• No results found

De mogelijke bijdrage van een groothandel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De mogelijke bijdrage van een groothandel "

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bouwplaatslogistiek

De mogelijke bijdrage van een groothandel

Marijke Kompier

Faculteit Bedrijfskunde

Rijksuniversiteit Groningen

Scriptie, 17 april 2005

(2)

Bouwplaatslogistiek

De mogelijke bijdrage van een groothandel

Scriptie

Auteur: Marijke Kompier

Afstudeerrichting: Productie- en Servicemanagement Faculteit Bedrijfskunde

Rijksuniversiteit Groningen

Kampen, 17 april 2005

Studentnummer: 1144685

1e begeleider: Dr. Taco van der Vaart 2e begeleider: Dr. Jan de Vries

Afstudeerorganisatie: Technische Unie Bedrijfsbegeleider: Ir. Luc Perebooms

De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van het afstudeerverslag berust bij de auteur.’

(3)

Voorwoord

Voor u ligt het resultaat van mijn afstudeeronderzoek ter afsluiting van mijn studie Bedrijfskunde aan de RUG. Na 5 jaar studeren en genieten van het studentenleven, moest het er toch van komen. Enthousiast begon ik mijn onderzoek in april 2004, maar helaas is het niet geheel verlopen zoals gepland. Des te blijer ben ik dat het mij uiteindelijk toch gelukt is om het onderzoek succesvol af te ronden.

De ‘bouw’ is een actueel onderwerp en biedt een groot besparingspotentieel. Na de bouwfraude heeft het kabinet besloten om een Regieraad op te richten welke een cultuuromslag in de bouw moet realiseren. Steeds meer partijen in de waardeketen van de bouwindustrie ontdekken dat het mogelijk is om optimalisatie van de kosten te behalen uit samenwerkingsverbanden in de keten. De technische groothandel Technische Unie heeft gevraagd om te onderzoeken op welke wijze zij meer voordeel kan behalen uit samenwerkingsvormen met de installateur, wat terug te vinden is in de vorm van bouwplaatslogistiek. Zij is geïnteresseerd welke invloed bouwplaatslogistiek heeft op installatieprocessen in de bouw. Het doel van het onderzoek is het doen van aanbevelingen aan Technische Unie op welke wijze zij kan bijdragen aan het efficiënter laten verlopen van installatieprocessen en dan met name op het gebied van bouwplaatslogistiek.

Langs deze weg wil ik iedereen binnen Technische Unie bedanken voor hun gastvrijheid. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar mijn stagebegeleider Luc Perebooms. Zijn kritische doch rechtvaardige benadering en begeleiding van mijn onderzoek heeft ervoor gezorgd dat ik ook tijdens de moeilijke maanden scherp bleef. Verder ben ik hem (met de Technische Unie) erg dankbaar dat zij begrip hebben getoond voor mijn situatie en mij meer tijd hebben gegeven voor de afronding van mijn onderzoek. Daarnaast wil ik Taco van der Vaart bedanken voor zijn adviezen en het aandragen van nieuwe inzichten. Na elk begeleidingsgesprek in Groningen ging ik weg met meer vragen dan antwoorden, maar tijdens de terugreis in de trein vielen de puzzelstukjes toch telkens weer op haar plek. Jan de Vries wil ik bedanken dat hij als tweede begeleider wilde fungeren en mijn scriptie wilde beoordelen.

Hopelijk geeft deze scriptie een helder inzicht in de aspecten die samenhangen met bouwplaatslogistiek en de gevolgen voor de groothandel en haar installateurs.

Marijke Kompier Kampen, 17 april 2005

(4)

Samenvatting

In een bouwproces zijn een groot aantal verschillende actoren betrokken. In de praktijk blijkt dat de processen nauwelijks op elkaar afgestemd zijn. Technische Unie is een technische groothandel in het bouwproces, die wil weten op welke wijze zij meer voordeel kan behalen uit samenwerkingsvormen in de bouw, in het bijzonder met de installateur. Deze samenwerkingsvormen zijn voornamelijk terug te vinden in de wijze waarop de logistiek op een bouwplaats wordt ingevuld. TU is benieuwd welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.

Het doel van dit onderzoek is richtlijnen geven aan Technische Unie, over welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.

De doelstelling wordt aan de hand van de volgende vraagstelling beantwoord: Welke aanbevelingen kunnen er gedaan worden aan Technische Unie zodat meer voordeel behaald kan worden uit de ketenintegratie met installateurs, gericht op de verbreding van de dienstverlening en dan met name op het gebied van bouwplaatslogistiek?

Voor het onderzoek zijn drie cases beschreven, geanalyseerd en vergeleken.

Bij de Grolsch bierbrouwerij is een eerste vorm van ketenintegratie te onderscheiden, te weten fysieke integratie. Waar eerder de dienstverlening stopte bij het afleveren van de goederen op één plek op de bouwplaats, zijn bij deze case 30 afleverlocaties op de bouwplaats vastgesteld.

De invulling van de bouwplaatslogistiek wijkt bij deze case verder niet veel af van de traditionele situatie. Waarschijnlijk is de efficiencyverbetering het effect van het afleveren van de materialen op meerdere plaatsen op het bouwproject, aangezien deze factor het meest afwijkt van de traditionele situatie. Hiermee hangt samen dat de communicatie tussen de groothandel en de installateur intensief was, waardoor de aflevering van de materialen op elkaar afgestemd kon worden. De ordercompleetheid voor de Grolsch bierbrouwerij was iets hoger dan bij een traditioneel project, dit mede dankzij de frequente communicatie en het veelvuldig plannen van de actuele materiaalstromen.

De tweede case is het UMC Radboud ziekenhuis te Nijmegen. Bij deze case is sprake van organisatorische integratie; de toeleverancier gaat een ander product leveren. De logistieke functie wordt verlegd van de installateur/producent naar de groothandel. Voor bepaalde producten wordt het KOOP op de bouwplaats neergelegd. Dit voorraadpunt is van de installateur en wordt gerealiseerd met behulp van speciale kasten die op elke verdieping beheerd en bevoorraad worden door TU middels het concept Vendor Managed Inventory. De product mixing functie wordt verplaatst van de installateur naar de groothandel. Het bleek dat voor dit deelproject een efficiency besparing is gerealiseerd van 8% op het aantal benodigde montage uren. Omdat sprake is van organisatorische integratie, kan de customer service aanzienlijk verbeterd worden. Dankzij EDI op de bouwplaats is veel informatie uitwisseling.

Doordat in de voorbereidingsfase informatie is uitgewisseld over de te gebruiken materialen, is de leverbetrouwbaarheid van de groothandel voor dit project hoog. Dit is te danken aan het feit dat de samenwerking tussen de twee partijen al in een vroeg stadium plaats vond.

De inrichting van het Gelre ziekenhuis is bijna identiek aan de inrichting van het UMC Radboud project in Nijmegen. De product mixing functie voor de generieke materialen wordt verplaatst van de installateur naar de groothandel. Wanneer de werkzaamheden op de verdieping zijn afgerond, worden de kasten meegenomen naar de volgende verdieping.

Doordat het Gelre ziekenhuis in Apeldoorn gebouwd wordt en daar geen Overslagpunt is, worden de materialen vanuit het Overslagpunt in Deventer geleverd. Verwacht wordt dat een extra vrachtwagen ingezet moet worden om dit project te kunnen bevoorraden. Het plan is om de regie voor het Gelre ziekenhuis identiek te laten verlopen aan de regie van het Radboud ziekenhuis Nijmegen. Doordat geen elektronische data uitwisseling (EDI) is, bestaat de

(5)

mogelijkheid dat de informatie uitwisseling betreffende voorraadstatus en (historische) verkopen niet optimaal is.

Het blijkt dat elk bouwproject haar eigen unieke karakteristieken heeft, waar een eigen optimale invulling van bouwplaatslogistiek bij hoort. Daardoor is het noodzakelijk dat de groothandel bij elk nieuw bouwproject de karakteristieken nauw bestudeert en bekijkt welke vorm van bouwplaatslogistiek daar het beste bij aansluit. Voor de volgende vooronderstellingen zijn aanwijzingen gevonden die de stellingen positief ondersteunen. Deze vooronderstellingen kunnen als richtlijnen gebruikt worden bij de invulling van bouwplaatslogistiek.

¾ Bij een verticaal bouwproject moeten veel voorraadpunten worden aangehouden.

¾ Een bouwproject waar veel monteurs werkzaam zijn vraagt om veel voorraadpunten.

¾ Een bouwproject waarbij materialen gebruikt worden waarvan de materiaalcomplexiteit relatief hoog is vraagt om een sterkere samenwerkingsvorm tussen de groothandel en de installateur dan bij materialen met een lage materiaalcomplexiteit.

Verder wordt een vervolgonderzoek aangeraden, waarbij het is aan te bevelen de financiële afhandeling, gepaard met de kosten mee te nemen. In dit onderzoek zijn een aantal vooronderstellingen geformuleerd, die getoetst kunnen worden in een eventueel vervolgonderzoek.

¾ Wanneer een grote afstand afgelegd moet worden naar de bouwplaats (afstand OverslagPunt - bouwplaats groter dan 10 kilometer) zal een andere vorm van voorraadbeheersing toegepast worden dan bij een kleine afstand.

¾ Bij elke grootte bouwoppervlakte (bij utiliteitsprojecten) zal het neerleggen van de voorraadbeheersing bij de groothandel een performance verbetering opleveren.

De verwachting is dat dit voornamelijk terug te zien is in de efficiencyverbetering.

¾ Het aangaan van een samenwerkingsverband zal een totale performance verbetering opleveren voor het betreffende bouwproject.

Uiteindelijk draait het concept ketenintegratie om samenwerking tussen twee of meerdere partijen in de waardeketen. De samenwerking tussen de groothandel en de installateur komt tot uiting in de vorm van bouwplaatslogistiek. Voortbordurend op de laatste vooronderstelling, worden een aantal voorschriften uiteengezet die terug te vinden zijn in de literatuur. Openheid, beloftes, invloed, vaardigheden, karakteristieken van de klant en de projectorganisatie worden als belangrijke factoren genoemd. (Voordijk, 1994) Om deze condities te kunnen creëren, beschrijven Halman en Braks (1999) drie basis principes van een project alliantie. Dankzij goede afspraken in een contract, heeft elke partij evenveel baat bij een goede afronding van het project. Een project alliantie heeft een kenmerkende samenstelling, namelijk een Alliance Board, een Project Management Team en subcontractors. Indien de samenwerking goed is bevallen voor beide partijen, kan hier een co-makership uit voortvloeien. Doordat het een langdurig samenwerkingsverband betreft, komt in deze relatie de nadruk te liggen op het beheersen van de kosten in plaats van het onderhandelen over de prijs. En juist de toenemende concurrentie en marktvereisten die verder gaan dan de prijs vraagt om deze verregaande samenwerking, waarbij de traditionele scheiding wordt opgeheven tussen ontwerpende en uitvoerende partijen. Op deze manier kan een wederzijds zakelijk voordeel behaald worden.

(6)

Inhoudsopgave

Inleiding__________________________________________________________________ 8 H 1 Beschrijving van de organisatie___________________________________________ 10 1.1 Organisatiestructuur ________________________________________________________ 10 1.2 Producten / diensten_________________________________________________________ 10 1.3 Organisatiebeleid / strategie __________________________________________________ 11 1.4 Achtergrond opdracht _______________________________________________________ 12 1.5 Conclusie __________________________________________________________________ 13

H 2 Onderzoeksopzet _______________________________________________________ 14 2.1 Probleemstelling ____________________________________________________________ 14 2.2 Onderzoeksmethode_________________________________________________________ 15 2.3 Afbakening ________________________________________________________________ 17 2.4 Theoretische concepten ______________________________________________________ 18 2.5 Conclusie __________________________________________________________________ 20

H 3 Beschrijving bouwproces ________________________________________________ 21 3.1 Eigenschappen bouwproject __________________________________________________ 21 3.2 Bouwfases _________________________________________________________________ 21 3.3 Karakteristieken bouwproject ________________________________________________ 23 3.4 Conclusie __________________________________________________________________ 25 H 4 Bouwplaatslogistiek ____________________________________________________ 26

4.1 Trends in de bouw __________________________________________________________ 26 4.2 Raamwerk Ribbers en Verstegen ______________________________________________ 27 4.3 Performance _______________________________________________________________ 31 4.4 Vooronderstellingen _________________________________________________________ 32 4.5 Conclusie __________________________________________________________________ 34

H 5 Drie case studies; Beschrijving en analyse __________________________________ 35 5.1 Case 1_____________________________________________________________________ 35 Grolsch bierbrouwerij in Enschede in vergelijking met de traditionele situatie ___________ 35 5.2 Case 2_____________________________________________________________________ 43 UMC Radboud ziekenhuis Nijmegen ______________________________________________ 43 5.3 Case 3_____________________________________________________________________ 51 Gelre ziekenhuis Apeldoorn _____________________________________________________ 51 5.4 Conclusie __________________________________________________________________ 56 H 6 Within case analyse ____________________________________________________ 59

6.1 Grolsch bierbrouwerij Enschede ______________________________________________ 59 6.2 UMC Radboud ziekenhuis Nijmegen ___________________________________________ 61

(7)

6.3 Gelre ziekenhuis Apeldoorn __________________________________________________ 62 6.4 Conclusie __________________________________________________________________ 62

H 7 Cross cases analyse ____________________________________________________ 64 7.1 Kunnen de vooronderstellingen getoetst worden aan de hand van de drie cases?_______ 64 7.2 Kloppen de gemaakte vooronderstellingen? _____________________________________ 68 7.3 Wat kan gezegd worden over de mogelijke FIT? _________________________________ 72 7.4 Conclusie __________________________________________________________________ 74 H 8 Conclusie en aanbevelingen _____________________________________________ 77

8.1 Conclusie __________________________________________________________________ 77 8.2 Aanbevelingen______________________________________________________________ 83 Literatuurlijst_______________________________________ Error! Bookmark not defined.

Bijlage I Structuur Sonepar ___________________________ Error! Bookmark not defined.

Bijlage II Organogram Technische Unie_________________ Error! Bookmark not defined.

Bijlage III Specificatie Afleverlocaties UMC Radboud ______ Error! Bookmark not defined.

(8)

Inleiding

“Het is een wonder dat er überhaupt nog iets gerealiseerd wordt op de bouw. Het enige wat logistiek goed verloopt, is de aanvoer en verwerking van betonspecie, want dat wordt hard als je moet wachten.”

70% van de participanten in een bouwproject beschouwt de slechte afstemming van tijdstip, afleverplaats en hulpmiddelen voor laden en lossen als reden voor te hoge kosten of te lage kwaliteit. Kenmerkend in de bouw is dat bij de planning nauwelijks rekening wordt gehouden met de bundeling van goederenstromen, wat resulteert in materialen die half op straat, half op de bouwplaats gelost worden. Over het algemeen kan gesteld worden dat het centrale logistieke probleem in bouwketens bestaat uit hoe, wanneer en in welke hoeveelheden bouwmaterialen naar de werkplekken kunnen worden getransporteerd. (vLM-kiemgroep, 2004) Vreemd genoeg wordt de logistieke organisatie van een bouwproject zelden opgenomen in een bouwplan, waardoor dubbele en overbodige handelingen in de keten aan de orde van de dag zijn. De afgelopen jaren echter, is de bouwindustrie tot het inzicht gekomen dat de kosten geoptimaliseerd moeten worden. Een manier om dit te bereiken is het toepassen van ketenintegratie. Al vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw wordt de logistieke functie in een organisatie apart betrokken. Alle activiteiten die binnen een organisatie plaatsvinden voor planning, uitvoering en besturing van de goederenstroom vallen sindsdien onder een gezamenlijke afdeling. Een logische stap in de ontwikkeling van de logistiek is ketenintegratie. Hierbij is het noodzakelijk om over de grens van de eigen organisatie heen te kijken. Door de materiaal- en informatiestromen in de voortbrengingsketen met elkaar te verbinden kan voordeel behaald worden op logistieke parameters zoals efficiency, betrouwbaarheid, informatie, flexibiliteit, orderdoorlooptijd en productverkrijgbaarheid.

(Slack et al, 1998)

Technische Unie is een technische groothandel die levert aan installateurs. Tijdens verschillende bouwprojecten werd duidelijk dat de processen veel beter op elkaar afgestemd konden worden en dat daarmee kosten konden worden bespaard. Installateurs kunnen de groothandel passeren door rechtstreeks in te kopen bij de toeleverancier. Hierbij loopt de groothandel omzet mis, waardoor het voor hen steeds aantrekkelijker wordt om een andere strategie toe te passen. Ook TU begreep het voordeel van integratie van de processen in de waardeketen. Technische Unie is ertoe overgegaan om de gehele logistieke dienstverlening voor haar rekening te nemen. De materialen worden niet alleen op de bouwplaats geleverd maar ook op de desbetreffende afdeling. De achterliggende gedachte hiervoor is dat bij de productielijn van bijvoorbeeld een auto, eenvoudig een parallel getrokken kan worden naar de productielijn van een groot bouwproject. De bouwplaats kan onderverdeeld worden in een productiehal, lokaal magazijn en een bedrijfsbureau. De verantwoordelijkheid voor de voorraden in het magazijn kan door de aannemer daar neergelegd worden waar de toegevoegde waarde het grootst is. Deze toegevoegde waarde wordt gevormd door het zo efficiënt mogelijk beschikbaar hebben van de voor de productie (bouw) benodigde grondstoffen. (materialen) De aannemer weet precies welke materialen in welke bouwfase nodig zijn en koopt materieel en arbeid in voor de verschillende werkzaamheden. Op deze wijze kan ook voor de aanleverfaciliteiten een parallel getrokken worden met die van een autoproducent. Meestal beschikt deze over aanleverdocks waar toeleveranciers op afgesproken tijden de bestelde goederen aanleveren. Wanneer de leverancier op het afleveradres aankomt, meldt deze zich bij de portier/goederenontvangst. Deze kan vaak eenvoudig gevonden worden dankzij de bordjes waarop staat aangegeven waar men zich moet melden. Dankzij deze parallel kan in het logistieke model voor de bouw ook de

(9)

aanvoerlogistiek opgenomen worden. Het blijkt dat in de bouwindustrie deze veelal buiten beschouwing gelaten wordt, met alle consequenties van dien.

Doordat Technische Unie de processen nu op een andere manier benadert en deze efficiënter uitvoert en overneemt, bespaart de klant volgens haar meer kosten. Een aantal partijen in de keten ontdekt dat het mogelijk is om optimalisatie te behalen uit dergelijke samenwerkingsverbanden. Deze vernieuwende kijk op het bouwproces ontwikkelt zich echter zeer langzaam. Om zeker te zijn van de juistheid van haar benaderingswijze, heeft Technische Unie gevraagd om te onderzoeken op welke wijze zij kan bijdragen aan het efficiënter laten verlopen van de installatieprocessen op de bouw. Bij dit onderzoek worden alleen de groothandel en haar klant (installateur) betrokken. Het doel van het onderzoek is om te komen tot een aantal richtlijnen voor Technische Unie, over welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken. Om tot deze aanbevelingen te komen wordt eerst beschreven hoe een bouwproces kan worden getypeerd en welke karakteristieken een bouwproject bevat. Verondersteld wordt dat deze karakteristieken de optimale vorm van bouwplaatslogistiek beïnvloeden. De combinatie van deze factoren vormt een fit die de uiteindelijke performance van het project bepaalt. Om te kunnen bepalen welke invloed de FIT tussen de bouwplaatslogistiek en de karakteristieken van het bouwproject heeft op de performance, worden drie projecten beschreven die Technische Unie recentelijk heeft uitgevoerd. Er worden een aantal vooronderstellingen uiteengezet over de mogelijke FIT en bij de vergelijking van de drie cases wordt gekeken naar aanwijzingen die de vooronderstellingen ondersteunen. Uiteindelijk worden richtlijnen gegeven voor welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.

(10)

H 1 Beschrijving van de organisatie

Om een beeld te krijgen van de groothandel die centraal staat in dit onderzoek, wordt een kenschets gegeven van Technische Unie. De organisatiestructuur komt aan de orde, tezamen met de producten en diensten die zij levert aan de installateur. Om het beeld compleet te maken wordt een beschrijving van de gehanteerde strategie gegeven. Tot slot wordt in de laatste paragraaf de achtergrond van het onderzoek weergegeven.

1.1 Organisatiestructuur

Technische Unie (TU) is opgericht in 1880 en viert dit jaar haar 125 jarig jubileum. In de afgelopen jaren zijn een aantal dingen veranderd, zo is de groothandel in 1998 samen gegaan met Schotman en Snikkers. Sinds 2000 is Technische Unie volledig dochter van Sonepar S.A.

(Frankrijk), een wereldwijde distributieketen voor technische producten. (Zie bijlage I) In totaal zijn er 1.800 medewerkers werkzaam voor Technische Unie. Het organogram van TU kenmerkt zich als een functionele organisatie, met een sterk hiërarchische karakter. (Zie bijlage II) De directie bestaat uit drie leden, een directeur commercieel, directeur diensten en algemeen directeur. Het centrale kantoor is gevestigd in Amstelveen. De commerciële organisatiestructuur bestaat uit vier onderdelen. Er wordt gewerkt met regiokantoren; midden, west, noord/oost en zuid.

Verder beschikt Technische Unie over twee distributiecentra (DC), in Alphen aan de Rijn (kleine producten) en in Strijen (grote producten). Van daaruit vindt distributie plaats via het landelijke netwerk van 26 Overslagpunten (OP) en 35 servicecentra. In elk servicecentra ligt een basisvoorraad van 7.000 veelgevraagde artikelen.

1.2 Producten / diensten

Technische Unie is een technische groothandel die levert aan de professionele markt van technische installateurs werkzaam in de woningbouw, utiliteit en industrie (65%). Daarnaast zijn de detailhandel en (semi)-overheid klanten van TU (35%). TU levert niet aan de particuliere afnemer. In totaal heeft TU 23.000 klanten. Het bedrijf heeft 240.000 artikelen op voorraad, variërend tot installatiematerialen op het gebied van elektrotechniek, sanitair, verwarming, datacommunicatie en licht. Deze artikelen zijn afkomstig van meer dan 1.200 leveranciers wereldwijd. Daarnaast voorziet TU in dakbedekking, afvoeren, leidingsystemen, gereedschap en stekkerklare producten zoals audio-, video- en elektrische apparatuur (handelsgroep). TU stelt naast de producten ook alle bijbehorende informatie beschikbaar van de verschillende producten. Deze informatie wordt beschikbaar gesteld via de internetsite en via twaalf verschillende gidsen, waarin de prijs en artikelnummer vermeld staan.

De installateur kan de artikelen zowel telefonisch bestellen als per post, fax en Internet. TU is het bedrijf met de grootste internetomzet van Nederland, in 2003 was deze internetomzet ruim

€ 154 miljoen euro. De installateur is altijd klant bij een vast verkoopkantoor van TU. Indien de bestelling telefonisch wordt gedaan, wordt zij doorverbonden met de medewerker van de betreffende productgroep, (elektrotechniek, sanitair, handelsgroep, licht of verwarming) die de bestelling vervolgens aanneemt en in het systeem invoert. TU realiseert een 24-uurs levering aan de klant, met een regel-servicegraad van 97%. (Voor 17:00uur besteld, via internet voor 17:30uur) Met behulp van datatransmissie en computers nemen de distributiecentra de bestellingen direct in behandeling. De orders worden in de twee distributiecentra gepicked en gesorteerd per overslagpunt. ‘s Nachts worden de producten

(11)

vervoerd vanuit de distributiecentra naar het Overslagpunt bij het dichtstbijzijnde verkoopkantoor waar de order is aangenomen. In dit Overslagpunt worden de producten dezelfde dag samengevoegd per klant en vervolgens op route gelegd. Routeschema’s geven aan welke installateurs prioriteit hebben om af te leveren. De vrachtwagens rijden vanaf 7:00 uur naar de klant in een vaste route, zodat de installateur de bestelling op vaste tijdstippen ontvangt. Per dag rijden er ruim 200 vrachtwagens voor TU.

1.3 Organisatiebeleid / strategie

Missie: Technische Unie wil gezien worden als de ‘beste technische groothandel in Nederland’. In de dienstverlening wil de Technische Unie een echte specialist zijn.

Voor het bereiken van de missie zijn vijf maatstaven opgezet:

1. Klantentevredenheid;

TU probeert de klanten steeds meer te overtuigen van het feit dat de prijs slechts één van de factoren is in een transactie en dat hun kenmerk van handelen het zoeken is naar structurele lange termijn oplossingen. Daardoor zijn een aantal klanten kwijt geraakt, daarentegen gaan andere afnemers steeds meer het voordeel van het totaalpakket zien. In 2003 is de omzet van TU gestegen naar bijna € 800 miljoen euro.

2. Leverancierstevredenheid;

De artikelen van TU zijn afkomstig van meer dan 1.200 leveranciers wereldwijd.

De belangrijkste leveranciers van TU zijn de fabrikanten. Voor een (groot) aantal fabrikanten is TU een belangrijke afnemer, waardoor haar onderhandelingspositie sterker wordt. Slechts 1% van de totale groothandel van alle branches behoort tot het grootbedrijf, waar meer dan 100 personen werkzaam zijn. (Jaarboek groothandel 1992, EIM) TU is een groot bedrijf, waardoor zij kan voldoen aan de hoge eisen die de grootschalige producenten stellen aan de groothandelsbedrijven aan wie zij de distributiefunctie en eventueel een gedeelte van de marketingfunctie uitbesteden. Een producent die als doelstelling een landelijke dekkingsgraad heeft, doet een goede keuze om te kiezen voor een groothandel als TU, wiens dekkingsgraad reeds landelijk is. Vervolgens kan de groothandel exclusiviteitrechten opeisen, waardoor een wederzijdse afhankelijkheid gecreëerd wordt. Op deze wijze ontstaan er sterke samenwerkingsverbanden tussen de groothandelsbedrijven en toeleveranciers.

3. Medewerkertevredenheid;

Over het algemeen scoort TU op het gebied van medewerkertevredenheid op alle punten hoger dan het gemiddelde bij bedrijven in Nederland. TU heeft het afgelopen jaar € 2.000.000 euro besteed aan opleiding en training. Op verzoek van de medewerkers en leidinggevenden zijn de bestaande opleidingsactiviteiten kritisch bekeken. Het verzuimpercentage onder de medewerkers blijft dalen. 82% van de medewerkers geeft aan uitermate tevreden te zijn met de informatie die zij ontvangen over het bedrijf. De medewerkers zijn het minst te spreken over het salaris en de werkdruk.

(12)

4. Operationele uitmuntendheid;

Na jaren waarin opbrengst en omzet minder snel stegen dan de kosten, is in 2003 een evenwicht bereikt.

TU werkt aan een verantwoorde verhoging van efficiency en productiviteit. Het marktaandeel van TU vermeerdert bijna elk jaar.

5. Financiële resultaten;

De omzet is het afgelopen jaar gestegen naar bijna 800 miljoen euro, ondanks de economische recessie. De winst is in 2003 meer dan 2,5% gestegen in vergelijking met het jaar ervoor. Vijf procent van de winst is beschikbaar gesteld voor de medewerkers.

(Sociaal jaarverslag Technische Unie, 2003)

1.4 Achtergrond opdracht

In een bouwproces zijn een groot aantal verschillende actoren betrokken. In de praktijk blijkt dat de processen nauwelijks op elkaar afgestemd zijn. De monteurs van de verschillende onderaannemers lopen elkaar in de weg, steigers die door de timmerlieden worden weggehaald, worden vervolgens weer op dezelfde plek opgebouwd door de monteurs.

Technische Unie (TU) is een technische groothandel in het bouwproces, die de trend waarneemt dat zij steeds meer onder druk staat van afnemers om hogere kortingen en dus lagere prijzen aan te bieden. Volgens de organisatie is prijs louter één van de factoren in een transactie en zijn andere elementen minstens net zo belangrijk. TU biedt een bredere dienstverlening aan dan de concurrenten, een nieuwe ontwikkeling hierin is bouwplaatslogistiek. Zoals in de inleiding reeds is beschreven, kan er veel geleerd worden van de auto industrie. De logistieke kosten kunnen beheerst worden door meer regie te hebben over de inkoopfunctie en door de aanvoerlogistiek onderdeel te laten worden van het bouwplan. Op deze manier verandert de functie van opzichter op de bouw in die van logistiek coördinator. De aannemer kan dankzij de huidige communicatiemiddelen vanaf zijn kantoor alle beslissingen nemen om de logistieke stromen rondom een bouwproject zo efficiënt mogelijk in te richten. Verder kan hij de logistiek coördinator direct informeren wat deze wanneer kan ontvangen. De huidige opzichter kan zijn werkdag beter indelen in feitelijk opzicht op de bouw en het beheer van de goederen op de locatie. De opzichter kan ervoor zorgen dat de benodigde materialen voor de verschillende uitvoerders gereed liggen op de plaats van montage. De onderdelen worden niet door de monteur zelf uit het magazijn gehaald, omdat dit ook in een productielijn een negatieve druk geeft op de productiviteit.

(vLM-kiemgroep)

Doordat TU de processen op een andere manier benadert en deze efficiënter uitvoert en overneemt, bespaart de klant volgens TU meer kosten. Steeds meer partijen in de keten ontdekken dat het mogelijk is om optimalisatie te behalen uit samenwerkingsverbanden in de keten. Door de keten effectief en efficiënt te besturen, kan dit leiden tot een verlaging van de integrale kosten in de keten. (Van der Veen, 1998) TU wil weten op welke wijze zij meer voordeel kan behalen uit samenwerkingsvormen in de bouw, in het bijzonder met de installateur. Deze samenwerkingsvormen zijn voornamelijk terug te vinden in de wijze waarop de logistiek op een bouwplaats wordt ingevuld. TU is benieuwd welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.

(13)

1.5 Conclusie

Technische Unie (TU) is een technische groothandel die dit jaar haar 125 jarig jubileum viert.

Zij levert aan de professionele markt van technische installateurs werkzaam in de woningbouw, utiliteit en industrie. In totaal zijn 1.800 medewerkers werkzaam bij de groothandel. Het organogram van TU kenmerkt zich als een functionele organisatie, met een sterk hiërarchische karakter. Technische Unie wil gezien worden als de ‘beste technische groothandel in Nederland’ en de dienstverlening wil zij een echte specialist zijn. Voor het bereiken van de missie hanteert zij vijf maatstaven: klantentevredenheid, leverancierstevredenheid, medewerkertevredenheid, operationele uitmuntendheid en financiële resultaten.

Volgens Technische Unie bespaart de klant meer kosten, doordat zij de processen op een andere manier benadert en deze efficiënter uitvoert en overneemt. De groothandel wil weten op welke wijze zij meer voordeel kan behalen uit samenwerkingsvormen met de installateur.

Deze samenwerkingsvormen zijn voornamelijk terug te vinden in de wijze waarop de logistiek op een bouwplaats wordt ingevuld. TU is geïnteresseerd welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bepaald bouwproject met haar eigen karakteristieken.

(14)

H 2 Onderzoeksopzet

Onderzoeken is het doelbewust en methodisch zoeken naar nieuwe kennis in de vorm van antwoorden op van tevoren gestelde vragen. Om het onderzoek methodisch verantwoord te kunnen uitvoeren, is een onderzoeksplan essentieel. (Verschuren, 1999) In dit hoofdstuk zal de onderzoeksopzet uiteengezet worden, startend met de probleemstelling. De probleemstelling bestaat uit drie componenten: een doelstelling, vraagstelling en de randvoorwaarden. De doelstelling gaat in op de relevantie van het onderzoek, het doel van het onderzoek, en de vraagstelling op het doel in het onderzoek. De randvoorwaarden geven de beperkingen aan, waaraan onderzoeksresultaten en methoden onderhevig zijn. Vervolgens zal in paragraaf 2 de methode van het onderzoek beschreven worden. Doordat het onmogelijk is om alle actoren van het bouwproces binnen het onderzoek te betrekken, wordt in paragraaf 3 een afbakening gemaakt voor het onderzoek. Tot slot worden de gebruikte theorieën kort beschreven in de laatste paragraaf.

2.1 Probleemstelling

In het vorige hoofdstuk is gebleken dat Technische Unie geïnteresseerd is in de mogelijkheid van het toepassen van ketenintegratie in het bouwproces, in het bijzonder op het gebied van bouwplaatslogistiek. Zij zou graag willen weten welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bepaald bouwproject. De doelstelling voor dit onderzoek luidt dan ook:

Het doel van dit onderzoek is richtlijnen geven aan Technische Unie, over welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.

Nu de doelstelling is vastgesteld, kan in de vraagstelling teruggevonden worden wat er onderzocht wordt. (Verschuren, 1999) De vraagstelling voor dit onderzoek is:

Welke richtlijnen kunnen gegeven worden aan Technische Unie, zodat voordeel behaald kan worden uit de ketenintegratie met installateurs, gericht op de verbreding van de dienstverlening en dan vooral op het gebied van bouwplaatslogistiek?

Om de vraagstelling onderzoekbaar te maken zal het geheel opgesplitst worden in kleine, meer overzichtelijke delen. Voor het onderzoek worden een zevental deelvragen gehanteerd.

In de volgende paragraaf wordt in de onderzoeksmethode uitgelegd waarom voor deze deelvragen gekozen is.

1) Hoe is een bouwproces te typeren? (Hoofdstuk 3)

2) Welke karakteristieken heeft een bouwproject? (Hoofdstuk 3) 3a) Wat is bouwplaatslogistiek? (Hoofdstuk 4)

3b) Met welke aspecten kan de vorm van bouwplaatslogistiek beschreven worden?

(Hoofdstuk 4)

4a) Welke organisatorische maatregelen zijn noodzakelijk bij een bepaalde vorm van bouwplaatslogistiek? (Hoofdstuk 5)

4b) Welke gevolgen heeft de gekozen vorm van bouwplaatslogistiek voor de performance? (Hoofdstuk 5)

(15)

5) Kan een verklaring gegeven worden waarom voor een bepaalde vorm van bouwplaatslogistiek gekozen is? (Hoofdstuk 6)

6) Wat is de samenhang tussen de karakteristieken van een bouwproject, vorm van bouwplaatslogistiek en de performance? (Cross case analyse)

7) Welke richtlijnen kunnen gegeven worden over de vorm van bouwplaatslogistiek om meer voordeel te behalen uit de samenwerking met installateurs?

Met als randvoorwaarden:

¾ Het afstudeeronderzoek moet minimaal zes maanden duren

¾ Het onderzoek moet binnen het tijdsbestek van de afstudeeropdracht afgerond zijn.

Gezien deze beperking in tijd moet rekening gehouden worden met de beperking aan diepte en breedte van het onderzoek

¾ Dit onderzoek komt tot stand in opdracht van de Technische Unie. Dit betekent dat er een afweging gemaakt moet worden tussen de wetenschappelijke en praktische relevantie van het onderzoek

¾ Van het onderzoek zal een mondelinge presentatie gehouden worden voor zowel de universiteit als de opdrachtgever

¾ Van het onderzoek moet een schriftelijk rapport opgesteld worden. (Scriptie)

2.2 Onderzoeksmethode

De basis van dit onderzoek is de aanname dat de karakteristieken van een bouwproject de optimale wijze van bouwplaatslogistiek beïnvloedt. De combinatie van de gekozen vorm van bouwplaatslogistiek en de karakteristieken van een bouwproject vormen tezamen een bepaalde FIT. De mate van deze FIT zal de uiteindelijke performance van het project bepalen.

In het onderzoek worden een drietal cases beschreven en geanalyseerd. Voor het beschrijven en analyseren van de cases is het noodzakelijk om te weten hoe een bouwproces tot stand komt. Een bouwproces kent verschillende fases waarbij meerdere actoren betrokken zijn. Om een goede indruk te krijgen van het bouwproces en de fases waarbij de installateur en de groothandel in actie komen, wordt eerst beschreven hoe een bouwproces kan worden getypeerd. Elk bouwproject is uniek en kenmerkt zich met meerdere karakteristieken die van invloed kunnen zijn op de juiste vorm van bouwplaatslogistiek. De volgende stap is het beschrijven van deze karakteristieken, zodat deze voor elk bouwproject ingevuld kunnen worden. Die vooronderstellingen zijn geformuleerd op basis van logische beredenering en verkregen informatie uit interviews. Daarna wordt het begrip bouwplaatslogistiek uitgewerkt;

de karakteristieken van het bouwproject met de bijbehorende vorm van bouwplaatslogistiek hebben invloed op de gehele waardeketen. Deze invloeden kunnen opgedeeld worden naar de vier aspecten van het raamwerk van Ribbers en Verstegen te weten, inrichting, productie &

beheersing, relatie en informatie. Elk aspect is op te delen in variabelen die invloed hebben op het betreffende aspect. Verondersteld wordt dat de combinatie van de gekozen vorm van bouwplaatslogistiek en de karakteristieken van het bouwproject samen een bepaalde fit vormen, die de uiteindelijke performance bepaalt. Deze performance is op te delen in efficiency, informatie, flexibiliteit en productverkrijgbaarheid. Bij aanvang van het onderzoek zullen een aantal vooronderstellingen geformuleerd worden over de FIT tussen bepaalde karakteristieken en de vorm van bouwplaatslogistiek. In dit onderzoek worden drie cases

(16)

beschreven en geanalyseerd. Twee projecten heeft TU recentelijk uitgevoerd (Grolsch bierbrouwerij en UMC Radboud ziekenhuis). De laatste case is het Gelre ziekenhuis, dit project wordt in april 2005 gestart. De verschillende scenario’s van bouwplaatslogistiek worden aan de hand van het raamwerk van Ribbers en Verstegen beschreven. Vervolgens wordt voor elke case de performance beschreven aan de hand van de vooropgestelde indicatoren. Uiteindelijk worden deze drie cases vergeleken en geanalyseerd om te onderzoeken of er aanwijzingen gevonden worden die de eerder geformuleerde vooronderstellingen ondersteunen. Daarnaast wordt op basis van deze analyse geprobeerd nieuwe veronderstellingen te vormen over welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.

In onderstaand figuur 2.1 wordt het één en ander schematisch weergegeven.

Figuur 2.1 Onderzoeksopzet

Het onderzoek wordt benaderd als een ‘case study research’. (Yin, 1984) Een case study research is een onderzoeksmethode die zich focused op het begrijpen van de dynamiek die voorkomt in afzonderlijke cases. Case studies kunnen een of meerdere cases zijn, met een verschillend analyse niveau. In een case studie worden verschillende methodes om data te verzamelen gecombineerd, zoals interviews, vraaglijsten, observaties en archieven. De data kunnen zowel kwalitatief (woorden) als kwantitatief (nummers, percentages) zijn. Het doel van een case studie onderzoek is het formuleren van een hypothese en/of theorie. Mintzberg merkt op dat ook bij een case studie onderzoek het belangrijk is om een goede onderzoeksvraag te formuleren:

“No matter how small our sample or what our interest, we have always tried to go into organizations with a well-defined focus-to collect specific kinds of data systematically.

The rationale for defining the research question is the same as it is in hypothesis- testing research. Without a research focus, it is easy to become overwhelmed by the volume of data.“

Mintzberg (1979) Karakteristieken

project H 3

Vorm van bouwplaats logistiek H 4

Performance H 5

FIT

(17)

Het onderzoek kan getypeerd worden als een exploratief (verkennend) onderzoek. De kenmerken van de verschillende vormen van bouwplaatslogistiek worden beschreven en daarnaast wordt getracht de relaties tussen de kenmerken te beschrijven. Er wordt naar gestreefd een vooronderstelling te formuleren op welke wijze TU het meeste voordeel kan behalen uit de integratie van de keten, gericht op de verbreding van de dienstverlening aan de installateurs en dan met name op het gebied van bouwplaatslogistiek. In de eerste fase van de afstudeerstage worden er voornamelijk veel open interviews gehouden met verschillende werknemers (meten met prikkels). Op deze wijze wordt getracht een indruk te krijgen van de organisatie en een conceptueel model te ontwikkelen van de richting waar het onderzoek naartoe gaat. Naarmate de richting van het onderzoek duidelijker wordt, worden er semi- gestructureerde interviews afgenomen. Van tevoren wordt er een interviewschema opgesteld, maar tijdens het interview is er ook ruimte voor andere vragen die aan de orde komen.

(Baarda en de Goede, 1997) Om tot een antwoord van de probleemstelling te komen, worden verschillende bronnen aangeboord. Als eerste documenten, zoals boeken, rapporten, verslagen en al eerder geschreven scripties. Doordat het onderwerp van het onderzoek zeer actueel is in de bouwwereld, wordt er gebruik gemaakt van de media, zoals financiële dagbladen en gespecialiseerde tijdschriften. Daarnaast is een belangrijke bron van het onderzoek ‘het veld’, de werkelijkheid. Gedacht moet worden aan het afnemen van interviews en het bijwonen van vergaderingen tussen de groothandel en haar klanten. Al snel werd uit de vergaderingen en afgenomen interviews duidelijk, dat het bijna onmogelijk is om kwantitatieve gegevens boven water te halen over performance verbeteringen. De installateur blijft de klant van de groothandel en er wordt een groot commercieel spel gespeeld dat draait om marges en kortingen. Het prijsgeven van de kwantitatieve cijfers van de efficiencyverbeteringen die de ketenintegratie te weeg brengt, zal de hele branche veranderen.

2.3 Afbakening

Het bouwproces is een proces waar veel actoren bij betrokken zijn, daardoor zal een afbakening gemaakt worden voor dit onderzoek. Het onderzoek richt zich alleen op de Nederlandse markt. De DC’s worden buiten beschouwing gelaten. Daarnaast zal het onderzoek zich specifiek richten op de installatiefase in de bouw. Bij de aspecten die invloed hebben op bouwplaatslogistiek worden de financiële afhandelingen en voorwaarden niet meegenomen. De mogelijkheden voor integratie binnen de keten wordt alleen bekeken tussen de ‘schakel’ groothandel en installateur. De installateur is de klant van de groothandel. De opdrachtgever van de installateur wordt buiten beschouwing gehouden. In het onderzoek wordt de installateur erbij betrokken, het resultaat hangt echter af van de bereidheid van de klant om mee te werken en gegevens prijs te geven. Dit hangt weer samen met de mate van vertrouwen tussen de groothandel en de installateur.

Vereenvoudigde waardeketen:

Het systeem waarnaar gekeken wordt bevat de groothandel en de installateur.

De onderzochte groothandel in deze keten is Technische Unie. Een onderneming wordt tot de groothandel gerekend indien ze voor eigen rekening goederen verhandelen die niet in de eigen

Grondstof Fabrikant Groothandel Installateur

(18)

onderneming zijn vervaardigd en deze niet afzetten aan de particuliere markt. De functie van een groothandel ligt in het zo goed mogelijk overbruggen van het spanningsveld tussen voortbrenging en verbruik of aanbod en vraag op een viertal aspecten, namelijk het tijds-, plaats-, hoeveelheids-, en hoedanigheidaspect. (EIM, 1984) Deze groothandel verzorgt zowel de informatievoorziening van de materialen, als de inkoop van de goederen zoals opslag, verkoop en distributie. TU kenmerkt zich door een informele benadering van de grotendeels kleine installateurs. Slecht af en toe zijn de afnemers middelgrote installateurs met grote projecten. TU heeft transport in eigen beheer, en zij geeft aan dat de reden hiervoor is dat de serviceverlening beter gewaarborgd kan worden dan bij vreemd vervoer. Verder is op deze manier direct contact met de klanten dat als waardevolle bron van informatie kan dienen. De groothandel is een landelijk opererende organisatie, die werkt met regiokantoren. Elk regiokantoor heeft zijn klanten binnen een straal van tientallen kilometers en is daardoor sterk regionaal gebonden, wat als klantbindend element wordt beschouwd.

De middelgrote installateurs met grote projecten worden in dit onderzoek betrokken. Binnen de installatietechniek is onderscheid aan te brengen tussen werktuigbouwkundige (W) en elektronische (ET) werkzaamheden. De werkzaamheden van de installateur kunnen worden onderscheiden in Service & onderhoud en Projecten. De projecten worden voornamelijk in de utiliteitsbouw uitgevoerd. Onder utiliteitsbouw wordt het bouwen van alle mogelijke gebouwen verstaan, die een algemeen nuts - karakter hebben zoals; scholen, kerken, kantoren, ziekenhuizen, fabrieken enzovoorts. Volgens Hendriks betreft utiliteitsbouw gebouwen waarvan het ruimtelijke ontwerp in hoofdzaak wordt bepaald door de machines en werktuigen waarvoor ze bestemd zijn. (Van den Berg, 1990) Een bouwproject bestaat voor een installateur uit een arbeidspost en een materiaalpost. Tot de arbeid worden directe arbeidsuren (monteurs uren) en indirecte arbeidsuren (werkvoorbereiding, engineering en calculatie) gerekend. Wanneer de kosten die de opdrachtgever moet betalen voor installatiewerk gelijk worden gesteld aan 100%, vormen de kosten van directe arbeid bij de installateur ruim 35%.

Dit is een aanzienlijk groot aandeel, aangezien de totale arbeidskosten in de keten ongeveer 45% bedragen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat door het efficiënter maken van het installatiewerk, de totale kosten in de keten sterk gereduceerd kunnen worden. Maatregelen die het installatiewerk bij uitvoering makkelijker maken, zijn daardoor snel rendabel. (SLIM werkgroep, 1997)

De bouw omvat onder meer de deeltakken institutionele bouw (kantoorcomplexen, ziekenhuizen, stations), woningbouw (wijken, individuele woningen) en infrastructurele bouw (autowegen, spoorwegen). Dit onderzoek richt zich op de deeltak institutionele bouw.

2.4 Theoretische concepten

“ Logistiek is een onderdeel van het beheersen en het besturen van een onderneming. Het is gericht op overbrugging van tijd en afstand in het productie- en distributieproces. Goede logistiek is erop gericht de totale kosten van de onderneming zodanig te beïnvloeden dat een optimaal ondernemingsresultaat verkregen wordt. ” (Veelenturf en Hugler, 1995)

In hoofdstuk 1.4 werd al de parallel van de auto industrie en de bouwindustrie getrokken.

Als je dit breder trekt, leidt dat tot het idee dat bouwplaatslogistiek veel weg heeft van productielogistiek (in het bijzonder met het inkomende en intern logistieke gedeelte). Niet alleen in het ontwikkelingspad dat het zou moeten volgen, maar ook voor wat betreft de uitvoering van praktische logistieke processen. De totale kosten van de keten kunnen verlaagd worden dankzij de integratie van de processen in de waardeketen. Getracht wordt een

(19)

optimale afstemming te bereiken tussen leveranciers, producenten en afnemers, om zo de totale kosten in de keten terug te dringen. Supply chain management biedt verladers en logistieke dienstverleners handgrepen om logistieke processen met partners in de keten af te stemmen. Op deze wijze kunnen kwaliteit en kosten beheerst worden in de voortbrengingsketen,door de goederen- en informatiestromen op elkaar af te stemmen Bij toepassing van integrale logistiek wordt gestreefd naar een economischer gebruik van tijd en route die een product aflegt tussen grondstof en consument. De activiteiten van de afzonderlijke schakels worden op elkaar afgestemd, ten behoeve van planning, besturing en uitvoering van logistieke processen. Het uiteindelijke doel is een integrale besturing van de goederenstroom, vanaf de aanvoer van materialen bij de eerste meest ‘stroomopwaarts’

gelegen actor tot en met de aflevering aan de klant, de laatste actor. (Voordijk, 1994) De logistieke prestatie van een onderneming wordt op deze manier verbeterd, doordat de kosten verlagen dankzij de reductie van de complexiteit van de logistieke processen. Er wordt getracht de logistieke processen beter op elkaar te laten aansluiten door overbodige handelingen te voorkomen. Daarnaast wordt het customer service niveau verbeterd, ook wel leveringsbetrouwbaarheid genoemd. Hiermee wordt de prestatie van het bedrijf richting de markt bedoeld, waarbij getracht wordt de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren door gebruik te maken van informatie uit de keten. Er zijn verschillende vormen van ketenintegratie te onderscheiden te weten; fysieke integratie, informatie integratie (ten behoeve van het primaire proces), integratie op organisatorisch niveau en integratie op besturingsniveau. (Van Goor et al., 1989)

Een groot deel van het onderzoek wordt gebaseerd op het onderzoek van het SLIM project.

Uit onderzoeken van dit SLIM project kwam naar voren, dat de groothandel efficiency kan brengen in de fysieke toelevering aan bouwprojecten, door bundeling van transport en vermindering van ontvangst activiteiten op de bouwplaats. Hierbij wordt onder efficiency verstaan: de verhouding tussen de werkelijk gemaakte kosten en gebrachte offers en de kosten/offers die als norm zijn gesteld. (Veelenturf en Higler, 1995)

Daarnaast is uit dit onderzoek gebleken dat de groothandel de bestellingen efficiënter plaats dan de installateur, omdat de eerste als kernactiviteit het bestellen van goederen heeft. (SLIM werkgroep, 1997)

Voor het onderzoek wordt als raamwerk het logistiek concept van Ribbers en Verstegen gebruikt. Om op planmatige wijze tot een verbetering van de logistieke performance te komen, kan een logistiek concept ontwikkeld worden. Dit logistiek concept kan gezien worden als een blauwdruk van de gewenste inrichting van de logistieke functie. Door middel van het ontwikkelen van een dergelijk concept, wordt de integrale benadering van de verschillende aandachtsgebieden veiliggesteld. In het ontwerpgedeelte worden aanbevelingen gedaan die noodzakelijk zijn om het logistieke concept beter in te richten. Een logistiek concept (LC) ontwikkelen kost tijd, maar garandeert wel een integrale benadering en een raamwerk voor een gecoördineerd actieplan. De integrale benadering wordt veiliggesteld, doordat over alle bedrijfsfuncties heen de mogelijke verbeteringsalternatieven in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld. Hiervoor worden vier verschillende aandachtsgebieden onderscheiden, waarbinnen verbeteringsmaatregelen mogelijk zijn. In dit onderzoek worden specifiek de ontwikkelingen van bouwplaatslogistiek in kaart gebracht (verschillende cases), samen met de bijbehorende consequenties voor de verschillende aspecten van de organisatie. Deze aspecten kunnen opgedeeld worden in inrichting, planning

& beheersing, relatie en informatie. (Ribbers en Verstegen, 1989)

(20)

2.5 Conclusie

Het onderzoek wordt benaderd als een ‘case study research’. (Yin, 1984) Een case study research is een onderzoeksmethode die zich focused op het begrijpen van de dynamiek die voorkomt in afzonderlijke cases. Daarnaast kan dit onderzoek ook getypeerd worden als een exploratief onderzoek. De kenmerken van de verschillende vormen van bouwplaatslogistiek worden beschreven en daarnaast wordt getracht de relaties tussen de kenmerken te

beschrijven. De doelstelling voor dit onderzoek is:

‘Het doel van dit onderzoek is richtlijnen geven aan Technische Unie, over welke vorm van bouwplaatslogistiek het beste past bij een bouwproject met bepaalde karakteristieken.’

Met als vraagstelling:

‘Welke richtlijnen kunnen gegeven worden aan Technische Unie, zodat voordeel behaald kan worden uit de ketenintegratie met installateurs, gericht op de verbreding van de

dienstverlening en dan vooral op het gebied van bouwplaatslogistiek?’

De basis van dit onderzoek is de aanname dat de karakteristieken van een bouwproject de optimale wijze van bouwplaatslogistiek beïnvloedt. De combinatie van de gekozen vorm van bouwplaatslogistiek en de karakteristieken van een bouwproject vormen tezamen een bepaalde FIT. De mate van deze FIT zal de uiteindelijke performance van het project bepalen.

In het onderzoek worden een drietal cases beschreven en geanalyseerd. Bij aanvang van het onderzoek zullen een aantal vooronderstellingen geformuleerd worden over de FIT tussen bepaalde karakteristieken en de vorm van bouwplaatslogistiek. Voor deze vooronderstellingen zal gekeken worden of er aanwijzingen gevonden worden die de eerder geformuleerde vooronderstellingen ondersteunen. Verder worden nieuwe vooronderstellingen geformuleerd over de mogelijke FIT .

Het onderzoek richt zich alleen op de Nederlandse markt. De DC’s worden buiten beschouwing gelaten en het onderzoek richt zich specifiek op de installatiefase in de bouw.

Bij de aspecten die invloed hebben op bouwplaatslogistiek worden de financiële afhandelingen en voorwaarden niet meegenomen, waaruit naar voren kwam dat de groothandel efficiency kan brengen in de fysieke toelevering aan bouwprojecten, door bundeling van transport en vermindering van ontvangst activiteiten op de bouwplaats.

Hiermee samenhangend is de theorie over ketenintegratie, waarbij gezegd wordt dat de totale kosten van de keten verlaagd kunnen worden dankzij de integratie van de processen in de waardeketen. Op deze manier wordt getracht een optimale afstemming te bereiken tussen leveranciers, producenten en afnemers, om zo de totale kosten in de keten terug te dringen.

Voor het onderzoek wordt als raamwerk het logistiek concept van Ribbers en Verstegen gebruikt, waarbij vier verschillende aandachtsgebieden worden onderscheiden waarbinnen verbeteringsmaatregelen mogelijk zijn. De ontwikkelingen van bouwplaatslogistiek worden via een drietal cases in kaart gebracht, samen met de bijbehorende consequenties voor de verschillende aspecten van de organisatie. Deze aspecten kunnen opgedeeld worden in inrichting, planning & beheersing, relatie en informatie.

(21)

H 3 Beschrijving bouwproces

Voor het beschrijven en vergelijken van de cases is het noodzakelijk te weten hoe een bouwproces tot stand komt. Een bouwproject heeft een aantal specifieke eigenschappen die van belang zijn bij een goede logistieke invulling ervan. Het hoofdstuk begint met het uiteenzetten van deze eigenschappen. In de tweede paragraaf worden de bouwfases beschreven die een bouwproject doorgaat totdat het voltooid is. Hierbij wordt aangegeven vanaf welke fase de groothandel in het proces komt. Tot slot worden de karakteristieken van een bouwproject die in dit onderzoek worden benaderd beschreven in paragraaf 3.3.

In dit hoofdstuk worden de volgende deelvragen behandeld:

1) Hoe is een bouwproces te typeren?

2) Welke karakteristieken heeft een bouwproject?

3.1 Eigenschappen bouwproject

Een eigenschap van een bouwproject is dat een bouwkundig werk een projectgewijze productie is met voornamelijk een eenmalig karakter, waardoor een hoge onzekerheid bestaat.

In elk bouwproces participeren dezelfde actoren, maar de omstandigheden en de betrokken organisaties veranderen. Telkens is er een andere opdrachtgever en aannemer en een nieuwe planning. Ook de locatie verandert per bouwproject. Doordat een bouwwerk op locatie wordt uitgevoerd, worden er kosten gemaakt naar en van de locatie. Het is verstandig om rekening te houden met de wijze en planning van aanvoer van materialen. Deelbewerkingen die sneller gaan dan het algemene voortgangstempo hebben een grotere werkvoorraad nodig voor dagproductie. In kleine projecten moeten werkzaamheden worden opgespaard om een specialist een volle dag te laten werken. Op deze manier is er voor deze werkzaamheden maar een eenmalige toevoer van materialen nodig in plaats van meerdere keren per week.

Daarnaast wordt er vaak gekozen voor het houden van voorraden op de bouwplaats om verzekerd te zijn van de voortgang van de bouw. Wanneer de leveringen niet op tijd komen, bestaat het risico van vertraging in de voortgang van het project.

Bouwprojecten zijn afhankelijk van weersomstandigheden en de relatief lage winstmarges vragen om extra maatregelen. Om de capaciteiten volledig te benutten en de investeringen in materialen te optimaliseren, is een strakke, tijdkritische planning vereist. (Bresnen, 1990) Hiervoor is noodzakelijk dat er hoge eisen aan communicatie en afstemming tussen de partijen gesteld worden. Er zijn echter vaak afstemmingsproblemen tussen de vele partijen die betrokken zijn bij het bouwproces. Er zijn veel specialismen betrokken, met elk een eigen cultuur en werkwijze. Verder kenmerkt de productie organisatie in de bouw zich door volgtijdig geschakelde deelprocessen; een horizontale productieorganisatie.

(Voordijk, 1994) Dankzij al deze karakteristieken vergt de productie van een bouwkundig werk een specifieke organisatie van de logistieke functie.

3.2 Bouwfases

De bouwsector is een eeuwen oude bedrijfstak. Veel elementen van het Taylorisme zijn terug te vinden in de bouwsector. De werknemers in de bouwsector zijn specialisten, die een klein aantal handelingen zeer doelmatig kunnen verrichten. Er zijn verschillende vakmensen werkzaam: timmerlieden, schilders, installateurs enzovoorts. Elke vakman voert steeds

(22)

dezelfde handelingen uit. De processen zijn uiterst gestandaardiseerd en gespecialiseerd, waar een grote scheiding is tussen denken en doen. Oorspronkelijk waren alle specialisten werkzaam bij een grotere bouwonderneming, maar in de loop der tijd ontstonden er kleine zelfstandige gespecialiseerde onderaannemers. De specialisaties zijn steeds verder toegenomen en daardoor zijn er steeds meer combinaties mogelijk van deelnemende partijen in een bouwproces. De verschillende actoren in een bouwproces zijn de opdrachtgever, architect, ingenieur, aannemer, installateur en groothandel/leverancier.

Het bouwproces start bij de opdrachtgever, die kan variëren van een woningbouwcoöperatie of projectontwikkelaar (professionele opdrachtgever) tot een fabrikant of bewoner (incidentele opdrachtgever). Deze initiatiefnemer laat zijn wensen en behoeften vertalen in een Programma van Eisen, waarin de gebruikseisen, prestaties, functies en voorwaarden staan. Daarna wordt dit Programma van Eisen omgezet in een ontwerp, waarbij architecten en technische adviseurs een rol spelen. Vanuit dit ontwerp worden de kwaliteitseisen en de soort bouwstoffen of –materialen bepaald en vastgelegd in een bestek. Dit bestek bevat doorgaans de beschrijving van het werk, de voorwaarden en bijbehorende tekeningen. Het bestek wordt op de markt gebracht in een aanbestedingsprocedure, waarbij aannemers via een al dan niet openbare inschrijving zich kunnen kwalificeren voor de uitvoering van het project. De opdrachtgever laat het project doorgaans uitvoeren (‘gunnen’) door de aannemer die de laagste prijs aanbiedt, die op zijn beurt probeert om de laagste prijs te krijgen bij de groothandelaren en leveranciers. De bouwindustrie is daardoor erg gefocused op de laagste prijs en heeft weinig oog voor verborgen kosten.

De hoofdaannemer besteedt verschillende onderdelen van de bouw uit aan onderaannemers die gespecialiseerd zijn, zo is er onder andere een opdracht voor de elektrotechnische installaties (E), voor bouwkundige werkzaamheden (ET) en voor verwarming/sanitair (W).

Hierdoor krijgt de hoofdaannemer een dubbelrol; tijdelijk opdrachtnemer voor de initiatiefnemer en tijdelijk opdrachtgever wat betreft de uitbestede onderdelen. Er bestaat geen directe band tussen de opdrachtgever en de onderaannemers, de opdrachtgever heeft alleen met de hoofdaannemer te maken. (Van den Berg, 1990)

Bij aanvang van het bouwproces leggen de ontwerpende partijen een aantal primaire keuzen vast die gevolgen hebben voor de organisatie van de logistieke processen tijdens de uitvoeringsfase. Deze beslissingen hebben betrekking op de verwerving van diensten en materialen, de inrichting van de bouwplaats en de inschakeling van middelen voor verticaal en horizontaal transport. De uitvoeringsfase start met het (tijdelijk) inrichten van het bouwterrein, waarbij gedacht moet worden aan kantoorruimtes voor de opzichters, een opslagplaats voor bouwstoffen en materiaal containers. Vervolgens wordt begonnen met het grondwerk, fundering en ruwbouw, de fase waarin de staalconstructie geplaatst wordt. De volgende stap is de binnenafbouw, hier worden de binnenmuren gemetseld, de stelkozijnen geplaatst en het dak dichtgemaakt. In deze fase worden onder andere de systeemwanden en de technische installaties aangebracht. Materialen moeten aangeleverd worden en de groothandel is in deze fase van het bouwproces volop in actie. De toelevering van materialen kan zowel direct als indirect plaatsvinden. Directe leveringen zijn leveringen waarbij de groothandel gepasseerd wordt door de fabrikant. Doorgaans gebeurt dit bij grote leveringen, waarbij meestal hogere kortingen worden bedongen doordat een tussenstation gepasseerd wordt. De meeste leveringen zijn echter indirect en worden door de installateur geplaatst bij de groothandel. Na dit stadium wordt het bouwproject opgeleverd en officieel aan de opdrachtgever overgedragen. Indien de werkzaamheden verdeeld zijn over meerdere onderaannemers, wordt er meestal een vooroplevering per partij uitgevoerd en uiteindelijk vindt een eindoplevering plaats.

(23)

Toelevering materialen

Toelevering materialen

Figuur 3.1 Traditionele bouwproces (naar: Voordijk 1994)

3.3 Karakteristieken bouwproject

Zoals in de onderzoeksopzet naar voren is gekomen, wordt verondersteld dat de karakteristieken van een bouwproject de optimale wijze van bouwplaatslogistiek beïnvloedt.

Elk bouwproject dat aangegaan wordt, kenmerkt zich met talloze karakteristieken. Het is onmogelijk om alle karakteristieken die van invloed zijn op een bouwproject te behandelen in dit onderzoek. Daarom worden alleen die karakteristieken behandeld waarvan aangenomen wordt dat ze de grootste invloed hebben op de vorm van bouwplaatslogistiek en waarvan verwacht wordt dat de gegevens relatief makkelijk te achterhalen zijn.

1) De eerste karakteristiek die behandeld wordt is de distributierichting van het bouwproject. Wanneer een bouwproject meer dan drie verdiepingen heeft, wordt in dit onderzoek gesproken over een verticaal bouwproject. Een bouwproject met minder dan drie verdiepingen wordt als een horizontaal bouwproject benaderd. De distributierichting van het bouwproject bepaalt de wijze waarop de materialen moeten worden toegeleverd. Het verschil is dat bij een verticaal bouwproject sprake is van zowel verticaal transport (materialen omhoog vervoeren) als horizontaal transport. Dit in tegenstelling tot een horizontaal bouwproject, waar voornamelijk in de breedte gebouwd wordt en dus vooral sprake is van horizontaal transport.

Initiatief Ontwerp Uitvoering Oplevering In gebruik Onderhoud name

Bestek

Uitbesteding

(24)

2) De grootte van het project (oppervlakte in m²) is hiermee nauw verbonden. Immers, bij een bouwproject met een grote oppervlakte zijn meer materialen nodig en moet de groothandel meer materialen afleveren dan bij een klein bouwproject. Wanneer de bouwoppervlakte groter is dan 75.000 m2 wordt gesproken over een grote oppervlakte.

3) Een andere karakteristiek die in dit onderzoek wordt meegenomen is het gemiddelde aantal monteurs die werkzaam zijn op de bouwplaats. Verondersteld wordt, dat het aantal werkzame monteurs op de bouwplaats invloed heeft op de bouwplaatslogistiek.

Het lijkt namelijk logisch dat hoe meer monteurs werkzaam zijn op het bouwproject, des te meer zij elkaar in de weg kunnen lopen. De scheidingslijn ligt bij 50 werkzame monteurs van de installateur op de bouwplaats. Onder de 50 monteurs wordt gesproken van relatief weinig monteurs, boven de 50 werkzame monteurs van relatief veel monteurs.

4) Verder wordt de bereikbaarheid van het project als een belangrijke karakteristiek gezien, omdat dit een groot effect kan hebben op de toelevering van materialen. Uit interviews met logistieke medewerkers van TU is naar voren gekomen dat wanneer de bouwplaats op een kleine afstand van het Overslagpunt ligt, de materialen vervoerd kunnen worden in dezelfde route, met dezelfde vrachtwagen. Indien een langere afstand afgelegd moet worden om de bouwplaats te bereiken, blijkt dat dit gevolgen kan hebben voor de route van de vrachtwagens. Daar komt bij dat bij het afleggen van een langere afstand, het risico bestaat dat de afgesproken levertijden niet gehaald kunnen worden. Vooral wanneer een bouwproject in een stedelijke omgeving ligt, komt de bereikbaarheid van het project onder druk te staan.

5) De tijdsduur van het project wordt meegenomen om de invloed (en overlast) op de omgeving in te kunnen schatten. Immers, wanneer een bouwproject een aantal jaren duurt heeft de omgeving langer overlast van de bouwput en het verkeer er omheen. Bij het aspect ‘relatie’ wordt gekeken of de invulling van de samenwerking tussen de groothandel en de installateur invloed heeft op het uiteindelijk behaalde resultaat.

6) Tot slot kan de materiaalcomplexiteit een aspect zijn die de karakteristieken van een bouwproject beïnvloedt. In dit onderzoek wordt onder een hoge materiaalcomplexiteit verondersteld dat de variëteit van de geleverde producten hoog is en veel speciale installatiematerialen geleverd worden aan de installateur. Gedacht kan worden aan breekbare en complexe artikelen. Bij een hoge materiaalcomplexiteit zijn de materialen afkomstig van veel verschillende leveranciers.

In tabel 3.1 worden de karakteristieken van een bouwproject weergegeven die in dit onderzoek meegenomen worden. De beschrijving van de drie cases start met de invulling van deze tabel, zodat in één oogopslag duidelijk is wat voor soort bouwproject beschreven wordt.

(25)

Karakteristieken bouwproject

Distributie richting (horizontaal/verticaal) Oppervlakte (in m²)

Omvang (in aantal monteurs) Bereikbaarheid

¾ Afstand OP – bouwplaats (in km)

¾ Binnenstedelijk gebied Tijdsduur (in maanden) Materiaalcomplexiteit

Tabel 3.1 Karakteristieken bouwproject

Bij dit onderzoek zullen een aantal vooronderstellingen geformuleerd worden over de verwachte FIT tussen de karakteristieken en de vorm van bouwplaatslogistiek. Deze vooronderstellingen zijn geformuleerd op basis van logische beredenering en verkregen informatie uit interviews. In het volgende hoofdstuk wordt na de introductie van het beschrijvings- en analysekader deze vooronderstellingen uiteengezet.

3.4 Conclusie

In het dit hoofdstuk is getracht het belang te benadrukken van een goede logistieke organisatie van een bouwproject.

De eerste deelvraag luidt: ‘Hoe is een bouwproces te typeren?‘. In de bouwsector zijn veel elementen van het Taylorisme terug te vinden. De werknemers in de bouwsector zijn specialisten die een klein aantal handelingen zeer doelmatig kunnen verrichten. De verschillende actoren in een bouwproces zijn de opdrachtgever, architect, ingenieur, aannemer, installateur en groothandel/leverancier. De opdrachtgever laat het project doorgaans uitvoeren door de aannemer die de laagste prijs aanbiedt, die op zijn beurt probeert om de laagste prijs te krijgen bij de groothandelaren en leveranciers. De bouwindustrie is daardoor erg gefocused op de laagste prijs en heeft weinig oog voor verborgen kosten. De hoofdaannemer besteedt verschillende onderdelen van de bouw uit aan onderaannemers.

Tijdens de binnenafbouw is de technische groothandel volop in actie.

De tweede deelvraag die in dit hoofdstuk is behandeld is: ‘Welke karakteristieken heeft een bouwproject?’ Elk bouwproject dat aangegaan wordt, kenmerkt zich met talloze karakteristieken. Het is onmogelijk om alle karakteristieken die van invloed zijn op een bouwproject te behandelen in dit onderzoek. Daarom worden alleen die karakteristieken behandeld waarvan aangenomen wordt dat ze de grootste invloed hebben op de vorm van bouwplaatslogistiek.

Karakteristieken van het bouwproject die meegenomen worden zijn: distributie richting, oppervlakte, omvang, bereikbaarheid, tijdsduur en materiaalcomplexiteit.

(26)

H 4 Bouwplaatslogistiek

In dit hoofdstuk worden de volgende deelvragen behandeld:

3a) Wat is bouwplaatslogistiek?

3b) Met welke aspecten kan de vorm van bouwplaatslogistiek beschreven worden?

Met andere woorden, het beschrijvings- en analysekader dat gebruikt wordt voor dit onderzoek wordt gepresenteerd. Dit hoofdstuk zal starten met de ontwikkelingen die de bouw de laatste jaren ondergaat die ook van invloed zijn op de invulling van bouwplaatslogistiek.

De vorm van bouwplaatslogistiek die gekozen wordt heeft gevolgen voor de verschillende partijen in de waardeketen. In de tweede paragraaf wordt het raamwerk van Ribbers en Verstegen gepresenteerd die als instrument gaat dienen om de vorm van bouwplaatslogistiek te beschrijven in Hoofdstuk 5. Elk aspect van het raamwerk wordt overzichtelijk gemaakt met behulp van een tabel waarin de variabelen staan die voor elk project anders ingevuld kunnen worden. Vervolgens worden de performance indicatoren beschreven die in het volgende hoofdstuk gebruikt zullen worden om de performance van elke case te analyseren. Tot slot worden de vermoedens uiteengezet die bij aanvang van het onderzoek bestaan over de mogelijke FIT tussen de karakteristieken en de vorm van bouwplaatslogistiek.

4.1 Trends in de bouw

Kenmerkend voor de bouwindustrie is dat de organisatie ervan bijna identiek is aan een halve eeuw geleden. Over het algemeen kan gesteld worden dat er geen grote ontwikkelingen in de organisatie van de bouw plaatsvinden. De laatste paar jaren zijn wel een aantal trends gaande.

Veranderingen op de markt hebben ertoe geleid dat zowel aan bouwprocessen als aan bouwproducten nieuwe kwaliteitseisen gesteld worden. Een belangrijke ontwikkeling is de overgang van een aanbiedermarkt naar een vragermarkt. Anders dan bijvoorbeeld bij productie van fabrieksmatig vervaardigde gebruiksgoederen, worden bouwwerken als regel niet ‘voor de markt’ geproduceerd, maar worden zij op ad–hoc basis tot stand gebracht, in opdracht van en volgens specificatie van een vrager op de bouwmarkt (in uitzondering met de woningbouw). (Van den Berg, 1990) Tegenwoordig wordt alleen dat gebouwd waarvan zeker is dat het in de behoefte van de vrager past, bouwen is puur maatwerk. Dit is in schril contrast met vroeger, toen men ervan verzekerd was dat men alles kon verkopen wat werd gebouwd.

Daarnaast is een grote prijsconcurrentie gaande, met als resultaat dat de rentabiliteit in de bouwindustrie laag is. (Voordijk, 1994) Verder heeft de bouw te maken met belangrijke trends die invloed hebben op de bouwlogistiek:

¾ Later bestellen: 24-uurs leveringen;

¾ Daling ordergrootte van de bestellingen;

¾ Minimalisering van voorraden ter voorkoming van diefstal en schade;

¾ Wisselende planning en van bouwfasen;

¾ Kwaliteitsmanagement waardoor vrachtbrief en ontvangstbon afgetekend moeten worden.

(Bron: DHV Milieu en infrastructuur BV)

Al deze ontwikkelingen hebben onderlinge verbanden. Dankzij de wisselende planning wordt later besteld. Ordergroottes dalen vanwege diefstalpreventie en de vraag naar just in time

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Species composition of permanent quadrats at the Schiepersbergcomplex (Koeberg) in 2012.. Treatments: c= control,

Nunhems Herman Hermans Haelen. Nunhems Paul Posthoorn

As far as the fact pattern of seeking to exercise a right after an extended period of time is concerned, a right does not automatically terminate merely because an

Daarnaast bleek het verzamelen van deze gegevens zeer tijdrovend, omdat de gegevens voor ieder gebouw apart moeten worden opgevraagd en we daarbij afhankelijk zijn van derden en

• de betrokkenen voelen aan dat als ze dit thema verder gaan onderzoeken en meer aandacht geven, dat het betrokken systeem (team, organisatie, samen- werkingsverband)

Zo stelt de Hoge Raad dat – wanneer het binnen een VvE gebruikelijk is om bijvoorbeeld een besluitenlijst of notulen van een vergadering rond te sturen – uitgangspunt is

A priori is het natuurlijk ook erg onwaarschijnlijk dat de nu geponeerde steHingJuist zou zijn: waarom zou een markt geen geschIkt aHocatiemechänisme voor energie