als gevaarlijke en vagebonderende t r o e p e n .b i

N e t als bij andere 19e-eeuwse trekhandelaren v i n d e n we bij de aardewerkhandelaren m i n o f meer formele samenwerkingsverbanden. E e n dergelijk verband werd een 'compagnie' ge-n o e m d wage-nge-neer zij bestoge-nd uit verwage-ntege-n, ege-n eege-n ' c o l o ge-n ge-n e ' wage-nge-neer zij bestoge-nd uit eege-n baas met meerdere knechts.6 4 De aardewerkhandelaren k e n d e n beide vormen, zonder een strikt onderscheid tussen compagnie en colonne. E e n handeldrijvend echtpaar werd afwisselend bijgestaan d o o r jongere broers o f zussen, d o o r neven en nichten en d o o r m e i d e n en knechts. M e i d e n en knechts werden d o o r de reeds i n N e d e r l a n d gevestigde Westerwalders i n het af-stotingsgebied gerecruteerd. De m e i d e n en knechts, die soms familie van elkaar waren, soms familie van h u n werkgever, waren niet nadrukkelijk aan een handelaar gebonden. H e t ene jaar werkten ze voor de ene handelaar, het andere jaar voor een andere. M e i d e n en knechts huwden wanneer ze e i n d twintig waren o n d e r l i n g , en b e g o n n e n een h u i s h o u d e n en een eigen handel i n aardewerk met knechts en m e i de n . Naarmate een echtpaar ouder werd en h u n k i n d e r e n opgroeiden, kwam de leeftijd van de m e i d e n en knechts, waarvan er immers steeds nieuwe kwamen, dichter bij die van de eigen k i n d e r e n te liggen. De eigen k i n d e r e n

56 Hessisches Hauptstaatsarchive Wiesbaden, w 241-345. 57 Ibidem, w 241-413.

58 Algemem Politieblad Juni 1853 Kampen, 430. 59 Ibidem, 1852 Venlo, 233.

60 Respectievelijk 42, 24, 42, 17 en 22 jaar oud. 61 Algemeen Politieblad Juni 1853 Breda, 344.

62 Mij is niet geheel duidelijk wat rood krijt was. De handelaren kwamen uit België. Het is niet onlogisch om aan te ne-men dat zij uit de streek kwane-men waar het 'rood krijt' werd gedolven. Het kan zijn dat er met rood krijt de fijne, vet-tige zandaarde werd bedoeld die ook wel 'Brusselse aarde' of 'Brussels zand' werd genoemd en die rood van kleur was. Het Brussels zand werd gebruikt als schuurmiddel. Het zou ook kunnen gaan om krijt dat werd gebruikt in de huizenbouw, voor de cementbereiding, of in de landbouw, als meststof. In beide laatste gevallen zou echter een an-der migratiepatroon worden verwacht dan het reizen in familiegroepen, hetgeen kleinschaligheid lijkt te implice-ren.

63 Algemeen politieblad, jaren vijftig en zestig. Zie ook: Leo Lucassen, En men noemde hen zigeuners ... De geschiedenis van

Kal-darasch, Ursari, Lowara en Sinli in Nederland (1 750-1944) (Amsterdam 1990) 361.

64 Peter Höher, Heimat und Fremde. Wanderhdndler der oberen Sauerlandes (Münster 1985) 124. Zie ook: Jan Lucassen,

Naar de kusten van de Noordzee, 114; W . H . T h . Knippenberg (red.), De Teuten. Buitengaanders van de Kempen (Eindhoven

(20)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d en U t r e c h t

huwden vervolgens met de meiden en knechts. Klaarblijkelijk was er sprake van weinig o f geen standsverschil.

Behalve de wet- en regelgeving i n het afstotings- en aantrekkingsgebied, hadden ook ande-re gebeurtenissen h u n weerslag o p het migratiepatroon. Zo maakten omstande-reeks 1805 meer-dere handelaren gebruik van de verwarring die dit tijdvak kenmerkte o m , voorzien van de juiste passen en vergunningen, en de regelgeving ten spijt, i n het gezelschap van h u n

vrou-wen en k i n d e r e n af te reizen naar N e d e r l a n d . Lokale bestuurders vermoedden dat het hier ging o m permanente migratie. O m d a t zij vreesden dat de bedelarij h i e r d o o r z o u toenemen, werd vervolgens de controle op passen verscherpt en werd strenger de h a n d gehouden aan het verbod o p het meereizen van vrouwen en k i n d e r e n .

De migranten die als groep i n 1805 het Westerwald verlieten lijken, althans gedeeltelijk, h u n schreden naar Utrecht te hebben gericht. H e t aantal vreemde k o o p l i e d e n i n aardewerk was in 1806 zo groot dat de Utrechtse bestuurders het wijs achtten er een speciaal patentre-gister aan te w i j d e n .6 5 Mogelijk was dit ook b e d o e l d o m het toezicht op vreemde handelaren te vergemakkelijken. H e t register bevat 99 k o o p l i e d e n met aardewerk; 59 m a n n e n en 40 vrou-wen. In Delft, en ook i n andere steden zoals D e n Bosch, werden de 'vreemde rondlopers met potten' niet i n een afzonderlijk register opgenomen. H u n aantal was dan ook kleiner. H e t Delftse patentregister van 1809-1811 telt acht Westerwalders; drie m a n n e n en vijf v r o u w e n .6 6

Het handelsseizoen van de aardewerkverkopers was de zomer. Ze gingen i n november te-rug naar het Westerwald. M e t Kerstmis waren de d o r p e n overvol, waarna de handelaren in maart weer afreisden.6 7 Overigens verlieten lang niet alle Westerwalders N e d e r l a n d ; 25 tot 50 procent van de migranten bleef in het m i d d e n van de 19e eeuw i n N e d e r l a n d . H e t hoogte-punt van de seizoensmigratie van aardewerkhandelaren v o r m d e n de j a r e n vijftig en zestig van de 19e eeuw. N a 1866 werd de migratie van de katholieke Westerwalders aangewakkerd d o o r h u n wens de protestantse Pruisische overheersing te ontvluchten. Daarna n a m de seizoensmi-gratie af. E e n reden hiervoor was dat er, ten gevolge van de industrialisatie van Duitsland, meer werk kwam i n de buurt van het Westerwald. Voorts bleven er steeds meer Westerwalders permanent i n N e d e r l a n d .

De overgang van seizoensmatige naar permanente migratie wordt weerspiegeld i n de ge-boorteplaatsen van de k i n d e r e n van de Westerwalders. K i n d e r e n van de Delftse groep kwa-m e n tot ongeveer 1837 i n het Westerwald ter wereld. Daarna werden er k i n d e r e n afwisselend in Delft en i n het Westerwald geboren. D i t patroon van afwisselende geboorten i n de plaats van herkomst en die van bestemming zette zich i n Delft voort tot de j a r e n vijftig. O p basis van het Utrechtse bevolkingsregister kan worden vastgesteld dat de leden van de groep die zich omstreeks 1805 i n U t r e c h t o p h i e l d , aan het einde van de 18e eeuw i n het afstotingsgebied wa-ren gebowa-ren. H u n oudere k i n d e r e n kwamen eveneens daar ter wereld, terwijl de jongere kin-deren na ongeveer 1810 i n Utrecht werden geboren. V o o r de Amsterdamse groep lijkt per-manente vestiging van latere datum te zijn. De k i n d e r e n werden tot e i n d j a r e n vijftig, begin jaren zestig i n Duitsland geboren en pas daarna i n Amsterdam. Seizoensmigratie en perma-nente vestiging bestonden tot 1860 naast elkaar. N a 1860 nam de seizoensmigratie af en wer-den i n Amsterd am, U t r e c h t en Delft de k i n d e r e n i n het aantrekkingsgebied geboren.

65 GA Utrecht, Catalogus archief 1795-1813 no. 40, 'Alphabetisch register van afgegeven patenten aan vreemde ketel boeiers en kooplieden in aardewerk 1800'.

(21)

Groepsvorming o n d e r Duitse aardewerkhandelaren i n 19e-eeuws H o l l a n d e n U t r e c h t

Conclusie

In de 19e eeuw was er i n N e d e r l a n d niet é é n Duitse gemeenschap, maar waren er verschillen-de, gescheiden Duitse gemeenschappen. In dit artikel is é é n van deze gemeenschappen be-schreven. De Westerwalders w o o n d e n geconcentreerd i n een aantal Nederlandse steden en v o r m d e n daar een hechte groep. D o o r het bestaan van seizoensmigratie, naast permanente migratie, bleef er een b a n d met het Westerwald, het afstotingsgebied, bestaan. In het m i d d e n van de 19e eeuw n a m de vraag naar Westerwalder aardewerk toe, breidde de omvang van de groep handelaren zich uit en verbeterden de transportmethoden. A a n het einde van de 19e eeuw liep de vraag naar het Westerwalder aardewerk sterk terug omdat er vervangende pro-ducten kwamen. D e migratie uit het Westerwald kwam tot een einde omdat de werkgelegen-h e i d in werkgelegen-het Westerwald toenam. N a drie generaties lang als werkgelegen-hecwerkgelegen-hte groepen te werkgelegen-hebben be-staan vielen de Westerwalder gemeenschappen i n N e d e r l a n d tenslotte uiteen.

N i e t bij alle Duitse gemeenschappen i n N e d e r l a n d zal het groepsvormingsproces langs dezelfde lijnen zijn verlopen. O f zich groepsvorming heeft voorgedaan o n d e r mensen uit é é n -zelfde afstotingsgebied kan echter slechts w o r d e n vastgesteld nadat de n a m e n van de ver-schillende plaatsen van herkomst zijn gelokaliseerd. Toevallige vondsten, zoals die van het steengoed i n Delft, k u n n e n daarbij een belangrijke attenderende r o l spelen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het artikel (appendix L) is getiteld ”Opzet met lage kosten van een industrieel symbiose netwerk voor grote hoeveelheden bijproducten” en is in het Engels opgesteld. De paper

In de Wet milieubeheer zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO 2 ), stikstofdioxide (NO 2 ), fijnstof (fijnstof

Na circa 70 meter gaan we links een stenen brug over en slaan daarna direct rechtsaf.. We bevinden ons nu aan de westzijde van de

Uit de analyse van de metingen blijkt dat de belasting op steile taluds (stijghoogteverloop tijdens het golffront en tijdens de golfklap) waarschijnlijk niet wezenlijk anders is dan

Double Beef patty, double cheddar, pickles, caramelized onions, bacon lettuce, SM burger sauce.

Wellicht zullen bij de première van hedenavond enkele generaals hun wenkbrauwen fronsen en zich afvragen of dit nu wel militaire muziek is, maar de hartveroverende, vakkundige

Delft Marketing heeft, op basis van onderzoeken, vier persona’s ontwikkeld die de nationale bezoekers representeren..

Ze lijken een voorsprong te hebben genomen op de PvdA, VVD en Partij voor de Dieren, maar rekening houdend met nauwkeurigheidsmarges en er sinds het moment dat de peilingen liepen